• No results found

Richtlijnen milieueffectrapportage

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Richtlijnen milieueffectrapportage"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse overheid

Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer

Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL

tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Richtlijnen milieueffectrapportage

Hernieuwing en uitbreiding van een bestaande

varkenshouderij tot een inrichting met 4.874 varkens en een biogasinstallatie in Bocholt

Initiatiefnemer:

Hendrigo bvba Kreyelerstraat 7

3950 Bocholt

19 mei 2011

PRMER - 0555 - RL

(2)

1. Inleiding

De varkenshouderij Hendrigo bvba, gelegen in de Kreyelerstraat 7 te Bocholt, is vergund tot 09/10/2012 om 3.100 varkens (500 zeugen en 2.600 andere varkens) en 1.200 niet- vergunningsplichtige biggen te houden. Deze varkens worden gehuisvest in 4 niet- ammoniakemissiearme stallen (stal 1 tot 4).

Het bedrijf is eveneens milieuvergund (tot 01/06/2011) voor een biogasinstallatie met een verwerkingscapaciteit van 60.000 ton/jaar. Deze installatie is nog niet aanwezig op het bedrijf, aangezien de bouwvergunning nog niet afgeleverd is.

In de toekomstige situatie wenst het bedrijf een vergunning te bekomen om 4.874 varkens (880 zeugen, 10 beren en 3.984 andere varkens) te huisvesten. Het aantal niet- vergunningsplichtige biggen zal toenemen tot 3.806.

Om de uitbreiding mogelijk te maken, zullen 2 nieuwe stallen (stal 5 & 6) gebouwd worden beide voorzien van een chemische luchtwasser. Twee bestaande stallen (stal 2 & 4) zullen uitgebreid worden, de verlenging van stal 4 zal voorzien worden van het staltype V-4.71. De uitbreiding van stal 2 en het bestaande gedeelte van deze stal zullen eveneens aangesloten worden op een luchtwasser.

Voor deze uitbreiding wil het bedrijf gebruik maken van de mogelijkheid die MAP IV voorziet (uitbreiding na bewezen mestverwerking). Het bedrijf wil 100% (max. 12.890 ton in de toekomstige situatie) van de eigen geproduceerde mest verwerken in de eigen biogasinstallatie.

Naast de nieuwe vergunningsaanvraag wenst de initiatiefnemer volgende wijzigingen:

- uitbreiding mestopslag onder de stallen (van 3.918 m³ naar 8.118 m³);

- uitbreiding opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met een totaal inhoudsvermogen van meer dan 1.000 kg tot en met 50.000 kg, in een gebied andere dan industriegebied (van 18.600 kg naar 37.000 kg);

- opslag van kunstmest (van 0 naar 81 ton).

Voorliggende richtlijnen slaan op het MER dat zal gevoegd worden bij de aanvraag voor hernieuwing van de vergunning.

Overeenkomstig de huidige inzichten is de hervergunning onderworpen aan de mer-plicht volgens rubriek 21c van het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage van 10/12/2004, met name:

“Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan 3.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 20 kg).”

De dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 16 december 2010. Het gemeentebestuur van Bocholt legde de volledig verklaarde kennisgeving ter inzage van de bevolking van 5 januari 2010 tot 3 februari 2010. Deze terinzagelegging werd op gepaste wijze aan de bevolking bekendgemaakt. Noch de gemeente, noch de dienst Mer ontvingen inspraakreacties.

Parallel vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen.

1

Mestkelders met water- en mestkanaal, de laatste met schuine putwand(en) en met andere dan metalen driekantroosters.

(3)

De initiatiefnemer heeft er bij de start van de mer-procedure expliciet voor gekozen om de in de kennisgeving voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot een ontwerp-MER en beide gebundeld in te dienen als één document.

Voorliggende richtlijnen stelde de Dienst Mer op, rekening houdend met de ontvangen inspraakreacties en adviezen (zie overzicht als bijlage). De richtlijnen hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER.

