7.2. Tekortkomingen en aanbevelingen voor verder onderzoek
7.2.2. Aanbevelingen voor verder onderzoek
De eerste aanbeveling is gebaseerd op de laatste tekortkoming die in de vorige subparagraaf is genoemd. In verschillende onderzoeken, zoals meermalen in verschillende hoofdstukken van dit onderzoek aan bod is gekomen, wordt opgemerkt dat het empirische bewijs voor de effecten van participatie gemengd zijn. Meer empirisch onderzoek zou bestaande lacunes opvullen en onzekerheden wegnemen. Daarbij zou de aandacht volgens mij vooral moeten liggen op de gevolgen van participatie voor participanten, zoals het effect op politieke interesse, politiek vertrouwen, zelfvertrouwen en politieke activiteit. Interviews met burgers als directe tekstconsumenten zou ook interessante resultaten op kunnen leveren. In dit onderzoek is daar, vanwege beperkte tijd en middelen, geen ruimte voor geweest. Een andere vorm van verdiepend onderzoek waarbij burgers een grotere rol zouden kunnen spelen is het onderzoeken van gesprekken tussen organisatie en deelnemers (op basis van het zogenaamde conversation analysis dat onder andere binnen de feministische linguïstiek een grote rol speelt). In dit soort onderzoek speelt niet zo zeer de inhoud van het gesprek een rol (bijvoorbeeld woordgebruik), maar de manier waarop het gesprek vorm krijgt (bijvoorbeeld stiltes, wie bepaalt het onderwerp en welke toon wordt gevoerd). Van de vorm van het gesprek kan vervolgens, zo verdedigen sommige wetenschappers (Cameron, 1998; 2005) afgeleid worden hoe machtsrelaties en ongelijkheden een sociale rol spelen. Het opnemen van gesprekken tijdens observaties en vervolgens analyseren welke partij bepaalt over welke onderwerpen gepraat wordt, welke partij het meest aan het woord
Legitieme Besluiten over Infrastructurele Projecten Pagina | 122
is en welke toon de partijen aannemen kan inzicht geven in de machtsverhoudingen tussen de verschillende partijen. In dit onderzoek is hier niet voor gekozen vanwege beperkte tijd en middelen, maar het zou een waardevolle vorm van vervolgonderzoek kunnen zijn.
Uit dit onderzoek blijkt dat maatwerk een grote barrière kan zijn voor een succesvol participatietraject en dat juist dit concept een centrale rol speelt in het participatiediscours. Met name het ontbreken van praktische handvatten en het gebrek aan wettelijke verankering leiden ertoe dat participatie een zwakke plek heeft op de politieke agenda. Door (theoretisch) onderzoek te doen naar de mate waarin verschillende participatie-instrumenten (zoals burgerjury‟s, het verwonderpanel, surveys en inloopavonden) voldoen aan de criteria van het ideaal theoretisch participatiemodel en de resultaten van dergelijk onderzoek breed te publiceren kunnen praktische handvatten geboden worden die ertoe kunnen leiden dat de organisatie van een participatietraject met meer vertrouwen een kwalitatief beter participatietraject organiseert, dat beter voldoet aan de zes criteria van het model.
Een laatste aanbeveling is gebaseerd op de beperkte tijd en middelen die de tekortkomingen die in voorgaande subparagraaf zijn genoemd als gevolg hebben gehad. Meer onderzoek, met dezelfde methodologische basis, naar andere cases zou een breder beeld kunnen schetsen van het participatiediscours. Daarbij is het ook interessant om cases over een langere periode te volgen, waarbij in zowel de probleemformuleringsfase, verkenningsfase en planuitwerkingsfase door middel van interviews en observaties een gedetailleerd beeld geschetst kan worden van hoe teksten invloed hebben op de discursieve praktijk en de sociale praktijk. Naast onderzoek naar meerdere cases over een langere periode is onderzoek naar andere platformen vanaf welke het participatiediscours invloed uitoefent ook interessant. In dit onderzoek is er expliciet voor gekozen om alleen het politiek-bestuurlijke platform te onderzoeken, maar er wordt ook over participatie gesproken en geschreven buiten de politiek om. De verwachting is (zie Hoofdstuk 5) dat een maatschappelijk debat over participatie ontbreekt en dat een dergelijk debat juist het belang van participatie duidelijk kan maken; onderzoek naar in hoeverre buiten de politiek wèl over participatie wordt gesproken en op welke manier kan aanknopingspunten bieden over hoe een maatschappelijk debat over participatie opgestart zou kunnen worden. Een interessant startpunt zou kunnen zijn het omstreden mediabeleid van de Commissie Elverding, waarover met name de linkse partijen vragen hebben gesteld in de Tweede Kamer.31
Legitieme Besluiten over Infrastructurele Projecten Pagina | 123
Noten
1 zie Mouffe (2005) en Kymlicka (2002) voor verschillende perspectieven op hoe pluralisme ontstaat. 2 Uitzonderingen zijn auteurs die gerekend kunnen worden tot de school van het empirisch pluralisme, die pluralisme als essentieel onderdeel van een democratie zagen.
