• No results found

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven · dbnl"

Copied!
118
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Henriette Roland Holst-van der Schalk

bron

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven. Bzztôh, Den Haag 1983

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/rola003sonn04_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd

zijn.

(2)

De volgende verzen zeggen de Vreugd mijner Ontwakende Ziel over gevondene verwantheden en 't ontstaan

in haar eener Begeerte naar iets

onwankelbaarder dan van menschen komt

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(3)

Over het ontwaken mijner ziel.

De volle dagen komen met bedaarde stappen schrijdend, als hooge witte vrouwen uit tooversprooken: bloem in handen houen ze en licht is om hun hoofden, goud-behaarde.

De dagen liggen open als verklaarde

geheimen tusschen vrienden die 't lang wouen zeggen en zwegen, lang: tot hun vertrouwen vol-groeid was en elk zijn ziel openbaarde.

Dagen als bloemen, open-volle nachten daartusschen, als in maanlicht blanke tuinen en midden tusschen deze vele ga ik

met stralende oogen levens-op. Nu sta ik me dunkt, als opperste van rijen duinen en zie wijd weg: dit is het lang-verwachte.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(4)

Over de grenzen van mijn wezen.

Niet mijn de makkelijke en onbenepen wellende sprakingen, niet de ongestoorde gebaren die glijen gelinde door de ruime atmosfeer: lustig zeilende schepen.

Niet mijn van joelende en brood-dronken woorden frazig gepraal, als wapperende reepen

feestelijk doek - en niet mijn de gegrepen handen, de heftige oogen, de verstoorde gedragingen, alle die on-bereik'lijk.

Maar mijn de magistrale en als kalmatie werkende aandacht, mijn het heusch bejegene' en volge' in willige overgang - en rijk'lijk mijn 't straffe tegenstribb'le' en stugge tegen- houden van 't ongewilde in serieuse statie.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(5)

Over het draagvermogen mijner ziel.

Sterkheid van handen kan geen nevel scheuren en mijne hield ik biddend opgeheven

maar nu heb ik dat alles opgegeven

en voel mij vrij en zal geen hoop verbeuren.

Al mijne wenschen zijn stroom-af gedreven als lichte kanoes, die de winden beuren:

toen boog de boom van mijn hart zich tot treuren, maar zijne bladeren zijn groen gebleven.

En al zijn takke' en twijgen onverslagen spoeden zich voort in slingerende spelen en strengelen tot gunstige prieëlen vol lust, en willen niet in groei vertragen, en hebben zich verkloekt en opgehouen zóózeer, dat het een wonder is te aanschouwen.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(6)

Over onderlinge vervreemding en verlatenheid.

Soms zitten menschen met een glad gezicht bij tweeën of bij drieën: hun gedragen is flauwtjes, en de harten die ze dragen in 't bekennen van hun oogen, zijn dicht.

En de vlammen van hun stem die bij vlagen uitbreke' en make' ondere donkers licht en de gebaren die, - als kand'laars schragen brandende kaarsen, dragen 't stemme-licht - zijn weg, Hun woorden valle' in holen van mij dropsgewijze en maken geen geruisch nemen niets mee en brengen ook niets aan als dieven rondgaan in een leeg, leeg huis:

een groote leegte wast in mij bestendig en wil, en weet niet wat, hongert ellendig.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(7)

Over de vreugde van mijn eigenlijk wezen, om hare verwantschap aan gelijken en grooteren.

Liefste van dingen zijn de binnen-eigen die zoolang 't bevriendelooze leden dat zij de monden pijnlijk toededen

verrukt te voele' opleve' in nieuw niet zwijgen.

Oogen gespeend van uiterlijkheden worde' ooren die haar hooren stilte neigen, en schatte' uit die mijnen van aandacht stijgen voor de gelijken en de opheden.

Van die staan de eenen met handreiking wachten:

ééne beweging: mijne zijn gekomen in warmenden, voelen er veilig thuis.

Maar de and'ren, zij als mast-toppe' in gebruis van rondom golve' en waar moge' overnachten vér-willende vogels, van vleugels loome.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(8)

Over het verhevene van het onafgebroken liefdevolle.

't Hoogleven der momenten geeft het niet, en niet heug'nis van wijdsche aardlichtingen, maar de onverschillige verrichtingen en liefheden van het vrouwe-gebied te maken tot een rei van stichtingen - barmhartigheden, die geen sterv'ling ziet - dat is de groote lichtschepping die giet de konstante gelaats-verlichtingen

over die jonge' en oude' en maakt hun praten en de kadens van hun bezorgde handen 't hart rustigend als de oogen flauwe glooiing, en 't bij hen zijn en toekijken, vermooiing van voele' als kome' uit ratelende straten waar stille schepen slapen, die daags landden.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(9)

Over het lijden dat ongewisheid is.

Schemering is het doodgaand en vertrekkend begeven van dingen die zijn gegleden

mee met den dag, en steunde als vertrouwdheden, en ware' als scheidingen, wegen behekkend.

Plekkend beschenen witte heerlijkheden

van dag den morge', en onbevreesd zich trekkend was daaraan op, 't hart dat nu is zich rekkend uit wanhopig naar de vreemde leegheden van den avond en zijn gemaskerd gezicht.

Maar de dingen die hem zullen behooren houden hun oogen nog zoo vragend gericht;

en de verledenheên hebben verloren hun glans en liggen van al hun bekooren leeggeloopen, met een verdrietig gezicht.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(10)

Over de vreugd om het eerstgevondene gelijke.

Alle stemmen kwamen altijd van ver en hadden als een groet in vreemde talen 't liefloos luiden en 't vragen veel herhalen te groeien van voorbijgaand, blijvender.

En nog, als lang wennen rijzen en dalen verwacht maakte, overgang gemeenzamer, was 't soms, of een koord knapt, en in duister glijdt een boot weg, is niet meer in te halen, gaat verloren: de zee is ook zoo wijd. - Een stem, die bij mij had gewoond altijd maar zwijgend, en nu sprak en mij verraste maar verraste door groote bekendheid,

die niet mijn stem was maar bij mijn stem paste, wist ik dat komen zou te harer tijd.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(11)

Over de vreugd om de openbaring van het verborgene.

En toen begon een stem zacht uit te schijnen dat was als oop' ning van verborgenheden en als op waters bloemen glijden, gleden de hartedingen mede zonder schrijnen tegen die wanden, waar in verwoedheden

mensche' aan rameie', en die toch nooit verdwijnen geheel, en sluite' in cirkelende lijnen

arme menschen, arme afzonderlijkheden.

En 't was verwonderlijk goed, de atmosfeer te voelen van dat gouden uitgaand spreken telkens opdagend als een verwijd verschiet, als een, dat men nu eerst met oogen ziet maar waarop vèèl droomen zijn neergestreken, en weervindt schoon als droomend, maar nog meer.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(12)

Over het zich verkondigen van de ziel in de oogen.

Samenkomen van oogen is gebroken muziek, hun roeringen zijn wonderbare;

en verschuiving van wanden onzichtbare

die werend bouwden ziele' om zich. - 't Gesproken wordt dan geweten 't onbeholpen zware

van poginge' ontoereikende, en verstoken

met schaamt'. - Denkstralen schieten op als spoken, beangstigend door 't onverwacht; vervaren- brengend rijst volle erkentenis, en zeeën ziel liggen open, sprakeloos ontbloot.

Dan, niet een lang verdragen van te groot genot is dit, en als vermoeide armeeën scheiden ze ontdaan en zich niet onderwinden weer samenkomen en dit weer te vinden.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(13)

Over vastheid zonder twijfelingen.

Zooals handen, bij onverwacht beroeren trillende zoeken een verhaast heenkomen, omdat ze zijn toevallig-saamgekomen, en niet, machtig bevel, willig volvoeren, - zóó ziele' ook, die in andre, klare stroomen ze wanend zage', en, verwachtend toevoeren van 't eige beeld, door vreemd beeld zich beloeren ziend', opschrikke' angstig, droef als na mooi droomen.

