• No results found

Aanbevelingen voor preventie en openbare gezondheidszorg

ALGEMENE DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN

11.6. PROGRAMMATISCHE PREVENTIESTRATEGIE

11.7.4. Aanbevelingen voor preventie en openbare gezondheidszorg

§ De overheid kan via doelgericht intersectoraal beleid invloed uitoefenen op de volksgezondheid en de verkleining van sociaal-economische gezondheidsverschillen. De gemeentelijke overheid kan op lokaal niveau de maatschappelijke participatie van diverse hoog-risico groepen, waaronder personen met een lage sociaal-economische status, bevorderen. Bij de preventie van CHZ bieden de onderwerpen roken, voeding en lichaamsbeweging goede mogelijkheden voor facetbeleid.

Daarbij staan de overheid vier soorten instrumenten ter beschikking: machtsmiddelen (wet- en regelgeving), financiële middelen (subsidies), netwerk, organisatie.161

§ Op lokaal niveau dient aandacht besteed te worden aan thema’s in de volksgezondheid. De daarvoor noodzakelijke processen kunnen worden gegenereerd door aan het lokale bestuur op te dragen een periodieke gezondheidsnota te maken. Ook andere initiatieven die leiden tot meer lokale betrokkenheid bij de determinanten van gezondheid kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de gezondheid van velen. Eén van de prikkels tot het feitelijk ontwikkelen van lokaal gezondheidsbeleid is dat het Rijk een beleidskader formuleert en op basis daarvan met de partners in de openbare gezondheidszorg meerjaren afspraken maakt die periodiek geëvalueerd worden.162 Een evenwichtig systeem van prikkels (beloningen, subsidies, verplichtingen) kan het tot stand komen van meerjaren afspraken vergemakkelijken.

§ De openbare gezondheidszorg neemt de verantwoordelijkheid voor een partnership van people, public, private en professional. Bij het zoeken naar gezamenlijke oplossingen voor

118

partners. Tegenstellingen doen zich nogal eens voor tussen publiek-privaat, politiek-professie, centraal-decentraal, verplichten-stimuleren. Om voortgang te bereiken dient een functioneel evenwicht tussen de partners nagestreefd te worden.162

§ Het rookpreventiebeleid dient zich op drie doelstellingen te richten. Ten eerste dient de aandacht zich te richten op vermindering van het beginnen met roken door jongeren. Negentig procent van de rokers begint tussen de 10 en 20 jaar met roken. Ten tweede dient door verdere aanscherping van regelgeving en door het bevorderen van de naleving van deze regelgeving de meerderheid van niet-rokers beschermd te worden tegen passief roken. De particuliere sector dient daarin actief betrokken te worden. Ten derde verdient ondersteuning bij het stoppen met roken meer betrokkenheid van medische professionals.

§ Na een controlebezoek door de Inspectie Gezondheidsbescherming aan een steekproef van gemeentehuizen in Nederland werd in de helft van de gevallen geconcludeerd dat men met betrekking tot de Tabakswet in gebreke was gebleven.163 Gemeenten die belang hechten aan de bevordering van de volksgezondheid zouden eerst in eigen huis naleving van de Tabakswet kunnen verbeteren en vervolgens dit beleid expliciteren in andere openbare gebouwen.

§ De gemiddelde bloeddruk is van groot belang voor de totale sterfte en de cardiovasculaire sterfte.

Meer lichaamsbeweging, gewichtsvermindering, beperking van de alcoholinname (1-2

consumpties per dag), beperking van de zoutinname (zoutgehalte in brood en van kant-en-klaar-producten verminderen) en verhoging van de kaliuminname zijn de belangrijkste maatregelen die genomen kunnen worden om de gemiddelde bloeddruk op bevolkingsniveau te verlagen.

§ Voldoende lichaamsbeweging bevordert de gezondheid. De lichamelijk minst actieve mensen lopen een twee maal zo groot risico op het krijgen van coronaire hartziekten dan de meest actieven. Vijftien procent van de HVZ-sterfgevallen kan worden toegeschreven aan een zittende levensstijl met weinig lichaamsbeweging. Het meest recente patroon van lichamelijke activiteit is van belang voor het CHZ-sterfterisico. Deze risicovermindering is onafhankelijk van de erkende risicofactoren (roken, verhoogde bloeddruk, cholesterol).164 Het bevorderen van zoveel mogelijk lichamelijk activiteit (minimaal een half uur per dag; minimaal 5 dagen per week), aangepast aan de levensfase, verdient daarom sterke aanbeveling.165

§ De voedingsvoorlichting op populatieniveau dient (in Groningen) toegespitst te worden op een verbetering van groente- en fruitconsumptie en verlaging van de inname van verzadigd vet.

