• No results found

GROETEN UIT LA BOUCOULE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GROETEN UIT LA BOUCOULE"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AKC K10 Drôme-Provençale 31 mei t/m 14 juni 2009

GROETEN UIT LA BOUCOULE

(2)

Inleiding

Van 31 mei tot 14 juni 2009 werd op de camping La Boucoule (Montbrun Les Bains, Drôme Provençale) een kamp georganiseerd door de AKC.

Met 29 deelnemers hebben we twee weken mogen genieten van de bijzondere gastvrijheid van Nora Duym en haar partner Ewald.

La Boucoule is in vele opzichten een bijzondere locatie. De website (www.laboucoule.com) geeft wel een indruk van een typisch Zuid- Frans landschap maar kan onmogelijk de unieke sfeer van deze camping weergegeven. Feitelijk is het een mini-camping op een mega terrein. De afstand tussen de verst van elkaar afstaande tenten was meer dan 300 meter. Sommigen stonden op een eigen veld, anderen deelden een terras of stonden op de grote weide met de convo tent. Verkeer is hoogst zelden te horen en oordopjes zijn bijna nodig voor de nachtegalen. Men kampeert midden tussen de overdonderende rijkdom van de Provencaalse natuur. Elke dag nieuwe plantensoorten of nieuwe vlinders bleek hier gewoon. Nog moeilijker te beschrijven is de sfeer die Nora en Ewald samen gecreëerd hebben. Gasten zijn per definitie vanaf binnenkomst vrienden van La Boucoule. En dat wordt nog verder versterkt doordat de eigenaren één keer per week voor alle gasten een grootse maaltijd bereiden.

La Boucoule was voor ons een onvergetelijk kamp. Zon en af en toe een, soms figuurlijke bui, wisselden elkaar af. Twee deelnemers werden door ziekte getroffen en moesten of vroegtijdig afhaken of een paar dagen missen door een korte observatieperiode in het lokale ziekenhuis. De excursiemogelijkheden waren ruim voorhanden en begonnen al op de camping. Slechts af en toe geplaagd door hevige regenval was het meestal zweten in de vroege zomerzon. Duidelijk was wel dat het topseizoen voor met name planten bijna over was maar misschien was dat maar goed

ook. Het was nu al bijna te veel om in twee weken tijd te kunnen zien.

Aan dit verslag hebben velen meegewerkt, in het kader van privacy zijn echter namen zoveel mogelijk weggelaten. Voor meer

informatie of contact met de auteurs kunt u het bestuur van de AKC (KNNV) benaderen.

Een feestelijke slotmaaltijd

(3)

Excursies en excursieterreinen

Vrijwel alle excursies konden binnen een straal van 20 kilometer rond de camping aangeboden worden. In de onderstaande tabel en de daarbij behorende kaart wordt een overzicht gegeven van de verschillende locaties.

1. Omgeving La Boucoule

In vroeger tijden, tot in de vorige eeuw, is ook dit deel van het Franse platteland dichter bewoond en bebouwd geweest. Wat nu rest zijn veel verlaten akkers gelardeerd met restanten bijna ongerepte maquis en lagere garrique vegetatie. Meestal lage exemplaren van Donzige eik (Quercus pubescens) en Steeneik (Quercus ilex) domineren de boomlaag. In de kruidlaag van met name de veel opener garrique zijn diverse orchideeën, met

Hondskruid (Anacamptis pyramidalis) als algemeenste, te vinden.

La Boucoule (800 m) is gelegen in een dal omsloten door glooiende hellingen. Vanuit het dal zijn diverse excursiemogelijkheden

aangeboden. Lopend naar Montbrun, westelijk naar Niègle en dan terug via Ubac de Gourge of doorlopend langs Ubac de Vic.

Noordelijk ligt de Col des Arles (1015 m) met halverwege het fossielenpad.

2. Ferassières en Col de l’Homme Mort

Noord van Ferassières ligt de Montage d’ Albion met op 1211 m de Col de l’Homme Mort. Een dicht bebost gebied met aan de zuidzijde weiden en akkers.

3. Sault

Aan de oostelijke toegangsweg naar de Mont Ventoux ligt Sault temidden van een glooiend dal. Lavendelakkers omzoomd met bloemrijke bermen en houtwallen geven een goed beeld van het Provençaalse cultuurlandschap. Rijk aan vlinders en bijzondere akkeronkruiden.

4. Brantes

In het dal van de Toulourenc, aan de noordflank van de Mont Ventoux ligt het arendsnest Brantes. Versterkt tegen vroegere roofzuchtige indringers is het nu een verstild en toeristisch aantrekkelijk dorp. Oostelijk en westelijk van het dorp geeft een lange afstandswandelpad gelegenheid om het gebied te exploreren.

De maquis-, en daarop aansluitende garriquevegetatie is hier beter ontwikkeld. Mediterrane soorten als Terebint (Pistacia terebinthus) en Spekwortel (Tamus communis) kunnen hier gevonden worden.

5. Mont Ventoux

De kale berg (1841 m) biedt begin juni al bijzondere alpiene flora.

Veel is uitgebloeid. Zeker veroorzaakt door drukte zijn ook vogels van het hooggebergte schaars. Op de noordhelling bevind zich een goed ontwikkeld loofbos (met name beuk en esdoorn) waar een natuurpad (vernoemd naar de entomoloog J.H. Fabre) is uitgezet.

(4)

In verband met copyright kan in dit verslag geen afdruk van de betreffende Michelinkaart (332, 1:150.000) gebruikt worden. IGN kaart 3240 OT biedt op een schaal van 1:50.000 informatie over de directe omgeving van Montbrun-les- Bains.

Brantes

Montbrun-les-Bains

Aurel

St-Trinit Sault

Mont Ventoux Col de l’Homme Mort

Montagne du Buc La Boucoule

D942 D40

D159

D542

D164

Ferrassieres

Ubac de Vic

Ubac de Gourge

(5)

Excursies kamp 10 Drôme - Provence 2009 start

Hoogte verschil

Wandel- tijd

Wandel

afstand dagdeel nr Top oGui des

*) Type

Bijzonder- heden 1-6-2009 1-1

Op de camping - oprijlaan -

weitje camping 10 m 2 km ½ ¼

1-2

Richting Niègle - Ubac de

Courge camping 80 m 5 km ½

2-6-2009 2-1 Montbrun camping 150 m 10 km ¾

2-2 Natte vallei camping 80 m 4 km 1

3-6-2009 3-1 Kapel la Donne camping 200 m 5 km ¾

3-2 Col des Arles, Eyrolle camping 400 m 12 km 1 fossielen

3-3 zie 2-1

4-6-2009 4-1 Col des Arles via west. route camping 200 m 9 km 1

4-2 Niègle- Ubac de Gourge camping 50 m 7 km ¾ - 1

4-3 Sentier Botanique Savoillan auto 10 min 150 m 2 km ½

5-6-2009 5-1 Brantes - GR 91c auto 12 min 200 m 10 km ¾ - 1

5-2 le Belvédère auto 27 min 475 m 3 u 11 km 1 40 rood

5-3

Mont Ventoux, Sentier de

découverte J.H. Fabre auto 38 min 165 m 2 u 6 km ½ - ¾ 41 groen

6-6-2009 6-1 Aurel Sentier Botanique auto 15 min 50 3 km ½

6-2 Aurel Roche - Pertuis auto 15 min 210 m 2 u 20 7 km ½ - ¾ 32

6-3

Monieux Botanische route St.-

Hubert auto 28 min 100 m ½ - ¾

6-4 Vaison-la-Romaine

cultureel, historisch 7-6-2009 7-1 Monieux La chapelle St.Michel auto 18 min 380 m 3 u 9 km 1 24 rood gorges

7-2 Marquisan St.Trinit auto 13 min 125 m 3 u 10 km 1 33 blauw bos

7-3 auto 27 min. auto 13 min 80 m 2 u 6 km ½ - ¾ 25 groen open veld

8-6-2009 8-1 Vergol auto 8 min ¾ - 1

8-2 Ubac de Vic auto 5 min 7 km ¾ - 1

8-3 zie nr.5-2

9-6-2009 9-1 zie nr. 6-4

(6)

9-2 zie nr. 7-3 10-6-

2009 10-1 Perrache, na de markt in Sault auto 32 min 150 m 2 u 6 km ½ + ½ 15 groen

10-2 zie nr. 5-3

10-3 zie nr. 5-2

10-4 Montagne du Buc camping

350 /

700 4 u 11 1 x rood

11-6-

2009 11-1 Les coulets et combes d'Aurel auto 9 min 540 3 u 11 1 31 rood

11-2

Le col de Fontaube, start

Brantes auto 12 min 400 4 u 14 1 35 rood

11-3 zie nr. 6-3

12-6-

2009 12-1 Col de l'Homme Mort auto 10 min.

50 -

400 2 - 5 u var. var.