Maar onze handen hebben niet getrild en vast verbond gemaakt zonder verdragen, omdat een machtiger 't zoo heeft gewild, en toen elk onzer ziele' in de andre boog, schrikte van beide geen want beide lagen weerspiegeld lichter, in elkander's oog,

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(14)

Over de zekerheid van ongestoorde vreugde.

Nu heeft de morgen voor goed afgedaan zijn vrees-aanjagende stroeve gezicht, en als een hooge grotzaal die met licht blank gemaakt wordt, komt hij feestelijk aan.

En ik sta, rechtlachend zie ik hem gaan en komen en gedenk hoe 'k een gewicht hem achtte en klaagde dat ik opgericht

hem niet kon drage' en kromp voor zijn kille aan- raking en weende, dat ik weder sliep.

En hoe hij nu geworde' is als een vriend die niet verschrikken kan schoon hij ook riep en wekte in nachtdiept' wijl hij zoo veel maal bode van vreugd was dan zijn stem verdient te heeten fanfare van zegepraal.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(15)

Over onzichtbaar voortschrijdenden groei.

Tooi als vlinders, die ze zoo wit deed schijnen hebben afgeschud al de bloesem-boomen, verlust' gende oogestoeten niet meer komen tot hen, 't egale groen doet roem verkleinen.

Bloesems, geborene om te verdwijnen, liggen verstrooid, verlaagd paden omzoomen, maar waar de blikke' in 't dichte groene schroomen lacht al, leeft heimelijk sterk, 't-eens-te-zijne:

de vrucht, levende droom van rood en goud. - Zóó, als bloesem van jeugd gevallen is gaat schoonheid onder en blijft 't leege achter voor 't oog, dat erbarmelijk toezicht houdt;

maar rijpend al, weet geduldige wachter de nieuwe, blijvende gestaltenis.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(16)

Het dagen van de begeerte naar vrijheid der ziel.

Gaande eens in schemering en kontemplatie ben ik gekomen waar verbreede straat eerbiedig wijkt rond bronzen-betogaad hoogrijzend beeld: domineerende statie onbewogend dragend 't wetend gelaat boven de menschen weg en geen relatie meer voelend tusschen hen en zich: zij, natie vergaande, en hij een die niet vergaat. - Ik wilde dat ik zóó mijn ziel zag staan in ruimte als van een groot plein omgeven aldoor voelend haar heel eigen bestaan;

't wetend verscheiden van vergank'lijke uitwendigheên, en 't haar voorbij-gaand leven volgend met oogen, onaf hank'lijke.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(17)

Over: hoe zwaar het is voor den mensch om waarlijk te kennen.

Zooals de bosschen en de dorpen schijnen bergland vol steden in het ver verschiet zoo zijn de dingen die het hart flauw ziet, geduchter, dan die dichter, die de kleinen.

Want de afstand verbreedt tooverend lijnen van leve' en land, en bitter weenen wie 't wete', om dit zwaar en heel bepaald verdriet, van altijd moete', om waarheid's wil, verkleinen.

En toch bestaan de vaste evenredig-

heden der dingen, en 't punt, waar komt blijken hun zijn, bestaat, - maar niet voor mensche-oogen:

wie het wil naderen, vliedt het door wijken, wie 't wijkend zoekt, wordt door het groote ledig tusschen 't geen hij beschouwt, en hem, bedrogen.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(18)

Over den aard van mijn nu-komend spreken.

Wat ik ga gieten in een groot gedicht, is, hoe zich van jongs af mijn hart bewoog onder den sluier van mijn aangezicht al naar de kracht van mijn geestelijk oog:

dat waakzaamheid nu elke zin doorzoek ziende, of herin'ring ze tot waarheid boog.

Wel is het zwaar, zijn oude zelf te boek te stellen waar gedachten, in-gekeerde terug-kwamen van een vergeefsch bezoek verwonderd-angstig over het geleerde dat wat ze vonden niets meer had uit-staande met wat zij dachten te vinde' en begeerden;

want ied're dag neemt iets van ons zelf, gaande, met zich; brengt komende ons iets aan: zoo blijft ons wezen door verandering bestaande

en wie nadenkend stille blikken drijft langs afgelegder dagen langen weg ziet hoe aan elk hunner een brok beklijft van zijn oud zelf, als aan een doornenheg de vlokken hangen blijve' uit wol'ge vacht. - Omdat deze dingen zijn als ik zeg

ben ik niet bang dat mijne stem te zacht zal worden sprekend van die lang geleden

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(19)

mijn ik was: onbevangen zal uit kracht van die vervreemding, gerechtigheid smeden het redelijk en wijd-verstaanbaar woord dat alleen waardig lijk draagt de waarheden.

Zóó, helder, als door bosschen wordt gehoord geluid van slagen, dat gespierd en droog zijn kloeke rythmen door de stilte boort zóó zal 'k zeggen hoe zich mijn hart bewoog onder den sluier van mijn aangezicht al naar de kracht van mijn geestelijk oog - want daartoe heb ik mijn wil opgericht.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(20)

In de volgende verzen heb ik uitgesproken zulke Gedachten, als geruimen tijd de Geleiders

waren van mijn geestelijk leven en van mijn hart.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(21)

Waarvan de volgende verzen zullen spreken.

Nu begeeft mij mijn hart, en de stem beeft die wat het opzendt, smeden gaat tot spreken, want zij, die stralend door de eeuw-wolken breken hebben niet allen naar dit woord geleefd.

En van de nu-grooten is geen die streeft gelijk te worde' aan 't beeld, dat ik hier teeken, ik, wie zij goden ware' en die mij reken 'n geloov'ge, die geknield gelukkigst leeft.

Maar hunne waarheid, die 'k niet gansch kon deelen, maakt' mij zóó begeerig haar zelf te aanschouwen, dat 'k tuurde inwendig, tot ze mij verscheen:

haar mond stond mild, en in haar mantels vouwen zag mijn ontrust hart warmen schuil voor velen, en van haar zachtheid meld ik mijn reên.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(22)

Over de onzekerheid van deze tijden.

Deze tijden met heftige gebaren hebben de walmende lichten gedoofd,

die de menschen beschenen, die voorheen waren, nu zijn ze walmbevrijd en licht-beroofd.

Met aarzelen besteden ze hun jaren, zwaar valt de keuze aan het bestoken hoofd:

't oude is een gapend pakhuis, leeg van waren, en vormloos vaag, wat zelf zich 't nieuwe looft.

En déze schuilen nog met hun gedachten in 't sidderend bouwvallige paleis,

dat uitgewoond werd door vele geslachten.

En gêne, die droom-oogen maakten wijs de verre wolke' een land vol wond'ren te achten beginnen hoopvol een vergeefsche reis.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(23)

Over de eeuwige verandering der dingen.

Zich vervormen is het wolkenbestaan, en om na veel vervormen te verdwijnen, en allen, zoo de grooten als de kleinen, gingen dien gang en zullen dien gang gaan.

En de vormen van het leven, die schijnen eeuwige en onveranderlijke aan

kortzichtige oogen, staan in zijn verschijnen niet meer dan wolken aan de hemelbaan.

En menschen vragen, welke vorm geboren zal worde' uit dien van nu; 't oog zoekt in wolken, en in de wijzen van 't zijnde, de geest.

Zoo gaat de tijd, onvruchtbaar en verloren:

't verwordende kan evenmin vertolken wat het zijn zal als wat het is geweest.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(24)

Over rustigende vastheid die ik vond.

De menschen zijn in getwijfel gevangen, 't gezicht van een god heeft de tijd gebleekt, nu kom ik ze vertroosten met gezangen van wat nooit wisselt en in niets ontbreekt.

Ik kan bemoediging zijn voor de bangen, de klare stem die altijd rustig spreekt, omdat mijn hart dat geen angstvallig hangen aan wolken kent, ziet wat door wolken breekt.

Ik werd geboren met een aard die sterk van zelf gaat naar de kern van alle zaken maar veel stond tusschen mij in en mijn werk.

Groeiende, heb ik dat op zij gezet:

het werd al lichter, alle duisters braken en ik zag liefde als de levenswet.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(25)

Over het bewust-worden van intuïtieve kennis.

