• No results found

Aantal voorschriften bij medicijngebruik

6.7.1 Aantal voorschriften bij medicijngebruik per herkomstgroep Verschillen tussen allochtonen en autochtonen kunnen ook tot uiting komen in het aantal medicijnen dat patiënten krijgen voorgeschreven in de huisartspraktijk. Uit eerder onderzoek blijkt dat allochtonen meer medicijnen krijgen voorgeschreven dan autochtonen (Uiters et al., 2006b). Het aantal voorschriften is onderzocht bij patiënten met ten minste één medicatievoorschrift in de huisartspraktijk in 2003. Kijken we naar deze patiënten, dan ging het gemiddeld om 5 recepten per jaar. Figuur 6.9 geeft een overzicht van het aantal voorschriften voor medicijnen in 2003 per herkomstgroep. Iets meer dan 40% van de patiënten tot 55 jaar met medicijnen krijgt 1 of 2 voorschriften per jaar. Dit percentage ondersteunt eerdere bevindingen dat artsen in Nederland over het algemeen terughou-dend zijn bij het voorschrijven van medicijnen in vergelijking tot andere Europese landen (Kooiker et al., 2002; Van Dijk, 2006). Overige niet-wes-terse allochtonen hebben relatief vaak 1 of 2 voorschriften voor medicij-nen (44%). Dit percentage is bij Surinamers relatief laag (40%). Het hoogste percentage mensen met meer dan 9 medicatievoorschriften vinden we bij Surinamers (21%) en het laagste percentage bij Antilianen (15%) en overige niet-westerse allochtonen (15%).

Figuur 6.9 Aantal voorschriften bij medicijngebruik in de huisartspraktijk naar herkomstgroep, 2003 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 1-2 voorschriften 3-4 voorschriften 5-8 voorschriften 9 of meer voorschriften Autochtoon Marokko Turkije Suriname

Nederlandse Antillen/Aruba Overig niet-westers Westers allochtoon

%

Tabel 6.8 De kans op 5 of meer voorschriften bij medicijngebruik, 2003 Model A Model B OR significantie -niveau (p) OR niveau (p) Constante 0,134 0,000* 0,145 0,000* Etniciteit Autochtoon (=referentiecategorie) 1 1 Marokko 1,460 0,000* 1,200 0,000* Turkije 1,365 0,000* 1,093 0,074 Suriname 1,319 0,000* 1,182 0,000* Nederlandse Antillen/Aruba 1,208 0,004* 1,010 0,885 Overig niet-westers 1,147 0,000* 0,968 0,337 Westers allochtoon 1,020 0,383 0,988 0,590 Geslacht Man (=referentiecategorie) 1 1 Vrouw 1,706 0,000* 1,646 0,000* Leeftijd 1,035 0,000* 1,033 0,000* Verzekeringsvorm Ziekenfonds (=referentiecategorie) 1 Particulier 0,760 0,000* Arbeidspositie Werk (=referentiecategorie) 1 Uitkering 2,415 0,000* Overig 1,089 0,000* Nagelkerke’s R square 0,09 0,11 N 126.382 126.382

* P-waarden <0.01 worden beschouwd als significant. Model A: herkomstgroep, leeftijd en geslacht.

Model B: herkomstgroep, leeftijd en geslacht, verzekeringsvorm en arbeidsmarktpositie.

6.7.2 Aantal voorschriften bij medicijngebruik naar leeftijd en geslacht Met een multivariate logistische regressie is nagegaan of de kans op 5 of meer voorschriften voor medicijnen verschilt tussen allochtonen en autochtonen wanneer gecorrigeerd wordt voor leeftijd en geslacht (tabel 6.8, model A). Voor alle allochtone herkomstgroepen, met uitzondering van mensen uit westerse landen, worden significante odds ratio’s groter dan 1 gevonden. Dit betekent dat allochtonen over het algemeen vaker

WODC_250_20.indd Sec9:138

dan autochtonen kans hebben op minimaal 5 voorschriften in het geval dat zij medicijnen krijgen voorgeschreven onafhankelijk van leeftijd en geslacht. Uit de afzonderlijke effecten voor leeftijd en geslacht in model A kan worden afgeleid dat het aantal personen met 5 of meer voorschriften voor medicijnen groter is bij vrouwen dan bij mannen en toeneemt naar-mate mensen ouder worden.

