• No results found

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad van de Europese Unie

Brussel, 17 december 2015 (OR. en)

15414/15

EF 230 ECOFIN 984 DELACT 173 BEGELEIDENDE NOTA

van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretaris- generaal van de Europese Commissie

ingekomen: 16 december 2015

aan: de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie

Nr. Comdoc.: C(2015) 9013 final

Betreft: GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 16.12.2015 tot vaststelling van algemene beginselen en criteria voor de beleggingsstrategie en regels voor het beheer van het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds

Hierbij gaat voor de delegaties document C(2015) 9013 final.

Bijlage: C(2015) 9013 final

(2)

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 16.12.2015 C(2015) 9013 final

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 16.12.2015

tot vaststelling van algemene beginselen en criteria voor de beleggingsstrategie en regels voor het beheer van het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds

(3)

TOELICHTING

1. ACHTERGRONDVANDEGEDELEGEERDEHANDELING

Overeenkomstig artikel 75, lid 4, van Verordening (EU) nr. 806/2014 is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de gedetailleerde regels voor het beheer van het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds (hierna 'het Fonds' genoemd) en algemene beginselen en criteria voor de belegginsstrategie ervan. Het Fonds is de afwikkelingsfinancieringsregeling voor het Gemeenschappelijk Afwikkelingsmechanisme en kan voor verschillende doeleinden worden gebruikt, zoals vastgesteld bij artikel 76 van Verordening (EU) nr. 806/2014. Zoals vastgesteld bij de artikelen 67, lid 1, 77 en 99, lid 6, van Verordening (EU) nr. 806/2014, zal met de financiering van het Fonds worden begonnen en zal van het Fonds worden gebruik gemaakt vanaf 1 januari 2016, behoudens de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het Fonds.

In overeenstemming met artikel 13, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/63 van de Commissie zal de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (hierna 'de Afwikkelingsraad' genoemd) tegen 1 mei 2016 voor de eerste maal de jaarlijkse bijdragen van de instellingen aan het Fonds berekenen en ter kennis brengen, onder de voorwaarden van de artikelen 67, lid 1, 77 en 99, lid 6, van Verordening (EU) nr. 806/2014. De Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het Fonds waarvan sprake in artikel 77 van Verordening (EU) nr. 806/2014 verplicht, behoudens de inwerkingtreding van de Overeenkomst, eveneens tot een overdracht aan het Fonds, tegen 31 januari 2016, van de bijdragen die op grond van nationale afwikkelingsfinancieringsregelingen zijn geïnd in overeenstemming met de artikelen 103 en 104 van Richtlijn 2014/59/EU.

Met het oog op de opdracht van het Fonds en het tijdschema is het belangrijk dat de Commissie de delegatie van bevoegdheden die haar bij artikel 75, lid 4, van Verordening (EU) nr. 806/2014 is verleend, uitoefent, zodat de onderhavige verordening zekerheid kan bieden met betrekking tot de regels voor de beleggingen en het beheer van het Fonds, behoudens de procedure neergelegd in artikel 93 van eerstgenoemde.

Als eigenaar van het Fonds, zoals bepaald bij artikel 67, lid 3, van Verordening (EU) nr. 806/2014, zal de Afwikkelingsraad deze verordening toepassen.

2. RAADPLEGINGEN VOORAFGAAND AAN DE VASTSTELLING VAN DE HANDELING

Bij de opstelling van deze verordening heeft de Commissie Verordening (EU) nr. 806/2014 gevolgd en, voor wat betreft de criteria voor het in aanmerking komen van activa voor beleggingen, rekening gehouden met de bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie, zoals verplicht gesteld bij artikel 75, lid 3, van Verordening (EU) nr. 806/2014. De Commissie heeft eveneens de ervaringen van het Europees Stabiliteitsmechanisme met beleggingen en risicobeheer bestudeerd. Ten slotte zijn de regels met betrekking tot derivaten en uitbesteding, indien van toepassing, ontleend aan Verordening (EU) nr. 648/2012.

(4)

Ter voorbereiding van deze verordening heeft de Commissie deskundigen geraadpleegd in de 33e vergadering van haar Deskundigengroep Banken, Betalingen en Verzekeringen op 29 juli 2015. De rol van deze Deskundigengroep is onder meer voor de Commissie advies en expertise ter beschikking te stellen wat betreft de voorbereiding van gedelegeerde handelingen. Aangesloten en waarnemende deskundigen die door het Europees Parlement, de lidstaten, de Europese Centrale Bank en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad werden aangewezen, hebben aan de vergadering deelgenomen. De Commissie heeft vóór en tijdens de vergadering de adviezen en aanbevelingen van de leden en waarnemers van de Deskundigengroep ingewonnen. De Deskundigengroep heeft het voorbereidende werk van de Commissie voor deze verordening in het algemeen verwelkomd en heeft mondeling en via de schriftelijke procedure constructieve feedback verleend. Wanneer over specifieke kwesties consensus of brede overeenstemming onder de deskundigen werd bereikt, heeft de Commissie haar aanpak dienovereenkomstig aangepast. Bovendien hebben de deskundigen uitvoerig de specificatie van diversificatie besproken zoals verplicht gesteld bij artikel 75, lid 3, van Verordening (EU) nr. 806/2014. De Commissie heeft aanbevelingen opgenomen om te zorgen voor een voldoende mate van detaillering, maar heeft, in gevallen waarin het advies van de Deskundigengroep niet duidelijk was, geoordeeld dat de diversificatiecriteria zich moeten inspireren op Verordening (EU) nr. 806/2014 zelf, en met name de artikelen 75 en 77 ervan.

