• No results found

worden. Aangezien in het leven van menigeen een wanverhouding ontstaan is tusschen het werk van den geest en van het lichaam, kan het verbroken evenwicht op geen

betere wijze hersteld worden, dan door in de vrije uren af en toe wat tuinarbeid te

verrichten. Wie behoefte heeft aan afwisseling van werkzaamheden, kan die op den

duur nergens beter vinden dan in den moestuin, waar bezigheden van zoo geheel

anderen aard aan de orde zijn. Tuinarbeid vermeerdert de lichaamskracht, bevordert

de gezondheid. De gezonde beweging, in de open lucht, bij rustige omgeving, werkt

verkwikkend, versterkend in op het vaak overspannen zenuwgestel.

Bij het gemis van een bloementuin, wordt het bezit van een moestuin te meer op

prijs gesteld. En zondert men van den grond een zonnig vakje af voor de kinderen,

dan deelen deze mede in het genot, dat een tuin zoo rijkelijk verschaft. Behalve dat

dan gezorgd wordt voor een weinig zaad van radijs, sterkers, worteltjes enz., dienen

door hen ook enkele bloemsoorten gezaaid en geplant te worden. Het is overigens

toch gewenscht om in den groentetuin wat bloemen te hebben; niet in stijf-belijnde

perkjes, maar in losse groepjes op een rabat of waar dan ook. Bloemen

als struikrozen en dergelijke, vooral snijbloemen, zijn hier op haar plaats. Worden

van deze eenige soorten gezaaid, dan is men in de gelegenheid om bevallige

bouquetten te schikken ter versiering van het woonvertrek. Het ligt voor de hand,

dat men de bloemen zaait en plant in de nabijheid van een gezellig zitje of een

geriefelijk priëel, dat, overgroeid door een klimplant als wilde wingerd of zoo iets,

aan het geheel een bekoorlijk, aantrekkelijk aanzien geeft. De kleurige en geurige

bloemen brengen wat meer poëzie in den tuin. Men vertoeft er dan gaarne: hetzij uit

lust tot den arbeid, hetzij uit behoefte aan rust.

Andijvie.

Andijvie onderscheidt men in Zomeren late of Winter-Andijvie. De herfst- of

winter-Andijvie staat als de meestgebruikte bovenaan. Men zaait deze niet vóór den

langsten dag; de ‘officiëele’ zaaitijd is van ouds 24 Juni. Van latere uitzaaiïngen dan

in begin-Juli is men niet zeker volwassen planten te verkrijgen. Echter kan tot zelfs

in 't begin van Augustus gezaaid worden. Een laat zaaisel wordt niet uitgeplant, maar

gedund. De planten hiervan worden niet groot, doch zijn het best bestand tegen kou

en vocht. Men moet op het zaaibed vooral niet te dicht zaaien, opdat de planten niet

gedrongen komen te staan. Bij droogte en felle zonneschijn is het noodig, dat de

grond daags vóór het zaaien herhaaldelijk begoten en na de zaaiïng beschaduwd

wordt. Het zaad moet men goed onderharken.

Ruim drie weken na het opkomen, als de planten ongeveer 5 bladeren hebben, worden

ze uitgeplant op een onderlingen afstand van 30 à 40 c.M. Van sterk ontwikkelde

planten worden de bladeren circa een derde gedeelte ingekort.

Andijvie moet snel groeien. Ze verlangt een diep omgewerkten, zeer voedzamen

grond. Te versche mest doet de bladeren rotten. Paardenmest maakt ze bitter van

smaak. Men plant zoo mogelijk niet op grond waar bladgroente, als sla, afgekomen

is, maar 't liefst waar erwten of tuinboonen gestaan hebben. De stikstof waarmede

deze vlinderbloemige gewassen den grond verrijken, komt de Andijvie ten goede.

Het is aan te raden om den grond tusschen de rijen meermalen los te schoffelen, ook

ter voorkoming van onkruid. Zijn de planten tot volle grootte ontwikkeld, dan worden

ze opgebonden. Zoo men weet, dient dit om de binnenste bladeren te bleeken, geel,

malsch te doen worden door afsluiting van het licht. Men doet het als de planten

goed droog zijn; zelfs eene bevochtiging van dauw veroorzaakt rotting der bladeren.

De bladeren zijn het gemakkelijkst samen te voegen, zoodra de dauw opgetrokken

is. Men legt den band nagenoeg boven aan en niet te vast, opdat de krop (het hart)

niet samengedrukt wordt. Na twee, drie weken zijn de kroppen goed om te gebruiken.

Voor opvolgend gebruik bindt men de planten bij gedeelten op. Indien men nog laat

Andijvieplanten heeft staan die te klein zijn om opgebonden te worden, kan men

deze in ruim een week bleeken, door op elke plant een groot koolblad te leggen, met

een laagje aarde er op.

Krop-Andijvie heeft neiging om een krop te vormen en hierdoor zich zelf te

bleeken. Toch is ook voor deze soort het opbinden noodig. Op sommige gronden

heeft Andijvie veel last van wegrotten, dat zich eenige dagen na het opbinden

openbaart. Om dit te voorkomen, zet men de planten wat dichter bijeen, bv. met 20

à 25 c.M. tusschenruimte; ze groeien dan tegen elkaar op en worden onopgebonden

mooi geel. Hiervoor is de Krop-Andijvie de aangewezen soort. Ze is ook voor

vroege-of zomer-Andijvie zeer geschikt. De van natuur gele Andijvie is uit zich zelf wel

geel, maar wordt pas malsch in gebleekten toestand.

Andijvie kan men tot in den winter in een vorstvrije ruimte bewaren. Het best in

een kouden bak. De planten worden, voordat de vorst invalt, goed droog zijnde, met

kluit uitgestoken en onopgebonden dicht bij elkaar in den bak geplaatst. In

den eersten tijd houdt men bij vorstvrij weer den bak op den dag ongedekt; 's nachts