Groote eerbied wordt uit groot lieven geboren, en zij geeft de beschroomd warme toewijding, die heenbuigt over de dingen, om tijding van hun waar wezen uit hun mond te hooren.

Die gaat den geest in om er door verwijding van denken te worden wedergeboren, en duizend losse en half-verloren

noties van waarheid schoolt daar zijne leiding door samenvoege' en redeneerend vinden tot het klare begrip over de wereld, dat niet als vinde' is, maar als wedervinden van iets verlorens, doch eenmaal bezeten, omdat waarheid woont in ons hart, en weten maar bevestigt, wat al in 't kind-hoofd dwaerelt.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(26)

Over het ongestadige van het innerlijk licht.

Maar trots gaat met 't geweet'ne alleen te rade, en klampt daarop hardnekkig ziend zich vast tegen het denken, voorgevreesd als last, aan de raadselen van gesloten daden

ringsom. En daar trots vreest, zoo gaat hij smaden, smaden wie nederig, als menschen past,

bekent tastend in duisternis te waden naar verre baak, waarom wijd water plast;

waaruit een licht bij wijlen hem toeschijnt, en straalgroet zendt over het gladde water en plotseling verraderlijk verdwijnt, zóó dat wien langs lichtend gevaarloos pad de baak bereikt scheen, weenend weinig later riep, dat hij doel èn weg verloren had.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(27)

Over de vreugde der aandachtigheid.

De wereld is wonderrijk aan bekoren:

'k beken, wij kunnen nooit haar hart heel weten en zij, die gewichtig haar maten meten

en verkondigen, brenge' enkel verstoren aan wie luistrend, voor goed stil zijn gezeten om uit haar adem met vreugd-bevende ooren te opvange' iets van, hun kostlijkst toebehooren:

haar zelve, en niet, hoe dat menschen haar heeten.

Zoo leve' is als staan aan een zoom van vijver, nachts, wanneer 't hart der dinge' opleeft en kwijnen doet vorme' en kleuren, waarvan dag beschrijver;

dan ruischen hooren, voele' als een die wacht, eve' een blankheid zien dage' en weer verdwijnen, en zwanen weten wegvare' in den nacht.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(28)

Over schijnbaar en werkelijk weten.

Bename' en ordenen geeft menschen vrede.

Zij noemen 't ‘weten’ en hun onrust paait zich, hun hart dat geen grond kon vinden draait zich toe naar vastheid van uiterlijkheden.

En woorden tot een stelsel saâmgenaaid werpen ze om der wereld gewil'ge leden, denken te dooven door haar te bekleeden wind van mysterie die van uit haar waait.

Stelsels, benamingen van mensche', onmachtig alle, te dringe' in 't wijzenlooze wezen

zijn ze en mijn hart is eindlijk des gewis.

Eve', - als een zon momentaan opgerezen, - eve' een voelen met alle dinge' eendrachtig, dat's 't waarste weten wat voor menschen is.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(29)

Hoe 't bewustzijn der eenheid de ziel verheft.

't Ligt essence in elk geluk: 't is 't zaad, - bewust of onbewust, naar der ziel weze' en hoogte van vorming, - waaruit komt gerezen waardoor ze in schoonheid over de aarde gaat.

't Maakt 't mensche'-een rayonnant-rijkvoelend wezen die met wijde oogen welheid drinkend staat,

en wie 't kon vatte' in machtige synthese zou stralend werke' in gedachte' en in daad.

Maar de adem van onze onzuiverheden

troubleert en zou 't zeker gansch doen vervagen, zoo 't niet belichaamd voor ons bleef bewaard;

en wie dit doen door 't dieper voelen dragen den naam van dichters, en die 't blijvendst deden zijn grootste gevers van geluk aan de aard.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(30)

Over de kracht der kontemplatie tot het verkrijgen van erkenning.

Kontemplatie is een den geest onttrekken en hebbe' onttrokken, met van den wil mede- werken, aan 't vergende der schijnbaarheden, om door strak aanzien de dingen te wekken uit den schijndood van hun wezelijkheden.

Haar ooge', als van die liefde scherpt, ontdekken 't van oorsprong fijne in lang vergrofde trekken, vinden stof tot blijheden en besteden

hun zienkracht schoon, aan verbinden en bouw.

Want van alle dinge' is hun goedheid 't wezen, zonder welke ze niet bestaande waren, haar saâmvoege uit verspreiïng is als lezen langs stoppelvelde', en schoof van buigende aren zaam'len, waar vlucht'ger gaan vertreden zou.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(31)

Over het vermogen van het affiermatieve.

't Geheim der daden, die door de eeuwen staan, en de wereld bevolken met geslachten

van levende, vruchtdragende gedachten is hun kracht van bevestiging, die aan al het zijnde eige' is, die alleen de macht en de volheid geeft voor elk ding zijn bestaan, en die te loochene' en gering te achten in leegte en zwakheid zou doen ondergaan.

't Meest levens-sterke is ook het volst van haar, en 't gene, wat van haar zich toont verscheiden zooals de polen van den evenaar;

de negatie, waar geen atoom in leeft van hare werking, is niets dan misleide zwakheid, en die maar schijn van leven heeft.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(32)

Over de zwakheid van het verenkelde.

Als een zeevaarder die denkt te bewijzen plantend zijn vlag in 't zand het recht van macht over 't onnooz'le volk waar zijne reizen

hem tot hun onheil hebben heengebracht - zoo doet hij, die zijn machtwoord luid laat rijzen, boven den wil van een geheel geslacht,

vergetend dat gezamenlijke wijzen alleen, de schoonheid paren aan de kracht.

Want koren worden gemak'lijk gedragen door ruimten heen, waar ééne stem bezwijkt wijl alle stemme' in kore' elkander schragen.

En wie alleen wil zingen, moet niet klagen wanneer zijn stem soms onwelluidend blijkt, en niet zoo ver, als een koor draagt, kan dragen.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(33)

Over de smart die uit het verenkeld-voelen volgt.

't Niet'ge van los-staan maakt de menschen bang, verenkeld voelen laat hun zwakheid vrij, zwakheid verbergen ze onder razernij:

die waant zich heerscher, maar 't is niet voor lang.

Want van den geest kentert weer het getij, en schreien volgt op den brooddronken zang, oogen doen angst'ge vragen die in lang niet zacht zage' en hun pijn gaat nooit voorbij.

O had 't berustigend en weldoend beeld van alle dinge' als handreikend verbonden maar ééns de oogen van hun geest gestreeld, en hadden ze in liefde-voor-een-alleen ééns maar de liefd'-voor-al-wat-is gevonden, schuilend daarin, dan was hun angst heel heen.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(34)

Hoe de ziel haar geluk diepst voelt bij beschouwing van wat haar lot kon wezen.

Zooals wanneer, over 't geliefd gelaat

eve' een trek glijdt die, tragisch meer dan stroef, zijn schoonheid maakt nog treffender maar droef om aan te zien, wijl hij de ziel verraadt

die zich zou vorme', als leed die lijnen groef, zooals door 't hart, dat luidst voor dit hart slaat dàn 't innigst voelen van de erkenning gaat:

‘Wèl mij, wèl mij, dat ik 't was die begroef, die diep en goed begroef den trek van leed onder vreugden, die 'k ophoopte met handen’

en 't nooit de zachtheid van dat uur vergeet -, zoo voelt de ziel haar volle rijkheid meest als denke' een tip oplicht en in de landen zien doet, waar jeugd te wonen heeft gevreesd.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(35)

Over de bekoring van nieuw-verkregene vreugde.

De ontroering over nieuw-geboren vreugd brengt de ziel in een fladderend bewegen, zij klapwiekt anstig om de teere jeugd

van 't lang-gewenschte wat zij heeft verkregen.

En haar bevreemdt, dat haar niet eens meer heugt die lange tocht langs nachtelijke wegen

terwijl dauw nog de schoonheid half verzwegen van 't land houdt, dat te zien haar zóó verheugt.

Maar 't half gekende trekt zoo machtig aan:

die paden toch schijne' altijd meest belommerd, waarvan geen mensch goed weet wáárheen ze gaan;

en de verbeelding voelt zoo licht, bevrijd van lastig toezien, wanneer ze onbekommerd alleen de witte plekken binnenrijdt.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(36)

Over de grootere voortreffelijkheid van beproefder geluk.