In deze raadplegingsfase heeft de deelname van de Afwikkelingsraad aan de Deskundigengroep de Commissie beter in staat gesteld om op mogelijke moeilijkheden bij de toepassing van sommige bepalingen te anticiperen en om de noodzakelijke aanpassingen op te nemen.

Aangezien onderhavige verordening geen andere beleidsoverwegingen behelst dan die van Verordening (EU) nr. 806/2014 en geen nieuwe verplichtingen voor de Afwikkelingsraad noch kosten voor de burgers, ondernemingen en lidstaten creëert, heeft de Commissie geoordeeld dat geen publieksraadpleging diende te worden gehouden. Indien de toepassing van deze verordening een indirecte impact op de markten mocht hebben, dient de Afwikkelingsraad deze op grond van de verordening beperkt te houden. Bovendien zijn de meeste gedetailleerde regels vervat in deze verordening (de artikelen 4, 5 en 16, lid 8) ontleend aan andere EU-wetgeving waarvoor effectbeoordelingen zijn gehouden.

3. JURIDISCHEELEMENTENVANDEGEDELEGEERDEHANDELING De Commissie beschouwt een verordening als het meest geschikte instrument om algemene regels en criteria voor de beleggingsstrategie en regels voor het beheer van het Fonds vast te stellen. De Afwikkelingsraad heeft rechtstreeks toepasselijke regels nodig om zijn beleggingsbeslissingen te nemen overeenkomstig artikel 75, lid 3, van Verordening (EU) nr. 806/2014.

De regels van deze verordening zijn evenredig voor wat betreft het tot stand brengen van een evenwicht tussen de noodzaak van voldoende nauwkeurigheid en de voorrechten van de Afwikkelingsraad voor wat betreft zijn beleggingsbeslissingen. Overeenkomstig artikel 75, lid 4, van Verordening (EU) nr. 806/2014 heeft de Commissie als mandaat gedetailleerde regels voor het beheer van het Fonds en algemene beginselen en criteria voor de belegginsstrategie ervan vast te stellen. Het doorlopende beheer van het Fonds zal echter in de dagelijkse praktijk waarschijnlijk zeer gedetailleerde regels vereisen. Het verankeren van een dergelijke gedetailleerdheid in onderhavige verordening zou moeilijk zijn, omdat veel praktische aspecten pas aan de oppervlakte zullen komen wanneer het Fonds, dat in veel

(5)

opzichten uniek is, operationeel wordt, en zou te restrictief zijn, omdat elke noodzakelijke aanpassing wijziging van onderhavige verordening zou vereisen. Voorts is uit de artikelen 75, lid 3, en 75, lid 4, van Verordening (EU) nr. 806/2014 duidelijk dat de beleggingsstrategie ervan, en alle latere regels, procedures en besluiten om deze te implementeren door de Afwikkelingsraad moeten worden vastgesteld.

Bijgevolg voorziet deze verordening, na verduidelijking van het toepassingsgebied (in de vergadering van de Deskundigengroep vond enige discussie plaats met betrekking tot de aard, voor beleggingsdoeleinden, van de zekerheden voor de dekking van betalingstoezeggingen) en vaststelling van de noodzakelijke definities (artikelen 1 en 2), in algemene beginselen en criteria voor de essentiële elementen van de beleggingsstrategie van het Fonds: de doelstellingen van de beleggingsstrategie (artikel 3), de typen activa en emittenten die in aanmerking komen voor beleggingen (artikel 4), sommige beperkingen met betrekking tot de minimumbedragen van de activa met de hoogste liquiditeit en kredietwaardigheid en met betrekking tot de maximumbedragen van de activa met de laagste liquiditeit en kredietwaardigheid (onder de zeer liquide activa met een hoge kredietwaardigheid) (artikel 5), specificaties met betrekking tot diversificatie per sector (artikel 6), geografische diversificatie (artikel 7), emittent en emissie (artikel 8), bijkomende criteria inzake diversificatie (artikel 9), regels met betrekking tot derivaten (artikel 10) en valuta’s (artikel 11) en bijkomende algemene beginselen (artikel 12). Deze worden aangevuld met een bepaling over de toetsing van de beleggingsstrategie (artikel 13).