6.7.3 Aantal voorschriften bij medicijngebruik in relatie tot sociaal-economische status

Vervolgens is nagegaan of het grotere aantal voorschriften voor medicij-nen bij allochtomedicij-nen ook onafhankelijk is van sociaal-economische status. Uit model B (tabel 6.8) blijkt dat een deel van het verschil in het aantal medicijnen toe te schrijven is aan verschillen in sociaal-economische status. Particulier verzekerden hebben een kleinere kans op minimaal 5 medicatievoorschriften dan ziekenfondsverzekerden en dit geldt ook voor mensen met werk in vergelijking tot mensen met een uitkering. Kij-ken we alleen naar de mensen die medicijnen krijgen voorgeschreven door de huisarts, dan blijkt dat Marokkanen en Surinamers in het uitge-breide model een grotere kans op 5 of meer voorschriften voor medicijnen houden in vergelijking tot autochtonen.

6.7.4 Generatieverschillen in het aantal voorschriften bij medicijngebruik

Eerder in dit hoofdstuk is naar voren gekomen dat er met name tussen eerste generatie allochtonen en autochtonen verschillen bestaan in medi-cijngebruik. De verwachting is dat dergelijke verschillen ook bestaan als we kijken naar het aantal medicatievoorschriften dat patiënten in een jaar krijgen, waarbij patiënten met ten minste één medicatievoorschrift in 2003 als onderzoeksgroep is genomen. In tabel 6.9 zien we dat dit voor een deel het geval is. In model A is het effect van eerste en tweede generatie gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht en in model B vervolgens ook voor verzekeringsvorm en arbeidspositie. De odds ratio’s voor de constante en de controle factoren zijn niet weergegeven in de modellen omdat zij dezelfde waarden hebben als in tabel 6.8. In beide modellen hebben meer eerste generatie Marokkanen, Turken en Surinamers kans op minimaal 5 medicatievoorschriften per jaar dan autochtonen, terwijl we geen significant verschil vinden voor tweede generatie allochtonen van deze herkomstgroepen. Tweede generatie Antillianen lijken echter wel een grotere kans te hebben op 5 of meer medicatievoorschriften, hoewel de odds ratio’s niet significant waren (p=0,015 en p=0,052). Bij overige niet-westerse allochtonen vinden we een divers beeld als we rekening houden met alle controlevariabelen: de eerste generatie heeft een kleinere kans op minimaal 5 medicatievoorschriften en de tweede generatie een

grotere kans op minimaal 5 medicatievoorschriften. Ten slotte vinden we voor eerste generatie westerse allochtonen dat zij een kleinere kans hebben op 5 of meer voorschriften als rekening wordt gehouden met alle controlefactoren. Samenvattend kan gesteld worden dat eerste generatie Marokkanen, Turken en Surinamers meer kans hebben dan autochtonen op minimaal 5 voorschriften per jaar in het geval dat zij medicijnen krij-gen voorgeschreven door de huisarts. Opmerkelijk is dat het juist tweede generatie Antillianen en overige niet-westerse allochtonen zijn waar dit ook voor geldt.

Tabel 6.9 De kans op 5 of meer voorschriften bij medicijngebruik

naar generatie per herkomstgroep, 2003

Model A Model B OR significantie -niveau (p) OR niveau (p) Autochtoon (=referentiecategorie) 1 1 Marokko Eerste generatie 1,788 0,000* 1,387 0,000* Tweede generatie 1,129 0,11 1,006 0,934 Turkije Eerste generatie 1,611 0,000* 1,227 0,001* Tweede generatie 1,006 0,941 0,888 0,164 Suriname Eerste generatie 1,430 0,000* 1,255 0,000* Tweede generatie 1,151 0,056 1,070 0,361 Nederlandse Antillen/Aruba Eerste generatie 1,157 0,064 0,909 0,242 Tweede generatie 1,309 0,015 1,242 0,052 Overig niet-westers Eerste generatie 1,099 0,012 0,895 0,004* Tweede generatie 1,297 0,000* 1,218 0,002* Westers allochtoon Eerste generatie 0,958 0,240 0,900 0,004* Tweede generatie 1,058 0,042 1,042 0,141 Nagelkerke’s R square 0,09 0,11 N 126.382 126.382

* P-waarden <0,01 worden beschouwd als significant. Model A: generatie per herkomstgroep, leeftijd en geslacht.

Model B: generatie per herkomstgroep, leeftijd en geslacht, verzekeringsvorm en arbeidsmarktpositie. Bron: LINH. SSB

WODC_250_20.indd Sec9:140