Daarbij is een meerjarenplanning nodig op basis van doelgroepsegmentatie.

§ De academisering van de maatschappelijke gezondheidszorg (met de GGD als academische werkplaats) biedt voordelen aan de universiteit en de GGD. Door, vanuit ieders specifieke

deskundigheid, samen te werken aan relevante thema’s uit de openbare gezondheidszorg kan de maatschappelijke relevantie van universitair onderzoek toenemen. De inbreng van de universiteit is haar onderzoekstraditie. De inbreng van de GGD het preventiewerk in de dagelijkse praktijk.166

Referenties

1. Broer J. Regionale Sterftepatronen 1988-1993. Rapport GGD Groningen, 1996.

2. Mackenbach JP. Mortality and medical care. Thesis. Erasmusuniversity Rotterdam, 1988.

3. Broer J, Kuyvenhoven JV, Wiegersma PA, Winkel NJ. Regionale Sterftepatronen 1980-1987. Rapport GGD Groningen Goorecht Plus en Basisgezondheidsdienst NW-Groningen (1990).

4. Centraal Bureau voor de Statistiek. Overledenen naar doodsoorzaak, leeftijd en geslacht, naar provincie.

Gerubriceerd naar plaats van overlijden. Serie B-2 (1979-1985).

5. Mackenbach JP. Regional differences in mortality from conditions amenable to medical intervention in the Netherlands In: Mortality and medical care. Studies of mortality by cause of death in the Netherlands and other European countries. Thesis. Erasumusuniversiteit Rotterdam, 1988.

6. Mackenbach JP, Bouvier-Colle MH, Jougla E. Avoidable mortality and health services: a review of aggregate data studies. J Epidemiol Com Health 1990;44:106-111.

7. Anderson P. England publishes first tables of hospital performance. [News] BMJ 1999;318:1715.

8. Zijlstra F, Supryapranata H, Van ’t Hof AWJ, Hoorntje JCA, Liem AL, De Boer MJ. Gelijke resultaten van primaire percutane transluminale coronaire angioplastiek bij direct en indirect verwezen patiënten met acuut

myocardinfarct. Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:521-524.

9. Stamler J. Established major coronary risk factors. In: Marmot M & Elliott P (eds.) Coronary heart disease epidemiology. Oxford, Oxford University Press 1992:451-462.

10. Brants HAM, Aarnink EJM, Hulshof KFAM, Kistemaker C, Löwik MRH. Vetconsumptie in Nederland:

Voedselconsumptiepeiling 1987-1988. Zeist: CIVO-TNO-Voeding, 1989.

11. Leer EM van, Dis SJ van, Seidell JC. Verschillen in risico- en leeftstijlfactoren voor hart- en vaatziekten tussen sociaal-economische klassen. Nederlandse Hartstichting, Den Haag, 1995.

12. Willet WC, Manson JE, Stampfer MJ, Colditz GA, Rosner B, Speizer FE, et al. Weight, weight change, and coronary heart disease in women. Risk within the ‘normal’ weight range. JAMA 1995;273:461-465.

13. Willett WC, Dietz WH, Colditz GA. Guidelines for a healthy weight. N Engl J Med 1999;427-434.

14. Berns MPH. Over gewicht en hart- en vaatziekten. Nederlandse Hartstichting, Den Haag (1995).

15. Waalewijn RA, De Vos R, Koster RW. Out-of-hospital cardiac arrests in Amsterdam and its surrounding areas:

results from the Amsterdam resuscitation study (ARREST) in Utstein style. Resuscitation 1998;38:157-167.

16. Broer J, Wiegersma PA. Gezondheidsenquêtes 1990, 1994, 1998. Rapportages GGD Groningen.

17. Broer J, Rijskamp J. Provinciale rookpatronen 1986-1992 en sterfte aan ischemische hartziekten. Rapport GGD Groningen i.s.m. Stichting Volksgezondheid en Roken, Groningen (1994).

