• No results found

Hoofdstuk 5 | Conclusie en aanbevelingen

5.2 Aanbevelingen

De reden die ten grondslag ligt aan het invoeren van een meewerkplicht voor de verdachte is vanuit het oogpunt van effectieve opsporing, begrijpelijk.177

De meewerkplicht zal eerder de toets van artikel 6 EVRM doorstaan indien er sprake is van een geringe mate van dwang of indien het verkregen materiaal als steunbewijs dient.178 Een gevangenisstraf zal de toets nimmer doorstaan. Daarom zou schending

van artikel 2.6.5.5.1 WvSv slechts met een geldboete van de 1e categorie moeten

kunnen worden bestraft, teneinde zowel de aard als de mate van dwang te beperken. Ook zou het verkregen bewijs slechts als steunbewijs kunnen dienen, waardoor de rol van het bewijs minder groot is. Daarnaast kan worden gedacht aan het opschroeven van de verdenking van een tweejaarfeit naar een vierjaarfeit, zodat het maatschappelijk belang in de meeste gevallen groter zal zijn. De bovenstaande aanbevelingen kunnen worden verwerkt in de tekst van artikel 2.6.5.5.1, welke als bijlage II is aangehecht.

De vraag is echter of dit in voldoende mate bijdraagt aan het oordeel dat de dwang geoorloofd is, nu sprake is van wilsafhankelijk materiaal. Beter is om te kiezen voor de oplossing die Van Toor ook in zijn artikel voorstelt, te weten het behouden van de bevoegdheid zoals die nu is.179 Dat houdt in dat het materiaal zal worden verzameld

uit andere bron, bijvoorbeeld uit een doorzoeking, tapgesprek of camerabeelden. Dit zal ervoor zorgen dat het materiaal uit artikel 2.6.5.5.1 WvSv als wilsonafhankelijk kan worden aangemerkt, hetgeen ervoor zorgt dat minder snel sprake is van een schending van het nemo-teneturbeginsel.

177 Zie paragraaf 2.4. 178 Koops 2012, p. 168.

Literatuur- en jurisprudentielijst

Boeken en artikelen Bood, NJB 2018

A. Bood, ‘Geef ze een vinger… Gedwongen ontgrendeling van een smartphone en het nemo tenetur-beginsel’, NJB 2018, afl. 36, p. 2744-2748.

Cleiren & Fokkens 2013

T. Cleiren & J.W. Fokkens, ‘Tuchtrecht en het nemo tenetur-beginsel.

Ontwikkelingen in de betekenis van het nemo tenetur-beginsel voor het wettelijk geregeld tuchtprocesrecht’, in: Bleichrodt e.a. (red), Onbegrensd strafrecht, Oisterwijk: Wolf Legal Publishers 2013.

Corstens & Borgers 2018

G.J.M. Corstens & M.J. Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2018.

Fokkens & Spek 2005

J.W. Fokkens & W.J.V. Spek, ‘Het nemo-teneturbeginsel en het Nederlandse strafprocesrecht’, in: A.H.E.C. Jordaans, P.A.M. Mevis & J. Wöretshofer (red.),

Praktisch strafrecht: Liber amicorum J.M. Reijntjes, Nijmegen: Wolf Legal

Publishers 2005.

Haas & Jansen, TFB 2008/04

F.J.P.M. Haas en D.N.N. Jansen, ‘You have the right to remain silent: of toch niet?’,

TFB 2008/04.

Haas, de & Vissers, TFB 2014/01

P. de Haas & A.B. Vissers, ‘Hoofdstuk 5 Nemo-teneturbeginsel; verklaar je nader!’,

TFB 2014/01, p. 77-113.

N. Jörg, ‘Artikel 29’, in: A.L. Melai c.s., Het Wetboek van Strafvordering, Arnhem z.j., maart 1998.

Koops, ITeR 2000

B.J. Koops, ‘Verdachte en ontsleutelplicht: hoe ver reikt nemo tenetur?’, Verschenen in: ITeR, 31. Kluwer, Deventer 2000, p. 46-51.

Koops & Stevens, DD 2003

B.J. Koops & L. Stevens, ‘J.B. versus Saunders. De groeiende duisternis rond nemo tenetur’, DD 2003, afl. 3, p. 281-294.

Koops 2012

B.J. Koops, Het decryptiebevel en het nemo-teneturbeginsel; Nopen ontwikkelingen

sinds 2000 tot invoering van een ontsleutelplicht voor verdachten?, Boom Lemma,

Meppel 2012.

Kwakman & Buwalda, AA 2014

N. Kwakman & M. Buwalda, ‘Het ontwerp wetsvoorstel Computercriminaliteit III: Het decryptiebevel en het nemo-teneturbeginsel’, AA 63 (1), p. 9-17.