Maar als homerische gezangen maken blijder wie aller woorden zin verstaat, dan wie, genietend wel van klank en maat ze komen ziet als een zwijgende sprake, zoo is voortref' lijker in aile zaken

kennis dan gisse', en strekt tot grooter baat, en wie vreugd vond, kan gravende geraken tot waar vreugdrijker vreugde-in-kennen staat.

Want vreugd-in-kenne' is altijd vreugd-in rust, was ooit doorzichtig water wild bewogen?

vrede is van klaarheid de liefste gezel;

en de wetende ziel, haar vreugd bewust, zal peile', en aanzien met verrukte oogen den gouden bodem van die klare wel.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(37)

Over den strijd des harten in de dagen der jeugd.

Wie jong is, woont als in een schemering.

Nog onbestraald door zon van zekerheid wil 't hart den weg naar de verhevenheid zoeke', en ziet niet dat het vaak dalend ging.

En als een man, die zijn moeder verwijt het lijfsgebrek, dat hij van haar ontving, klaagt hij natuur aan, dat ze elk sterveling hoogere wenschen heeft in 't hart geleid dan hij bereiken kan, door wil in daad.

Maar nadat hij lang alles heeft verklaagd wat niet zich-zelf is, wordt zijn toorn verdriet, en hij weent om zijn hoogmoed, en dan slaat het uur waarop hij, vrijwillig verlaagd, rijp wordt voor vreugde, die hij nog niet ziet.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(38)

Over de zachte hulp der liefde.

De vaste greep waarmeê verstand de hechte steun grijpt die weten voor 't hart heeft gesticht, houdt het niet zoo gedurig opgericht,

als een zachte hand die streelend de slechte gedachten wegvoert en de wilde legt te slape' en haast onmerkbaar het werk verricht van wil te leide' en te houde' in de rechte banen, waar hij zoo vaak uit werd gelicht.

Want naar goedheid droeg 't hart altijd den wensch, maar eer ze in een wezen zich openbaarde,

bleek wil, om haar te bereiken, te zwak:

liefde bracht toen de kracht aan die ontbrak, en de wereld, die wijsheid maar verklaarde, werd betreden door teerheid voor een mensch.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(39)

Over de vreugde van het volledig bekennen.

Liefdelooze oogen zijn voor 't hart een wreede wind: bevende sluit het zich voor hun koude en leeft lang met zijn liefs ondergehouden en trots als een muur om al zijn zwakheden.

Maar heimelijk gevoelt het een onvrede omdat het graag aan menschen zeggen zou de gemengdheid van zijn aard en van berouwde dagen verhale' en nachten doorgestreden.

Daarom voegt het altijd gewil'ge lichting, stamelend gebracht, van bekentenissen, aan zijn vertrouwend en volkomen geven;

en als zich niets meer schuil houdt in de nissen van zijn memorie, voelt het een verlichting, als werd een last gewenteld van zijn leven.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(40)

Over het leven van de sereenen.

Ik wilde, dat woorden als handen waren en ik ze kon vouwen om aan te duiden de vereering die in mijn hart gaat luiden nu ik wil zegge' en liefdevol verklaren 't lachend-gelijke minnelijk gebaren

van wie als 't mooiste, en mooglijke, ons beduiden;

hoe, vèr van felheid, hoog bove' onbeduiden te leve', als door een effe lichtzee varen.

Verwinnend straalt van die 't zachte gelaat, hun stem heeft zonder weten de bewogen deining, die zekerst naar het hart toegaat;

en hunne handen, waarin streeling woont, strijken koelte over moede hoofde' en oogen met een gebaar dat voor veel liefs beloont.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(41)

Over het geluk van volkomene onzelfzuchtigheid.

Zooals riviere' onafgebroken gieten hun leve' in 't eindloos leven van de zee, door 't geven zelf een rustig gaan genieten en 't weten dat ze eeuwige grootheid meê behouden helpen - zóó zou 't leven vlieten der mensche' en ongestoord wonnige vreê hun hart bewone', als ze onophoud'lijk lieten van hunne ziel, - als soms een enkle dee - uitgaan de kracht die liefde is in volkomen los-zijn van denke' aan zelf en zijn begeerten, stuwend hun rijkheid als een breede vloed in de rijkheid van die oneind'ge verten, stortend aldoor met volle liefde-stroomen in de liefde die alle stroomen voedt.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(42)

Over het aandoenlijke in het leven van de ouden van dagen.

Aandoenlijk is het zacht-angstige van de gesletene levens, hoe zij uitwijken gewillig, voor het vol-komende rijke, jonge, dat dikwijls hen aanroert met handen zoo ruw - omdat jeugd niet het denken aan de waarheden liefheeft, die deze doen blijken:

dat leve' en zee, van ziele' altoos en dijken iets wegknage' in het gedurig aanranden;

dat het lang lijden van de wisselingen

zwaar maakt voor 't hart een gelijkmoedig wachten;

en de ervaring van véél leed bestaan

ouden zoo angstig doet wake' in wind-nachten, vreezend een stap die brenger droever dingen hun schijnt; luist'rend, of hij voorbij zal gaan,

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(43)

Over wie de abstraktie liefhebben boven den mensch.

't Hart leeft in pijnen, wen 't niet wordt gespijsd, dus, wie 't aan de een'ge altoos voorhand'ne vruchten tijdig gewent, dat het nimmer hoeft duchten

gebrek, en steeds verzadigd voelt, doet wijst.

Mensche', en al wat van menschen komt, verwijst ten tweeden rang hij: 't zijn vreugden die vluchten kunne' en zijn hart hangt hij hoog in de luchten, waar 't leeft sereen en niet door wee vergrijst.

Wie 't kunnen, groet ik met ontzag: 't eischt helden.

Een mensch voelt tot mensche' altijd weer getrokken:

hun armen nood'gen, en de abstraktie wijkt.

maar zekerlijk zal 't heilgelui der klokken omhoog, d' overwinnaar alles vergelden wat hij verliet, om wat hij heeft bereikt.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(44)

Over de zachtheid des gemoeds van hen die den mensch liefhebben boven de abstraktie.

Die helden zijn het niet, wier streelend spreken mensche'-oogen met de zachtste tranen vult, wen eind'loos geve' in zachtmoedig geduld 't verharde in hen komt als mei-regen weeken.

't Zijn zij, die hun hart opendoen en leken daaruit in andrer, waar 't mede is gevuld, die op-leve', als een hart door hen vervuld van liefde ontbloeit, en zonder dat bezweken aan weggedronge' en niet-verstane pijn.

En, schoon wetend welke wijsheid leert leven leedloos, willen zij toch niet anders zijn:

't leed is hun lief, als liefde 't heeft gegeven.

Zij schreien vaak, maar blijve' in 't harde leven der zachtheid kinderen, eeuwig goed en rein.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(45)

Over het samenstemmen van zachtheid met de geboden van den geest.

Want zachtheid is: onbewust altijd samen- stemmen, uit intuïtie die niet kan falen, met den wil, die zingend trekt door de zalen der wereld, dragend verscheidene namen.

Ze speelt sourdine voor de onmuzikale barsche geluiden, waardoor vaak zijn âamen verstikt wordt, ze is de groote gemeenzame van alle Wijsheid, aller Deugd egale.

Ze is een houding van den geest, zóó aanbidlijk door gratie, dat daarin nooit gaat verloren gelijk'nis van, waarnaar hij werd gemaakt.

Haar is geen wet, geen uitspraak onverbid'lijk, wien zij geleidt, is bove' allen verkoren, daar zelfs zijn dwalen nog aan waarheid raakt.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(46)

In de volgende verzen heb ik naar waarheid uitgesproken een Kentering van mijne Ziel.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(47)

Over de wijzigingen in ons geestelijk leven.

De tijdperken volgen zich in den geest.

En tusschen hen verheffen zich als dijken de kenteringen, die 't oude doen wijken en 't nieuwe wekken, slapend al gevreesd.

Dat verstoort dan het aan hem ongelijke en vernietigt wat voor hem is geweest en denkt zijn zijn eeuwig en moet verstrijken:

dan volgt er een nieuw tijdperk in den geest.