Daarnaast bevat onderhavige verordening regels voor het beheer van het Fonds. In het bijzonder moet de Afwikkelingsraad voldoen aan de strengste normen inzake beheer (artikel 14) en risicobeheer (artikel 15), en dient hij ervoor te zorgen dat hij, ook in geval van uitbesteding, altijd prudent en veilig handelt overeenkomstig de aanpak vereist bij artikel 75, lid 3, van Verordening (EU) nr. 806/2014 (artikel 16).

Ten slotte stelt onderhavige verordening overgangsbepalingen vast die gelden voor het optreden van de Afwikkelingsraad (artikel 17), verplicht zij de Afwikkelingsraad op verzoek aan de Commissie voldoende informatie te verstrekken (artikel 18) en voert zij juridische zekerheid in via een tijdige toepassing (artikel 19).

(6)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 16.12.2015

tot vaststelling van algemene beginselen en criteria voor de beleggingsstrategie en regels voor het beheer van het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/20101, en met name artikel 75, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EU) nr. 806/2014 richt het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds (hierna 'het Fonds' genoemd) op, dat eigendom is van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (hierna 'de Afwikkelingsraad' genoemd).

(2) De algemene beginselen en criteria voor de beleggingsstrategie van het Fonds moeten de essentiële en fundamentele elementen van de door de Afwikkelingsraad te volgen beleggingsstrategie omschrijven De beleggingsdoelstellingen moeten een van die elementen vormen. In overeenstemming met het vereiste dat de Afwikkelingsraad over een veilige en prudente beleggingsstrategie beschikt, moet de allesomvattende doelstelling erin bestaan de waarde van het Fonds te beschermen en aan de liquiditeitsbehoeften ervan te voldoen. Gezien echter de intrinsieke aard van beleggingen, veranderende marktomstandigheden en renteomgeving kunnen zelfs de meest veilige en liquide activa negatieve rendementen met zich meebrengen. In dit opzicht hoeft een verlies op de portefeuille niet te betekenen dat de beleggingsdoelstellingen geschonden zijn.

(3) Verordening (EU) nr. 806/2014 vereist dat bedragen die in het Fonds worden gehouden, worden belegd in obligaties van de lidstaten of intergouvernementele organisaties of in zeer liquide activa van hoge kredietwaardigheid, rekening houdend met Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie2, die omschrijft wat zeer liquide activa en activa met een hoge kredietwaardigheid zijn en vereisten met betrekking tot de samenstelling ervan vaststelt. Derhalve moeten activa die in aanmerking komen voor beleggingen van het Fonds en criteria voor de samenstelling van de portefeuille worden omschreven onder verwijzing naar Gedelegeerde

1 PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1.

2 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

(7)

Verordening (EU) 2015/61. Het feit dat een actief in aanmerking komt voor belegging hoeft er niet toe te leiden dat de Afwikkelingsraad automatisch besluit erin te beleggen. Veeleer dient de Afwikkelingsraad altijd een beoordeling te maken van in aanmerking komende activa. De interactie met de gehele beleggingsportefeuille moet in aanmerking worden genomen bij het bepalen of het prudent is een bepaalde belegging te doen Zo zou een volatiel actief met een negatieve correlatie met de portefeuille afzonderlijk als te riskant kunnen worden beschouwd, maar een positief diversificatie-effect voor de totale portefeuille kunnen hebben. Voor die beoordeling moet de Afwikkelingsraad kiezen uit de verschillende niveaus (emittent, activacategorie, veiligheid) en bronnen van informatie waarmee hij de liquiditeit, kredietwaardigheid en verenigbaarheid met de beleggingsdoelstellingen kan evalueren.

(4) Er moet in criteria worden voorzien om sectorale diversificatie nader te specificeren.

Om toepasselijk te zijn, vereist sectorale diversificatie een omschrijving van "sector".

Om praktische redenen moeten hoge niveaus van sectorale classificatie worden gebruikt. Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad3 omschrijft de institutionele sectoren die kunnen worden gebruikt om de beleggingen van het Fonds per type economische entiteit te diversifiëren. Bovendien omschrijft Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad4 een statistische classificatie van economische activiteiten waarvan het hoogste niveau (afdeling) criteria voor diversificatie kan bieden voor de Afwikkelingsraad. Gezien ten slotte de opdracht van het Fonds moeten niet alleen directe, maar ook indirecte blootstellingen aan de financiële sector beperkt blijven.

(5) Er moet in criteria worden voorzien om geografische diversificatie nader te specificeren. Om voor voldoende geografische diversificatie te zorgen, moet de Afwikkelingsraad gebruik maken van gemakkelijk beschikbare criteria, namelijk de in artikel 77 van Verordening (EU) nr. 806/2014 bedoelde beginselen, die impliceren dat het aandeel van de bijdragen van de instellingen in elke deelnemende lidstaat wordt berekend. Aangezien dat aandeel op de omvang van de bijdragende kredietinstellingen en beleggingsondernemingen gebaseerd is, en aan hun risicoprofiel is aangepast, zal het positief correleren met de omvang en diepte van de betrokken financiële markten.