Lindenberg, in: T&C Strafrecht 1984

K.K. Lindenberg, commentaar op art. 184 Sr, in: Tekst & Commentaar Strafrecht, Deventer: Kluwer 1984 (boek en online).

NFI Vakbijlage 2015

Nederlands Forensisch Instituut, ‘Vakbijlage. Vergelijkend handschriftonderzoek’, versie 10, december 2015 (online publiek).

Oerlemans, TMS 2018

J.J. Oerlemans, ‘Beschouwing rapport Commissie-Koops: strafvordering in het digitale tijdperk’, Tijdschrift Modernisering Strafvordering 2018, afl. 2.

Redwayne, OJoLS 2006

M. Redwayne, ‘Rethinking the Privilege Against Self-Incrimination’, Oxford Journal

Reijntjes 1996

J.M. Reijntjes, ‘Nemo tenetur: een holle leus?’, in: J.M. Reijntjes (red.), Nemo

Tenetur, Arnhem: Gouda Quint 1996, p. 9-21. Rozemond, NJB 1992

K. Rozemond, 'Het DNA-onderzoek in strafzaken en het nemo tenetur- beginsel', NJB 1992, afl. 4, p. 125-132.

Stevens 2005

L. Stevens, ‘Het nemo-teneturbeginsel in strafzaken: van zwijgrecht naar

containerbegrip’, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2005. Stevens, DD 2007

L. Stevens, ‘Het nemo-teneturbeginsel als containerbegrip?’ Een beschouwing van de koers van het EHRM naar aanleiding van het Jalloh-arrest, DD 2007, afl.7/54.

Stevens, NJB 2019

L. Stevens, ‘Gedwongen biometrische toegangsverschaffing is niet in strijd met nemo tenetur’, NJB 2019, afl. 6, p. 400-403.

Toor, van, Strafblad 2013

D.A.G. van Toor, ‘Over het nemo-teneturbeginsel en het decryptiebevel: is een meewerkverplichting bij het ontsleutelen van bestanden gerechtvaardigd?’, Strafblad 11 (4), p. 317-323.

Toor, van, TBS&H 2016

D.A.G. van Toor, ‘Het nemo teneturbeginsel: Rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en de Hoge Raad vergeleken’, TBS&H 2016, nr. 1, p. 28-43.

D. van Toor, ‘Het schuldige geheugen?’ Een onderzoek naar het gebruik van

hersenonderzoek als opsporingsmethode in het licht van eisen van instrumentaliteit en rechtsbescherming’, Deventer: Wolters Kluwer 2017.

Toor, van, TBS&H 2018

D.A.G. van Toor, ‘Het nemo teneturbeginsel in de conceptwetsvoorstellen van het Wetboek van Strafvordering’, TBS&H 2018, nr. 4.

Veen, van, DD 1979

Th.W. van Veen, ‘Van plicht tot spreken en recht tot zwijgen: Art. 29 bevat een uitzondering’, D&D 1979, p. 687-693.

Velthuis, TO&SiP 2013

M. Velthuis, ‘Wilsafhankelijk versus wilsonafhankelijk materiaal. Wanneer

kwalificeren documenten als wilsafhankelijk materiaal?’, Tijdschrift Onderneming &

Strafrecht in Praktijk oktober 2013, SDU Uitgevers, nr. 2, p. 32-37. Ward & Gardner, EHRLR 2003

T. Ward & P. Gardner, ‘The privilege against self incrimination: in search of legal certainty’, EHRLR, 2003, 4.

Zeeman 2019

A. Zeeman, ‘Dulden of meewerken?’ Een onderzoek naar de toepassing van het nemo tenetur-beginsel bij de sfeerovergang van controle naar opsporing’, ’s-Hertogenbosch: Gompel&Svacina, 2019.

Adviezen

Advies College van procureurs-generaal 2017

Openbaar Ministerie College van procureurs-generaal, ‘Advies conceptwetsvoorstel Boeken 1 en 2 nieuwe Wetboek van Strafvordering (Boek 2)’, 5 juli 2017.

Raad voor de rechtspraak, ‘Advies Consultatie boeken 1 en 2 nieuwe Wetboek van Strafvordering’, 11 juli 2017.

Advies Wetenschappelijke commissie NVvR 2017

Wetenschappelijke Commissie van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, ‘NVvR-advies over het concept-wetsvoorstel Vaststellingswet Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Strafvordering in het algemeen) en het concept- wetsvoorstel Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Het opsporingsonderzoek)’, 2043131, 25 juli 2017.

Parlementaire stukken Kamerstukken II 2015/16, 29279, 278. Kamerstukken II 2015/16, 29279, 331. Kamerstukken II 2016/17, 29279, 372. Kamerstukken II 2017/18, 29279, 395. Opstelten 2012

Minister Opstelten, ‘Verslag van een algemeen overleg’, 31 januari 2012 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 000 VI, nr. 78, p. 19.