En altijd is wat volgt, wat voorgaat schuldig zijn best bezit en verbruikt als zijn sterkte wat zijn voorganger zich moeizaam verwierf;

zooals onze aarde haar schatten veelvuldig aan 't leven dankt dat eenmaal in haar werkte en plaats makend voor ander leven, stierf.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(48)

Over een staat van mijne ziel en hoe ik dien verliet.

Nadat ik lang geleefd had, van mijn staat zeker, hem prijzende op zelf-gezag, gingen mijn oogen open, dat ik zag

mijn ziel, en haar deugd hing als aan een draad.

Want zoo, als gif-beladen wind vermag, blazend. te brengen over 't land veel kwaad, zoo had trots, ademend in mijn gelaat de zachtheid gewond, die daarover lag.

Toen hield ik met mijn geest, dat is, met mijn gevoel, en 't deel, dat dat naar kracht regeert, beraad, en beide spraken: trots is slecht. - Mijn oogen zijn open, ik zal waakzaam zijn:

nu helpe wie mij liefheeft mijn gekeerd varen, richte de zwakke steven recht.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(49)

Over het moeitevolle van onzen zielegroei.

Alle groei is het smartelijk gebeuren van wat later blijkt tot blijheid te worden want lagere verlate' om hoogere orden gaat altijd gepaard met pijn van losscheuren.

Dan bedroeft zich de ziel, beangst geworden omdat zij niet weet, dat dit leed is beuren, en vreest vereenzaamd te moeten betreuren verloren hechtheden die rond haar dorden.

Totdat, gekomen waar zij vrijer ziet, ze erkent hoezeer haar kracht is toegenomen en de onnoodigheid van haar verdriet;

want alles wat tot steun dient van haar aard is menigvuldiger in haar gekomen;

en wat terugbleef, was geen hartzeer waard.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(50)

Over het eigenlijke in ons en hoe dat te onderscheiden.

Het ware-in-ons is dat wat onverloren 't schokken en geweldig deinen doorstaat waarmeê ons weze-in-wording zich ontlaadt van dinge' in hem die hem niet toebehooren.

Gedachte' en voelingen, daaruit geboren vormen iets blijvends dat ons niet verlaat en dat we als ons hart stil is, kunnen hooren als een klok die diep onder wat'ren slaat.

Gemak'lijk zijn deze te onderkennen aan hun vastheid, en aan 't volstandig wezen dat hun oorsprong uit een weten verraadt, zooals het niet zwaar valt den uitgelezen en hoogen geest van een mensch te herkennen aan iets voortreffelijks in zijn gelaat.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(51)

Over de gevolgen van onze zwakheden.

Uit de onvolmaaktheid der menschen ontstaan de hobbelige willekeurigheden

en worden er diepe haken gesneden in van de dagen 't mooi-gelijke gaan:

dat zij toch lief hebben, dat zij met aan- drang zoeken, geleid door gevoel en rede en telkens als die voor hen waren, deden, verstore' en hulploos bij 't verstoorde staan.

Want zoo min als windloosheid kan doen wijken de vernieling moedwillig aangerichte,

van de landstreken die door stormen leden, zoo min vermogen wij weer glad te strijken de rimpels van der dagen aangezichten die voor goed gedaald zijn naar het verleden.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(52)

Over de vreugde van het goede handelen.

Laten wij dan van deze ons afwenden en aan 't heden al onze kracht spendeeren, om iedre dag door zorgzaamheid zóó te eeren dat hij één licht wordt met die hem belenden opdat de moeilijkheden en de ellenden bij 't verder gaan in geneugten verkeeren en de riemen die wij met kracht hanteeren onze boot door rustige wat'ren zenden.

Dan zal vreugde in ons geweldig opbloeien, verwonderd zullen onze makkers vragen van waar die nieuwe lichtheid in onze oogen;

roepend, zullen wij ze beleeren pogen, voortzettend onze vaart zonder vertragen naar landen waar nog schooner bloemen groeien.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(53)

Over de toename van onze kracht bij zelfbeperking.

Zoo ons hart zich bij het denkbeeld neerlegde van zijn beperking rustig te verdragen en wij voor goed verlieten het najagen van 't vergelegene en aan ons ontzegde, - hoe zou al onze kracht 't wel-onderlegde deel van ons zelf, 't wezenlijke in ons, schragen;

zich buigend, om nauwlettend raad te vragen, zich oprichtend, te doen naar 't haar gezegde.

Leven zou worden meegaande beweging;

inwendige tweedracht, die 't verder komen belet, en ons verzwakt, niet meer bestaan;

na ied're korte en besliste overweging

zou er een volheid van kracht uit ons stroomen die onze daden van zelf deed ontstaan.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(54)

Over de vastheid der krachten, die uit liefde voortgekomen zijn.

Als lang, liefdevolle gedachten dringen in een liefde-begeerig menschenwezen dan verhoogen zij heel zijn ziel, en deze verschijnt volmaakter dan die haar omringen.

Want liefde is de hefboom van de dingen die ze uit verwarring voert naar 't veel-geprezen bestaan, dat, eenmaal voor den geest gerezen hem lokt tot vast en evenmatig zingen.

En nimmer vreest hij dat hem zal ontgaan deze gedaante der dinge' en de wijze waarop ze in schoonheid rondom hem staan omdat hij den blik van zijn geest vertrouwt en voelt op zelf-gevondene bewijzen de klare wereld steunen, die hij bouwt.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(55)

In de volgende verzen zal ik spreken over het wezen van de menschelijke ziel, hoe zij geneigd is tot Deugd,

hoe door liefde tot Wijsheid haar geluk bestendigd wordt, de Wijze, gelukzalig, en anderen een Zegen leeft.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(56)

Over de volkomenheid, die de mensch kan bereiken.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(57)

Waarin gezegd wordt welke gronden mij leidden tot het maken van dit gedicht.

Ik heb de menschen 't liefst van de enkel-dingen want ze komen meer overeen met mij

dan alle and're wijzen die me omringen.

Daarom maakt, wat hun vreugde geeft, mij blij en handel ik naar mijn natuur gebiedt

als 'k hun geluk vermeerder en 't getij van droefheid afkeer, dat het van hen vliedt.

Maar hoe volbreng ik, wat ik zoo omschrijf?

Dit is de weg, die hiertoe mijn hart ziet:

dat ik voor hen wat mij verblijdt beschrijf met woorden, waar de helderheid uit straalt van de vreugde, waarin ìk zelf verblijf. - De mensch heeft lief, zooals hij ademhaalt maar 'k reken dit als de oorzaak van zijn lijden dat hij in 't richten van de liefde faalt.

Want niet alle dingen zijn hem bescheiden tot voedsel voor zijn hart: nakomend leed hecht zich aan vele, als aan roem 't benijden.

En daarom wil ik spreken, want ik weet welk ding vóór allen hem die het liefheeft met onvergankelijke vreugd bekleedt. - Iedere ontroering, waar het hart van beeft

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(58)

wordt alleen door een sterkere overwonnen zooals een ster door een die méér licht geeft, alle sterren door maan, en maan door zonne:

uit kracht dier waarheid die mijn hart inzoog heb ik mij op wat lief'lijkst is bezonnen om het te stellen voor der menschen oog.

Dan zal een nieuwe liefde heller schijnen voor hen dan de oude die hun hart bewoog en deze verbleekende doen verdwijnen.

Want wie poogt er 't mindere te behouden wanneer hij volgen kan en tot het zijne

het schoonste maken wat hij ooit aanschouwde?

En welk man leeft er, die niet blij verlaat de zachte moeder, zijner jeugd vertrouwde maar die nu twijf'lend bij zijn wezen staat voor de liefste, waarvan hij zeker weet dat haar hart met het zijne één rythme slaat?

Zoo zal elk mensch, die tot erkenning schreed van wat te lieven volste vreugd voorspelt dat vaster vatten, dat hij ooit iets deed met armen, waarin liefde sterker zwelt. - Zoo heb ik dan mijn doel en ook de wijze waarop ik het bereiken wil vermeld en kan mij thans opmaken tot de reize, maar één bezorgdheid maakt mij nog bevreesd om in die zee van gronden en bewijzen

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(59)

het scherpe roer te wenden van mijn geest.