2. Vorm en presentatie

Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer om:

- recent kaartmateriaal te gebruiken (bij voorkeur minstens A4 formaat), telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk de grenzen van het bedrijfsterrein duidelijk aan te geven en door het kaartmateriaal ook duidelijk te maken welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn;

- bij de ruimtelijke situering alle gemeenten (en gemeentegrenzen) binnen het studiegebied aan te duiden;

- achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen;

- na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn;

- een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen.

Vul deze lijsten aan met projectspecifieke begrippen;

- de teksten van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting volledig op elkaar af te stemmen;

- alle ingediende eindversies van het rapport door de initiatiefnemer, de coördinator en door alle deskundigen te laten ondertekenen.

De definitieve versie van het MER wordt in twee gedrukte (1 losbladig en 1 vast) exemplaren en 1 digitaal exemplaar (CD-ROM) ingediend. De niet-technische samenvatting wordt als een apart document in digitale vorm ingediend. Een digitale versie waarop de wijzigingen van het definitieve MER ten opzichte van de ontwerptekst in kleur worden weergegeven (gebruik makend van wijzigingen bijhouden) wordt samen met het definitieve MER ingediend.

3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

art.4.3.7.§ 1,1°, a en b

De doelstelling van het MER bestaat erin de effecten aan te tonen van de hernieuwing en uitbreiding van de vergunning van een bestaande varkenshouderij en biogasinstallatie in Bocholt. Het milieueffectrapport zal bij de vergunningsaanvragen (milieu- en stedenbouwkundige vergunning) voor hernieuwing en uitbreiding gevoegd worden.

Relevante gegevens en conclusies uit eventuele milieustudies zullen worden opgenomen in het MER. Relevante voorwaarden uit vorige vergunningen moeten worden opgesomd en er zal aangegeven worden hoe dit MER hierop een antwoord kan geven.

Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming. Volgens art. 4.1.7 van het decreet moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER zal hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen.

(4)

4. Beschrijving project en alternatieven

art.4.3.7.§ 1,1°, c, d en e

De volledig verklaarde kennisgeving beschrijft het voorgenomen project op voldoende wijze.

Het MER dient opgave te doen van doelstellingsalternatieven, locatiealternatieven en uitvoeringsalternatieven. Ook het nulalternatief moet in het MER duidelijk worden omschreven.

Wat betreft de uitvoeringsalternatieven moeten de gebruikte en geplande processen en installaties geëvalueerd worden ten opzichte van alle relevante passages uit de Vlaamse BBT- studies (VITO) BBT voor de Veeteeltsector, BBT Mestverwerking en de Europese BREF- documenten Intensive Livestock Farming. Alle alternatieven of emissiereducerende technieken die volgens deze bronnen als BBT worden beschouwd zullen in het MER worden opgelijst. In het MER dient duidelijk de relatie met de IPPC-richtlijn gelegd te worden.

De impact van het inzetten van deze technieken op de verwachte milieueffecten zal zoveel mogelijk kwantitatief worden uitgedrukt. Motiveer waarom in de geplande situatie (inclusief de biogasinstallatie) een bepaalde keuze van techniek wordt gemaakt. Motiveer terdege wanneer bepaalde als BBT beschouwde reducerende maatregelen niet worden toegepast waarom dit het geval is.

Aanvullend op de kennisgeving vraagt de dienst Mer dat de volgende punten ook aan bod komen/verduidelijkt worden:

- verbeter de informatie over de erkende deskundigen: het erkenningsnummer van Toon Van Elst is EDA/533/V2;

- bijlage 3 moet verduidelijkt worden. Waar staan de huidige gebouwen/installaties en waar worden de toekomstige gebouwen/installaties voorzien;

- bijlagen 14 & 15: de tekst is niet leesbaar en het is niet duidelijk waar juist de uitbreidingen van stallen 2 & 4 zijn. Geef verhardingen, aanwezige groenschermen, in- en uitgangen op het terrein (zowel voor de biogasinstallatie als de stallen), wasstraat, etc.