Aangezien andere overwegingen extra beleggingen in een bepaalde deelnemende lidstaat kunnen rechtvaardigen, moet een buffer worden ingevoerd als verdere beoordelingsmarge door de Afwikkelingsraad, waarbij voor minimale diversificatie over een voldoende aantal deelnemende lidstaten wordt gezorgd. Bovendien moeten er, aangezien dat aandeel mogelijk niet wordt berekend voor beleggingen in niet- deelnemende lidstaten of derde landen, grenzen aan worden gesteld die door de Afwikkelingsraad op basis van de gelijkenissen tussen de landen evenredig met die voor deelnemende lidstaten moeten worden vastgesteld.

(6) Er moet in criteria worden voorzien om evenredige diversificatie nader te specificeren.

Het is prudent dat de Afwikkelingsraad de blootstelling aan een bepaalde emissie of emittent begrenst en van verschillende looptijden gebruikmaakt om aan zijn beleggingsdoelstellingen te voldoen. Wat individuele emissie betreft wordt

3 Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz.1).

4 Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(8)

commercial paper uitgegeven met een International Securities Identification Number (ISIN) dat overeenkomt met de specifieke belegging van de belegger (wat betreft looptijd, bedrag en andere kenmerken), zodat de belegger voor 100 % eigenaar is van het effect, ook al is hij niet voor 100 % eigenaar van het gehele commercial paper- programma. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het stellen van grenzen aan de blootstelling aan een bepaalde emissie. Aangezien bovendien onherroepelijke betalingstoezeggingen een aanzienlijk deel van het totale bedrag van de bijdragen aan het Fonds kunnen vertegenwoordigen, moet de Afwikkelingsraad bij de monitoring van zijn totale concentratierisico eveneens met de ter dekking van onherroepelijke betalingstoezeggingen verstrekte zekerheden rekening houden.

(7) Omdat een prudente en veilige beleggingsstrategie moet worden opgezet, moet de Afwikkelingsraad zijn gebruik van derivaten beperken. Om tegenpartijkredietrisico te minimaliseren, mag de Afwikkelingsraad alleen van derivaten gebruikmaken die door een centrale tegenpartij zijn gecleard zoals toegelaten of erkend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad5. Transacties met bepaalde centrale banken kunnen eveneens in overeenstemming zijn met de doelstelling van minimaliseren van tegenpartijrisico, op voorwaarde dat andere risico’s, zoals kredietrisico, op geschikte wijze onder controle zijn. Aangezien derivaten gewoonlijk door kredietinstellingen en andere in artikel 7, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 bedoelde entiteiten worden uitgegeven, mag het in die bepaling neergelegde algemene verbod om in door deze entiteiten uitgegeven activa te beleggen niet voor het gebruik van derivaten gelden.

(8) De Afwikkelingsraad moet het valutarisico in een mix van de valuta’s van de lidstaten die aan het Fonds deelnemen trachten af te dekken op basis van de financiële draagkracht van het Fonds en van de verwachte uitbetalingen zoals bepaald door de huidige informatie, aannames en stressscenario’s. De omvang van de afdekking, en bijgevolg van de resterende open valutablootstelling moet worden gekalibreerd om het valutarisico van het Fonds te beperken in de mate die geschikt is voor en verenigbaar met zijn beleggingsdoelstellingen.

(9) Met betrekking tot risicobeheer moet de Afwikkelingsraad van beste praktijken gebruikmaken en interne capaciteiten en functies instellen om deze te effectueren. De toereikende meting van risico dient een essentieel element te zijn van dat doorlopende proces.

(10) Hoewel het binnen de prerogatieven van de Afwikkelingsraad ligt te beslissen over de implementatie van beleggingen, en derhalve zijn beleggingstaken gedeeltelijk uit te besteden, moeten alle potentiële conflicten met de prudente en veilige handelwijze die de Afwikkelingsraad aan de dag moet leggen en met zijn algehele beleggingsdoelstellingen worden vermeden, gezien het algemene belang dat het Fonds te allen tijde in staat is zijn taken te vervullen. Derhalve mag de Afwikkelingsraad beleggingstaken alleen uitbesteden aan aanbieders die non-profit ondernemingen zijn.

Desondanks moeten dienstverleners en de Afwikkelingsraad voor uitvoeringsdoeleinden de noodzakelijk dienstverleningscontracten met derden kunnen aangaan. Voorts moet de Afwikkelingsraad, ongeacht een uitbestedingsbeslissing, te allen tijde verantwoordelijk blijven en toezicht blijven uitoefenen. Wanneer naar de

5 Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc- derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1)

(9)

beste zakelijke praktijken inzake uitbesteding binnen de financiële sector wordt verwezen, moet de Afwikkelingsraad, voor zover mogelijk, rekening houden met de bestaande beste praktijken, zoals de richtsnoeren inzake uitbesteding van 14 december 2006 van het Comité van Europese bankentoezichthouders.