Aan alle beroeringen, die troebleerden eendrachtige overtuiging, droeg het meest het niet-begrijpen schuld 'k meen het verkeerde verstaan van de woorden, die denken hing, om de begrippen die het zelf formeerde;

omdat die niet voor allen zijn één ding maar elk, naar de gesteldheid van zijn wezen een andre uitdrukking van hun oog opving.

Daarom bid ik, dat geen van die mij lezen mijn woorden aan zijn beschouwing verbindt maar elk den zin aanvaard', dien ik voel wezen.

Dan zal geen woordgetwist zich mengen in 't geluk van hen die zich met mij bewegen tot de rustige vaart die thans begint. -

Gaat dan uit, mijn woorden, en weest tot zegen.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(60)

Hoe wij erkennen of ons weten waarheid is.

Alle waarheid die ik weet is in mij.

Ik heb ze als een deel van mijzelf, ik kan mijn geest niet denken zonder haar meer dan zonder het lichaam, waar 'k hem nooit van schei.

Ik voel de waarheid van dit weten bij al mijn gedachten en zooais een man zijn zonen aanziet en aan 't kloppen van zijn hart ze weet zijn zonen, zóó is 't mij.

En altijd is dit weten mijn bezit

als stroom van vreugd die van mijn hart uitgaat:

het niet gedenken sluit de vreugd niet uit.

En wie hieraan mocht twijnen vraag ik dit, of hij de kracht der zon op zijn gelaat ook dan niet voelt als hij beide oogen sluit?

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(61)

Dat het bezit van dit weten het grootste geluk is voor de ziel.

Dit is het weten waarvan wijzen prijzen dat alle zielen wier begeerige oogen

't zoo lang dronken tot zij het gansch inzogen en 't hen vervult op volkomene wijze opzweven zullen en zich voelen rijzen boven de passies die met pijn vermogen de ziel te kwellen en met opgetogen gebaren aan elkander zullen wijzen hoe die wegzinken onder hen als menschen krimpen tot stippen en stroomen tot ad'ren voor wie weggevoerd wordt van deze wereld.

Zij dan, verlatend wat onder hen dwaerelt voelen hun vaart, die niet vermindert, nad'ren de zon van zaligheid, die alle wenschen.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(62)

Hoe de gesteldheid der ziel moet zijn om dit weten te verkrijgen.

Maar om dit weten te verkrijgen moet de ziel waken over al haar gedachten om zulke af te weren die haar brachten de wrevel en ontstemming van 't gemoed die de vijanden zijn van de aandacht en van 't edele peinzen waar als een vloed klaarheid uit opstijgt en krachtige moed.

Laten wij dan die naar erkenning trachten ons beijveren dat zich te allen tijd de vrede van 't zachtmoedig welgevallen over de wat'ren van ons hart uitspreidt en door de stille en reine atmosfeer

van onzen geest, 't heil-brengend klokke-schallen zich getrouw'lijk voortplant van sfeer tot sfeer.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(63)

Dat de rede die goede gesteldheid bevruchten moet.

Maar zoo, als de effene en bereide landen uit zich-zelven niet voortbrengende zijn en werk'loos op de zegenende handen van den zaaier wachten als op een sein om de kracht die leeft in hun ingewanden te stuwen in 't verkreegne, dat het zijn wezen voelt zwellen en begeerte branden om op te stijgen uit die donk're mijn - zoo moet de rede de ware gedachten hebben gezaaid in 't hart, te harer tijd,

hoe vruchtbaar 't zij, en hoe geneigd ten goede, eer het de gezindheden en de krachten

zóó kan besteden dat het graan gedijt - ik meen de deugd die zijn geluk zal voeden.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(64)

Dat de vrijheid van ziel bestaat in deugdzaamheid.

Want deugd is de natuur der ziel; zij ligt ten grondslag aan iedere vrije daad

waarbij de mensch geen werking ondergaat maar die hij door zijn eigen aard verricht.

Zooals de vrijheid voor de plant bestaat in 't groeien naar zijn wezen wil: in licht of schaduw, neerhangend of opgericht, - zoo is die van den menschelijken staat te handelen, naar deugd het wil altijd.

Wanneer de ziel nu deze wetten eert dan is zij vrij van elke vreemde macht, een stad gelijk, die wijs zichzelf regeert en in het blij bewustzijn van haar kracht voelt zij de vreugde der volkomenheid.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(65)

Waarin de volkomenheid haar wezen openbaart.

‘Ik ben der dingen hen passende staat, de ijlheid der lucht, de zachtheid van de bede de glans der oogen, de fierheid der leden, en de adel van 't menschelijk gelaat.

Ik ben de liefde van de ziel; ik laat niet af van haar met deze te bekleeden want de haar passende staat is het rede- lijk lieven van wat is, en niet vergaat.

En als de ziel zooveel van mij bevat dat al haar gedachten gedrenkt met deze liefde zijn, als met geur elk rozeblad - dan heeft zij hare vleugelen gespreid en is geheel haar eigelijke wezen volgroeid. En dit is gelukzaligheid.’

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(66)

Waarin de liefde haar wezen openbaart.

‘Ik ben vreugde om en intuitief begrijpen van der dingen wezen en hun natuur;

en zooals zon, om zoete pit te rijpen

haar warmte stuwt door harde schaal, zoo stuur ik mijne kracht, begeerte, uit om te grijpen 't juweel dat blinkt door der belem'ring vuur en dat ik wil bemachtigen en slijpen tot volkomen eenheid met mijn natuur.

Ik ontsta en wortel in geest en lijf;

mijn takken spreiden zich uit zonder einde:

er bestaat geen ding, waar ik vreemd aan blijf.

Maar onverwoest- en onaanrandbaar ben ik enkel waar ik het-in-waarheid-zijnde dat is: de abstraktie van het zijn, erken’.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(67)

Wat te lieven gelukkigst maakt en lieven meest verdient.

Zachte menschen, tot wie mijn liefde spreekt, 'k zeg u: zie toe, waaraan uw hart zich hecht dat niet 't verganklijke, als tijd het slecht, vallend, de liefde die uw vreugd was, breekt.

Zooals in 't vonkje een macht van vlammen steekt, zoo is de essence van het zijn gelegd

in alle dingen: liefelijk gerecht

dat bij niets, wat natuur ons biedt, ontbreekt.

En wie dit in de dingen liefheeft, weet vreugd van zijn liefde eeuwig als haar object en deze essence is krachtigst in den geest;

want de ziel des menschen is de planeet die 't sterkst de stralen van de abstraktie trekt:

minnen wij dus den mensch het allermeest.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(68)

Hoe de mensch een deel is van de overige natuur.

Zooals de aarde, door drang tot stijgen, hooge geweldige bergen heeft voortgebracht zoo is ontstaan het menschelijk geslacht door dien wil der natuur en dat vermogen.

Want uit haar bassijnen die nooit verdrogen schieten als stralen op de door haar kracht gevoede enkel-dingen die haar macht en glorie door hun eigen zijn verhoogen,

dan, ziende in haar de moeder-schoonheid schijnen streven daarin te worden opgenomen

en weder-stroomen in die grootsche rust:

zoo is de mensch uit de natuur gekomen erkent ze, voelt zich één met haar in zijne gedachten, en leeft krachtig en gerust.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(69)

Waaruit de menschelijke kracht ontstaat.

En de wet die het Heelal in stand houdt bepaalt zijn daden even als zijn leven en wie deze voor hem waant opgeheven die dwaalt zooals de vogel die vertrouwt vliegend te kunnen aan de lucht ontzweven buiten welke niets is, wat hem op-houdt;

zoo zijn de krachten die de mensch ontvouwt een werking der wetten die hem omgeven.

Door hen is zijn bestaan schoon te doorgronden en schenkt de ziel die het bespiegelt vrede:

al 't vaste toch en voorziene is zacht;

het hart ontstelt van willekeurigheden maar voelt gerust om wat het heeft gevonden zooals het dat te vinden had verwacht.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(70)

Over welke levensgang tot geluk zal leiden.