12-2 zie nr. 10.4

*) TopoGuides Le Pays du Ventoux...à pied

(7)

Sfeerverslag

1 juni 2009 La Boucoule - Niègle

Prachtig weer na een regenachtige nacht. Een zonnetje en niet te warm. Heerlijk wandelweer en omdat het de eerste excursiedag was, hebben we veel nieuwe planten, vlinders, insecten en vogels gezien en gehoord.

We hebben gelopen door afwisselende landschappen, wel steeds de bergen rond de camping in het oog gehouden.

We lopen langs stenige hellingen met veel Bieslelie en Kleine gaspeldoorn. We vinden drie soorten vlas, Wit, Geel en Blauw. Geel en Blauw met grote bloemen. Af en toe staan er Grote

muggenorchissen tussen en in wat lagere/nattere delen de welriekende nachtorchis.

Ook komen we langs weitjes met veel Hondskruid. Natuurlijk staan er ook andere orchissen tussen en verder vliegen er veel vlinders, waaronder veel Blauwtjes.

In het “bos”gedeelte, met o.a. Eik vinden we het Rood bosvogeltje en nog enkele andere soorten. Als het bos een beetje nadert, vliegt de Blauwe ijsvogelvlinder rond, een teken dat er Kamperfoelie in de buurt moet groeien.

Een prima wandeling!

2 juni 2009 La Boucoule – Montbrun

De zon schijnt al volop als we vertrekken met 12 personen. Al snel loopt een groepje door, terwijl we met z’n zessen achterblijven omdat er plantjes op naam gebracht moeten worden en vlinders gevangen. De vlinders moeten nog opwarmen, daardoor is het mogelijk om het Kalkgraslanddikkopje te fotograferen. Ook wordt de mooie Azuurblauwe ossetong (Anchusa azurea) op naam gebracht en een aantal andere planten volgen. O.a. de Coronilla scorpioides met op Schorpioen lijkende vruchten en de Kleine morgenster.

Het tempo van de laatste groep blijft laag. Op een bepaald moment zien we Jaap Uittien van de eerste groep terugkomen voor Ria en Rixt, die dan met hem verdwijnen. Met vier mensen blijven we over

en lopen we in ons matige tempo door, onderweg al kijkend,

vangend, fotograferend en wijzend om elkaar van alles te laten zien.

We komen uit bij de 1e blauwe brug, langs de weg lopend.

2 juni 2009 La Boucoule

Lopend vanaf het kamp is de excursie begonnen. Het eerste gedeelte bestond uit stenige kalkhellingen. Daarna kwamen wij in een gebied met los materiaal en diepe erosiegeulen met weinig vegetatie. De groep heeft zich gesplitst, de ene helft ging het dal in, de andere groep bleef op hoogte en volgde de route. Zij kwamen door een bosachtig gebied met dezelfde kalkvegetatie als de kalkhellingen. Het laatste gedeelte van de tocht liep door een laag gelegen vochtig, kleiïg gebied met een eigen vegetatie. Tot slot volgde het fantastische zicht op de camping. Waar wij om 2 uur aankwamen. Kortom een mooie, afwisselende tocht met veel planten, vlinders en zelfs nog een roofvogel.

3 juni 2009 La Boucoule - kapel

(8)

Wij wandelden over het pad op de heuvel achter het

kampeerterrein, met 13 personen, naar de Chapelle die gebouwd is in 1856 en ligt op een hoogte van ca. 950 m.

Het terrein was hoofdzakelijk bedekt met veel lage Eiken en wat Brem. Het was deels open terein, waarbij je kon genieten van mooie vergezichten. Embrun en het kampeerterrein waren in volle glorie te zien alsook de “verbleekte” Mont Ventoux.

Zoals gewoonlijk werd er onderweg veel gezien en stilgestaan bij vlinders, planten, en hier en daar een vogeltje. Maar ook vliegen en torren gingen over de tong!

Boven gekomen was de Chapelle, die mooi gerestaureerd is. Het kapelletje ligt stil en verlaten op de rots die je vanaf het

kampeerterrein ziet. Ook vanaf dit punt heb je een prachtig uitzicht over de omgeving.

Er werd veel gegeten, gedetermineerd en geplast. En zo was ‘t.

In een uurtje waren wij weer terug naar 750 m, weliswaar met voor twee man een laddertje op de rug. En achteraf moest het laddertje toch, ten behoeve van het klokje, weer terug.

4 juni 2009 La Boucoule - Toulourenc

Het eerste deel van de tocht naar La Niègle hadden we de eerste dag (1 juni) al gelopen. De steenachtige hellingen met af en toe weitjes met orchideeën kwamen ons bekend voor. Een zijbeek van de Toulourenc gaf een beetje water. Dichtbij een vrije camping zagen we een vijver waarvan het waterpeil flink was gezakt. Hier ontmoetten we de Adderringslangen en de libellen van de lijst. Toen we doorliepen, staken we de rivier de Toulourenc over en kwamen we in de gorge. Hier waren de weilanden en bermen rijker:

Beemdkroon, Vleugeltjesbloem, Bokkenorchis.

Daarna duiken we links het bos in. Een wat rijker bos met veelal dennen. Onderbegroeïng: Sleutelbloem (stengelloze),

Leverbloempje, Bijenblad, Geel vingerhoedskruid en toch een heel aantal Bosorchissen.

Aan het eind komen we op de weg bij een veld tijm, dit is weer de bekende weg.

4 juni 2009 Savoillan – sentier botanique

Het botanische pad ligt op een westhelling, voornamelijk door een bos met Donseik (Quercus pubescens). De meest voorkomende bomen en struiken zijn met naam en plaatje aangegeven. Een deel van het pad gaat onder langs een steile kalkwand.

Het is een excursie om aan het begin van een kamp te doen, vooral om bomen en struiken te leren kennen.

5 juni 2009 Brantes

Het is bewolkt als we vertrekken.

Nog maar net op pad, het smalle pad van de G.R.9.1c naar boven, begint het te regenen. Daardoor zien we minder planten en vlinders. Wel blijft de Bergfluiter zingen, ook al regent het. Om half 11 wordt het droog. Dan komen we op kleine weitjes met Ophrys soorten als

Hommelorchis en Snippenorchis.

In het bos beginnen de

Breedbladige wespenorchissen te bloeien. Vrij laag vliegen de Bruine zandoogjes en zien we een Rotsvlinder en een

Argusvlinder. Maar er vliegt niet

veel. Bovenop de berg is een leuke vegetatie van Tijm met Witte

(9)

bremraap, Bergalant, Bergandoorn en twee soorten anjers. Inmiddels is de regen weer gaan vallen en duiken we weer in de jassen.

Na het pad naar links min of meer gevonden te hebben, lopen we langs

wei/hooilanden en mooie bermen terug naar het dorp. Het wordt inmiddels weer droog, het zonnetje komt en de vlinders gaan weer vliegen, vooral de blauwtjes. Beneden in het dorp is de grote verrassing het Spaans oranje zandoogje (Pyronia bathseba) voor het eerst in al die jaren gezien. En het dorp is de moeite van het bekijken waard.

5 juni 2009 Mt. Ventoux

Vandaag vertrokken we voor het eerst met regenspullen: paraplu’s, cape’s, regenjacks en –broeken. Ook extra warme vesten

meegenomen want op de Mont Ventoux is het altijd zo’n 10 ºC kouder dan op de camping. 13 mensen (in 3 auto’s) stapten uit bij een mooi uitzichtpunt, het regende een beetje, het uitzicht was mooi in de verte en mooi op korte afstand: een helling vol graslelies.

De tweede keer stopten we bij een ogenschijnlijk kale helling, die toch allerlei plantjes bleek te hebben. En een oude schapenschedel, waarmee in combinatie met een steenmannetje een kunstwerk tot stand kwam. Op de Mont Ventoux bleven 4 personen planten kijken. De overigen wilden het Sentier Jean Henri Fabre doen. Eerst koffie op Station Mont Serein, toen op weg. Net begonnen met lopen, daar werden we overvallen door een stortbui! We schuilden in een lege schapenstal, waar we gelijk maar ons brood opaten. Om 13.00 uur konden we gaan lopen. Mooie wandeling, goed

aangegeven, interessante informatieborden (als je Frans kent) en afwisselend terrein met soms echt prachtige uitzichten.

7 juni 2009 Sault, lavendelvelden De excursie was een rondwandeling.

Voor ¾ over geasfalteerde wegen. Het laatste stuk over een weide pad.

Aanvankelijk over een pad langs de lavendelvelden. Mooie wegbermen met de gebruikelijke flora.. O.a. Doornzaad, Trichorella corniculata, Bromus sterilis, Hongaarse wikke, Tragopogon dubium, Bolderik, Breukkruid. Later kwamen we door bosachtig terrein. Veel meer orchideeën (Bosvogeltje).

De lunchplek lag het hoogst. Hier weer meer weilanden, met Bokkenorchis, Snippenorchis, Hommelorchis en Hondskruid.

Het laatste deel liep door akkerland.

7 juni 2009 St. Trinit.