(11) Totdat de Afwikkelingsraad zijn eerste beleggingsstrategie heeft vastgesteld, moet het hem worden toegestaan artikel 75, lid 3, van Verordening (EU) nr. 806/2014 uit te voeren uit hoofde van deposito’s bij centrale banken. Evenzo moet het de Afwikkelingsraad worden toegestaan ramingen te gebruiken om de procentuele limieten met betrekking tot geografische concentratie te bepalen als neergelegd in deze verordening voordat de feitelijke gegevens om deze te berekenen beschikbaar komen.

(12) Gezien de unieke aard van het Fonds moeten de algemene beginselen en criteria voor zijn beleggingsstrategie en de regels voor zijn beheer neergelegd in deze verordening mogelijk vrij snel na de inwerkingtreding ervan worden getoetst, zodra de Afwikkelingsraad deze is beginnen toepassen. Hiertoe moet de Afwikkelingsraad één jaar na de oprichting van het Fonds aan de Commissie voldoende informatie over de praktische toepassing van de nieuwe regels verstrekken, onder voorbehoud van artikel 99 van Verordening (EU) nr. 806/2014.

(13) Deze verordening moet van toepassing zijn vanaf 1 januari 2016, wanneer het Fonds operationeel wordt ingevolge Verordening (EU) nr. 806/2014,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Toepassingsgebied

1. Deze verordening stelt regels vast betreffende de beleggingen door de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (hierna "de Afwikkelingsraad" genoemd) van de bedragen van het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds (hierna "het Fonds"

genoemd) als bedoeld in artikel 75, lid 3, van Verordening (EU) nr. 806/2014.

2. Deze verordening is niet van toepassing op zekerheden van activa met een laag risico die niet met rechten van derden zijn bezwaard, waarover vrij kan worden beschikt en waarvan uitsluitend gebruik kan worden gemaakt door de Afwikkelingsraad als bedoeld in artikel 70, lid 3, van Verordening (EU) nr. 806/2014.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. 'institutionele sectoren': institutionele sectoren zoals omschreven bij punt 1.28 van bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad;

2. 'sectoren van economische activiteit': secties vervat in bijlage I van Verordening (EG) nr. 1893/2006;

(10)

3. 'publiekrechtelijke instellingen': publiekrechtelijke instellingen als omschreven in artikel 1, lid 9, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad6; 4. 'centrale banken van het ESCB': centrale banken van het ESCB als gedefinieerd in

artikel 4, lid 1, punt 45, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad7.

Artikel 3

Beleggingsdoelstellingen

1. De Afwikkelingsraad voert een prudent en veilig beleggingsbeleid met als doel de bescherming van de waarde van de bedragen van het Fonds en de naleving van de liquiditeitsvereisten van het Fonds. De Afwikkelingsraad houdt rekening met zowel de financiële draagkracht van het Fonds als de verwachte uitbetalingen overeenkomstig de opdracht van het Fonds als omschreven in artikel 76 van Verordening (EU) nr. 806/2014. Hij houdt rekening met alle beschikbare informatie en toereikende aannames en stressscenario’s.

2. De beleggingsstrategie behelst een omschrijving van de risicobereidheid, waarbij het maximum toelaatbaar potentieel verlies over een bepaalde tijdshorizon met een bepaalde waarschijnlijkheid wordt gekwantificeerd.

3. De in artikel 1, lid 1, van deze verordening bedoelde bedragen worden alle samen belegd als één pool van middelen, ongeacht de opdeling van het Fonds in nationale compartimenten bedoeld in artikel 77 van Verordening (EU) nr. 806/2014.

Artikel 4

Voor beleggingen in aanmerking komende activa

1. De Afwikkelingsraad bepaalt het in aanmerking komen van activa voor beleggingen op basis van de algemene vereisten voor liquide activa van kredietinstellingen neergelegd in artikel 7, leden 2, 4, 5 en 6, en in artikel 7, lid 7, punten a) en b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61.

2. De Afwikkelingsraad belegt de bedragen bedoeld in artikel 1, lid 1, uitsluitend in activa die voldoen aan de vereisten vastgesteld in artikel 10, lid 1, artikel 11, lid 1, artikel 12, lid 1, punten a) tot en met e), en artikel 15, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61.

3. De vereisten voor kredietinstellingen neergelegd in artikel 10, lid 1, onder d), tweede zin, en in artikel 10, lid 1, onder f), punt iii), artikel 11, lid 1, onder c), punt iii),

6 Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1).

7 Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(11)

artikel 11, lid 1, onder d), punt v), en artikel 12, lid 1, onder e), punt ii), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 zijn niet van toepassing op de Afwikkelingsraad.