O menschen wij zijn tot geluk geboren zoo wij maar kloek de hellingen ontvluchten van de begeerten die naar de geduchte afgronden voeren waar met woeste koren de driften schaterend het roepen smoren der vroomheid die als tegen gouden luchten geleund, ons wenkt en wijst op de genuchten van de hooge landen die haar behooren.

Zingend gaat zij voor en behoedt voor dwalen terwijl wij volgen wordt het stijgen lichter van de steile paden die wij betreden;

vrij en genotvol gaat ons adem-halen de lucht lijkt àl zuiverder nu wij dichter nad'ren tot volkomenheid, onze vrede.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(71)

Hoe allen die de deugd begeeren eendrachtig en elkander steunend, leven.

De tocht is als het trekken van een vlucht vogels: bij 't snel aandachtig voortbewegen wordt niemand verdrongen van deze wegen die zoo oneindig zijn als die der lucht maar verwelkomd elk met een blij gerucht van wieken, die naar ons komt opgestegen en meehelpt onze schaar te sterken tegen booze winden, strijdig met hare vlucht.

En al wie vliegende de kracht ontzinkt en door moeheid de vleugelen wil strijken wordt steunend door de sterkeren omringd, want één wil beweegt de wieken naar maat:

't schoone land gezamenlijk te bereiken dat, over vele zeeën, wachtend staat.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(72)

Hoe de begeerte tot alle andere dingen noodzakelijk tweedracht en twist verwekt.

Rijkheid en roem, mensch'lijke macht en eere leven door wisseling van heer gestage:

wie ze verkrijgt, vreest ze te zien verjagen, wie ze bezit, doet ze een ander ontberen.

Stichter van haat is daarom elk begeeren

naar die schimmen waar menschen vreugd van vragen:

nijd en oneenigheid maken de dagen zwart voor wie hun oogen tot deze keeren.

Maar die de volkomenheid liefheeft gaat met heel een volk eenswil'gen zonder veete allen gelijkelijk in licht gebaad.

Daarom is haar willen het wezen van die machtige wijsheid waarvan wij weten dat zij alléén vreugd bestendigen kan.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(73)

Waarin ik wijsheid aanroep onze kracht te verhoogen.

Ik bid u dan Wijsheid in naam der velen die naar u zoeken als ik zelve tracht dat gij ons die leven iets zult meêdeelen van wat gij wijzen die eens waren bracht, opdat wij uw zachtheid door onze keelen heenglijden voelen als een wijn wiens kracht ons hart versterken zal in al de vele

gevaren, die 't van eigen zwakheid wacht.

Wij hebben u en hebben u weer niet:

ons denken beeft zooals handen die snoeren 't weerbarstig touw, dat hun telkens ontschiet;

de bewegingen van ons hart zijn een wind die ons dàn afslaan en dàn naar u voeren:

leer ons de lijn, die ons vast aan u bindt.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(74)

Over de wijsheid, die de weg tot volkomenheid is.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(75)

Over wat mij vastheid in denken geeft.

Ik geloof aan de waarheid dat is aan het onvoorwaardelijk beschapen wezen der dingen, en aan hun volstrekt bestaan.

Wij zijn het, die hun zin verschillend lezen, als naar onze verwijdering en stand

hoogte en gestalt van bergen schijnt te wezen.

Maar zoo als achter nev'len bloeiend land, zoo leeft het wezenlijke onder dichte laag van verschijningen onaangerand als een behoorlijke prinses die ligt te slapen tot de prins uit een machtig rijk verschijnt en de betoovering doet zwichten.

En aan dien prins zie ik den geest gelijk die de roem is der mensch 'lijke geslachten, want ik geloof dat waarheid in 't bereik ligt van de haar begeerende gedachte en dat in de gewesten van den geest

't zijnde afgebeeld kan worden door 't gedachte.

In dit vermogen is altijd geweest

de essence van den mensch, zijn voorrang boven en wat hem onderscheidt van 't reed'loos beest. - Wie zijn aard volgt, doet goed en valt te loven:

zoo is ons leven 't loffelijkst, als wij 't

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(76)

besteden om den boom te helpen klooven die ons nog van den hof der kennis scheidt.

Want zooals lang de vlammende kometen werden gevreesd als voorteekens van strijd wisseling van gezag of bloed'ge veeten totdat de mensch bekend werd met hun aard en vrees verjaagd door het blijmoedig weten, zoo zal de geest, zoolang hij dwaalt, bezwaard en angstig leven, maar in rust, wanneer de waarheid der dingen zich hem openbaart.

En zooals 't hoogst gezag, naar Dante leerde tweevoudig uitgedrukt op aard verscheen als paus en keizer, die één macht formeerden waar één de wereldlijke zijde en één

de geest'lijke van beeldde - twee verscheiden uitingen, vereenigd het algemeen

volstrekt begrip omvattend - zoo zien wij de uitgebreidheid en 't denken als de twee uitdrukkingen van 't zijn dat wij belijden.

En wijl de enk'le doet als de schare dee, 't kleine herhaalt het algemeene dringen en de golf de bewegingen der zee zoo hebben alle menschelijke dingen een geest'lijk en een stoffelijk gelaat:

't zin'lijke is afdruk van bespiegelingen, de keerzij der gedachte vormt de daad.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(77)

Tweevoudig openbaart zich alle leven:

veel wordt helder voor hem, die dit verstaat. - Kennis van de uitgebreidheid is 't gegeven waardoor de geest 't bestaan der menschen bracht van volle afhank'lijkheid tot wetten geven en door vermeerd'ring van wetten verwacht hij immer grooter vrijheid te bereiken want alle erkende waarheid stolt tot macht.

Daarom zal hij zoo lang naar deze reiken tot zijn beeld van haar stoffelijken staat en die, vereenzelvigd zijn tot gelijken.

De kennis van het geestelijk gelaat der wereld, is zwaar te bereiken maar de weg die den geest geleidt, bestaat.

Zooals een vijver in een woud en waar de boomen zich in spieg'len, ze alle kent door 't beeld dat hij ontving en rein bewaarde, zoo weerspiegelt de waarheid zich en prent den geest een beeld in, waar hij niet van vraagt

‘of dat hààr beeld is’ wijl hij haar erkent.

Want wie spreekt ‘komt de dag niet’ als het daagt:

de waarheid nu is een dag die zijn eigen licht en verkondiging met zich meedraagt en de zwakke dwalingen brengt tot zwijgen als een vreesachtig en lichtschuw gebroed dat zich verberregt voor der zonne stijgen.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(78)

Daarom is de mensch, die zijn aard bevroedt niet meer door twijfel wisselend gezinde en lijdt geen dobbering meer van 't gemoed want zij die onzichtbare waarheid vinden voelen haar even twijfelloos te zijn als de zeevaarders onzichtbare winden.

Hij nu die waarheid leven voelt in zijn gedachten, zoekt als hoogste vreugde deze:

haar buiten zich te beelden als een lijn.

Dit is de beteekenis en het wezen

van wie de wet volbrengend die ‘k vermeldde belichaamden wat zij als waarheid prezen en hun verkristalde gedachten stelden buiten zich in het werkelijk bestaan en ze maakten tot een geslacht van helden wier stem en oogen, gebaren en gaan leek intenser en leefde werkelijker

dan dat der menschen die op de aarde staan:

door meer waarheid bloeide hun leven rijper en de volken zagen een nieuw geslacht wand'lend met hen, als zij, maar God-gelijker:

Dante en Homeros hebben dit volbracht.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(79)

Over de heldere gedachte.

Woorden zijn de oogen van de gedachte en doen ons haar inwendig leven kond;

zij ontsluiten haar aard en of er grond bestaat diens gebrekkigheid te verachten dan of zij deugd'lijk blijkt, te weten: rond, dat is: in zich volkomen; zaad en krachten bevattend om uit haar nieuwe geslachten te doen ontstaan; tot op haars harten grond zoo helder en doorzichtig zijnde dat men in de diepte hare kern ziet schijnen gelijk een kleinood in kristal gevat en mak'lijk als langs weidsche trappen van paleizen dalende, in haar verdwijnen en haar fundamenten bereiken kan.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(80)

Over de vage en verwarde gedachte.

