Test HAVO-4 Chemisch Rekenen (Hst.4) 3e versie mrt.97 OPGAVE 1 a Bereken de massa van 5,00 mmol suiker C12H22O11 uitgedrukt in gram.
b Bereken hoeveel ionen er in 2,5 gram keukenzout (NaCl) zitten.
c Bereken het volume in cm3 van 0,100 mol waterdamp bij 373 K
(zie tabel 12).
OPGAVE 2 De explosieve kracht van een atoombom wordt uitgedrukt in megaton TNT. TNT is de afkorting voor de springstof TriNitroTolueen met molecuulformule C7H5N3O9.
a Hoeveel kg komt overeen met 1 megaton? Gebruik de tabellen 2 en 6. b Met de kracht van hoeveel mol TNT komt de explosie van een
atoombom van 0,2 megaton overeen?
OPGAVE 3 In tabel 42B vind je gegevens over geconcentreerde ammonia, een oplossing van ammoniak NH3 in water. Realiseer je dat de tabel is gegeven bij 293 K. In
tabel 44 vind je gegevens over de oplosbaarheid van gassen bij verschillende temperaturen waaruit blijkt dat er in water nog veel meer ammoniak kan oplossen.
a Laat met een berekening zien of de in tabel 42B gegeven molariteit in mol/l overeenkomt met het in deze tabel gegeven massapercentage en de in deze tabel gegeven dichtheid.
b Bereken hoeveel mol ammoniak nog kan oplossen in 1,00 liter geconcentreerde ammonia bij een temperatuur van 293 K. c Bereken hoeveel liter ammoniak(gas) kan oplossen in 1,00 liter
gedestilleerd water bij 293 K. Het volume van 1,00 mol gas bedraagt dan 24,0 liter.
OPGAVE 4 Een bruistablet kan worden gemaakt door naast een hoeveelheid bindmiddel natriumwaterstofcarbonaat NaHCO3 en oxaalzuur H2C2O4 in de tablet te
stoppen. Beide stoffen zijn vaste stoffen. In de tablet reageren ze niet met elkaar, maar als de tablet in water wordt gebracht treedt er een reactie op die als volgt kan worden weergegeven:
2 HCO3–(aq) + H2C2O4(aq) ® 2 H2O(l) + 2 CO2(g) + C2O42–(aq)
Je wilt een tablet maken die 100 ml CO2(g) levert bij 273 K.
a Bereken hoeveel mg natriumwaterstofcarbonaat de tablet moet bevatten.
b Bereken hoeveel mg oxaalzuur de tablet moet bevatten. De tablet moet in totaal 2,00 gram wegen.
c Bereken hoeveel mg bindmiddel per tablet nodig is.
OPGAVE 5 Een TOA (Technisch Onderwijs Assistent) moet voor een scheikunde
medewerker voor een proef 1,00 gram zilverchloride maken. Hij besluit dit te doen door aan een oplossing van zilvernitraat (AgNO3) vast natriumchloride
toe te voegen.
a Geef de reactievergelijking.
b Laat zien dat 50,0 ml 0,15 M AgNO3 voldoende is om te zorgen
hebt.
c Bereken hoeveel gram NaCl de TOA minstens aan de oplossing van zilvernitraat moet toevoegen.