18. Baal, M van. Regionale gegevens u it de gezondheidsenquête 1992-1995. CBS, Mnber Gezondh 1997;1:4-14.

19. US Surgeon General. The health consequences of smoking, US Department of Health and Human Services, Rockville (1983).

20. Dobson JA, Alexander HM, Heller RF, Loyd DM. How soon after quitting smoking does risk of heart attack decline.

J Clin Epidemiol 1993;44:1247-1253.

21. Simpson D, Ball K. From observation to policy. In: Marmot M & Elliott P (eds.) Coronary heart disease epidemiology. Oxford, Oxford University Press 1992:451-462.

22. Doll R, Peto R. Mortalty in relation to smoking: 20 years’ observations on male British docotrs. BMJ 1976;2;1525-1536.

23. Kromhout D, Obermann-de Boer GL, Verschuren WMM, Blokstra A. Jaarverslag 1988. Peilstation Hart- en Vaatziekten. Bilthoven, RIVM (1989).

24. Anonymus. Jaarverslagen stichting Hypertensiedienst Groningen 1985-1990.

25. Bots ML, Feskens EJM, Gijsen R, Grobbee DE. Beroerte. In: Maas IAM, Gijsen R, Lobbezoo IE, Poos MJJC (red).

Volksgezondheid Toekomst Verkenning 1997. De gezondheidstoestand: een actualisering. Elservier – De Tijdstroom. Bilthoven, RIVM, 1997(pagina 451-462).

26. Schuurman FH. Een methode voor opsporing en behandeling van hypertensie ter ondersteuning van de huisartsenpraktijk: de ‘Groninger Hypertensiedienst’. Proefschrift, RU Groningen (1985).

27. Verschuuren, WMM. Blood cholesterol. A public health perspective. Thesis. Wageningen Agricultural University, 1995.

28. Blokstra A, Seidell JC, Smit HA, Bueno de Mesquita HA, Verschuren WMM. Het project Monitoring Risicofactoren en Gezondheid (MORGEN-project). Jaarverslag 1997. RIVM, Bilthoven (1998).

29. Verschuren WMM. Serumcholesterol. In: Maas IAM, Gijsen R, Lobbezoo IE, Poos MJJC (red). Volksgezondheid Toekomst Verkenning 1997. De gezondheidstoestand: een actualisering. Elservier – De Tijdstroom. Bilthoven, RIVM, 1997(pagina 647-653).

30. Robinson D, Bevan EA, Hinohara S, Takahashi T. Seasonal variation in serum cholesterol levels; evidence from UK and Japan. Atherosclerosis 1992;95:15-24.

31. Janssen WMT, de Jong PE. Tussentijdse rapportage PREVEND-onderzoek, Academisch Ziekenhuis Groningen (1999).

32. Lipid Research Clinics Program. The Lipid Research Clinics Coronary Primary Prevention Trial results. II. The

120

33. Manninen V, Elo O, Frick H, et al. Lipid alterations and decline in the incidence of coronary heart disease in the Helsinki Heart Study. JAMA 1988;260:641-651.

34. Verschuren WMM, Jacobs DR, Bloemberg BPM, Kromhout D, Menotti A, Aravanis C, et al. Serum total cholesterol and long-term coronary heart disease mortality in different cultures. Twenty-five year follow-up of the Seven Countries Study. JAMA 1995;274:131-136.

35. Law MR, Wald NJ, Wu T, Hackshaw A, Bailey A. Systematic underestimation of association between serum cholesterol concentration and ischaemic heart disease in observational studies: data from the BUTA-study. BMJ 1994;308:363-366.

36. Hulshof KFAM. Assesment of variety, clusering and adequacy of eating patterns. Dutch National Food Consumption Survey. Thesis. Rijksuniversiteit Limburg (1993).

37. Anonymus. Zo eet Nederland. Resultaten van de Voedselconsumptiepeiling 1998. Voedingscentrum, Den Haag, 1998.

38. Willet WC. Is dietary fat a major determinant of body fat? Am J Clin Nutr 1998;67(suppl):S556-S562.

39. Mathus-Vliegen EHM. Overgewicht. Prevalenties en trends. Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142:1982-1989.

40. Anonymus. Vamedecum Gezondheidsstatistiek 1998. Onder- en overgewicht in Nederland (19951997). Sdu Uitgeverij, Den Haag, 1998 (pagina 115).