Van de excursieleiders hadden we een beschrijving van de wandeling meegekregen. Hierin stond info over het 12e eeuwse kerkje, wat we eerst bezochten. Daarna gingen we richting

begraafplaats, waar de wandeling werd aangegeven d.m.v. bordjes.

Het eerste stukje bos was erg saai, maar daarna kwam het mooie gedeelte. Vooral de akkers en akkerranden waren waren bloemrijk en we zagen veel insecten. Omdat het hoogteverschil klein was, was het een zeer plezierige en gemakkelijke wandeling in heerlijk weer. Een mooie tocht die we om 4 uur besloten met het kijken naar de plaatselijke zeepkistenrace.

We hebben veel planten en vlinders waargenomen.

(10)

8 juni 2009 l’Ubac de Vic

Na de Polo van Renée van de parkeerplaats geduwd te hebben zijn we om 9.00 uur vertrokken.

Van te voren de kaart bestudeerd hebbend, leek het een goede keuze de route tegen de klok in te lopen. Dat betekende wel dat we halverwege geconfronteerd werden met een stijging van 100 meter over een grindpad. Iedereen heeft het gehaald.

De verschillen in begroeiïng tussen de noord- en de zuidhelling waren opmerkelijk met name de

zuidhelling vertoonde op sommige plaatsen al dorre plekken die op een hete zomer duiden. Toch nog leuke vondsten: een Spaanse eikenpage, rijpe kersen, Welriekende muggenorchis, Vliegenorchis, Witte reseda en een blauwe strobloem.

10 juni 2009 Montbrun – La Boucoule

De auto van Ria moest voor reparatie worden ingeleverd bij de garage. Michel heeft haar vergezeld en samen zijn ze via het kasteel en de middeleeuwse weg teruggelopen naar de camping.

De vegetatie was na 10 dagen kamp al aardig bekend. Het ging nu vooral om het bekijken en determineren van leuke soorten.

10 juni 2009 Montagne du Buc

Richting Col d’Arles slaan we halverwege af het fossielenpad in.

Naar fossielen hoeven we niet te zoeken, ze liggen er voor het oprapen. De flora verandert zoetjes aan van weelderig, met nog wat loofbomen, via weidehellingen met dennenbomen, naar de kale

Montagne du Buc. Het is een stevige klim, maar goed te doen.

Waar op de kaart iets vaags staat aangegeven, staat in

werkelijkheid een bord met een heirbaan naar boven. Daar hebben we ruim uitzicht op de Mont Ventoux en de alpen. Het is een

gezoem en gefladder van jewelste op de top, veel koningspages en de apollovlinder, en een heel lage, dappere bergflora waaronder piepkleine vogelmelkjes.

Na enig beraad besloten we niet de veel langere weg langs de zuid- oostflank terug te nemen, maar gewoon terug te lopen en langs de kennel met minstens zes aardige honden, en langs de kapel naar La Boucoule terug te gaan. Onderweg een mannetje grauwe kiek gezien (Bea) en een melodieuze (niet krasserige) “geelgors”. Wie weet hoe dat beestje heet?

Perfect wandelweer, fijne tocht, laag natuurhistorisch niveau.

10 juni 2009 Aurel

Vanaf het kampterrein per auto naar Aurel. In Aurel kun je parkeren op een parkeerterrein meteen links als je het stadje weer uitrijdt, richting Sault.

De wandeling begon naast een terrasje precies in de scherpe bocht die de weg in Aurel maakt. Op ’t terrasje hebben we eerst ons gekoesterd in de zon na de kou van de afgelopen nacht en de politieke situatie in Nederland besproken, dit in zeer goede sfeer.

Voor de wandeling daal je af in de bocht naar beneden, je ziet de tuinen en landerijen van de bewoners en komt langs een 14e eeuwse wasplaats. De wandeling voert langs tuinen en later hooiland, en gaat dan in noordelijke richting naar een bosachtige (veel dennen) gebied langs een beekje. Helaas veel muggen zodat we nogal snelheid maakten. Wel veel orchideeën langs het pad, o.a. Muggenorchis, Hondskruid, Rood bosvogeltje en Hommel- of Bijen- of Snippenorchis, of overgangsvormen daartussen, daar kwamen we niet uit.

Een paar wat meer open stukjes in het bos waren bloemrijk, o.a.

Perzikbladig klokje, Ruig klokje, Akkerklokje.

(11)

De wandeling kruist daarna de D942, dan kom je in wat hoger terrein, wat meer open bos met Buxus, en tenslotte kom je weer langs cultuurland, akkers, met akkeronkruiden in de berm, o.a.

Korenbloemen, Klaprozen etc.. Vlak voor Aurel zijn we linksaf gegaan, van de geplande wandeling af, naar de route van de GR91c, zodat je Aurel vanaf de noordkant weer in komt, het oudste stuk, waar een 12e eeuwse kapel en hospitaal van de kruisridders van de Johannieter kruisorde nog te zien zijn, helaas alleen de buitenkant, en je ziet de fortificaties van het oude dorp, waarop zeer veel soorten Sedum groeiden, o.a. Huislook, Breukkruid. Daar werd ook een blad-imiterende wants aangetroffen: Philomorpha

laciniatus.

De bewoners van het huis naast de kapel wisten te vertellen dat in die kapel niets te zien is, een ruïne. Via een website van hen zijn veel foto’s van de omgeving van Aurel te zien uit het voorjaar (www.provenceworkshop.com).

Er is geen plantenlijst aangelegd helaas, maar er waren geen nieuwe vondsten. Wel een heel leuke afwisselende wandeling, waar vast nog meer te zien was geweest als die muggen er geen stokje voor gestoken hadden.

10 juni 2009 – Mont Ventoux, vanaf Belvédère

’s Morgens eerst de markt in Sault bezocht, daardoor laat gestart met de excursie.

Het uitzicht vanaf de Belvèdère is prachtig, het pad omhoog is wat stenig maar niet steil.

Aanvankelijk een dennenbos, later beukenbos, nog later eikjes. Het pad was m.n.

links omzoomd met Bleek bosvogeltje en verder voorjaarsbloemen zoals

Grootbloemige ereprijs. Hoger ook exemplaren van Wit bosvogeltje.

In het beukenbos een veldje Lievevrouwebedstro.

Bovenop de col is een plateau, duidelijk van militaire oorsprong, maar er is een fantastisch uitzicht. Verder was het een mooie en afwisselende wandeling.

11 juni 2009 Gorges de la Nesque

De excursie ging vooral om de Gorge van de Nesque en daarin liggende Chapelle St. Michel. De wandeling erheen via de GR9 en terug was een toegift.

De wandeling erheen ging over een open zuidhelling met vooral Quercus pubescens en Taxus. In de ondergroei struiken als Osyris alba en Coronilla emerus. De afdaling naar de Chapelle was wat klim- en klauterwerk, maar bij droog weer goed te doen. Laag in de Gorge, bij de kapel veranderde de vegetatie. De eiken werden vervangen door esdoorns en de taxusbomen werden heel groot. De bomen en stenen waren overdekt door een laag mossen. Op de kalkwanden groeiden vochtliefhebbers als Venushaar en

Blaasvaren. De klim het dal uit was weer klimmen en klauteren. Vrij snel verdwenen de mossen om vervangen te worden door een uitbundige korstmossenlaag. De terugwandeling liep over een vrij vlak terrein, voor een deel langs een rustig stromend watertje. Aan de oever daarvan vonden we als bijzondere vlinder de Kleine weerschijnvlinder.

11 juni 2009 Montagne du Buc

Met de auto via Montbrun, door de kloof van de rivier de Toulourenc met het sprookjesachtig gelegen kasteel van Aulan, noordwaarts naar het dal van de rivier Charuis. Oostwaarts voorbij Gresse tot kruispunt Col de Mévouillon (op bushok links van de weg). Hier weer zuidwaarts. De smalle verharde weg wordt na de 1e boerderij onverhard maar goed berijdbaar. Parkeermogelijkheid bij het motorcross-terrein. Hier gaan een aantal steenslag-karresporen steil omhoog (oostwaarts). Verwaarloosde

(12)

lavendel/tijmvelden/bergweidevegetatie met dennenbomen (kuifmezen) en wollige eiken. Vlinderrijk. Je komt vanzelf met een flauwe bocht naar rechts bij de rand van de berg met mooi uitzicht over het cultuurland beneden. Alsmaar doorklimmen. Langzaam krijg je steeds meer uitzicht op de grillige alpen met sneeuw en alle bergen rondom. Alleen de Mont Ventoux en de Signal de Lure zijn zichtbaar hoger. (Naar beneden lopend is het uitzicht mooier dan naar boven.) Te overwegen valt om vanaf parkeerplek eerst door te lopen langs de onverharde weg richting zuidwest, tot aan de

wegwijzer met gele borden (met aanwijzing: Montbrun) omhoog langs lavendel veld en almaar door over bergweide naar de top (2 km), er is een duidelijk pad. De aankomst op de top is vanaf deze kant verrassend. Dan niet terug maar door, dan loop je een rondje.

Terugweg, het dalen, via de aan het begin genoemde route.

