bededag, den tweeden december 1832
Adriaan Beeloo
bron
Adriaan Beeloo, Nederland in gebed tot God; op den algemeenen bededag, den tweeden december 1832. L.C. Vermande, Medemblik 1832
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/beel004nede01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
Roept mij aan in den dag der benaauwdheid.
Ps. 50 vs. 15.
Adriaan Beeloo, Nederland in gebed tot God; op den algemeenen bededag, den tweeden december 1832
P
S. LI, v. 19.
De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten.
J
ESAJAXII, v. 1.
En te dien zelven dage zult gij zeggen: Ik danke U, H
EERE, dat gij toornig op mij geweest zijt: maar uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij.
GEDRUKT BIJ C.A. SPIN.
Adriaan Beeloo, Nederland in gebed tot God; op den algemeenen bededag, den tweeden december 1832
[Nederland in gebed tot God]
Neêrland ligt voor U gebogen Heer, Regeerder van 't heelal, 't Heft tot u zijn smeekende oogen,
U,DIE WAS EN WEZEN ZAL. Waar toch zal 't zijn blikken wenden, Hier, bedreigd door legerbenden,
Daar, door vloten fel bestreên!
Rondom wee en tastbaar donker;
Nergens troost noch lichtgeflonker, Dan bij u, o God, alleen!
Adriaan Beeloo, Nederland in gebed tot God; op den algemeenen bededag, den tweeden december 1832
Licht zijt Gij, Gij enkel luister, Buiten U is alles nacht!
Dale één vonk in 's afgronds duister, En 't verzwindt in ochtendpracht!
Maar, o Lichtbron, hemelingen Dekken, onder 't ‘hallel’ zingen,
't Scheem'rend oog voor zulk een gloed;
En de worm durft U te naderen - Hij, vertreên in stof en bladeren
Door des onderdrukkers voet! - Of, wat zult gij, u verheffen,
Neêrland, op uw regt en deugd?..
U, wien enkel jamm'ren treffen, Daar de boosheid zich verheugt!
U, door 't snoodst verraad besprongen, Wordt de gorgel toegewrongen,
't Wraakzwaard aan de hand ontrukt;
Vorsten, uwe bondgenooten, Dwingen u met heiren, vloten,
Dat ge 't hoofd voor muiters bukt!
Adriaan Beeloo, Nederland in gebed tot God; op den algemeenen bededag, den tweeden december 1832
Zult ge door dien smaad niet leeren, Welk een houding u betaamt;
't Oog van aardsche magten keeren, Wier bescherming steeds beschaamt?
Of, behoeft gij meerder wenken,
Ramp, waar niemand uitkomst schenken, Deugd noch wijsheid baten kan?
Zie den dood in pestwalm waren, Tallooze offers zich vergaren, -
Neêrland, voel uwe onmagt dan!
Neen, de Vader in den hoogen, Straft niet om het zoet der wraak:
Wijsheid is 't en mededoogen, Vorming tot een ed'ler taak.
Maar zijn tred doet de aarde beven, En de wan is opgeheven
Die het kaf van 't koren scheidt:
En wij zouden, vol vertrouwen, 't Nad'rend oordeel Gods aanschouwen,
Rein door zelf-geregtigheid...
Adriaan Beeloo, Nederland in gebed tot God; op den algemeenen bededag, den tweeden december 1832
Wijk, o wijk van uit ons midden Pharizeeuwsche trots en waan!
Heer, U, zoo gestemd, te bidden, Is uw hoogheid wederstaan!
Neen, wie ook uw oordeel tarte, 't Nedrig en verbroken harte,
Is het offer dat gij mint:
‘Ach, 'k verbeur Uw gunst gestadig, Wees mij, zondaar, toch genadig!’
Zoo bidt tot den Vader 't kind.
Zoo, zoo bidde Neêrland heden, Voor Gods liefdetroon geknield!
Heer, wij lagen reeds vertreden, Zoo Uw gunst ons niet behield!
Wij, wij volgden, zwijmeldronken, 't Volk, waaraan ons Vorsten klonken,
In zijn weelde en bastaardij:
Had Uw arm ons niet weêrhouên, Ach, ons moedig, blind vertrouwen
Stortte ons in zijn slavernij!
Adriaan Beeloo, Nederland in gebed tot God; op den algemeenen bededag, den tweeden december 1832
Zwaar heeft, voor ontelbre schulden, 't Zuchtend Neêrland reeds geboet:
Maar, wat rampen 't ook moet dulden, Heer, 't erkent U, wijs en goed!
Gij wilt ons door lijden leeren Tot den Vader weêr te keeren,
Die wel slaat, maar ook geneest!
Zie ons, God, voor U gebogen, o Zend bijstand uit den hoogen
Aan het volk dat U weêr vreest!
Strijd aan 't hoofd van onze benden, Vorm om ons een muur van staal!
Schaamrood zal de vijand wenden:
Uwe hulp is zegepraal!
Heer, de Koning weet, geen strijders Zijn, in 't uur van nood, bevrijders,
Wen de zege aan 't strijdros faalt: - Gij, Gij zijt zijn schild, zijn wapen, Gij vlecht lauwren om zijn slapen; -
Gij verhoort - hij zegepraalt!
Adriaan Beeloo, Nederland in gebed tot God; op den algemeenen bededag, den tweeden december 1832
Zoo klimt ons volksgebed als wierookgeur ten hemel, En de Almagt neigt het oor goedgunstig naar dien toon;
Een zwevende englenstoet daalt neêr in wolkgewemel, En voert gelofte en beê voor Haar genadetroon.
Sta Neêrland in Gods kracht, en 's vijands duizendtallen Verzwinden voor zijn aâm, als damp voor 't morgenlicht!
Maar laat uw danktoon ook uw God ter eere schallen, En eeuwig blijve uw oog op Hem - alleen gerigt! -
Adriaan Beeloo, Nederland in gebed tot God; op den algemeenen bededag, den tweeden december 1832