3 Mouffe lijkt haar kritiek daarbij vooral te richten op liberaal egalitaire filosofen als Rawls. Rawls veil of ignorance (Rawls, 1971) en reasonable agreement (Rawls, 1993) hebben tot doel overeenstemming te bereiken in een pluralistische samenleving.
4 Een vergelijking met de rol die doktoren volgens Michel Foucault (1981) in het seksualiteitsdiscours kan een en ander verduidelijken. Doktoren claimden de waarheid over hygiëne en gezondheid en gaven daarmee, bewust of onbewust, een rechtvaardiging voor het overheidsbeleid met betrekking tot seksualiteit: “…it set itself up as the supreme authority in matters of hygenic necessity, taking up old fears of venereal affliction and combining them with the new themes of asepsis, and the great evolutionist myths with the recent institutions of public health…In the name of a biological and historical urgency, it justified the racisms of the state, which at the time were on the horizon. It grounded them in “truth”” (p.54). 5 Zie de inleiding voor een definitie van morele gelijkheid.
6 Zie voor een uitgebreide argumentatie voor het democratisch pluralisme bijvoorbeeld Hampshire, 1989. 7 Morele gelijkheid zou ook gezien kunnen worden als een meer substantief concept, maar omdat de substantieve kant van morele gelijkheid in dit onderzoek niet verder onderzocht wordt (zie p.24), is dit in dit onderzoek niet relevant.
8 Dit effect illustreert Cohen door te wijzen op de rol van de original position in Rawls‟ A Theory of Justice (1971).
9 Het is te verdedigen dat infrastructuur invloed kan hebben op de kansen die mensen hebben om deel te nemen aan besluitvormingsprocedures en dat zij om die reden een indirecte invloed hebben op de morele gelijkheid van mensen. Ik ga er echter vanuit dat Christiano dit niet bedoeld heeft en dat slechts een klein deel van de infrastructuur gerelateerde besluiten een dergelijk effect heeft.
10 Zonder hiermee te willen impliceren dat deelname een (goede) indicator is voor instemming.
11 Er is een derde voorwaarde waaraan legitieme besluiten moeten voldoen, maar deze is niet relevant voor dit onderzoek.
12 Het is natuurlijk maar zeer de vraag of het ooit mogelijk is om iedereen gelijke invloed te geven op de besluitvorming en besluiten. Iedereen de kans geven om in alle fasen van het proces deel te nemen is in ieder geval een stap in de goede richting.
13 Origineel in Frans gepubliceerd in 1969.
14 The History of Sexuality Part 1: The Will to Knowledge, origineel in Frans gepubliceerd in 1976 15 In bijlage A wordt de corpus schematisch weergegeven.
16 “Jan” bepaalt de vorm van de persoonsvorm en hij is de handelende partij.
17 De persoonsvorm is veranderd van “gooit” (enkelvoud) naar “worden” (meervoud).
18 Er is voor gekozen om de namen van de interviewkandidaten niet te noemen in dit onderzoeksrapport. Een belangrijke reden hiervoor is dat verschillende projecten die in dit onderzoek onderzocht worden gevoelig liggen. Verderop in dit hoofdstuk en in het volgende hoofdstuk wordt wel ingegaan op de achtergrond van de interviewkandidaten en de context waarbinnen het interview heeft plaatsgevonden om de invloed van deze factoren op de verzamelde data te verduidelijken. Daarnaast wordt naar alle
Legitieme Besluiten over Infrastructurele Projecten Pagina | 124
19 Een interview kan al gauw een instrument van examinatie in termen van Foucault worden, waardoor de interviewer macht uitoefent op de geïnterviewde.