11 juni 2009 St-Hubert, Monieux sentier botanique

Mooie wandeling. Door de goede bordjes aan te bevelen om het vroeg in het kamp op te nemen. Goed ontwikkeld Donseiken- Buxusbos op kalk.

11 juni 2009 Brantes

Op donderdag 11 juni vertrokken wij met zonnig weer naar Brantes in drie auto’s. In Brantes reden Ria, Kees en Adrie naar beneden om daar twee auto’s te parkeren voor de terugreis. Adrie reed met Ria en Kees weer terug naar boven.

Om ca. half elf startte de wandeling over een asfaltweg met rondom een heggenlandschap. Na een poosje wandelen zagen we de Mont

Ventoux in de volle breedte met als achtergrond een azuurblauwe ansichtkaart-lucht.

Na een half uur wandelen (het was ca. elf uur) werd de omgeving meer en meer een bos en daar werd koffie gedronken met een prachtig uitzicht op het berglandschap.

Onderweg kwamen we een olijfboomgaard tegen met ca. 30 bomen. Het pad dat we volgden was links en rechts voorzien van veel bloeiende bezembrem.

We kwamen uit het bos in een open veld en hebben daar onze boterhammen opgegeten met een prachtig uitzicht op het dal. De laatste drie kilometers werd het pad moeilijk begaanbaar met veel stenen en kleine puinhellingen die we dwars overstaken.

Na afloop van deze geslaagde excursie dronken we een drankje in de Auberge.

12 juni 2009 Col de l’Homme Mort

We kozen een open terrein ongeveer een kilometer onder de col.

We veronderstelden dat we in het open terrein een interessantere vegetatie zouden vinden. Het bleek maar voor een deel het geval.

In de bossen aan de westkant van de weg vonden we wel veel Bleek bosvogeltje en uitgebloeide primula’s. De oosthelling was vermoedelijk een lang geleden verlaten akker. De vegetatie was erg homogeen en werd gedomineerd door Rechte dravik, Wit

zonneroosje, Vlas, Brem en Klein kroonkruid. Lokaal stond veel Grote ratelaar. Daartussen vonden we een Poppenorchis en (uitgebloeide) Soldaatjesorchis.

(13)

Planten

Inleiding

La Boucoule ligt in het zuidelijkste puntje van de Drôme en de omstandigheden zijn, in het voorjaar en de vroege zomer, ideaal

voor veel en mooie planten. Er zit veel kalk in de grond, het is een

middelgebergte, er zijn bossen en grote gebieden die niet of maar met moeite te

cultiveren zijn, en er zijn duidelijk invloeden van Middellandse Zee.

In het gebied hebben we 416 plantensoorten gevonden. Een mooi aantal, maar uiteraard vormt het geen inventarisatie van het gebied. Alleen in de omgeving van La Boucoule hebben we intensief gekeken, voor de rest ging het vooral om mooie of bijzondere planten, met name de orchideeën. Van deze familie hebben we 24 soorten gevonden; een behoorlijk aantal als je er rekening mee houdt dat er in juni al veel soorten zijn uitgebloeid. In de plantenlijst hieronder staan alle soorten die we op naam hebben gebracht. Wat opvalt is dat we veel soorten uit de

Vlinderbloemenfamilie hebben gevonden, maar liefst 66 soorten, bijna eenzesde van het geheel. Dat komt niet alleen omdat ze meestal opvallende bloemen hebben, maar de Mediterrane flora bevat relatief veel vlinderbloemigen en juni is de gunstige tijd voor deze groep.

Wat al tijdens het kamp ook opviel is dat de overlap tussen de gebieden groot is. Veel soorten zoals Bergdravik (Bromopsis erecta), Bieslelie (Aphyllantes monspeliensis), Spaanse brem (Genista hispanica) en Bezembrem (Spartium junceum) vonden we op bijna elke excursie. Twee gebieden vormden daarop een

uitzondering. Het ene is de vlakte van Sault met veel

akkeronkruiden, het tweede gebied is de Gorges de la Nesque, een vochtig, beschaduwd kloofdal.

In het volgende bespreken we een aantal gebieden. We hebben hier voor gekozen en niet voor excursies om teveel herhaling te voorkomen en ook omdat bij sommige excursies maar weinig is genoteerd. Voor een volgend kamp geeft het ook meer informatie.

De gevonden planten staan in de lijst, na de bespreking van de gebieden. Een Excel-bestand met de planten per gebied is als bijlage aan het eind van dit verslag opgenomen. Achter de naam van het gebied staan de nummers van de excursies die daar zijn geweest en waarvan een excursieverslag is.

De meeste planten zijn gedetermineerd met ‘Les quatre flores de France’ van Fournier en de ‘Flore complète portative de la France, de la Suisse et de la Belgique’ van Bonnier. Soms zijn ook planten op naam gebracht met de ‘Bergflora van Europa’ of de ‘Flora van de Middellandse Zee’, beide van Marjorie Blamey en Christopher Grey- Wilson. Met behulp van de Flora Alpina van Aeschimann, Lauber en Moser is gecontroleerd of de gevonden soorten in de

excursiegebieden voor kunnen komen. Soorten die niet aan dit criterium voldeden staan met een toegevoegde ‘*’ op de lijst.

De namen van de planten zijn, voor zover ze in Nederland voorkomen, in overeenstemming gebracht met de 23ste druk van Heukels’ flora van Nederland. Bij afwijking van de naam in de Flora Alpina is de naam van de laatste flora al synoniem tussen haakjes toegevoegd.

(14)

De Nederlandse namen zijn voor zover mogelijk ontleend aan Heukels. Andere Nederlandse namen komen uit de boeken van Blamey en Grey-Wilson of zijn door Vlamingen gegeven namen.

La Boucoule (excursies 1-1, 3-1)

Dit gebied omvat het terrein van de camping, het erboven gelegen bos met de kapel en de directe omgeving. In het begin van het kamp zijn een tweetal excursies gehouden, eerst rondom het kamp en daarna een rondje door het bos via de kapel.

Het kampeerterrein is half natuurlijk. Er wordt gegraasd door paarden en ezels en er is verkeer. Het bos is grotendeels een eikenbos met allerlei struiken in de ondergroei en hier en daar stenige open plekken. In de directe omgeving vinden we paden, bosranden, velden en niet geëxploiteerde hellingen met een lichte begroeiing van bos.

Opvallend op het kampeerterrein en ook aangenaam geurend tijdens de bloei is Bezembrem (Spartium junceum). Wat hoger op de hellingen bloeit enkele weken eerder een ander soort brem

(Genista cinerea).

Een veel voorkomende plant met minder aangename geur is Pekklaver (Psoralea bituminosa). Het kalkhoudende en droge karakter

van het terrein wordt weerspiegeld in het voorkomen van planten als Kruisdistel (Eryngium campestre), Slangenkruid (Echium vulgare), Muurzeepkruid (Saponaria ocymoides), Kleine pimpernel (Sanguisorba minor), verschillende soorten Rupsklaver (Medicago) e.v.a. Vermeldenswaard zijn verder Grote centaurie (Centaurea scabiosa), Stinkende ballote (Ballota nigra) in een ezelwei, en Italiaanse zwaardlelie (Gladiolus italicus) en Kuifhyacinth (Muscari comosum) op een helling met Truffeleiken.

Wat de grassen betreft, er staan nogal wat soorten Dravik (Bromopsis en Bromus). Goudhaver (Trisetum flavescens) is elegant, maar minder opvallend aanwezig en Wilde haver (Avena sterilis) is zowel opvallend door de langgenaalde aren als overal aanwezig. Een grappige kleine soort is de mediterrane Aegilops triunciata.

Zowel vlak naast het kampterrein als wat verder weg naast de toegangsweg bevindt zich een gebiedje met opvallend veel

Hondskruid (Anacamptis pyramidalis). Interessant is dat de andere soorten op beide plekken ook vaak dezelfde zijn, zoals Bitterling (Blackstonia perfoliata), Kruisdistel (Eryngium campestre), Echte gamander (Teucrium chamaedrys), Spaanse brem (Genista hispanica) en een Walstrosoort (Galium lucidum).

Wandelend langs wegen en paden komt men kleurige planten tegen

(15)

als Blauwe strobloem (Catananche caerulea), verschillende soorten Stalkruid (Ononis), Wikke (Vicia), Sedum en verscheidene leden van de Kruisbloemenfamilie. Vermeldenswaard wegens de fraaie, maar eigenaardig gevormde bloemen is Coris monspeliensis (zie boven), een lid van de Sleutelbloemenfamilie. Ze staat met trosjes rode bloemen op warme droge hellingen.

Op grazige plekken vormen de Bijen-, de Hommel- en de

Snippenorchis (resp. Ophrys apifera, O. fuciflora en O. scolopax), die vaak in elkaars buurt staan, interessante stof voor discussie welke wat is.

