• No results found

aanbevelingen praktijkonderzoek

In document Effect van handhaving in het verkeer (pagina 80-88)

VING E N WEGG EDR AG

4.9 Beantwoording onderzoeksvragen en

aanbevelingen praktijkonderzoek

Hoofdvraag

Wat is het effect van de diverse handhavingsactiviteiten, die onder de landelijke prioriteiten vallen, op het nalevingsgedrag van automobilisten en motorrijders?

Rood licht negatie

Het effect op rood licht negatie is onderzocht op lokale wegen met een maximumsnelheid van 50 km/u. Op deze categorie wegen leidt handhaving tot een lager aandeel voertuigen dat het rode licht negeert.

Ook de aanwezigheid van een handhavingssysteem, zonder dat daarmee daadwerkelijk wordt gehandhaafd, zorgt voor een betere naleving van het rode licht.

De onderzochte lokale wegen liggen in Nijmegen. We hebben geen reden om te veronderstellen dat de effecten in andere gemeenten op dit type wegen afwijkt van de resultaten in Nijmegen.

We bevelen aan om in een vervolgonderzoek ook regionale wegen mee te nemen met 80 of 100 km/u als snelheidslimiet.

Maximum snelheid

Op alle onderzochte wegtypen, lokale, regionale en autosnelwegen, leidt handhaving tot een lagere gemiddelde snelheid.

Op de lokale wegen is het effect met 10% het grootst, omdat één bestuurder die zijn snelheid aanpast wordt gevolgd door voertuigen die niet gemakkelijk kunnen inhalen en hun snelheid noodgedwongen ook moeten aanpassen.

Op regionale wegen is de daling van de snelheid onder invloed van handhaving 2% tot 4%. Een mogelijke verklaring voor dit kleinere effect (in vergelijking met lokale wegen) is dat op dit type wegen sprake is van relatief bescheiden overschrijdingen van de maximumsnelheid en dat een kleine verlaging van de snelheid er al toe leidt dat geen overtreding meer worden geconstateerd.

Op autosnelwegen is het effect van handhaving een 1% lagere snelheid. Dit effect is relatief klein omdat voertuigen elkaar op meerdere naast elkaar gelegen rijstroken kunnen inhalen, omdat er mogelijk niet continue is gehandhaafd en mogelijk door andere normen / attituden van weggebruikers over snelheidsovertredingen op autosnelwegen.

De meeste winst van handhaving, in termen van verlaging van de gemiddeld gereden snelheid, wordt gehaald op lokale wegen.

V ERKEE RSH AND H A VING E N WEGG EDR AG Onderzoeksvragen

Is het nalevingsgedrag hoger op trajecten/plekken waar handhavingsmiddelen actief zijn vergeleken met trajecten/plekken waar zij niet actief zijn?

Bij handhaving op rood licht negatie blijkt dat de zichtbare aanwezigheid van een

handhavingssysteem, zonder dat daarmee actief wordt gehandhaafd, een gunstig effect heeft op de naleving. Het effect is kleiner dan het effect van een actief handhavingssysteem.

Bij handhaving op de maximumsnelheid kon niet onderzocht worden of alleen de aanwezigheid van een handhavingssysteem, zonder dat daarmee handhavend wordt opgetreden, effect heeft op de naleving.

Verschilt het nalevingsgedrag wanneer een weggebruiker betrapt wordt bij een mobiele radarset, trajectcontrole, flitspaal of staande houding?

De codering van het gebruikte handhavingsmiddel is in de CJIB database niet consequent. Daarom kan deze onderzoeksvraag niet worden beantwoord.

V ERKEE RSH AND H A VING E N WEGG EDR AG

5. Naleving, motieven en kennis over

handhavingsinspanningen

DIT HOOFDSTUK BEGINT MET EEN BESCHRIJVING VAN DE WERKWIJZE VAN HET VRAGENLIJST ONDERZOEK.VERVOLGENS BLIJKT DAT SNELHEIDSLIMIETEN DOOR VEEL WEGGEBRUIKERS WORDEN OVERTREDEN.OOK HET RODE VERKEERSLICHT WORDT NOG DOOR RELATIEF VEEL WEGGEBRUIKERS GENEGEERD.OVERIGE OVERTREDINGEN WORDEN MINDER VAAK GEMAAKT. MOTIEVEN OM DE VERKEERSREGELS TE OVERTREDEN, HANGEN SAMEN DE MATE WAARIN MEN DE REGELS OVERTREEDT.VOOR SNELHEIDSOVERTREDINGEN ZIJN DE INTRINSIEKE MOTIEVEN

(WAARONDER VERKEERSVEILIGHEID) MINDER BELANGRIJK DAN VOOR DE ANDERE OVERTREDINGEN.

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een deel van de resultaten van het vragenlijst onderzoek beschreven. Successievelijk zullen aan de orde komen:

De vraagstelling en methodiek van het onderzoek;

De datacleaning en weging;

Beschrijving van de steekproef;

De naleving;

Motieven voor automobilisten en motorrijders om zich aan de verkeersregels te houden;

Kennis over handhavingsinspanningen.