op plan weer;

- het kuiswater wordt ‘uitgereden op eigen land of land van derden (50%). Verduidelijk welke gronden hiermee juist bedoeld worden en hoe dit past in de te volgen regelgeving;

- beschrijf de nodige infrastructuur voor de biogasinstallatie: gebouwen en constructies met voorziene milieu- en veiligheidsmaatregelen, afmetingen, materiaalkeuze,…;

- maak van bij het begin van de beschrijving van de biogasinstallatie duidelijk welke productieonderdelen in open lucht zijn en welke in een gesloten ruimte plaatsvinden.

- toon aan dat er wat betreft de mestafzet voldaan wordt (en zal voldaan worden) aan het huidige mestdecreet (MAP IV);

- par. 7.1.4, laatste al: het bedrijf is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied i.p.v. agrarisch gebied. Het dichtstbijzijnde woongebied met landelijk karakter is gelegen op 440 m (NNW) i.p.v. 1380 m (W);

- Pg. 158: de afstand tot de Nederlandse grens is 3,5 km i.p.v. 6,6 km.

- ga bij de bespreking van de eindproducten ook in op de mogelijke toepassingen van het eindproduct;

- voeg aan het MER een kaart met de huidige/toekomstige verkeerssituatie toe.

- alternatieven:

• ga in het MER in op mogelijke alternatieven voor de verwerking van mest;

• ga bij de doelstellingsalternatieven ook in op de productie van energie. Dit wordt een nieuwe activiteit voor dit bedrijf;

(5)

• andere stalsystemen kunnen in dit MER beschouwd worden als een uitvoeringsalternatief. Ga in het MER kort in op de argumenten die bepalend zijn voor de keuze van de initiatiefnemer en de relevante milieueffecten;

5. Juridische en beleidsmatige context

art.4.3.7.§ 1,1°, f

De volledig verklaarde kennisgeving geeft op voldoende wijze het juridische/beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is, in de vorm van een duidelijke overzichtmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide.

Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. Geef juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijke ruimtelijke component ook weer op een kaart.

Het VLAREA ontbreekt, gelet op het feit dat de inrichting afvalstoffen verwerkt (organisch- biologische afvalstoffen) en het digestaat als secundaire grondstof (meststof) afgezet wordt.

Bovendien is er sprake van kadaveropslag en –ophaling.

Verwijs ook naar het (deel)bekkenbeheerplan waarin dit bedrijf gelegen is.

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Bocholt werd definitief vastgesteld op 31/01/2008 i.p.v. 11/2007.

Waar in het MER een overzicht gegeven wordt van de bestaande vergunningen, zullen de begin- en einddatum van deze vergunningen alsook de vergunde rubrieken worden vermeld.

6. Bestaande toestand van het milieu en milieueffecten

art.4.3.7.§ 1,1°, g en art.4.3.7.§ 1,2°, a, b, c

Als referentiesituatie moet het gebied met zijn omgeving zoals het er momenteel uitziet worden beschreven. Per discipline moet aangegeven worden welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn.

Het MER moet de methodologische aanpak en de gebruikte informatiebronnen (ook eventuele klachten) waarop gesteund wordt voor de bepaling van de referentiesituatie in voldoende detail beschrijven. Er zal aangegeven worden welk jaar als referentiejaar wordt gehanteerd. Als geplande situatie wordt de uitbreiding en hernieuwing van de vergunningstoestand onderzocht.

Relevante ontwikkelingsscenario’s moeten worden uitgewerkt. Naast het voorgenomen project is het ook nodig informatie en kennis te vergaren over activiteiten, projecten of plannen die vergund en/of gepland zijn en redelijkerwijze in de onmiddellijke toekomst worden uitgevoerd in de nabije omgeving en die samen met het voorgenomen project cumulatieve effecten kunnen teweegbrengen.