Het bos biedt z’n eigen, grotendeels andere flora. Qua orchideeën aardig wat Bosvogeltjes (Cephalantera), vooral de rode (rubra), een enkele Zadelorchis (Ophrys bertolonii) langs het pad, Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia) en Paarse aspergeorchis

(Limodorum abortivum) in de buurt van de kapel. Onder de eiken, Quercus ilex en Q. pubescens, zijn regelmatig aan te treffen de Blazenstruik (Colutea arborescens), Aristolochia pistolochia, een Pijpbloemsoort, Rode kornoelje (Cornus mas), de Pruikenboom (Cotinus coccygria) en Rode kamperfoelie (Lonicera xylosteum). En verder planten als Bijenblad (Melittis melissophyllum), Bergandoorn (Stachys recta), Grote graslelie (Anthericum liliago), Welriekende salomonszegel (Polygonatum odoratum), Ruig klokje (Campanula trachelium), de blauwe Bergcentaurie ((Centaurea montana), Leverbloempje (Hepatica nobilis), Eenbloemig parelgras (Melica uniflora) en Boskortsteel (Brachypodium sylvaticum). Op open stenige plekken staat behalve Bieslelie (Aphyllantes monspeliensis) meestal Laserpitium gallicum, een grote wit bloeiende

schermbloemige. Verder moeten de Bremrapen genoemd worden, die altijd wel ergens staan, zoals de Walstrobremraap (Orobanche caryophyllacea).

Ubac de Courge (excursies 1-2, 2-2, 4-2)

Dit gebied ligt direct westelijk van La Boucoule rondom de Adret (=

zonkant) de Courge, tussen het Ravin de Coilet, de Toulourenc en de Ubac (= schaduwkant) de Courge. Er zijn hier verschillende

excursies gelopen, zowel langs de op de kaart met rood

aangegeven route, als binnendoor via stippellijnen. De wandelingen voeren langs verschillende landschapstypen. Tegen de wijzers van de klok in gaande, komt men eerst in een open droog terrein langs een klein ravijn, waar op het pad voor de oplettende botanist o.a.

kleine ronde, in het midden soms kale groene polletjes staan, de Aardzegge (Carex humilis), een zeggesoort met hele kleine bloeiwijzen. Een andere Zeggesoort die op zulke open plekken te vinden is, is de Carex

halleriana. Verdere typische soorten voor dit milieu zijn een soort Esparcette, namelijk de Onobrychis arenaria (=zand) met boogvormig opstijgende takken, een soort Weegbree met smalle bladeren, Plantago maritima serpentina of

Zeeweegbree en een soort Fakkelgras, Koeleria

vallesiaca, herkenbaar aan een knolachtige voet.

Terzijde van het pad, in het open bos met met Donseik (Quercus pubescens) en Jeneverbes (Juniperus communis), vinden we de

‘gebruikelijke’ soorten voor kalkhellingen als Spaanse brem (Genista hispanica), Zeegroene zegge (Carex flacca), Dorycnium

pentaphyllea (herkenbaar aan de kleine witte bloemen en vijftallige blaadjes), de

Bergdravik (Bromopsis erecta), de Bieslelie (Aphyllantes

(16)

monspeliensis) , het Blauwe vlas (Linum narbonense) en het Witte vlas (Linum suffruticosum) en hier en daar ook de Bitterling

(Blackstonia perfoliata). Waar het bosachtig is kan de Bolrapunzel (Phyteuma orbiculare) staan. Qua orchideeën komen de

Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia), de Grote muggenorchis (Gymnadenia conopsea) en het Hondskruid (Anacamptis pyramidalis) regelmatig voor.

Op verschillende plekken is dankzij erosie heel duidelijk te zien wat het geologische verleden van de streek is. De lagen kalkrijk

materiaal zijn afgezet in een periode tijdens welke in deze streken

een zee lag. Elke laag vertegenwoordigt een periode van

tienduizenden jaren. Veel later, tijdens de Alpiene plooiing, zijn deze lagen omhoog en boven water geheven. Hier en daar zijn fossielen van zeedieren te vinden, vooral van Ammonieten.

Waar het kaal en (dus) heet is, zoals bij de oversteek door de beek, kun je mediterrane planten als Andijvie (Cichorium endivia), een rare stakerige plant en Reseda phyteuma, een Resedasoort met typische vruchten vinden. Op een andere plek verderop, een rug, waar het pad zich enigszins verliest en de aardlagen loodrecht lijken

te staan, werd de zeldzame Zadelorchis (Ophrys bertolonii) gevonden.

Ongeveer halverwege het noordelijke pad is het mogelijk om af te dalen in het ravijn. Waar water stroomt kunnen zich natte, soms moerassige gebiedjes bevinden met bv. Kogelbies (Scirpoides holoschoenus) en Kuifvleugeltjesbloem (Polygala comosa).

Bij de brug over de Toulourenc (halverwege) is het mogelijk een excursietje door de bedding te maken. De moeite waard en geologisch interessant.

De weg langs de Toulourenc biedt het landschapstype van de wegbermen en belendende akkers. Hier vonden we o.a. Brede lathyrus (Lathyrus latifolia) en een mediterrane Windesoort, Convolvulus cantabrica. In een akker stonden het Groot

spiegelklokje (Legousia speculum-veneris) en Blauw guichelheil (Anagallis arvensis ssp caerulea)

De terugweg voert door een dennenbos met Buxus (Buxus sempervirens) in de ondergroei en planten als Bijenblad (Melittis melissophyllum), Rood en Bleek bosvogeltje (resp. Cephalantera rubra en C. damasonium) , Zenegroen (Ajuga reptans), Bolrapunzel (Phyteuma orbiculare), Geel vingerhoedskruid (Digitalis lutea), Bosorchis (Dactylorhiza fuchsii), Aangebrande orchis (Neotinea ustulata) en Grote keverorchis (Neottia ovata) .

Tegen het einde voert het pad door een moerassig landje met o.a.

de Valse vos-, de Vilt- en de Boszegge (resp. Carex otrubae, C.

tomentosa en C. sylvatica).

Wat struiken betreft, zijn de Gele kornoelje (Cornus mas), de Sleedoorn (Prunus spinosa), de Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna), de Hondsroos (Rosa canina) en de Wilde liguster (Ligustrum vulgare) bekende verschijningen.

Montbrun (excursies 2-1, 3-3, 10-5)

Tussen Montbrun en La Boucoule ligt een open gebied dat voor een deel met een maquis-achtige vegetatie begroeid is en voor een deel

(17)

in gebruik is voor extensieve landbouw. Er loopt een mooi pad waarvan het eerste deel al erg oud is. Een karakteristiek element is de Ravin de Trémol waar het gelijknamige beekje door stroomt.

Omdat het een open gebied is, is de karakteristieke flora van het kalkgrasland overal te vinden. Een eigen element vormen de muurplanten die in Montbrun zelf te vinden zijn. Het gaat om planten als Rotsnavelkruid (Umbilicus rupestris) en de streepvarens: Steenbreekvaren (Asplenium trichomanes), Muurvaren (Asplenium ruta-muraria) en Schubvaren (Asplenium ceterach).

Het beekje loopt voor een groot deel op een onbereikbare diepte, en waar het toegankelijk is, is het vooral een plekje om de voeten te koelen en van het landschap te genieten. Er groeide een mooie liggende Herthooi met smalle blaadjes die we determineerden als Hypericum linariifolium. Jammer genoeg geeft de Flora Alpina aan dat deze soort niet in de Drôme voorkomt. Er moet dus nog een andere soort zijn die ook mooi, klein en smalbladig is. Hetzelfde geldt voor een liggende centaurie waarbij de omwindselblaadjes uitlopen in veertjes die als een lampion het omwindsel omhullen. De naam die wij vonden –Centauria procumbens– past niet bij een soort die in de Drôme voorkomt.

Het gebied is ook interessant omdat we er twaalf soorten vonden die niet in een van de andere gebieden gevonden zijn. Bijvoorbeeld Winterwijnruit (Ruta chalepensis) die behalve door de geur/stank ook gekenmerkt wordt door de gewimperde kroonbladen. Ook de Bolvorminge pijpbloem (Aristolochia rotunda) en een geelster (Gagea fistulosa) zijn uniek. Leuk was ook de vondst van de Bonte luzerne (Medicago x varia), de bastaard tussen Luzerne (Medicago sativa) en Sikkelklaver (Medicago falcata). Soorten waarvan alleen Sikkelklaver in een ander gebied is gevonden.

Sentier Botanique Savoillon en Sentier Botanique St. Hubert (excursies 4-3, 6-3, 11-3)

Het zijn vergelijkbare botanische paden, beide gaan vooral door een open hellingbos. En, zoals op alle botanische paden, zijn de meest voorkomende soorten met een bordje aangeduid. Het gaat dan vooral om bomen en struiken.

