wel zouden willen neerknallen, enkel en alleen om zelf de grote toeans te kunnen
blijven die jullie eens waren. Zelfs in Den Haag, waar de tegemoetkomingen zo sterk
achter stonden bij de Indonesische verlangens, worden jullie als een gevaar
beschouwd.’ - Kraaiman deinsde weer achteruit. Hij schudde triest het hoofd. ‘Wat
een vulgaire uitleg,’ zei hij, ‘neen, Sophia Sterreveld als ik tegenstander ben, dan
kan dat hoogstens zijn doordat ik, volgens u dan weer, de Indonesiërs moreel en
intellectueel onderschat. Bovendien, u weet dat mijn tegenstand uiteindelijk op iets
heel anders gericht is, namelijk op de penetratie van uw ideeën, waartegen Indonesië,
zonder ons, niet voldoende beschermd zou zijn.’ - Hij leunde nu weer tegen het
tafelblad op en keek haar op zijn beurt streng en doordringend aan. ‘Uw ideeën,’
herhaalde hij met nadruk. Sophia Sterreveld begon uitdagend te lachen. ‘Mijn ideeën?’
vroeg ze, ‘welke zijn dat dan?’ - Hij bleef haar aankijken en zei: ‘Dat zijn die ideeën
volgens welke alle pummels uit de onderlaag grote toeans moeten worden en volgens
welke ik dan moet worden neergeknald.’ - Maar nu schudde Sophia Sterreveld triest
het hoofd. ‘Wat een vulgaire uitleg,’ zei ze, ‘neen, meneer Kraaiman, als ik daarvan
voorstandster was, dan zoudt u het daar toch eerst naar moeten maken. Ik zou u laten
neerknallen - als ik dat voor 't zeggen had - als duidelijk bleek dat u uw plaats niet
zoudt weten en daardoor de natuurlijke en logische ontwikkeling van een nieuwe
meenschap in de weg zoudt staan.’ - Kraaiman glimlachte bedroefd. ‘Wat een
onzinnige taal,’ zei hij, ‘en bovendien, wat een taal voor een vrouw. Ik vraag me af
of een zogenaamd politiek geschoolde vrouw ook nog wel eens onbevangen kan
denken en gevoel voor nuances hebben kan. Wat ik van u te horen krijg maakt me
nog ellendiger dan ik al was.’ - Sophia Sterreveld spaarde hem echter niet. Ze zei
spottend: ‘Hoe kan ik weten wat u wenste te horen?’ - Maar hij ging voort: ‘En ik
vraag me af of dit vooringenomen denken voor een vrouw nog niet onnatuurlijker
en onlogischer is dan voor een man. Was het niet altijd vooral de vrouw die veelzijdig
begreep, door haar intuïtie, door haar verbeeldingskracht?’ - Sophia Sterreveld
glimlachte thans openlijk verachtend en haar ogen stonden koud. ‘Ja,’ zei ze, ‘vrouwen
en slaven konden tot op heden alles begrijpen. Ze moesten wel. Nu komt de beurt
aan de toeans. Maar wat praat ik,’ besloot ze, ‘dat heeft totaal geen zin.’ - Maar
Kraaiman hief bezwerend de handen op: ‘Neen, neen, ga nu niet weg, blijf nog even!’
- ‘Ach, Sophia Sterreveld,’ zei hij paaiend, ‘vanmiddag moest u er nog om lachen,
weet u nog wel, dat ik u ondanks alles sympathiek vond, ondanks alles. En zo denk
ik er nog over. Dacht u nu ook maar zo over mij!’ - Hij schoof met een smekend
gebaar zijn hand over het tafelblad. ‘Als u nu nog even blijft,’ zei hij, ‘dan zal ik u
eens vertellen wat een toean allemaal moet kunnen begrijpen.’ - Maar Sophia
Sterreveld schoof met een ruk haar stoel achteruit en zei honend: ‘Dank u. Ook dat
weet ik al lang. U bent miskend, u hebt niet bereikt wat u gewild en gekund had. U
moest begrijpen dat ze te
stom waren om u G.G. te maken. Daar komt het toch op neer, of niet soms?’ - En
dat nu werd Kraaiman te veel. Hij strekte de rug, balde de vuisten en keek haar met
bliksemende ogen aan. ‘Neen,’ zei hij met onnatuurlijk zachte stem, ‘neen. Als u nu
maar eens luisteren wilde. Wat ik begrijpen moest, ligt toevallig iets subtieler.’ - Hij
hijgde, zoveel inspanning kostte hem zijn beheersing. Het liefst had hij gevloekt en
haar om de oren geslagen. ‘Maar 't is de vraag,’ vervolgde hij, ‘of u dat dan wel
begrijpt. Want het gaat hier om een soort tragiek van de intelligente mens. Ja, lacht
u maar. Ik presteer inderdaad meer dan wat er van me gevraagd wordt. Elk persoonlijk
intelligent project mislukt. Dat is een wet, en zeker in de bureaucratie. En wat staat
daar tegenover, ter verzoening? Niets, absoluut niets. Zelfs geen mooi ideologisch
sprookje van een betere wereld in de toekomst. Begrijpt u me?’ - Hij lachte schamper,
keek bezinnend voor zich en wreef zich vermoeid en langdurig over het voorhoofd.
Toen hij haar weer aankeek, was hij gekalmeerd en zei hij mat: ‘Er zijn maar twee
soorten van mensen die het leven werkelijk aankunnen. Dat zijn de botteriken, want
die missen de voorwaarden om te mislukken en leven bij de gratie van hun driften
en hun spieren - kijk bij voorbeeld maar naar zo'n Wings, enkel driften en spieren,
van hersens geen sprake. - En dat zijn degenen die juist uit de mislukking hun
levensopdracht putten, de kunstenaars. Maar voor iedereen die buiten die twee
categorieën valt is het leven een rekensom die nooit klopt. Met een vrouw bij
voorbeeld, Sophia Sterreveld, is voor mij het hoogst bereikbare een min of meer
intelligent compromis - en
daarom vroeg ik u ook of we elkaar wat meer konden ontmoeten, in de toekomst,
-maar nooit het paradijs zoals die twee denken gevonden te hebben.’ - En toen vroeg
Sophia Sterreveld, volkomen argeloos: ‘Welke twee?’ - En Kraaiman: ‘Die Wings,
een Adam van enkel driften en spieren, en Louise Riffeford, een Eva die hem
natuurlijk gladweg de baas is. Maar, Sophia Sterreveld, een intelligent compromis.
Heus, ik ben niet zo dom, niet zo verachtelijk als u misschien in een oppervlakkig
gesprek...’ Hij werd onzeker en zweeg. Sophia Sterreveld's blauwe ogen keken hem
plotseling stralend aan. En haar gezicht met die mooie blanke huid herkreeg daar
voor 't eerst de zachtheid van 's middags, aan tafel, toen hij haar dwaas, maar lief
gevonden had. ‘Dus, Sophia Sterreveld,’ begon hij weer, aarzelend. ‘Louise Riffeford
met Wings?’ onderbrak ze hem, en ze staarde hem stralend vergenoegd aan. ‘Weet
u dat zeker? Louise Riffeford met Wings? Ach, dat was het dus, met Wings!...’
Toen ze was weggegaan, bleef hij nog ongeveer een goed half uur in de bar. Hij
In document
Anna Blaman, De kruisvaarder en Ontmoeting met Selma · dbnl
(pagina 54-57)