Richtlijn 2015R004

Richtlijn voor strafvordering niet opvolgen ambtelijk bevel of gedragsaanwijzing 18 februari 2015, Stcrt. 2015, 4228, nr. 2015R004.

Vaststelling Boek 1 (MvT)

Memorie van toelichting: Vaststelling Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Strafvordering in het algemeen).

Wetsvoorstel: Vaststelling Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Strafvordering in het algemeen).

Vaststelling Boek 2 (MvT)

Memorie van toelichting: Vaststelling Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Het opsporingsonderzoek).

Vaststelling Boek 2 (Wetsvoorstel)

Wetsvoorstel: Vaststelling Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Het opsporingsonderzoek).

Websites

J. Verhaert, ‘Hoe betrouwbaar is identificatie van een individu aan de hand van handschrift of stemgeluid?’, Bijzonderstrafrecht.nl 2 mei 2013.

Nederlands Forensisch Onderzoeksbureau, ‘Handschrift deskundige gezocht?’,

Handschrift-deskundige.nl.

Forensicon, ‘Hoe uniek is een stem?’, Forensicon.nl.

Nederlands Forensisch Instituut, ‘Spraak- en audio-onderzoek’,

Forensischinstituut.nl.

Producties van internationale organisaties Richtlijn 2016/343/EU

Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van Europa van 9

maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en het recht op in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn.

Jurisprudentie

EHRM 25 februari 1993, ECLI:CE:ECHR:1993:0225JUD001082884, NJ 1993, 485 (Funke/Frankrijk).

EHRM 8 februari 1996, ECLI:CE:ECHR:1996:0208JUD001873191 (Murray/het

Verenigd Koninkrijk).

EHRM 17 december 1996, ECLI:CE:ECHR:1996:1217JUD001918791, NJ 1997, 699 (Saunders/het Verenigd Koninkrijk).

G. Knigge annotatie bij EHRM 17 december 1996,

ECLI:CE:ECHR:1996:1217JUD001918791, NJ 1997, 699 (Saunders/het Verenigd

Koninkrijk).

EHRM 12 mei 2000, ECLI:CE:ECHR:2000:0512JUD003539497 (Khan/het Verenigd

Koninkrijk).

EHRM 21 december 2000, ECLI:CE:ECHR:2000:1221JUD003688797, EHRC 2001, 18 (Quinn/Ierland).

EHRM 21 december 2000, ECLI:CE:ECHR:2000:1221JUD003472097 (Heaney &

McGuinness/Ierland).

EHRM 25 september 2001, ECLI:CE:ECHR:2001:0925JUD004478798 (P.G. en

J.H./het Verenigd Koninkrijk).

EHRM 3 mei 2001, ECLI:CE:ECHR:2001:0503JUD003182796, NJ 2003, 354 (J.B./Zwitserland).

EHRM 8 april 2004, ECLI:CE:ECHR:2004:0408JUD003854497 (Weh/Oostenrijk). EHRM 11 juli 2006, ECLI:CE:ECHR:2006:0711JUD005481000, NJ 2007, 226 (Jalloh/Duitsland).

EHRM 29 juni 2007, ECLI:CE:ECHR:2007:0629JUD001580902, NJ 2008, 25 (O’Halloran & Francis/het Verenigd Koninkrijk).

E. Myjer, dissenting opinion, onder EHRM 29 juni 2007,

ECLI:CE:ECHR:2007:0629JUD001580902, NJ 2008, 25 (O’Halloran & Francis/het

Verenigd Koninkrijk).

EHRM 27 november 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:1127JUD003639102, NJ 2009, 214 (Salduz/Turkije).

EHRM 10 maart 2009, ECLI:CE:ECHR:2009:0310JUD000437802 (Bykov/Rusland). EHRM 1 juni 2010, ECLI:CE:ECHR:2010:0601JUD002297805, NJ 2010, 628 (Gäfgen/Duitsland).

EHRM 5 april 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0405JUD001166304, NJB 2012, 1306 (Chambaz/Zwitserland).

Hoge Raad

HR 27 juni 1927, ECLI:NL:1927:BG9434, NJ 1927, 926.

HR 16 januari 1928, ECLI:NL:HR:1928:309, NJ 1928, p. 233 (Mollenvanger). HR 21 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA8179.

Concl. A-G Wattel, ECLI:NL:PHR:2008:BA8179, bij HR 21 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA8179.

HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0666, NJ 2011/425. Concl. A-G Wattel, ECLI:NL:PHR:2013:BZ3640, bij HR 1 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3640.

HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1130, NJ 2015/265 (KB-Lux). HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3354.

HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1359.

Gerechtshof

Hof Amsterdam 30 januari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:250.

Hof Arnhem-Leeuwarden 27 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:11242.

Rechtbank

Rb Den Haag 18 oktober 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:12463. Rb Noord-Holland 28 februari 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1568.