Bij het Sentier Botanique de Savoillion loopt de aanloop van het botanische pad door open terrein met in de bermen de overal voorkomende kalkplanten als Ruige weegbree (Plantago media), Kleine pimpernel (Sanguisorba minor) en Wilde marjolein

(Origanum vulgare). Het gaat over een beekje met

Reuzenpaardenstaart (Equisetum telmateia) en langs akkers met Groot spiegelklokje (Legousia speculum-veneris). Het eigenlijke pad loopt door een hellingbos met expositie naar het westen. Eerst slingert het omhoog door een open eikenbos tot vlak onder de Roche Querin die als een steile wand boven het pad uittorent. Hier krijg je een goed beeld van de geologische processen in een kalkgebied. Daarna loopt het pad in een grote bocht terug naar het

uitgangspunt. Hier staan meer naaldbomen en domineren de grassen meer. Opvallend zijn de vele struiken uit de

Vlinderbloemenfamilie, zoals de overal voorkomende stekelige Spaanse Brem (Genista

hispanica), Coronilla emerus en Cytisus sessilifolius. Het open karakter van het bos leidt er toe dat veel soorten uit het open veld ook in het bos te vinden zijn, zoals de Bieslelie (Aphyllantes

monspeliensis). Duidelijker bossoorten zijn Boszegge (Carex sylvatica)), Eenbloemig parelgras (Melica uniflora) en Leverbloempje

(18)

(Hepatica nobilis). Uiteraard hebben we hier ook naar orchideeën gekeken. We noteerden er negen, waaronder de Kleine

wespenorchis (Epipactis microphylla, zie afbeelding). Die is zo onopvallend dat het ons met vier man een kwartier kostte om haar terug te vinden.

Bij de excursies naar het Sentier botanique de St. Hubert is meer op de bomen en struiken gelet. Soorten als Buxus (Buxus

sempervirens), Donzige eik (Quercus pubescens), Steeneik

(Quercus ilex), Franse esdoorn (Acer monspessulanum), Europees krentenboompje (Amelanchier ovalis) geven aan hoe rijk de bossen in dit gebied zijn.

Een botanisch pad is een heel goede manier om snel een indruk te krijgen van de flora en vegetatie van een gebied. Dat blijkt al uit het feit dat we geen soorten hebben gevonden die we niet ook in andere gebieden tegen zijn gekomen.

Brantes (excursies 5-1, 11-2)

Brantes is een dorpje dat geplakt is tegen een berghelling die, vergeleken met de ruige kant van de Mont Ventoux er tegenover, in het niet valt. De lange oost-west verlopende plooi, waar de ’Berg der winden’ de top van vormt, is ontstaan ten tijde van de Alpiene plooiing, toen een aardschol uit het zuiden tegen en over een schol schoof die noordelijker lag. De druk die de aardschollen op elkaar uitoefenden zorgde voor plooiingen waarvan die van de Mont Ventoux de grootste hoogte in deze streek bereikte. Maar direct noordelijk ervan zijn er, als bij een kleed waar men plooien in duwt, een hele reeks ontstaan al zijn die lager gebleven. Het gebied dat hier beschreven wordt betreft een dergelijke plooi, direct noordelijk van Brantes en is tamelijk geaccidenteerd. De uitzichten zijn fraai en ver.

Het gebied is licht bebost met Steeneik (Quercus ilex) en Donseik (Q. pubescens). Behalve de (gewone) Jeneverbes (Juniperus communis) staat er ook Juniperus oxycedrus, te herkennen aan de bruine ‘bessen’. De ondergroei wordt gevormd door de algemeen voorkomende Bieslelie (Aphyllantes monspeliensis), die als ze

bloeit kleurbepalend is, Dorycnium pentaphyllea (wit), Bergdravik (Bromopsis erecta), Breed fakkelgras (Koeleria pyramidata),

Esparcette (Onobrychis viciifolia) en geel bloeiende vlinderbloemige Coronilla-soorten. Verder zijn er een paar soorten Campanula’s gevonden, Spekwortel (Tamus communis), Kuifvleugeltjesbloem (Polygala comosa), Droogbloem (Helichrysum stoechas), Bosrank (Clematis vitalba), Stofzaad (Monotropa hypopitys) en verscheidene soorten orchideeën: Bokkenorchis (Hymantoglossum hircinum), Brede wespenorchis (Epipactis helleborine), Hommel- en

Snippenorchis (resp. Ophrys fuciflora en O. scolopax), Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia) en Rood bosvogeltje (Cephalantera rubra).

Mont Ventoux (excursies 5-3, 5-4, 10-3)

De Mont Ventoux was als imponerende ‘Kale berg’ vrijwel voortdurend te zien. Eigenlijk hoort hij alleen maar met de fiets beklommen te worden, maar slechts één deelnemer had de moed

(19)

en d conditie om dat te doen. De rest is er met de auto heengegaan en heeft rondgekeken op de top en het Sentier de découverte J.H.

Fabre. Het imponerende aan de berg is de kale top die in het zonlicht op een sneeuwkap lijkt. Als je er bent, zie je dat er grote brokken steen liggen die grijs verweerd zijn. Het is ontstaan door ontbossing en daarop volgende erosie. Tussen de stenen groeien maar weinig plantensoorten, maar die zijn wel bestand tegen de harde omstandigheden: kalk, wind en weinig water. Het meest vallen de hardblauwe en fel gele plekken op. De blauwe bestaan uit Viola cenisia, de gele uit Papaver aurantiacum en Bergschildzaad (Alyssum montanum). Op beschutte plaatsen, waar zich wat humus heeft opgehoopt, groeien kleinere alpiene soorten zoals:

Goudprimula (Androsace vitaliana), Arenaria grandiflora, Iberis nana, Ranunculus montanus en nog meer kleiner spul.

Het ontdekkingspad ligt onder de boomgrens en heeft een vegetatie die deels

overeenkomt met de andere

gebieden, deels alpiene planten telt. Het veld bij de start

bijvoorbeeld heeft iets van een alpenwei, doordat er o.a.

Alpenbeemdgras (Poa alpina), Bergboterbloem (Ranunculus montanus), een soort Vrouwenmantel (Alchemilla), Gewone vogelmelk

(Ornithogalum umbellatum) en Bergzegge (Carex montana) staan.

Andere planten langs het pad die getuigen van de relatief grote hoogte zijn Blauwgras (Sesleria albicans), Witte narcis (Narcissus

poeticus), Gele gentiaan (Gentiana lutea) en Saxifraga exarata ssp moschata. Verder brengt de grotere hoogte met zich mee dat in plaats van eiken en Taxus, de Beuk (Fagus sylvatica), de Bergden (Pinus mugo) en de Fijnspar (Picea abies) de boomlaag bepalen.

Daartussen staan o.a. Goudenregen (Laburnum anagyroides), Framboos (Rubus idaeus) en de Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia).

Het karakter van (koel) bos wordt onderstreept door planten als Bosaardbei (Fragaria vesca), Robertskruid (Geranium robertianum), Schaduwgras (Poa nemoralis) en Rode kamperfoelie (Lonicera xylosteum). Verder heeft het een eigen flora met soorten als Trosgamander (Teucrium botrys), Luzula nivea, Spaanse zuring (Rumex scutatus) en Hondshelmkruid (Scrophularia cana).

Met 27 soorten die alleen op de Mont Ventoux zijn gevonden is het een uniek gebied.

Gorges de la Nesque (excursies 7-1, 11-4)

De Gorges de la Nesque is een kloofdal dat is uitgesleten in het Plateau de Vaucluse bij de overgang naar de vlakte van Sault. Op één plaats is het mogelijk om in de kloof af te dalen en aan de andere zijde weer omhoog te klimmen. Om daar te komen, moet vanuit Monieux eerst drie kilometer heen en later weer terug worden gelopen. Op de hellingen groeit het vertrouwde mengsel van kalk- en mediterrane flora. Uniek waren, onder andere, Inkarnaatklaver (Trifolium incarnatum), Alpenklaver (Trifolium alpestre ), Dianthus sylvestris, Vijgenboom (Ficus carica) en Stekelige muizendoorn, (Ruscus aculeatus). De muizendoorn is een merkwaardig plantje dat vroeger in de Leliefamilie thuishoorde, maar sinds de splitsing van deze familie is ondergebracht in de Aspergefamilie. De bloempjes lijken midden op de bladeren te zitten. Botanici hebben echter uitgezocht dat het stengels zijn die er bladachtig uitzien.

Interessant is dat op de noordhellingen Laserpitium gallicum voorkomt en op de zuidhellingen Laserpitium siler, grote witte schermbloemigen met een verschillend gevormd blad.

(20)

In de kloof zelf zorgt het riviertje, waardoor vrijwel permanent water stroomt, voor stabiele omstandigheden: de temperatuur en de luchtvochtigheid fluctueren veel minder dan op de vlakte die het doorsnijdt. Op de bodem van de kloof groeien bomen die tegen vocht en schaduw kunnen. Dat is vooral de Buxus (Buxus sempervirens). Het weinige licht dat in de kloof komt wordt door deze bomen nog verder gedempt. Op de bodem en groeien dan ook vooral mossen. Toch komt er een aantal karakteristieke soorten voor. Echt venushaar (Adiantum capillus-veneris) en Blaasvaren (Cystopteris fragilis) kunnen net als mossen met weinig licht volstaan. Op de vochtige, horizontale kalkwanden groeien

specialisten van dit milieu als Moerhingia muscosa en Camapanula scheuchzeri. Op de bodem groeien verspreid nog

Reuzenzwenkgras (Festuca gigantea), Schaduwgras (Poa nemoralis). De Eikvaren (Polypodium vulgare) vinden we op bemoste stenen.