20 Voor een volledig overzicht van het zevenstappenplan, zie Kvale, 1995, pp.27-9
21 In deze telling is het woord luchtkwaliteit wel meegeteld. Als dit woord niet meegeteld zou worden is het verschil nog groter: tijd wordt 33 keer genoemd en kwaliteit slechts 12 keer; ongeveer 67% minder. Zie Bijlage B voor een volledig overzicht van alle woordentellingen.
22 „Maatwerk‟ en „op maat‟ zijn samen geteld.
23 Professionaliteit en „professioneel‟ zijn samen geteld.
24 Het gebruik van „deze‟ als verwijswoord in deze zin is natuurlijk fout. Denkrichting is in dit geval het woord waarna verwezen wordt. Denkrichting is vrouwelijk, dus het correcte verwijswoord is „zij‟. 25 Voorbeelden zijn: „Het Rijk‟, „bestuurders‟ of „de gemeenteraad‟.
26 Gevonden op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/goed-openbaar-bestuur/code-goed-openbaar-
bestuur , o.m. geraadpleegd op 3 mei 2011
27 Of de Code Publieksparticipatie hier ook daadwerkelijk in slaagt, is maar de vraag.
28http://www.snellerenbeter.nl/instrumenten/mini-site-publieksparticipatie/ , o.m. geraadpleegd op 3 mei 2011.
29 Zie Bijlage C voor de volledige transcripties van alle interviews.
30 Deze vraag is gebaseerd op de vraag „Are there women, really?‟, die door Simone de Beauvoir gesteld wordt in haar boek The Second Seks (1961). Tevens zou de vraag gesteld kunnen worden: „zijn er eigenlijk wel bestuurders?‟.
31 Oud-Kamerlid Duyvendak van GroenLinks noemde de Commissie en instrument van het ministerie om het debat in een bepaalde richting te sturen. De oorzaak hiervan was de mediastrategie van de Commissie waarin bepaalde hoogleraren en politieke partijen voor de officiële persconferentie ingelicht zouden worden, met als verwachte tegenprestatie dat zij een positief oordeel over de bevindingen van de Commissie zouden vellen (Volkskrant 19 april 2008,
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/889410/2008/04/19/Kamer-uitleg-over- lsquo-massage-rsquo.dhtmlgeraadpleegd op 12 september 2011).
Legitieme Besluiten over Infrastructurele Projecten Pagina | 125
Literatuur
Alexander, E.R. (1993) Approaches to Planning: Introducing Current Planning Theories,
Concepts and Issues. Langhorne: Gordon and Breach
Armour, A. (1995) The citizens' jury model of public participation: A critical evaluation. In: O. Renn, T. Webler en P.M. Wiedemann (eds.) Fairness and Competence in Citizen
Participation. Berlijn: Springer, pp. 175-188
Arnstein, S. R. (1969) A ladder of citizen participation. Journal of the American Planning
Association 35(4): 216-224
Beierle, T.C. (1999) Using social goals to evaluate public participation in environmental decisions. Policy Studies Review 16(3-4): 75-103
Brown, M.B. (2006) Survey article: Citizen panels and the concept of representation. The Journal
of Political Philosophy 14(2): 203-225
Buchanan, A. (2002) Political legitimacy and democracy. Ethics 112(4): 689-719
Burby, R. J. (2003) Making plans that matter: Citizen involvement and government action.
Journal of the American Planning Association 69(1): 33-49
Burgess, R. (1988) Conversation with a purpose. The ethnographic interview in educational research. Studies in Qualitative Methodology 1: 137-155
Butler, J. (1990) Gender Trouble. New York: Routledge
Cameron, D. (1998) „Is there any ketchup Vera?‟: Gender, power and pragmatics. Discourse
Society 9(4): 437-455
Cameron, D. (2001) Working with Spoken Discourse. Londen: SAGE Publishers
Cameron, D. (2005) Relativity and its discontents: Language, gender, and pragmatics.
