• No results found

Aanbevelingen

In document Participatie van huurders (pagina 85-88)

5. Vergelijking tussen de cases

6.2. Aanbevelingen

In dit onderzoek wordt gekeken naar de invulling van voorwaarden die participatie bevorderen bij woningcorporaties. In deze paragraaf worden er aanbevelingen opgesteld, gebaseerd op de bevindingen uit dit onderzoek. Eerst worden er aanbevelingen gegeven voor andere woningcorporaties, daarna worden aanbevelingen opgesteld voor vervolgonderzoek omtrent het onderwerp participatie bij woningcorporaties.

6.2.1. Aanbevelingen voor woningcorporaties

Uit dit onderzoek komt naar voren dat er drie voorwaarden bij elke case terugkomen. Dit zijn de voorwaarden kunnen, motieven en ruimte. Wanneer er wordt gekeken naar de verschillende doelen die bij de woningcorporaties centraal staan, zou dus kunnen worden gesteld dat deze worden bereikt als de voorwaarden, kunnen motieven en ruimte, sterk worden ingevuld. De voorwaarden uitnodiging en respons worden ook ingevuld door de woningcorporaties, echter komen die voorwaarden in minder sterke mate terug. Hierdoor lijken zij minder invloed uit te oefenen op het bereiken van het doel van een woningcorporatie. De meest belangrijke voorwaarde voor participatie is misschien wel ruimte. Deze voorwaarde gaat in op de positie van het bestuur en of zij openstaat voor beïnvloeding. Zij bepaalt binnen een organisatie welke positie huurders innemen. Het is daarom ook van groot belang dat het bestuur de medewerkers binnen de organisatie aanstuurt om de stem van huurders meer te betrekken. Dit kan zij doen door huurders bij het opstellen van beleid te betrekken, in plaats van aan het eind van het proces. Daarnaast kunnen huurders worden gemotiveerd door hun interesse te wekken doordat zij zelf ook onderwerpen kunnen aandragen (motieven). Om de kennis van huurders te verbeteren over beleidsonderwerpen moeten zij in staat zijn cursussen te volgen (kunnen). Ten slotte zou een competentieprofiel op bedrijfsniveau (bij structurele participatie) zorgen voor kwaliteit van participatie. Wanneer dit wordt toegepast en het

vertegenwoordigende model wordt losgelaten, is het wel belangrijk dat de huurdersorganisatie input blijft ophalen bij de achterban zodat de verbinding met de achterban blijft.

De voorwaarden uitnodiging en respons komen in mindere mate terug bij de woningcorporaties. Wanneer deze voorwaarden sterker worden ingevuld zou de openheid toenemen en de bestuursstijl waarschijnlijk meer open worden. Hierdoor worden de omstandigheden die participatie bevorderen verbeterd. Om hierop in te spelen kan een woningcorporatie meer nadruk leggen op de voorwaarde uitnodiging door huurders bijvoorbeeld bij het ondertekenen van het huurcontract al op de hoogte te stellen van de mogelijkheden van participatie en wat ze daarmee kunnen bereiken. Dit kan een trigger zijn voor huurders om te participeren. Vaak zetten personen zich in wanneer zij verandering willen omdat iets niet goed is. Een huurder kan echter ook participeren om zijn leefomgeving te verbeteren, niet omdat het slecht is, maar om het nog beter te maken. Op deze manier kan participatie ook als kans worden gezien (door huurders) om ideeën aan te dragen waardoor de woonomgeving verbeterd.

Ook de voorwaarde respons kan beter worden ingevuld door woningcorporaties. Zij kunnen meer laten weten, en op een andere manier, welke resultaten er zijn bereikt. Wanneer er bijvoorbeeld een initiatief is ingediend kan de initiatiefnemer foto’s opsturen met een kort verslag waardoor andere huurders ook op de hoogte worden gesteld van het initiatief. Dit kan leiden tot creatieve ideeën bij andere huurders. Daarnaast is het ook goed als de woningcorporatie laat zien dat huurders invloed hebben kunnen uitoefenen doordat zij zijn betrokken bij de totstandkoming van beleid. Huurders krijgen zo ook waardering voor hun inzet.

Hoewel huurdersverenigingen en de woningcorporatie beide als doel hebben een zo prettig mogelijke woonomgeving te creëren voor huurders, staan zij soms met hun standpunten tegenover elkaar. Een voorbeeld waarbij dit speelt, is de jaarlijkse huurverhoging. Huurders zijn hier standaard tegen, terwijl de woningcorporatie dit moet doen om ook in de toekomst woningen te kunnen bouwen voor haar doelgroep. Huurders kunnen deze verhoging dus niet tegenhouden. Door met elkaar in gesprek te blijven kan er wel wederzijds begrip ontstaan voor elkaar standpunten. Dit wederzijds begrip is goed voor de relatie tussen de huurders en de woningcorporatie. Door de tegenstellingen en uiteindelijke oplossing terug te koppelen wordt duidelijk dat participatie soms ook lastig kan zijn. Wanneer er dan toch een oplossing wordt gevonden is dat de moeite waard om terug te koppelen.