Maar hoeveel woorden die den mond uitgaan vormen gedachten van deze natuur?

vele verloopen tot een vreemd figuur wier grenzen maar uit grilligheid ontstaan.

Zooals water, geroerd geweldig, aan zijn aard ontkomen kan voor korten duur en ondoorzichtigheid biedt als een muur aan 't oog dat borend door hem heen wil gaan, zoo zijn ze van hun weze' ontrouwe kind'ren en bemoeilijken den geest hoogelijk 't weten van wat hun troebelheid bedekt maar heim'lijk denkt hij dat zij mogelijk zich onbewust verstaan tot het verhind'ren dat hij het slijk op hun bodem ontdekt.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(81)

Over geestelijke kennis.

Aan dit geslacht van dichters is de taak hun ziel met die klaarheid te overgieten waaruit de gedachten als stralen schieten in de scheem'ring der geesten, die ik laak om ze te bevruchten als grond die braak ligt met de zekerheid van één genieten dat menschen telkens vonden en verlieten en weer te vinden zoeken als een baak:

de oorzaken te kennen en de gronden, de verschillen tusschen het valsche en ware en de wetten, waarnaar hun daden gaan.

Dan zal er in hun hart voor het gevonden geluk: de waarheid van hun denken, klare, onveranderlijke liefde ontstaan.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(82)

Dat de liefde tot het door den geest verkregene de innigste is.

Want ied're wèl-begrepen gedachte

wordt een voorwerp van liefdevol aanschouwen;

roemde niet Dante wijsheid als de vrouwe wier blik en lach hem alle vreugd aanbrachten?

Zij is de zon die zekerst al het zachte, de bloem in ons, vormen helpt en ontvouwen en aan haar wil ik rustig toe-vertrouwen mijn jonge ziel met al zijn liefde-krachten.

Want het volmaaktste wat de ziel erkent 't meest bevrijde van schijn en wisselingen wekt ook in haar het machtigste verlangen en wie de verblijding der wijsheid kent en de zachtheid van de bespiegelingen wordt door de diepste teederheid bevangen.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(83)

De te samenvatting van het bereikte.

Wend ik mij nu zooals een wand'laar om en laat mijn blikken rondgaand ondervragen de landen, die 'k ontvluchtte in gestage begeerte naar het punt tot waar ik klom, dan voel ik vreugd, wijl ik steeds dichter kom bij de zekerheid, die 'k stijgend zag dagen, dat ik, en ieder mensch, hoopvol mag wagen al zijner krachten en vermogens som te wijden aan het deel dat hij begrijpt van een alles-omvattende verklaring die als een vrucht voor zijn gedachte rijpt, en hem steeds schooner schijnt, want naar gelang dat zijn ziel ziet diepere openbaring

vermeert ook zijn liefde aan omvang.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(84)

Over het ongeloof der menschen aan de liefde die geestelijk is.

Het zachte aanschijn van mijn verzen stelt oogen gerust op hen gericht vol strijd:

menschen wantrouwen dezen toon altijd om dwalingen waarin zij zijn gekneld.

Hun hart leeft met alles wat voorbijsnelt en als een onder hen bevend belijdt

‘niet hieraan heb ik het mijne gewijd’

dan worden ze ongeloovig of ontsteld.

En al het licht ebt uit hun oogen weg,

hun monden spotten met het woord van dezen dat een gedachte hem ontroert waaraan al zijne zinnen vreemd zijn: maar ik zeg

dat diepste ontroering voor den mensch kan wezen zoodanig een gedachte te verstaan.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(85)

Over de onwilligheid des harten de voorwerpen der liefde te toetsen aan het verstand.

Maar hoe weinigen van den vloed der dingen die 't mensch'lijk hart ontroeren en bewegen zijn uit den schoot der wijsheid opgestegen en worden gevoed met bespiegelingen!

Van de verschijningen die het omringen en die het meent te hebben liefgekregen houdt het er vele voor den geest verzwegen die tot kennis van wat hem treft wil dringen.

Want tusschen hem en deze is geen verband, zij bezwijken voor het beproevend denken als zwakke booten op een rotsig strand;

hun aard wortelt in wat wisselend is en de volheid die zij aan het hart schenken is schijnbaar, en bemantelt een gemis.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(86)

Over de onstandvastigheid der emotie die uit vage liefde ontspringt.

Uit deze ontroeringen ontstaan de fel- bewogen verzen waar rythmen in wonen die 't hart mêesleepen maar als het bijwonen van een aandoenlijk en tragisch schouwspel het vervullen met een gevoel dat snel vergaat voor der rede gestreng aantoonen dat de gestalten die deze vertoonen schimmen gelijk zijn en een ijdel spel.

Dan ziet het hart, hoever 't is afgeweken van wat in waarheid 't waardiglijk ontroerde en al zijn kracht verkwist heeft aan een schijn omdat, blindlings volgend wat het vervoerde het afgedwaald is uit de veil'ge streken van 't klare denken dat zijn gids wil zijn.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(87)

Over de verhevenheid en standvastigheid der liefde van den geest.

Want van de toppen waar de rede troont ziet zij de dingen als een oop'ne aarde en erkent uit hun innerlijke waarde

welk hunner meest het zaad der liefde loont.

En aan wie let op haar geboden, toont zij dit dat hij zijn ongerept bewaarde voel-kracht leert wijden aan de vast-geaarde wijze waar het onwankelbare in woont.

Dan leert hij kennen de sterke en gestage emoties die in wijd-gewelfde bogen als wegen ter verheffing uit hem gaan en telkens als gedachten weer aandragen nieuwe gronden voor wat hem heeft bewogen voelt hij de liefde vaster in hem slaan.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

(88)

Over den invloed van den door geestelijke liefde bewogen dichter.

En de dichter wien zij is ingedreven lofzingt het door den geest verkreeg'ne goed en door al zijn zangen is heengeweven de ontroering die elk mensch zich neigen doet naar die woorden waaronder hij voelt beven de warme neiging van een zacht gemoed maar die als de aarde grooter schatten geven naar mate denken dieper in hen wroet.

Want hij die luistert volgt de lijn die gaat van de ontroerde blijheid trillend in dezen naar de erkenning waaruit zij ontstaat:

uit die beweging van zijn ziel ontspringt de goede wil die dan geheel zijn wezen met een weldadige warmte doordringt.

Henriette Roland Holst-van der Schalk, Sonnetten en verzen in terzinen geschreven

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

maar gisteren sprak je anders; je woudt leven naar eigen willekeur en vrij zijn als de wind, die blaast naar hij zelf wil, door niets gedreven. Je wildet geen man en je wildet

Weet hij dit zelf niet of nagenoeg niet en ontwikkelt zijn bewuste wil zich maar zwak, dan zal de wereld hem als dichter weinig kwaad kunnen doen, want hij is dan - zooals Verlaine

Nu tijgen wij uit, gelijk gij zijt uitgetogen, uw vaan in de handen en in de harten uw moed, onze hoofden naar de toekomst licht overgebogen, hooren haar ruischen van ver, en onze

De arbeid, hij is nog niet sterk en vrij, hij is nog lang niet de gemeenschap, hij heeft haar nog niet in zich opgezogen, maar hij is toch niet meer de oude knecht.. Hij heeft

Buiten dat perk waagt het karakter zich zelfs niet, want het moet altijd kunnen weten hoe laat het is; en voor een dichter kan binnen de wereld het karakter nooit meer dan

diep-aadmend fluisterdet ‘hier keert mijn lot’, en na dien tijd niet meer zijt afgeweken van 't opwaarts streven in het morgenrood dat om uw lippen, wit van langen nood speelt en

Dan was 't of haar stralende oogen blonken door nevel, haar stem werd een zwak gesuis, en in de nacht hurkte mijn moeheid-dronken hart voor de vensters van zijn eigen huis. Soms

En zij, de vrouwen die in blijheid waren ontvangen en gebaard, die zouden baren in blijheid en in rust, waar d'oude pijn niets dan voorbij-gaande echo voor kon zijn, - de vroeden,