41. Rowland ML. Self-reported weight and height. Am J Clin Nutr 1990;52:1125-1133.

42. Hunink MGM, Goldman L, Tosteson ANA, Tosteson ANA, e.a. The recent decline in mortality from coronary heart disease, 1980-1990. The effect of secular trends in risk factors and treatment. JAMA 1997;277:535-542.

43. Mancia G. Etiology and background of smoking-induced cardiovascular risk. Opening remarks: the need to manage risk facors of coronary heart disease. Am Heart J 1988;115:204-242.

44. Tunstall-Pedoe H, Kuulasmaa K, Mähönen M, Tolonen H, Ruokokoski E, Amouyel P, for the WHO MONICA Project. Contribution of trends in survival and coronary-events reates to changes in coronary heart disease mortality: 10-year results from 37 WHO MONICA Project populations. Lancet 1999;353:1547-1457.

45. Boersma E, Maas ACP, Deckers JW, Simoons ML. Early thrombolytic treatment in acute myocardial infarction:

reappraisal of the golden hour. Lancet 1996;348:771-5.

46. Boot CPM. Hoe zinvol is (pre)hospitale trombolyse. Huisarts en Wetenschap 1990;33:135-140.

47. Mosterd A, Hoes AW, De Bruijne MC, et al. Stille myocardinfarcten: feit of fictie? Hartbulletin 1995;26:122-126.

48. De Bruyne MC, Mosterd A, Hoes AW, Kors JA, Kruyssen DACM, Van Bemmel JH, Grobbee DE. Prevalence, determinants and misclassification of myocardial infarction in the elderly: the Rotterdam Study. Epidemiology 1997;8:495-500.

49. Hochman JS, Tamis JE, Thompson TD, Weaver WD, White HD, et al. Sex, clinical presentato n, and outcome in patients with acute coronary syndromes. N Engl J Med 1999;341:226-232.

50. Vaccarino V, Parsons L, Every NR, Barron HV, Krumholz HM. Sex-based differences in early mortality after myocardial infarction. N Engl J Med 1999;341:217-225.

51. Grijseels EWM. Prehospital triage to improve diagnostic and therapeutic decisions in patients with suspected myocardial infarction. [Dissertation]. Rotterdam,1994.

52. Hooghoudt TEH, Lamfers EJP, Uppelschoten A, Verheugt FWA. Study of time intervals in myocardial ischemic syndromes (STIMIS). Cardiologie 1998;5:23-30.

53. Brugemann J, Van der Meer J, Kie KI. Logistieke problemen bij prehospitale trombolyse. Hartbulletin 1994;25:161-165.

54. Kowalenko T, Kereiakes DJ, Gibler W. Prehospital diagnosis and treatment of acute myocardial infarction: a critical review. Am Heart J 1992;123;181-190.

55. Stern R, Arntz H-R. Prehospital thrombolysis in acute myocardial infarction. Eur J Emergency Medicine 1998;5:471-479.

56. Weaver WD, Cerqueira M, Hallstom AP, et al. Prehospital-initiated vs hospital-initiated thrombolytic therapy. The MITI trial. J Am Med Assoc 1993;270:1211-1216.

57. Bouten MJ, Simoons ML, Hartmann JA, et al. Prehospital thrombolysis with alteplase (rt-PA) in acute myocardial infarction. Eur Heart J 1992;13:925-31.

58. Bruyne MC. The electrocardiogram in the elderly. [Dissertation]. Erasmusuniversiteit Rotterdam (1997).

59. Anonymous. Jaarverslag Centrale Post Ambulancevervoer 1996 en 1997. HVD-Groningen.

60. Broer J, Bouma J, Bleeker J, De Jongste MJL, Meyboom-de Jong B. Hoe de behandelvertraging bij een acuut hartinfarct te bekorten. Hartbulletin 1998;29:77-82.

61. Anonymous. Hart- en vaatziekten in Nederland 1999. Cijfers over ziekte en sterfte. Nederlandse Hartstichting 1999.

62. Weaver WD. Resuscitation outside the hospital – what’s lacking? N Engl J Med 1991;325:1437-1438.

63. Colquhoun MC, Julian DG, Treatable arrhythmias in cardiac arrests seen outside hospital. Lancet 1992;339:1167.

64. Nolan J, Gwinnutt C. 1998 European guidelines on resuscitation. Simpliications should make them easier to teach. BMJ 1998;316:1844-1845.

