Matthias de Vries en Jacob Grimm, 130 jaar woordenboek der Nederlandsche taal 1851-1981. De briefwisseling tussen Matthias de Vries en Jacob Grimm 1852-1863 · dbnl
Hele tekst
GERELATEERDE DOCUMENTEN
‘ik moet in de tijd van drie dagen een hele kamer vol vlas tot lange, fijne draden spinnen, want anders mag ik niet met den prins trouwen.. En ik kan helemaal niet spinnen.’
Zoo liep de haas nog drie en negentig maal de akker heen en weer en ieder keer had de egel het gewonnen, want ieder maal als de haas bij het begin of eindpunt kwam zei de egel of
‘Neen,’ zoo juicht hij, ‘'t is geen schijn, 'k Moet wel een gelukskind zijn. Alles, alles is
‘'k Ben gelukkig 't varken kwijt, En zoo van mijn angst bevrijd!’. Zoo juicht
Toen hij een nacht daarover in bed lag te peinzen en zich vol zorg heen en weder woelde, zuchtte hij en sprak tot zijne vrouw: ‘Wat zal er van ons terecht komen.’ Hoe kunnen wij
Jacob Grimm en Wilhelm Grimm, Hier ziet ge hoe het is gegaan met 'n ezel 'n hond 'n kat en 'n haan... [Hier ziet ge hoe het is gegaan met 'n ezel 'n hond 'n kat en
Op zekeren dag zei de Moeder van het meisje: ‘Kom, Roodkapje, je moest dit stukje taart en deze flesch wijn eens aan je Grootmoeder gaan brengen; ze is wat ziek en zwak; 't zal
ofschoon hij nu wat moe werd Ging het dwergje Piggelmee, Klossend op zijn kleine klompjes Wéér naar 't vischje in de zee.. Gaarne liep hij door de duinen, Maar het werd hem nu wat