• No results found

aanraking gekomen met de koningin

[Naar aanleiding van Laura Ernst.

MULTATULI

had koningin Sophie verzocht,

haar de gelegenheid te geven aan het hof iets voortedragen.

De koningin kon haar niet ontvangen. Namens haar kwam de heer von

Weckherlin, haar particuliere secretaris, tot

MULTATULI

om hem te zeggen

dat het op dit oogenblik onmogelyk was Laura Ernst te ontvangen, hoe

gaarne de koningin haar ook gehoord had. Juist ook in die dagen werden

de duitsche invloeden geweerd aan 't hof, en de fransche

predomineerden.]

... en dacht dat ze kwaad op me was om myn toon, die ik toch niet veranderen zou.

Wel nam ik me voor haar niet weer te schryven voor ze my duidelyk toonde dat ze

genoegen nam met myn independentie. En dat zeg ik in zooverre nog, tenzy ik

reden heb tot de gissing dat ze niet kan. Ze is gebondener dan iemand en slavin

harer hoogheid. Als 't dàt is, heb ik medelyden met haar, wat ik haar ook geschreven

heb. Welnu, gisteravond in de opera groette zy my vry gedistingeerd, eigenlyk als

iemand die wat zeggen wilde, by 't weggaan. En toen ik tuis kwam vond ik een brief

- van haar? vraag je - god neen, van een schuldeiser die my dreigde my geen uur

rust te gunnen, myn beste Tine 't leven

lastig te maken, alle mensen te waarschuwen dat ik zoo'n slechte betaler was, te

maken dat myn koffer nergens in veiligheid was, enz. enz. Dat lykt weinig op de

groet eener koningin! Heb je ooit zoo'n bontheid gezien? Dat noem ik humor van 't

lot. Ik had wel lust gehad dien brief aan haar te zenden als curiositeit, maar ze zou

gedacht hebben dat ik haar om geld vroeg.

(Bekommer je niet over die schuld. Van morgen verwachtte ik executie van m'n

koffer! Ik had m'n papieren in veiligheid gebracht, uw brieven, mimi! en wachtte

gerust af wat komen zou. Van avond schryft hy my op een toon of hy spyt heeft, hy

zegt dat ik zoo'n opregt mens ben. Dat 's waar. Maar z'n brieven zitten vol zand, en

dat is my vreesselyk. Ik ben in die dingen als Adrienne Cardoville, herberg manieren

maken my misselyk en vuile handen kan ik niet verdragen. Dat ik die schuld niet

betaal is omdat ze te groot is, en als ik hem...

[ik gis weer de meermalen genoemde Fuhri uit den Haag]

... wat op afrekening geef, wat ik nu wel doen kòn, dan denkt hy dat zyn insolente

brieven effect hebben gedaan, en ik kryg ze voortaan alle weken.)

Verdriet heb ik er over gehad, dat is zoo, maar eigenlyk trof my 't koddige van den

zamenloop. God bewaar me dat ik myn indrukken over de verhouding tot de koningin

zou stellen boven myn innig gevoel voor u, maar de tegenstelling is zoo gek uit een

maatschappelyk oogpunt.

Een kapel zweefde hoog, hoog in de lucht ... neen, zoo is 't niet! Dat doe ik met

u, mimi, en van die hoogte is geen afdalen mogelyk. Neen, dat is het niet; de poezie

kan niet ondergaan.

De kapel zat op 'n toren, op de staart van den haan. Wel hoog, maar niet poetiek

hoog. En toen werd ze vertrapt door 'n ezel. Daarin is 't komieke, anders ware 't

treurig. In myn zorgen van dien aard bestaat geen tegenstelling tegen myn

verhouding met u. Integendeel. Uwe liefde hoort by myne armoede.

(tegen, tegen, tegen, wat 'n styl! 't Kan me niet schelen. Maar leelyk is 't, of lélyk;

'k weet waarlyk niet!)

Och, beste meid, ik verlang zoo naar je brief! Ik denk morgen ¼ voor twee, maar

ik hoop vroeger, schoon als 't later komt zal ik denken: meer. 't Is zonderling, ik heb

zoo'n lust je te schryven, alsof ik voel dat ik je weldra niet meer schryven zal. Welnu,

al beslissen wy te breken, 't zal me smarten, maar toch zegen ik de laaste

dagen die ons zoo na aan elkaer hebben gebragt. O, zeg toch uitdrukkelyk of je

met my meevoelt in onze verhouding, zoo innig als het kan, zonder schande voor

u, noch verdriet voor je ouders, maar buiten dat, zoo innig als 't kàn, mimi!

Hoe we 't moeten regelen weet ik nog niet; ik wacht je brief. Veel zal afhangen

van uwe verpligtingen. Na alles wat je my schreef en zeide over je ouders, mag je

hun geen verdriet doen, dat is zoo ... ik vrees dat het weer zal moeten! 't Is my

vreesselyk. Je weet niet hoe ik aan je hecht. Ik ben er verdrietig over. Keur je 't in

my af? Oordeel eens of je een derde was.

Goed, goed, als 't moet, zullen we. Ik vrees dat het moet! Jy moet beslissen. Jy

alleen kunt de regten uwer ouders beoordeelen, voelen. 't Hart is alles. Als uw hart

je veroordeelt mag 't niet. O, meen nooit dat ik tegen je pligt ben. Zou ik niet

beschaamd wezen, als jy ondankbaar was of ligtzinnig?

Toen ik dit briefje begon, zette ik de scheiding uit m'n hoofd, nu komt het weer

als een spook my storen. Ik had my willen dwingen die noodzakelykheid te vergeten

tot ik je brief had, die 'k morgen wacht.

Geef my goed je heele gemoed ... dat hoort my, mimi!

Half één, ik ga slapen, of naar bed. Want ik slaap weinig door 't hoesten. Maar tering

is 't niet; ik ben verkouden. Ieder is verkouden.

Goeden nacht, mimi. 'k Wou dat je voelen kon, hoe ik je lief heb. O, zeg me eens,

waar is je kamer? Wat kykt je huis my 's avonds koud en onvriendelyk aan, zoo

stom en sarrend en gesloten. Dat kan jy niet helpen. Goeden nacht, mimi!