65. Weaver WD, White HD, Wilcox RG, Aylward PE, Morris D, Guersi A. Comparisons of characteristics and outcomes among women and men with acute myocardial infarction treated with trombolytic therapy. JAMA 1996;275:777-782.

66. Tulner SAF, De Jongste MJM. Ziekenhuisvertragingstijden in de behandeling van patiënten met een acuut myocardinfarct. Een beschrijvend onderzoek naar de logistieke gang van zaken bij een acuut myocardinfarct in het Academisch Ziekenhuis Groningen. Scriptieverslag (1998).

67. Pell ACH, Miller HC, Robertson CE, Fox KAA. Effect of "fast track" admission for acute myocardial infarction on delay to thrombolysis. BMJ 1992;304:83-87.

68. Canto JG, Rogers WJ, Bowlby LJ, Frehn WJ, Pearce DJ, Weaver WD. The prehospital electrocardiogram in acute mocardial infarction: is its full potential being realized? J Am Coll Cardiol 1997;29:498-505.

69. More R, Moore K, Quinn E, Peres Avila C, Davidson D, et al. Delay times in the administration of thrombolytic therapy: the Brighton experience Int J Cardiol 1995;49:S39-S46.

70. Hood S, Bernie D, Swan L, Hilles WS. Questionnaire survey of thrombolytic treatment in accident and emergency departments in the United Kingdom. BMJ 1998;316:274.

71. Van der Does E, Lubsen J, Pool J. Acute myocardial infarction: an easy diagnosis in general practice? J R Coll Gen Pract 1980;30:405-409.

72. Dracup K, Moser KD, Eisenberg MM, Meischke K, Alonzo AA, Braslow K. Causes of delay in seeking treatment for heart attack symptoms. Soc Sci Med 1995;40:379-392.

73. Ruwaard D, Kramers PGN. Volksgezondheid Toekomst Verkenningen. De som der delen. Hoofdstuk 4 Onze gezondheid: Hoe kan het nog beter? RIVM, Bilthoven, Elsevier/De Tijdstroom, Utrecht 1997.

74. Stivoro. Jaarverslag 1997, Den Haag 1998.

75. World Health Organisation. Health for All Indicators, Geneva 1996.

76. Raw M, McNeill A, West R. Smoking cessation guidelines for health professionals. A guide to effective smoking cessation interventions for the health care system. Thorax 1998;53:suppl 5(1):S1-S19.

77. Raw M, McNeill A, West R. Smoking cessation: evidence based recommendations for the health care system.

BMJ 1999;16:182-185.

78. Hulshof NA, Van Essen GA,Andela M, Friele RD. Patiënten over preventie door hun huisarts. Huisarts Wet 1998;41:117-120.

79. Broer J, Meyboom-de Jong B, Van der Molen T. Nieuwe mogelijkheden om te stoppen met roken. Actievere rol artsen gewenst. Medisch Contact 1999;54:1159-1162.

80. Graham JD, Corso PS, Morris JM, Segui-Gomez M, Weinstein MC. Evaluating the cost-effectiveness of clinical and public health measures. Annual Review Public Health 1998;19:125-152.

81. Jorenby DE, Leishow SJ, Mitchell A, Rennard SI, Johnston JA. A controlled trial of sustained-release buproprion, a nicotine patch, or both for smoking cessation. N Engl J Med 1999;340:685-691.

82. Löwik MRH, Stafleu A, Riedstra M. Effecten van landelijke voedingsinterventies. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenningen. Effecten van preventie. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Bilthoven, 1997.

83. James WPT, Ralph A. National strategies for dietary change. In: Marmot M & Elliott P (eds.) Coronary heart disease epidemiology. Oxford, Oxford University Press 1992:451-462.

84. OECD. National policies and agricultural trade. Paris (1987).

85. Ascherio A, Rimm EB, Giovannuci GL, Spiegelman D, Stampfer M, Willet WC. Dietary fat and risk of coronary heart disease in men: chohort follow up study in the United States. BMJ 1996;313:84-90.

86. Kromhout D. De 'Zeven-landenstudie': 40 jaar onderzoek naar coronaire hartziekten in 7 landen. Ned Tijdschr Geneeskd 1997;141:7-9.