Het zuidelijke pad dat naar Monieux leidt, komt aan het eind van de kloof weer bij het riviertje aan. Het krijgt dan een bijna Nederlands karakter: een traag stromend beekje omzoomd door een brede kraag van Riet (Phragmites australis), Rietgras (Phalaris arundinacea) en Zeegroene rus (Juncus effusus).

Vlakte van Sault (excursies 7-2, 7-3)

De vlakte van Sault is een relatief hoog gelegen (700 – 800 m), weinig geaccidenteerd gebied met vooral landbouw. Deze is niet bijzonder intensief, zodat van heel wat akker(on)kruiden genoten kon worden. Eén excursie betrof de ‘Route des lavandes’ in het open land westelijk van het bos halverwege Aurel en Sault. De andere was oostelijker bij St. Trinit. Daar ging het om redelijk ontwikkelde onkruidvegetaties op een kalkrijke, lemige ondergrond afgewisseld met houtwallen. De lijsten van gevonden planten overlappen elkaar gedeeltelijk. Omdat die van St. Trinit korter is haal ik daar eerst de meest opvallende en bijzondere uit.

Op zich bekende soorten, maar alleen hier aangetroffen, waren o.a.

Heggenrank (Bryonia dioica), Grondster (Illecebrum verticillatum),

Klein spiegelklokje (Legousia hybrida), Wilde weit (Melampyrum arvense), Geelhartje (Linum catharticum) en twee

boterbloemsoorten, Akkerboterbloem en Monnikskap-boterbloem (resp. Ranunculus arvensis en R. aconitifolius).

Bij de eerste excursie werd een fraai en kleurig voorbeeld van een akker met akkeronkruiden aangetroffen, een verlaten akkertje met door elkaar heen Bolderik (Agrostemma githago), Groot

spiegelklokje (Legousia speculum-veneris), Grote klaproos

(Papaver rhoeas), Echte kamille (Matricaria chamomilla), Juffertje- in-het-groen (Nigella damascena),een soort Veldsla (Valerianella coronata), een soort Hoornklaver (Trigonella esculenta) en een mediterrane grassoort Aegilops triunciata.

Het is interessant te ontdekken dat een milieu van bermen en landerijen, dat we van ons eigen land ook kennen, hier voor een deel dezelfde planten vertoont, zoals Akkerwinde (Convolvulus arvensis), Bermooievaarsbek (Geranium pyrenaicum), Gewone

(21)

glanshaver (Arrhenaterum elatius), Knoopkruid (Centaurea jacea) e.a. Omdat de bodem kalkrijk is zijn er ook planten te vinden die bij ons in kalkrijke gebieden voorkomen, zoals Knikkende distel (Carduus nutans), Heggendoornzaad (Torilis arvensis),

Beemdkroon (Knautia arvensis) en Glad parelzaad (Lithospermum officinale).

Minder bekend bij ons en elders tijdens het kamp ook niet gevonden zijn Bonte wikke (Vicia villosa), Grote klit (Arctium lappa),

Korenbloem (Centaurea cyanus), Wouw (Reseda lutolea), Wilde ridderspoor (Consolida regalis), Absinthalsem (Artemisia

absinthium) en Kruidvlier (Sambucus ebulus). Niet bekend in Nederland en alleen in deze regio aangetroffen waren

Borstelscherm (Turgenia latifolia), Doornloze roos (Rosa pendulina), Staehelina dubia, een composiet met slanke en fraai gekleurde bloemhoofdjes en een Draviksoort, Bromus lanceolatus.

Het is hier geen gebied voor water. Toen we bij de eerste excursie toch langs een sloot kwamen was het leuk te zien dat daarin de ons bekende Gele lis (Iris pseudacorus) en Beekpunge (Veronica beccabunga) groeiden.

Wat bomen betreft, ook nog niet eerder opgemerkt of tegen gekomen waren Tamme kastanje (Castanea sativa), Iep (Ulmus spec) en Spaanse aak (Acer campestre).

Ubac de Vic (excursie 8-2)

De Ubac de Vic is een langgerekte berg waar je, als een soort mini Mont Ventoux, omheen kunt lopen. Voor een groot deel gaat het langs de grens van bos en open terrein. Omdat de berg van west naar oost loopt, is er ook nog een duidelijk verschil tussen de noord en zuidflank. Als daar nog bij komt dat sommige delen min of meer gecultiveerd zijn en andere delen niet, is de basis gelegd voor een grote diversiteit aan biotopen en daarmee aan planten. Toch heeft dit niet geleid tot de vondst van veel nieuwe planten. Alleen de Welriekende muggenorchis (Gymnadenia odoratissima) en de Vliegenorchis (Ophrys insectifera) zijn nergens anders gevonden.

Dit wijst erop dat de biotopen elders ook voorkomen. Maar, hier

waren er een aantal wel erg mooi ontwikkeld. Op een akker waarop Scharlei (Salavia sclarea) werd verbouwd, groeide een schat aan grote akkeronkruiden als Kattendoorn (Ononis repens subsp.

spinosa), Kleinbloemige salie (Salvia verbenaca), Bleke morgenster (Tragopogon dubius), Fijne ooievaarsbek (Geranium columbianum) en Trosmargriet (Tanacetum corymbosum spp corymbosum). Op de noordhelling hadden de bossen een weelderige ondergroei. Op de zuidhelling was er veel minder onderbegroeiing. Het onderscheid tussen de hellingen werd vooral duidelijk door Osyris alba, een struikje dat door zijn kleine gele bloempjes wat doet denken aan een wolfsmelk. Op de noordflank stond het nergens, op de zuidflank vrijwel overal. De zuidhelling was ook veel minder begroeid en had op sommige stukken een Mont Ventoux-karakter.

Col de l’Homme Mort (excursies 12-1)

Dit gebied, dat op een hoogte rond de 1200 - 1300 m ligt, biedt fraaie uitzichten o.a.

op de Alpen in het westen.

Excursies zijn voornamelijk vanaf de parkeerplaats in NW-richting gedaan, langs paden, maar ook dwars door het veld naar heuveltopjes. Het is gedeeltelijk bebost en gedeeltelijk in cultuur gebracht, maar de akkers zijn vaak ook weer verwilderd.

(22)

Ook hier algemene soorten zijn (o.a.) Bieslelie (Aphyllantes monspeliensis), Bergdravik (Bromopsis erecta) en Rode Knautia (Knautia purpurea). Soorten die je in lagere gebieden niet of weinig ziet, zoals Graslelie (Anthericum liliago), Brem (Cytisus scoparius) en een soort Stekelbrem, Genista cinerea, komen hier juist wel voor.

In het bos vonden we elders niet aangetroffen soorten als Harige ratelaar (Rhinantus alectorolophus), Hypericum hyssopifolium (een Hertshooisoort), Gulden sleutelbloem (Primula veris), de

Poppenorchis (Orchis anthropophora) en het Soldaatje (Orchis militaris).

In het open veld, waar dit niet in akkerland is omgezet, kan men weer Vedergras (Stipa pennata) vinden, een gras voor de hogere regionen en heuveltoppen. Het plantendek is soms slechts voor 50% gesloten. In de hier voorkomende plantengemeenschappen komen Echte gamander (Teucrium chamaedrys) en Berggamander (T. montanum), Fumana thymifolia, een soort die sterk op het

Zonneroosje lijkt, Wilde thijm (Thymus serpyllum), Genista cinerea, Bergwondklaver (Anthyllis montana), een soort Fakkelgras met een knolletje aan de voet (Koeleria vallesiaca) en Lavendel (Lavandula officinalis) regelmatig voor. Zeldzamer Kogelbloem (Globularia cordifolia) en een merkwaardige, laag tegen de grond groeiende plant met een zilverige bloemomhulling, Paronychia kapela.

Op de verlaten akkers kwamen elders niet of weinig gevonden planten voor, soms in grote hoeveelheid, als Zwitserse steenraket (Erysimum rhaeticum), Wit zonneroosje (Helianthemum apenninum) en Aethionema saxatile, een plant die op Scheefkelk (Iberis) lijkt.

.