5.2 Vraagstelling

De onderzoeksvragen die we binnen het vragenlijst gedeelte van het onderzoek aan de kaak stellen zijn:

Wat is de naleving van de automobilist of motorrijder op het gebied van de Landelijke prioriteiten?

Wat is de kennis over locaties van handhavingsinspanningen op het gebied van de Landelijke prioriteiten.

Welke motieven spelen een rol bij de naleving van automobilisten en motorrijders?

Welk aandeel automobilisten en motorrijders heeft een sanctie opgelegd gekregen voor overtredingen op het gebied van de landelijke prioriteiten?

V ERKEE RSH AND H A VING E N WEGG EDR AG

Wat is de invloed van handhavingsactiviteiten op de naleving? Dit betreft kennis,

risicoperceptie (subjectieve pakkans) en ervaring met handhavingsactiviteiten (boetes of gecontroleerd zijn)?

Wat zijn de effecten van de verschillende handhavingsactiviteiten op de naleving? Om een antwoord op deze vragen te vinden hebben we een enquête uitgezet bij een panel (van Panelclix) dat representatief is voor de Nederlandse samenstelling van de bevolking. De enquête is enkel toegestuurd aan automobilisten en motorrijders van 18 jaar en ouder.

In dit hoofdstuk zullen we de opzet van het enquête onderzoek bespreken, de naleving van verkeersregels, de kennis over locaties waar gehandhaafd wordt en de motieven voor de naleving. Hoofstuk 6 geeft het aantal boetes van automobilisten en motorrijders en de effecten van de diversie handhavingsinspanningen op de naleving.

5.3 De vragenlijst

De vragenlijst bestond uit vier onderdelen:

Blok A: Algemene variabelen (frequentie autorijden, bezit rijbewijs, motief auto rijden, etc.) Blok B: Invloeden op naleving

Blok D: Overtredingsgedrag

Blok F: Achtergrondvariabelen (leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, etc.)

De enquête zelf is als bijlage 2 toegevoegd aan het rapport.

5.4 Datacleaning en weging

De enquête is uitgezet onder automobilisten en motorrijders van het panel van Panelclix, zodat 1745 automobilisten en 441 motorrijders de vragenlijst volledig ingevuld hadden. Na opschoning van de data bleven 1669 automobilisten en 405 motorrijders over waarmee we de onderstaande analyses uitgevoerd hebben.

De gegevens zijn vergeleken met de man-vrouw verhouding binnen de populatie

automobilisten/motorrijders volgens de laatste gegevens van het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) van het CBS. Dit zijn de gegevens uit 2014. Aangezien motorrijders minder goed gerepresenteerd zijn in het OViN, hebben we voor de motorrijders twee jaren samen gevoegd. De man-vrouw verhoudingen zijn in tabel 5.1 weergegeven.

V ERKEE RSH AND H A VING E N WEGG EDR AG

Tabel 5.1: Man-vrouw verdeling binnen de steekproeven en de populatie volgens OViN (Bron: CBS).

Geslacht Steekproef

auto OViN 2014 auto Steekproef motor 2014 motor OViN

2013-Man 51% 57% 68% 92%

Vrouw 49% 43% 32% 8%

Daarnaast hebben we de gegevens vergeleken met de verdeling naar leeftijd in de OViN database uit 2014. Dit is weergegeven in tabel 5.2.

Tabel 5.2: Leeftijdsverdeling binnen de steekproeven en de populatie volgens OViN (Bron: CBS).

Leeftijd Steekproef

auto OViN 2014 auto Steekproef motor 2014 motor OViN

2013-<25 jaar 9% 8% 11% 18%

25-34 jaar 18% 17% 27% 18%

35-44 jaar 16% 21% 19% 15%

45-55 jaar 20% 23% 23% 29%

>55 jaar 37% 31% 20% 20%

Bij de automobilisten is er een lichte overrepresentatie van vrouwen, jongeren en ouderen in de steekproef. De steekproef van de motorrijders past minder goed, dit komt doordat bij beide steekproeven minder motorrijders onderdeel zijn van het panel.

Voor de analyses van deze data is de steekproef gewogen naar geslacht en leeftijd zijn deze OViN gegevens uitgesplitst naar automobilisten en motorrijders.

Dankzij deze weging kunnen de resultaten van de steekproef gegeneraliseerd worden naar de totale populatie automobilisten en motorrijders in Nederland. Daar waar de aantallen van het gedeelte van de steekproef dat gebruikt is te klein is om dit verantwoord te kunnen doen is dit in de tekst aangegeven.

De gegevens zijn veelal per type overtreding apart beschreven voor automobilisten en motorrijders.

5.5 Beschrijving steekproef

In deze paragraaf stippen we kort een aantal kenmerken van de respondenten aan: de woonomgeving, het rijbewijsbezit en het reismotief komen aan bod.

5.5.1 Woonomgeving

In figuur 5.1 is te zien dat de automobilisten en motorrijders vergelijkbaar verdeeld zijn over de diverse woonomgevingen: van één van de vier grote steden tot een klein dorp. De meeste respondenten wonen in een (middel)grote stad.