87. Pietinen P, Rimm EB, Korhonen P, Hartman AM, Willet CW, Albanes D. Intake of dietary fiber and risk of coronary heart disease in a cohort of Finnish men. The alfa-tocopherol, beta-carotene cancer prevention study. Circulation 1996;94:2720-2727.

88. Brug J. The development and impact of computer-tailored nutrition education. Dissertation. University of Maastricht, 1997.

89. Gerritsen WJ. Ideeën over eigen voeding staan gezonder eetpatroon in de weg. Voeding 1996;57:34-36.

90. Brug J, Van Assema P, Kok G. Misconceptie van consumptie van vet, groente en fruit. Oorzaken en implicaties voor voedingsvoorlichting. Tijdschr Soc Gezondheidsz 1998;76:17-23.

91. Rosenstock IM. The health belief model: explaining health behavior through expectancies. In: Glanz K, Lewis FM, Rimer BK, eds. Health behavior and health education: theory, research, and practice. San Francisco: Jossey-Bass, 1990;39-62.

92. Bandura A. Social foundations of thought and action: a social cognitive theory. Englewood Cliffs, NJ:Prentice-Hall, Inc., 1986.

93. Strecher VJ, DeVellis BM, Becker MH, Rosenstock IM. The role of self-efficacy in achieving health behavior change. Health Educ Qtly 1986;13:73-79.

94. Prochaska JO, DiClemente CC. Stages and processes of self change of smoking: Toward an integrative model of change. J Consul Clin Psy 1983;51:390-395.

122

95. Prochaska JO, Velicer WF, Rossi JS, Goldstein MG. Stages of change and decisional balance for twelve problem behaviors. Health Psychology 1994;13:39-46.

96. Kromhout D, Bloemberg BPM. Methods in nutritional epidemiology. In: Marmot M & Elliott P (eds.) Coronary heart disease epidemiology. Oxford, Oxford University Press 1992:140-151.

97. Caan JC, Slatery ML, Potter J, Quesenberry P, Coates AO, Schaffer DM. Comparison of the Block and the Willett self-administered semiquantitative Food Frequency Questionnaires with an interviewer-administered dietary history. Am J Epi 1998;148:1137-1147.

98. Feunekes GIJ, van Staveren WA, de Vries JHM, Burema J, Hautvast JGAJ. Relative and bio-marker based validity of a food frequency questionnaire estimating intakes of fats and cholesterol. Am J Clin Nutrit 1993; 58:489-496.

99. Ocke M. Assessment of vegetable, fruit, and antioxidant vitamin intake in cancer epidemiology. Proefschrift.

Landbouwuniveriteit Wageningen, 1996.

100. Braam LAJLM, Ocké MC, Bueno-de Mesquita HB, Seidell JC. Determinants of obesity-related underreporting of energy intake. Am J Epidemiol 1998;147:1081-1086.

101. Van der Weijden T, Hutten JBF, Brandenburg BJ, Grol RPTM, Van der Velden K. Cholesterol management in dutch general practice. A comparison with national guidelines. Scan J Prim Health Care 1994;12:281-288.

102. Van Drenth BB, Van der Weijden T. Cholesterol in de huisartsenpraktijk, van eigen aard naar standaard.

Hartbulletin 1995;25:85-88.

103. Hulshof KFAM, Löwik MRH, Kistemaker C, Hermus RJJ, ten Hoor F, Ockhuizen T. Comparison of dietary intake data with guidelines: some potential pitfalls (Dutch Nutrition Surveillance System). J Am Coll Nutrit 1993;12:176-185.

104. Martin MJ, Hulley SB, Browner WS Kuller, LH, Wenworth D. Serum cholesterol, blood pressure, and mortality:

implications from a cohort of 361.662 men (MRFIT-study). Lancet 1986;ii:933-936.

105. Rose G. The strategy of preventive medicine. Oxford University Press, 1992.

106. Scandinavian Simvastatin Survival Study Group. Randomised trial of cholesterol lowering in 4444 patients with coronary heart disease: the Scandinavian simvastatin survuval stydy (4S). Lancet 1994;344:1383-1389.

107. Shepherd J, Stuart M, Cobbe DM, Ford I, Isles CG, Ross Lorimer A, MacFarlane PW. Prevention of coronary heart disease with pravastatin in men with hypercholesterolemia. N Engl J Med 1995;333:1301-1307.