(23)

Tijdens alle excursies zijn plantenlijsten bijgehouden. Met behulp van de lijst excursiegebieden en de onderstaande lijsten wordt een impressie gegeven van de floristische rijkdom in de eerste weken van juni 2009. Bijlage 1 geeft daarnaast een lijst met daarin

Equisetaceae Paardestaartfamilie

Equisetum arvense Heermoes Equisetum hyemale Schaafstro

Equisetum telmateia Reuzenpaardenstaart

Pteridaceae Adelaarsvarenfamilie

Adiantum capillus-veneris Venushaar

Polypodiaceae Eikvarenfamilie

Polypodium vulgare Gewone eikvaren

Aspleniaceae Streepvarenfamilie

Asplenium ceterach Schubvaren Asplenium ruta-muraria Muurvaren Asplenium trichomanes Steenbreekvaren

Athyriaceae Wijfjesvarenfamilie

Cystopteris fragilis Blaasvaren

Pinaceae Dennenfamilie

Picea abies Fijnspar

Pinus mugo Bergden

Cupressaceae Cipresfamilie

Cupressus sempervirens

Juniperus communis Jeneverbes Juniperus oxycedrus

Dioscoreaceae

Tamus communis Spekwortel

Liliaceae Leliefamilie

Aphyllantes monspeliensis Bieslelie Gagea fistulosa (Gagea

fragifera)

Orchidaceae Orchideeenfamilie

Anacamptis pyramidalis Hondskruid

Cephalanthera damasonium Bleek bosvogeltje

Cephalanthera rubra Rood bosvogeltje Dactylorhiza maculata subsp. Bosorchis fuchsii

Epipactis atrorubens Bruinrode wespenorchis Epipactis helleborine Brede wespenorchis Epipactis microphylla

Gymnadenia conopsea Grote muggenorchis Gymnadenia odoratissima Welriekende

muggenorchis Himantoglossum hircinum Bokkenorchis

Limodorum abortivum Paarse asperge-orchis Neotinea ustulata Aangebrande orchis Neottia ovalis Grote keverorchis Neottia nidus-avis Vogelnestje Ophrys apifera Bijenorchis

Ophrys araneola Vroege spinnenorchis Ophrys bertolonii (Ophrys Zadelorchis

drumana)

Ophrys fuciflora (Ophrys Hommelorchis holosericea)

Ophrys insectifera Vliegenorchis Ophrys scolopax Snippenorchis Orchis anthropophora Poppenorchis Orchis militaris Soldaatje Orchis purpurea Purperorchis

Platanthera bifolia Welriekende nachtorchis

Iridaceae Lissenfamilie

Gladiolus italicus Italiaanse zwaardlelie Iris pseudacorus Gele lis

Asparagaceae Aspergefamilie

Anthericum liliago Grote graslelie Muscari comosum Kuifhyacint

Ornithogalum umbellatum Gewone vogelmelk Polygonatum odoratum Welriekende

salomonszegel

Ruscus aculeatus Stekelige muizendoorn

Amaryllydaceae

Narcisfamilie

Narcissus poeticus Witte narcis

(24)

Juncaceae Russenfamilie

Juncus inflexus Zeegroene rus Luzula campestris Gewone veldbies Luzula nivea

Luzula sylvatica Grote veldbies

Cyperaceae Cypergrassenfamilie

Carex flacca Zeegroene zegge Carex halleriana

Carex hirta Ruige zegge

Carex humilis Carex montana

Carex otrubae Valse voszegge Carex pairae Dichte bermzegge Carex spicata Gewone bermzegge Carex sylvatica Boszegge

Carex tomentosa

Scirpoides holoschoenus Kogelbies

Poaceae Grassenfamilie

Aegilops geniculata (Aegilops ovata)

Aegilops triuncata

Anisantha sterilis (Bromus IJle dravik sterilis)

Arrhenatherum elatius Gewone glanshaver Avena sterilis Wilde haver

Brachypodium sylvaticum Boskortsteel

Briza media Bevertjes

Bromopsis erecta (Bromus Bergdravik erectus)

Bromopsis madritensis Spaanse dravik (Bromus madritensis)

Bromus hordeaceus Zachte dravik Bromus lanceolatus

Catapodium rigidum Stijf hardgras Dactylis glomerata Kropaar

Festuca gigantea Reuzenzwenkgras Helictotrichon pubescens Zachte haver Helictotrichon versicolor

Koeleria macrantha Klein fakkelgras Koeleria pyramidata Breed fakkelgras Koeleria vallesiaca

Lolium perenne Engels raaigras Melica ciliata Gewimperd parelgras Melica uniflora Eenbloemig parelgras Phalaris arundinacea Rietgras

Phleum phleoides Poa alpina

Poa arvensis Veldbeemdgras

Poa bulbosa Knolbeemdgras

Poa compressa Plat beemdgras Poa nemoralis Schaduwgras Sesleria albicans (Sesleria Blauwgras caerulea)

Stipa pennata Vedergras Trisetum flavescens Goudhaver

Aristochiaceae Pijpbloemfamilie

Aristolochia pistolochia Pijpbloem

Aristolochia rotunda Bolvormige pijpbloem

Ranunculaceae Ranonkelfamilie

Clematis vitalba Bosrank

Consolida regalis Wilde ridderspoor Helleborus foetidus Stinkend nieskruid Hepatica nobilis Leverbloempje Nigella damascena Juffertje-in't- groen Ranunculus aconitifolius Monnikskap-boterbloem Ranunculus arvensis Akkerboterbloem Ranunculus bulbosus Knolboterbloem Ranunculus montanus

Ranunculus sardous Behaarde boterbloem

Papaveraceae Papaverfamilie

Fumaria officinalis Gewone duivenkervel Papaver aurantiacum

Papaver rhoeas Grote klaproos

Buxaceae Palmboompjefamilie

Buxus sempervirens Palmboompje

(25)

Polygonaceae Duizendknoopfamilie

Rumex pulcher

Rumex scutatus Alpenzuring

Caryophyllaceae Anjerfamilie

Agrostemma githago Bolderik Arenaria grandiflora

Arenaria serpyllifolia Gewone zandmuur Cerastium arvense s.l. Akkerhoornbloem Cerastium fontanum Gewone hoornbloem ssp.vulgare

Dianthus caryophyllus Dianthus furcatus Dianthus sylvestris

Herniaria hirsuta Behaard breukkruid Illebrecum verticillatum Grondster

Minuarta capillacea Minuartia rostrata Moehringia muscosa Paronychia kapela ssp galloprovincialis

Petrorhagia saxifraga Kleine mantelanjer Saponaria ocymoides Rotszeepkruid Scleranthus annuus Eenjarig hardbloem Silene nutans Nachtsilene

Silene vulgaris Blaassilene

Santalaceae Sandelhoutfamilie

Osyris alba

Thesium alpinum Alpenbervlas Thesium divaricatum

Thesium humifusum * Liggend bergvlas Thesium linophyllon

Saxifragaceae Plataanfamilie

Saxifraga exarata ssp. moschata

Crassulaceae Vetplantenfamilie

Sedum acre Muurpeper

Sedum anomalum

Sedum rupestre Tripmadam Sempervivum tectorum Huislook

Umbilicus rupestris Rotsnavelkruid

Geraniaceae Ooievaarsbekfamilie

Erodium ciconium

Erodium cicutarium Reigersbek Geranium columbinum Fijne ooievaarsbek Geranium pyrenaicum Bermooievaarsbek Geranium robertianum Robertskruid

Salicaceae Wilgenfamilie

Salix purpurea Bittere wilg

Violaceae Viooltjesfamilie

Viola cenisia

Euphorbiaceae Wolfsmelkfamilie

Euphorbia characias Euphorbia nicaeensis

Hypericaceae Hersthooifamilie

Hypericum hyssopifolium Hypericum linariifolium *

Hypericum perforatum Sint-Janskruid

Linaceae Vlasfamilie

Linum campanulatum (Geel vlas) Linum catharticum Geelhartje Linum narbonense (Blauw vlas) Linum suffruticosum (Wit vlas)

Fabaceae Vlinderbloemfamilie

Anthyllis montana

Anthyllis vulneraria Wondklaver Astragalus glycyphyllos Wilde hokjespeul Astragalus monspessulanus

Astragalus onobrychis

Colutea arborescens Europese blazenstruik Coronilla emerus

(Hippocrepis emerus ssp emerus)

Coronilla minima Coronilla scorpioides Coronilla vaginalis

Coronilla varia Bont kroonkruid

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

dat de kloof tussen leer en prak- tijk niet zozeer te wijten is aan een slecht begrip van de leer dan aan het niet aangepast zijn aan onze tijdX. Dat we de kerkelijke

Op dit moment zijn er geen verplichtingen als het gaat om verplicht bestrijden of elimineren van soorten bij ons in de gemeente. Dit is ook niet het doel primaire van de lijsten.

In deze memo wordt daarom ingeschat of plannen in het geval dat beschermde waarden daadwerkelijk aanwezig zijn, zodanig kunnen worden aangepast dat aan de eerder genoemde

[r]

 de voorkant en de achterkant samen noem je ‘het omslag’ of.

Er worden ook acties ondernomen voor soorten waar geen soortbeschermingsplannen voor werden opge- steld. Met betrekking tot de herstelprogramma’s voor kwabaal, serpeling en

Waar wel mogelijk worden de toekomstperspectieven gunstig ingeschat voor soorten waarvoor het areaal, de populatie en de habitat van de soort gunstig scoren (of er een grote kans is

Aangezien het aantal inheemse vissoorten dat voor- komt in Vlaanderen veel groter is dan het aantal uitheemse soorten, is er een grotere kans dat een nieu- we locatie eerst