Samenvattend kunnen dus de volgende aanbevelingen worden opgesteld:

o Om gunstige omstandigheden voor participatie te creëren is het van belang om de voorwaarden kunnen, motieven en ruimte, in sterke mate terug te laten komen;

o Meer inspelen op de voorwaarde uitnodiging door huurders bijvoorbeeld ook telefonisch te vragen of bij het afsluiten van het huurcontract zodat zij op de hoogte zijn van de mogelijkheden;

o Meer inspelen op de voorwaarde respons door bijvoorbeeld foto’s en een interview op de website te plaatsen/in de nieuwsbrief waar huurders aan het woord komen over wat zij vinden van de participatie en wat het heeft bereikt;

o Ook terugkoppeling geven over een lastige situatie zodat blijkt dat participatie niet altijd makkelijk is maar dat er wel oplossingen tot stand komen.

6.2.2. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Dit onderzoek geeft inzicht in de invulling van de voorwaarden (door woningcorporaties) die de omstandigheden voor participatie bevorderen. Duidelijk wordt welke voorwaarden in sterke mate terugkomen en welke voorwaarden in minder sterke mate terugkomen. Vervolgonderzoek zou zich enerzijds kunnen richten op het effect van het invullen van deze voorwaarden op de daadwerkelijke participatie en anderzijds op welke verklaringen er kunnen worden gegeven waarom een woningcorporatie de voorwaarden creëert. Hierdoor wordt duidelijk welke voorwaarden invloed uitoefenen op participatie.

Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat drie voorwaarden, kunnen motieven en ruimte, in elke case in sterke mate naar voren komen. Een van die voorwaarde, ruimte, gaat in op de positie van het bestuur tegenover participatie. Zij bepaalt of de stem van huurders wordt betrokken bij beleid. Wanneer het bestuur de positie van huurders bepaalt, heeft deze voorwaarde het meeste invloed op de mogelijkheden van huurders om te participeren. Ook al komen de andere voorwaarden sterk terug, dit zal weinig invloed hebben wanneer het bestuur niet openstaat voor beïnvloeding. Vervolgonderzoek zou dus in kunnen gaan op alleen de voorwaarde ruimte en welke invloed dit heeft op participatie binnen een woningcorporatie.

In dit onderzoek zijn interviews afgenomen met medewerkers van woningcorporaties om inzicht te krijgen in de invulling van de randvoorwaarden voor participatie. Er zijn echter geen interviews afgenomen met huurders, waardoor die positie wordt onderbelicht. Vervolgonderzoek kan zich richten op de invulling van de voorwaarden vanuit de positie van huurders. Dit kan worden vergeleken met de positie van de woningcorporatie waardoor duidelijk wordt of er verschillen bestaan over de invulling van de randvoorwaarden.

Ten slotte ligt tegenwoordig de nadruk steeds meer op zelfredzaamheid van burgers en het feit dat zij zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun leefomgeving. Huurders kunnen met initiatieven komen en het is niet meer vanzelfsprekend dat de woningcorporatie alles doet om de wijk leefbaar te houden. De huurder kan hier ook aan bijdragen. Hier bevindt zich echter een spanning. Een deel van de groep die de woningcorporatie huisvest wordt namelijk steeds minder zelfredzaam en zijn minder in staat een bijdrage te leveren aan de leefomgeving. Hierbij kan worden gedacht aan personen die eerst collectief in een instelling woonden en nu een eigen woning krijgen toegewezen of aan oudere mensen die steeds langer zelfstandig wonen. Hoewel er steeds meer wordt verwacht van huurders (doordat zij zelfredzaam moeten zijn en verantwoordelijkheid moeten nemen), is een deel daarvan minder toe in staat. Dit levert een spanning op. Vervolgonderzoek zou zich dan ook kunnen richten op de gevolgen van deze spanning voor participatie en hoe daarmee kan worden omgegaan.

De volgende aanbevelingen kunnen dus worden opgesteld voor vervolgonderzoek:

o Onderzoek doen naar het effect van de voorwaarden op participatie en naar een verklaring waarom woningcorporaties in voorwaarden voorzien;

o Onderzoek doen naar de invloed van de voorwaarde ruimte op participatie;

o Vergelijkend onderzoek doen naar de invulling van de voorwaarden waarbij wordt gekeken naar het standpunt van huurders en het standpunt van woningcorporaties;

o Onderzoek doen naar de gevolgen van de spanning (dat mensen steeds meer zelf moeten doen terwijl zij daar minder toe in staat zijn) voor participatie en hoe daarmee kan worden omgegaan.

In document Participatie van huurders (pagina 85-88)