4. De Afwikkelingsraad voert een passende beoordeling van een in aanmerking komend actief uit alvorens erin te beleggen, met inbegrip van een evaluatie van de liquiditeit en krdietwaardigheid ervan en van de verenigbaarheid ervan met de beleggingsdoelstellingen vervat in artikel 3. De interactie met de gehele beleggingsportefeuille moet in aanmerking worden genomen bij het bepalen of het prudent is een bepaalde belegging te doen

5. Indien een actief niet langer in aanmerking komt voor beleggingen, vermindert de Afwikkelingsraad geleidelijk de blootstelling van het Fonds aan dat specifieke actief.

Onverminderd artikel 3 doet de Afwikkelingsraad dit binnen een tijdsbestek en op een wijze waarbij een impact op de marktprijzen wordt geminimaliseerd.

Artikel 5

Samenstelling van de portefeuille

1. De Afwikkelingsraad voldoet aan de volgende vereisten met betrekking tot de samenstelling van de portefeuille van het Fonds:

(a) minimum 60 % van de portefeuille bestaat uit activa die voldoen aan de vereisten die zijn vastgesteld in artikel 10, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61;

(b) minimum 30 % van de portefeuille bestaat uit activa die voldoen aan de vereisten die zijn vastgesteld in artikel 10, lid 1, punten a) tot en met e) en g), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61;

(c) maximum 15 % van de portefeuille wordt gehouden in activa die voldoen aan de vereisten die zijn vastgesteld in artikel 12, lid 1, punten a) tot en met e), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61.

2. Voor de toepassing van lid 1 worden activa die voldoen aan de vereisten vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 op equivalente wijze behandeld als de onderliggende activa van de betreffende onderneming.

Artikel 6

Sectorale diversificatie

1. De beleggingen van de bedragen van het Fonds worden voldoende gediversifieerd over de sectoren.

2. De Afwikkelingsraad beperkt de blootstellingen aan individuele institutionele sectoren en aan individuele sectoren van economische activiteit.

(12)

3. De Afwikkelingsraad houdt er rekening mee dat correlaties tussen sectoren van economische activiteit de werkelijke diversificatie die door toepassing van lid 2 tot stand is gebracht kunnen verminderen.

4. Naast de vereisten van artikel 4, lid 1, van deze verordening, beperkt de Afwikkelingsraad eveneens indirecte blootstellingen aan de emittenten vervat in artikel 7, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61.

Artikel 7

Geografische diversificatie

1. Beleggingen van de bedragen van het Fonds worden geografisch gediversifieerd, rekening houdend met de structuur en samenstelling van alle uitgaven van het Fonds geraamd in deel II van de begroting van de Afwikkelingsraad ingevolge artikel 60 van Verordening (EU) nr. 806/2014.

2. De blootstellingen aan in artikel 4 gespecificeerde in aanmerking komende activa van emittenten die in een bepaalde deelnemende lidstaat gevestigd zijn, mogen , als aandeel van de totale blootstellingen van het Fonds, niet meer uitmaken dan 1,2 maal het aandeel van de vooraf te betalen bijdragen geïnd in overeenstemming met artikel 70 van Verordening (EU) nr. 806/2014 van de instellingen waaraan in de betrokken lidstaat vergunning is verleend.

3. De blootstellingen aan in artikel 4 gespecificeerde in aanmerking komende activa van emittenten die in een bepaalde niet-deelnemende lidstaat of in een bepaald derde land gevestigd zijn, zijn, uitgedrukt als aandeel van de totale blootstellingen van het Fonds, voldoende geografisch gediversifieerd, rekening houdend met criteria zoals de omvang van de economie, de diepte en liquiditeit van de financiële markt en de extra beleggingsmogelijkheden, mede in termen van risicodiversificatie.

Die blootstelling mag in geen geval de hoogste limiet overschrijden vastgesteld bij lid 2.

Artikel 8

Diversificatie naar emittent en emissie

1. De Afwikkelingsraad stelt een plafond vast van maximaal 30 % van één enkele emissie waarin bedragen van het Fonds mogen worden belegd. Dat plafond mag alleen worden overschreden indien, gezien de aard van de belegging, de aankoop van een bedrag van een effect van die bepaalde belegging resulteert in eigendom van 100 % van het overeenkomstige International Securities Identification Number (ISIN).

2. De Afwikkelingsraad stelt een plafond vast van maximaal 30 % voor de totale emissies van een emittent waarin bedragen van het Fonds mogen worden belegd.

(13)

Artikel 9

Bijkomende criteria inzake diversificatie

1. Onverminderd artikel 3 tracht de Afwikkelingsraad de beleggingen te diversifiëren naar looptijd.

2. Bij het nemen van een besluit inzake diversificatie houdt de Afwikkelingsraad rekening met de elementen die zijn vastgesteld in artikel 3, lid 1, van deze verordening en, in voorkomend geval, de liquiditeit en andere kenmerken van de zekerheden als bedoeld in artikel 70, lid 3, van Verordening (EU) nr. 806/2014.