V ERKEE RSH AND H A VING E N WEGG EDR AG

Figuur 5.1: Woonomgeving van de automobilisten en motorrijders

5.5.2 Rijbewijsbezit

De automobilisten en motorrijders is gevraagd hoe lang ze in bezit zijn van het

(motor)rijbewijs. Het overgrote deel van de bestuurders heeft langer dan 10 jaar het rijbewijs. Motorrijders hebben vaker wat korter het motorrijbewijs dan automobilisten het autorijbewijs.

Figuur 5.2: Hoe lang bent u in het bezit van uw rijbewijs?

5.5.3 Het aantal gereden kilometers

In figuur 5.3 is aangegeven hoeveel kilometers automobilisten gemiddeld per jaar rijden. De grootste groep automobilisten zegt tussen de 10.000 en 19.999 kilometer per jaar met de auto af te leggen binnen Nederland. De grootste groep motorijders rijdt minder kilometers per jaar binnen Nederland: 5.000 tot 9.999.

14% 28% 18% 24% 17% Woonomgeving automobilisten

Eén van de vier grote steden Een (middel)grote stad Een kleine stad Een (middel)groot dorp Een klein dorp

13% 31% 23% 15% 17% 1% Woonomgeving motorrijders

Eén van de vier grote steden Een (middel)grote stad Een kleine stad Een (middel)groot dorp Een klein dorp Anders, namelijk

1%9% 11%

79%

Bezit rijbewijs automobilisten

Minder dan 1 jaar 1 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar 10 jaar of langer

6%

30%

19% 45%

Bezit rijbewijs motorrijders

Minder dan 1 jaar 1 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar 10 jaar of langer

V ERKEE RSH AND H A VING E N WEGG EDR AG

Figuur 5.3: Het aantal gereden kilometers per jaar binnen Nederland

5.5.4 Motief voor auto- of motorrijden

We hebben gevraagd om welke reden de meeste kilometers binnen Nederland met de auto of motor gereden worden. Meer dan de helft van de automobilisten rijdt de meeste kilometers voor werk of studie gerelateerde activiteiten, voor motorrijders geldt dit niet (zie tabel 5.3). 46% van de automobilisten geeft aan dat woon-werk verkeer het motief is om de meeste kilometers te rijden. Van de motorrijders zegt 36% dit. Voor motorrijders gelden de motieven ‘vakantie of uitstapjes’ en ‘sport of hobby’ relatief vaak (respectievelijk 23% en 21%, tegen 9% en 3% voor automobilisten). Voor automobilisten geldt het bezoek aan familie of

kennissen als tweede meest genoemde motief (24%), dit wordt weer minder genoemd door de motorrijders (9%).

Tabel 5.3: Met welk motief rijdt u de meeste kilometers binnen Nederland?

Reismotief Auto Motor

Werk/studie-gerelateerd 55% 42%

Overig 45% 58%

5.6 Naleving

5.6.1 De naleving automobilisten

In figuur 5.4 is aangegeven welk aandeel van de automobilisten zich doorgaans aan de regels houdt. Te zien is dat de snelheidslimieten verreweg door de meeste automobilisten worden overtreden. Het rode verkeerslicht wordt toch ook door 45% van de automobilisten soms of zelden genegeerd. Onder invloed van alcohol auto rijden wordt door 88% van de automobilisten nooit gedaan. Er is een onderscheid gemaakt tussen het handheld bellen (‘bellen’) en het overige handheld gebruik van de telefoon (‘telefoongebruik’).

11%

26%

39% 15%

6% 5%

Aantal kilometers per jaar automobilist

Minder dan 5.000 kilometer 5.000 - 9.999 kilometer 10.000 - 19.999 kilometer 20.000 - 29.999 kilometer 30.000 - 39.999 kilometer 40.000 kilometer of meer

27%

37% 23%

9% 3% 1%

Aantal kilometers per jaar motorrijders

Minder dan 5.000 kilometer 5.000 - 9.999 kilometer 10.000 - 19.999 kilometer 20.000 - 29.999 kilometer 30.000 - 39.999 kilometer 40.000 kilometer of meer

V ERKEE RSH AND H A VING E N WEGG EDR AG

Figuur 5.4: De naleving van automobilisten

5.6.2 De naleving van motorrijders

In figuur 5.5 is dezelfde grafiek weergegeven voor motorrijders. Het handheld gebruik van de telefoon en handheld bellen is niet gevraagd aan motorrijders. We zien een vergelijkbaar patroon bij de motorrijders als bij de automobilisten. Echter, het aandeel motorrijders dat regelmatig of vaker de regels overtreedt is wat groter.

Figuur 5.5: De naleving van motorrijders 9% 88% 55% 69% 69% 64% 11% 44% 27% 27% 27% 1% 1% 4% 4% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Snelheid Alcohol Roodlicht Bellen Telefoongebruik

In document Effect van handhaving in het verkeer (pagina 80-88)