108. Sacks FM, Pfeffer JA, Move LA, Rouleau JL, Rutherford JD, et al. The effect of pravastatin on coronary events after myocardial infarction in patients with avearage cholesterol levels. N Engl J Med 1996;335:1001-1009.

109. Anonymys. Centraal Beleidsorgaan voor Intercollegiale toetsing. Behandeling en preventie van coronaire hartziekten door verlaging van de plasmacholesterolconcentratie. Consensus Cholesterol. Tweede herziening.

Utrecht april 1998.

110. Van der Weijden T, Grol RTPM, Schouten BJ, Knottnerus A. Barriers to working according cholesterol guidelines. Eur J Publ Health 1998;8:113-118.

111. Boot CPM. De voorspellende betekenis van cardiovasculaire risicofactoren. Hartbulletin1990;21:12-14.

112. Rose G. Strategies of prevention: the individual and the population. . In: Marmot M & Elliott P (eds.) Coronary heart disease epidemiology. Oxford, Oxford University Press 1992:311-324

113. Rose G. Sick individuals and sick populations. Int J Epidemiol 1985;14:32-38.

114. Bonneux L, Barendregt JJ. Ook met de consensus over verlaging van de serumcholesterol concentratie blijft primaire preventie duur. [Commentaar] Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:772-775.

115. Miettinen TA, Puska P, Gylling H, VanHanen H, Vartiainen E. Reduction of serum cholesterol with sitostanol-ester margarine in a mildly hypercholsitostanol-esterolemic population. New Engl J Med 1995;333:1308-1312.

116. Weststrate JA, Meijer GW. Plant sterol-enriched margarines and reduction of plasma total- and LDL-cholesterol concentrations in normoLDL-cholesterolaemic and mildly hyperLDL-cholesterolaemic subjects. Eur J Clin Nutrit 1998;52:334-343.

117. Tang JL, Armitage JM, Lancaster T, Silagy CA, Fowler GH, Neil HAW. Systematic review of dietary intervention trials to lower blood total cholesterol in free-living-subjects. BJM 1998;316:1213-1220.

118. Köhler W. Margarine als medicijn. NRC Handelsblad. Wetenschap & Onderwijs, 19 juni 1999.

119. Tijssen JGP, Simoons ML, Everdingen JJE. Landelijke richtlijnen voor het klinisch handelen, een methodologische beschouwing. Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142:2078-2082.

120. Vries JHM de, Katan MB. De kosten van het dieet bi j hypercholesterolemie. Ned Tijdschr Geneeskd 1991;135:215-218.

121. Tosteson ANA, Weinstein MC, Hunink MGM, Mittleman MA, Williams LW, et al. Cost-effectiveness of population wide approaches to reduce serum cholesterol levels. Circulation 1997;95:24-30.

122. Boer JMA. Coronary heart disease risk: family history and gene-environment interaction. Thesis. Wageningen Agricultural University 1999.

123. Umans-Eckenhausen MAW, Defesche JC, Scheerder RLJM, Cliné F, Kasteleijn JJP. Opsporing van patiënten met familiaire hypercholesterolemie in Nederland. Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:1157-1161.

124. Gevers-Leuven JA. Opsporing familiaire hypercholesterolemie bij kinderen geindiceerd? Bij uitzondering wel.

Ned Tijdschr Geneeskd 1997;141:2551-2554.

125. Scheerder RLJM. Stichting Opsporing Erfelijke Hypercholesterolemie. Jaarverslag 1997.

126. Danesh J, Peto R. Risk factors for coronary heart disease and infection with helicobacter pylori: meta -analysis of 18 studies. BMJ 1998;316:1130-1132.

127. Nieto FJ. Infections and atherosclerosis: new clues from an old hypothesis? Am J Epidemiol 1998;148:937-948.

128. Strachan DP, Carrington D, Mendall MA, Balam L, Morris J, et al. Relation of Chamhydia pneum oniae serology to mortality and incidence of ischaemic heart disease over 13 years in the Caerphilly prospective heart

128. Strachan DP, Carrington D, Mendall MA, Balam L, Morris J, et al. Relation of Chamhydia pneum oniae serology to mortality and incidence of ischaemic heart disease over 13 years in the Caerphilly prospective heart