Legitieme Besluiten over Infrastructurele Projecten Pagina | 126
CE (2008) Sneller en Beter. Den Haag: Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Chambers, S. (2003) Deliberative democratic theory. Annual Review of Political Science 6: 307- 326
Christiano, T. (1997) The Significance of Public Deliberation. In. J. Bohman en W. Rehg (eds.)
Deliberative Democracy: Essays on Reason and Politics. Cambridge: The MIT Press,
pp.243-277
Christiano, T. (2004) The authority of democracy. The Journal of Political Philosophy 12(3): 266-290
Cohen, J. (1989) Deliberation and Democratic Legitimacy. In A. Hamlin en P. Petit (eds.) The
Good Polity. Normative Analysis of the State. Oxford: Blackwell Publishing, pp.17-34
Cohen, J. (1994) Pluralism and proceduralism. Chicago-Kent Law Review 69: 589-618
Day, D. (1997) Citizen participation in the planning process: An essentially contested concept?
Journal of Planning Literature 11: 421-434
Delli Carpini, M.X., Cook, F.L en Jacobs, L.R. (2007) Public deliberations, discursive
participation and citizen engagement: A review of the empirical literature. Annual Review of
Political Science 7(1): 315-344
Fairclough, N. (1993) Discourse and Social Change. Cambridge: Polity Press
Fischer, F. (1993) Citizen participation and the democratization of policy expertise: From theoretical inquiry to practical cases. Policy Sciences 26: 165-187
Foucault, M. (1972) The Archeology of Knowledge. Londen: Tavistock Publications
Foucault, M. (1981) The History of Sexuality Part 1: The Will to Knowledge. Londen: Penguin Books
Legitieme Besluiten over Infrastructurele Projecten Pagina | 127
Gamson, W.A. (1992) Talking Politics. Cambridge: Cambridge University Press
Goffman, E. (1981) Forms of Talk. Oxford: Blackwell
Guba, E.G. en Lincoln, Y.S. (1994) Competing Paradigms in Qualitative Research. In: N.K. Denzin en Y.S. Lincoln (eds.) Handbook of Qualitative Research. Thousand Oaks: SAGE Publications, pp. 105-117
Gundry, K.G. en Heberlein, T.A. (1984) Research report: Do public hearings represent the public? Journal of the American Planning Association 50(2): 175-182
Halliday, M.A.K. (1994) An Introduction to Functional Grammar. Londen: Edward Arnold
Hampshire, S. (1989) Innocence and Experience. Cambridge: Harvard University Press
Hampshire, S. (1993) Liberalism: The New Twist. New York Review of Books: 43-47
Hernstein Smith, B. (2005) Scandalous Knowledge: Science, Truth and the Human. Edinburgh: Edinburgh University Press
Innes, J. (1996) Planning through consensus building: A new view of the comprehensive planning ideal. Journal of the American Planning Association 62 (4): 460–72.
Irvin, R.A. en Stansbury, J. (2004) Citizen participation in decision making: Is it worth the effort?
Public Administration Review 64: 55-65
Jäger, S. en Maier, F. (2009) Theoretical and methodological foundations of Foucauldian critical discourse analysis and dispositive analysis. In: R. Wodak en M. Meyer (eds.) Methods of
Critical Discourse Analysis. Londen: SAGE Publications, pp.34-61
Kathlene, L. en Martins, J.A. (1991) Enhancing citizen participation: Panel designs, perspectives and policy formation. Journal of Policy Analysis and Management 10(1): 46-63
King, C.S., Feltey, K.M. en Susel, B. (1998) The question of participation: Toward authentic public participation in public administration. Public Administration Review 58(4): 317-326
Legitieme Besluiten over Infrastructurele Projecten Pagina | 128
Kuhn, T.S. (2003) De Structuur van Wetenschappelijke Revoluties. Amsterdam: Boom
Kvale, S. (1995) The social construction of validity. Qualitative Inquiry 1(1): 19-40
Kymlicka, W. (2002) Contemporary Political Philosphy. An Introduction. Oxford: Oxford University Press
Laurian, L. en Shaw, M.M. (2009) Evaluation of public participation: The practices of certified planners. Journal of Planning Education and Research 28: 293-309
Leyenaar, M. (2009) De Burger aan Zet. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Magerum, R.D. (2002) Collaborative planning: Building consensus and building a distinct model for practice. Journal of Planning Education and Research 21: 237-253