Artikel 10 Derivaten

1. De Afwikkelingsraad gebruikt derivaten alleen voor risicobeheerdoeleinden, met inbegrip van het beheer van marktrisico en liquiditeitsrisico. De Afwikkelingsraad kan richtsnoeren vaststellen om het in aanmerking komende gebruik van derivaten te specificeren.

2. De Afwikkelingsraad gebruikt alleen derivaten die zijn gecleard door:

(a) een centrale tegenpartij waaraan vergunning overeenkomstig artikel 14 of 15 van Verordening (EU) nr. 648/2012 of erkenning overeenkomstig artikel 25 van die verordening is verleend; of

(b) een centrale bank, op voorwaarde dat aan blootstellingen aan die centrale bank of de betreffende centrale overheid een kredietbeoordeling van een aangewezen externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) van ten minste kredietkwaliteitscategorie 1 is toegekend overeenkomstig artikel 114, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

3. Het vereiste neergelegd in artikel 7, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 is niet van toepassing op het gebruik van derivaten door de Afwikkelingsraad ingevolge dit artikel.

Artikel 11 Valuta

1. De Afwikkelingsraad dekt valutarisico in euro of in valuta’s van deelnemende lidstaten die niet de euro als munt hebben af om voor een beperkt resterend valutarisico voor het Fonds te zorgen.

2. In voorkomend geval houdt de Afwikkelingsraad, om het valutarisico tussen de verschillende valuta’s bedoeld in lid 1 te beheren, rekening met de elementen neergelegd in artikel 3, lid 1.

(14)

Artikel 12

Bijkomende algemene beginselen

1. Voor alle beleggingsbeslissingen houdt de Afwikkelingsraad rekening met de mogelijke repercussies op de kredietwaardigheid van het Fonds om de prerogatieven van de Afwikkelingsraad ten aanzien van beide alternatieve financieringsmiddelen, zoals vastgesteld bij artikel 73 van Verordening (EU) nr. 806/2014, te beschermen en om toegang te verkrijgen tot financiële regelingen betreffende de onmiddellijke beschikbaarheid van extra financiële middelen, zoals vastgesteld bij artikel 74 van die verordening.

2. Onverminderd artikel 3 voert de Afwikkelingsraad alle transacties in verband met de beleggingen van het Fonds uit op een wijze die alle effecten op de markprijzen beperkt, zelfs in situaties van marktstress.

3. Aangezien een onmiddellijke aankoop of verkoop van beleggingen van de bedragen als bedoeld in artikel 1, lid 1, tot marktimpacts zou kunnen leiden, kan de Afwikkelingsraad bepaald tijdelijk afwijken van de algemene beginselen en criteria voor de beleggingsstrategie van het Fonds toestaan.

Artikel 13

Toetsing van de strategie De Afwikkelingsraad toetst ieder jaar de beleggingsstrategie.

Artikel 14 Administratie

1. De Afwikkelingsraad stelt een governancekader vast, met inbegrip van een toewijzing van taken en verantwoordelijkheden en noodzakelijke delegaties, om voor een efficiënte implementatie van de beleggingsstrategie te zorgen.

2. De Afwikkelingsraad stelt interne controlenormen vast om na te gaan of de implementatie van de beleggingsstrategie, de beleggingsstrategie en de in deze verordening vervatte regels met elkaar in overeenstemming zijn.

3. De plenaire vergadering van de Afwikkelingsraad wordt door de bestuursvergadering op de hoogte gehouden van de resultaten van de implementatie van de beleggingsstrategie.

4. De Afwikkelingsraad stelt alle interne regels en procedures vast die noodzakelijk zijn om deze verordening toe te passen.

5. De Afwikkelingsraad kan een comité van de plenaire vergadering oprichten met het mandaat om de Afwikkelingsraad bij te staan bij de toepassing van deze verordening.

(15)

Artikel 15 Risicobeheer

1. De Afwikkelingsraad voldoet aan de beginselen van gezond financieel en risicobeheer.

2. De Afwikkelingsraad kwantificeert alle risico’s aan de hand van passende maatstaven voor het beheer van en de controle op de betrokken typen risico.

3. De Afwikkelingsraad past meerdere risicomaatstaven voor ieder type risico toe, registreert zowel actuele als toekomstgerichte aspecten en gebruikt zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie om te vermijden dat teveel op één risicomaatstaf gesteund wordt.

4. De Afwikkelingsraad vult regelmatige risicometing met stresstests en scenarioanalyse aan om na te gaan welke gebieden een hoog risico lopen en om de gecombineerde effecten van financiële schokken te evalueren.

Artikel 16 Uitbesteding

1. De bestuursvergadering van de Afwikkelingsraad kan besluiten tot de volledige of gedeeltelijke uitbesteding van bepaalde activiteiten die bij artikel 75, lid 3, van Verordening (EU) nr. 806/2014 aan de Afwikkelingsraad zijn opgedragen.

