bron
exemplaar Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek Deventer, signatuur: H246
De dierenvrienden. A. Tjaden, Deventer 1870-1880
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_die007dier01_01/colofon.htm
© 2010 dbnl
2
[De dierenvrienden]
Zeg eens, lief poesje, zoo zacht en zoo vlug, Is 't waar wat men vertelt achter uw rug:
Dat ge zoo krabben kunt? ik geloof 't niet, Wijl ge me veel te schalks uit de oogen ziet.
De dierenvrienden
Kom, lievertje, kom, laat ons wat spelen, Ik weet zeker, 't zal U niet vervelen:
Doe vrolijk ons uw geblaf maar hooren, Hier in den tuin kan niemand ons storen.
De dierenvrienden
4
Rij weg, rij weg, rij weg, Jan!
Regt op, vlug, stevig in den zadel, als een man.
Als het paard draaft, houd vast aan den teugel, En zet ook de voeten goed in den beugel.
De dierenvrienden
Rij weg, rij weg, Lucie kan rijden,
Jan en Lucie, zie, hoe flink rijden zij beiden!
Rij weg, rij weg, rij weg, Lucie en Jan!
'k Zie ze niet meer zoover 't oog reiken kan.
De dierenvrienden
6
Tom, och doe den kleinen hond geen zeer;
Streel met uw hand zijn hoofd nog eens weêr, Dan zult ge eens zien, hoe hij kwispelstaart, Hij heeft zoo'n bijzonder goedigen aard.
De dierenvrienden
'k Wil, beste, met u eens proberen Wat ge zoo al zoudt kunnen leeren:
Opzitten en dan zoolang gewacht, In dezelfde houding, tot 'k tel acht!
De dierenvrienden