Moote, M.A., McClaran, M.P. en Chickering, D.K. (1997) Theory in practice: Applying participatory democracy theory to public land planning. Environmental Management 21(6): 877–889
Mouffe, C. (2005) On the Political. London: Routledge
Moyser, G. (2005) Political Participation. In R. Axtmann (ed.) Understanding Democratic
Politics. An Introduction. Londen: SAGE Publications, pp.174-186
Paltridge, B. (2006) Discourse Analysis: An Introduction. Londen: Continuum
Palumbo, A. (2003) Liberalism. In R. Axtmann (ed.) Understanding Democratic Politics. An
Introduction. London: SAGE Publications, pp.231-241
Parijs, P. van (1996) Justice and democracy: Are they incompatible? The Journal of Political
Philosophy 4(2): 101-117
Partners+Propper (2008) Inspraak Nieuwe Stijl beproefd. Onderzoek naar de toepassing en resultaten van Inspraak Nieuwe Stijl. Den Haag: Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Legitieme Besluiten over Infrastructurele Projecten Pagina | 129
Petts, J. (2001) Evaluating the effectiveness of deliberative processes: Waste management case- studies. Journal of Environmental Planning and Management 44(2): 207-226
Pilcher, J. en Whelehan, I. (2004) Fifty Key Concepts in Gender Studies. Londen: SAGE Publications
PB (2009) Code Publieksparticipatie. Gevonden op:
http://www.snellerenbeter.nl/instrumenten/code-publieksparticipatie/ , geraadpleegd op o.m. 3 mei 2011
Rawls, J. (1971) A Theory of Justice. Cambridge: Harvard University Press
Rawls, J. (1993) Political Liberalism. New York: Columbia University Press
Reisigl M. en Wodak, R. (2001) Discourse and Discrimination. Rhetorics of Racism and
Antisemitism. Londen en New York: Routledge
Roberts, N. (1997) Public deliberation: An alternative approach to crafting policy and setting direction. Public Administration Review 57(2): 124-132
Rowe, G. en Frewer, L.J. (2005) A typology of public engagement mechanisms. Science,
Technology, & Human Values (30)2: 251-290
RV (2009) Ideeëngoed. Rotterdam: Rijkswaterstaat Zuid-Holland
Scollon, R. (1999) Mediated discourse and social interaction. Research on Language and Social
Interaction 32(1): 149-154
Shakespeare, P. (1998) Aspects of Confused Speech. A Study of Verbal Interaction between
Confused and Normal Speakers. Londen: Lawrence Erlbaum Associates Publishers
Simon, H.A. (1957) Models of Man: Social and Rational. Mathematical Essays on Rational
Legitieme Besluiten over Infrastructurele Projecten Pagina | 130
Stivers, C. (1990) The public agency as polis: Active citizenship in the administrative state.
Administration & Society 22: 86-105
Smith, G. en Wales, C. (2000) Citizens‟ juries and deliberative democracy. Political Studies 48: 51–65
Tannen, D. (1993) The relativity of linguistic strategies: Rethinking power and solidarity in gender and dominance. In: D. Tannen (ed.) Gender & Discourse. Oxford: Oxford University Press: 19-52
Titscher, S., Meyer, M.,Wodak, R. en Vetter, E. (2000) Methods of Text and Discourse Analysis. Londen: SAGE Publications
Verba, S. en Nie, N. (1972) Participation in America. New York: Harper and Row
Wetherell, E., Taylor, S. en Yates, S.J. (2001) Discourse Theory and Practice: A Reader. Londen: SAGE Publications
WI (2006) Inspraak Nieuwe Stijl: Maatwerk. Den Haag: Ministerie van Verkeer en Waterstaat
WI (2008) Passende Publieksparticipatie Leidt tot Betere Besluitvorming. Eindrapport Inspraak
Nieuwe Stijl. Den Haag: Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Williams, S.H. (1976) Citizen participation in city and regional planning. Town Planning Review
47(4): 349-358
Wolff, R.P. (1970) In Defense of Anarchy. New York: Harper Colophon Books
Wodak, R. (2001) What CDA is about – a summary of its history, important concepts and development. In R. Wodak en M. Meyer (eds.) Methods of Critical Discourse Analysis. Londen: SAGE Publications, pp.1-13
Zittel, T. (2007) Participatory Democracy and Political Participation: Can Participatory