2. De Afwikkelingsraad mag de activiteiten bedoeld in lid 1 slechts uitbesteden aan één of meer publiekrechtelijke instellingen, centrale banken van het ESCB, krachtens het volkenrecht opgerichte internationale instellingen of Unierechtelijke instellingen, mits deze instellingen een vaste praktijk van het beheer van vergelijkbare beleggingen hebben en onverminderd de mogelijkheid van de dienstverlener om contracten te sluiten voor diensten van derden.

3. In het beleggingsmandaat van de Afwikkelingsraad aan de dienstverlener wordt een duidelijke omschrijving gegeven van ten minste de duur, de looptijd, het in aanmerking komende terrein en de benchmarkingvereisten, en wordt ook een kader vastgesteld voor regelmatige verslaggeving door de dienstverlener aan de Afwikkelingsraad.

4. Elk contract tussen de Afwikkelingsraad en een dienstverlener voor de activiteiten bedoeld in lid 1 bevat clausules die gelden voor de annuleringsrechten van de Afwikkelingsraad, uitbestedingsketens en wanprestatie van de dienstverlener.

5. De bestuursvergadering van de Afwikkelingsraad stelt de plenaire vergadering van komende besluiten inzake uitbesteding op de hoogte.

6. Als de Afwikkelingsraad de activiteiten bedoeld in lid 1 geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, blijft hij volledig verantwoordelijk voor het naleven van al zijn verplichtingen in het kader van Verordening (EU) nr. 806/2014 en deze verordening.

(16)

7. Indien hij besluit een activiteit bedoeld in lid 1 uit te besteden, houdt de Afwikkelingsraad rekening met de beste zakelijke praktijken met betrekking tot uitbesteding in de financiële sector.

8. Als de Afwikkelingsraad de activiteiten bedoeld in lid 1 geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, zorgt hij er te allen tijde voor dat:

(a) uitbesteding geen delegatie van de verantwoordelijkheid van de Afwikkelingsraad tot gevolg heeft;

(b) uitbesteding niet de verantwoordingsplicht van de Afwikkelingsraad op grond van artikel 45 en artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 806/2014, noch de onafhankelijkheid ervan op grond van artikel 47 uitsluit;

(c) uitbesteding niet betekent dat de nodige risicobeheersystemen en -controles aan de Afwikkelingsraad worden ontnomen;

(d) de dienstverlener equivalente regelingen voor bedrijfscontinuïteit toepast als die van de Afwikkelingsraad;

(e) de Afwikkelingsraad de vereiste deskundigheid en middelen behoudt om de kwaliteit van de verleende diensten en de organisatorische bekwaamheid en de kapitaaltoereikendheid van de dienstverlener te beoordelen, om effectief toezicht te houden op de uitbestede taken en om de aan de uitbesteding verbonden risico's te beheren, en daarnaast op permanente basis toezicht houdt op deze taken en deze risico's beheert;

(f) de Afwikkelingsraad directe toegang heeft tot de relevante informatie over de uitbestede activiteiten;

(g) de dienstverlener vertrouwelijke informatie betreffende de Afwikkelingsraad beschermt.

Artikel 17 Overgangsbepalingen

1. Vóór de vaststelling van zijn eerste beleggingsstrategie kan de Afwikkelingsraad alle in artikel 1, lid 1, bedoelde bedragen bij de centrale bank van één of meer lidstaten deponeren.

2. Alvorens de berekeningen die vereist zijn voor de bepaling van de aandelen als bedoeld in artikel 7, lid 2, voor het eerst uit te voeren, kan de Afwikkelingsraad gebruik maken van schattingen met het oog op de toepassing van de artikelen 7, leden 2 en 3.

Artikel 18 Verslag

(17)

De Afwikkelingsraad dient tegen 31 december 2016 bij de Commissie een verslag in over de toepassing van deze verordening.

Artikel 19

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op 16.12.2015

Voor de Commissie De Voorzitter

Jean-Claude JUNCKER

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna

Soorten feedback van het agentschap Aantal betrokken lidstaten Lidstaten waartoe aanbevelingen zijn gericht met maatregelen die volgens een. specifiek tijdschema moeten

539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten van 23 november 2017

„De simulatietool wordt gebruikt om de CO 2 -emissies en het brandstofverbruik van nieuwe voertuigen te bepalen of om te bepalen of die voertuigen een emissievrije zware

1466/97 kunnen deze extra uitgaven worden toegestaan, aangezien de instorting van de Morandi-brug in Genua en de uitzonderlijk slechte weersomstandigheden

Betreft: Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de ondertekening namens de Europese Unie van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen

(28) Er moet op passende wijze informatie worden bekendgemaakt over het huidige en toekomstige gebruik van werken en andere materialen die niet meer in de handel zijn,