De kennisgeving geeft een behoorlijke projectgerichte beschrijving per milieudiscipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld. De kennisgeving geeft aan dat volgende milieuthema’s zullen worden onderzocht:

(6)

Lucht (geur, stof, verzuring en vermesting, broeikasgas), Bodem, Water, Fauna & Flora, Landschap, Bouwkundig erfgoed en archeologie, Geluid en trillingen, Mens.

Belangrijk is dat in het MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet en dat er gestreefd wordt naar een maximale kwantitatieve beschrijving van het effect.

In de kennisgeving wordt een zevendelige schaal voorgesteld voor de inschatting van de effecten in de algemene zin. Er wordt verduidelijkt hoe de significantie per effect/effectgroep zal worden ingeschat. In het MER moet het bepalen van de waardering van de ernst van het effect op basis van de 7-delige waarderingsschaal voldoende transparant zijn. Indien wordt afgeweken van de significantiekaders die in de kennisgeving zijn opgenomen, dient dit te worden gemotiveerd.

Indien blijkt dat er milieueffecten zijn, moeten milderende maatregelen worden voorgesteld, geëvalueerd en eventueel uitgewerkt. In ieder geval zal het MER alle milderende maatregelen die BBT zijn oplijsten en evalueren. Dit houdt onder meer een kwantitatieve inschatting in van de reële reductie als gevolg van de milderende maatregelen en een beschrijving van de wijze waarop ze de significantie van de effecten beïnvloeden.

Indien BBT-maatregelen niet voldoende blijken om onaanvaardbare effecten op te vangen, moeten bijkomende maatregelen bestudeerd worden.

Het richtlijnenboek Mer deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van begrippen en de invulling ervan. Tijdens het opstellen van het MER dient men gebruik te maken van (de recentste versies) van de disciplinespecifieke en activiteitspecifieke delen van de Richtlijnenboeken.

Aanvullend op de kennisgeving vraagt de dienst Mer om volgende punten aan te passen/te verduidelijken:

Algemeen

Voor dit project worden 3 situaties besproken en vergeleken, nl. de huidige situatie (omvat de reële situatie, zijnde een varkenshouderij met 3.100 varkens), de huidig vergunde situatie (omvat de situatie met 3.100 varkens en de biogasinstallatie) en de gewenste situatie (omvat de uitbreiding in dierenaantal (tot 4.874 varkens) en de biogasinstallatie). Zoals hierboven aangegeven dienen de cumulatieve effecten van de nog te installeren biogasinstallatie én de geplande uitbreiding bekeken te worden t.o.v. de huidige reële situatie.

Lucht - Algemeen

- De beoordeling van de milieueffecten voor de toekomstige situatie dient te gebeuren t.o.v. de huidige reële situatie en niet t.o.v. huidige vergunde situatie zoals in huidig rapport. De verwachte milieueffecten zullen dus ook wijzigen t.o.v. de huidig opgenomen conclusies. Dit dient dus opnieuw te gebeuren. Bijgevolg zal – indien o.b.v. de verkregen resultaten vereist - opnieuw gezocht moeten worden naar milderende maatregelen;

- Onderzoek of er naast geuremissies ook andere luchtemissies (NOx, SO2, CO, …) relevant zijn (o.a. bij verbranding van biogas,…). Deze emissies dienen getoetst te worden aan het gebruikelijke normenkader voor emissies naar de lucht. Gebruik het significantiekader uit het richtlijnenboek Lucht om de bijdrage van het bedrijf aan de kwaliteitsdoelstellingen te beoordelen;

- Het afzuigen van de stallucht en het behandelen ervan met een gaswasser is BBT, mits voldaan wordt aan de 3 onderstaande voorwaarden (BBT voor de veeteeltsector):

 bij mechanisch geventileerde nieuwbouwstallen;

(7)

 voor varkens- en pluimveecategorieën waarvoor nog geen AEA-stalsystemen in bijlage I van het Ministerieel Besluit van 19/03/2004 zijn opgenomen;

 indien naast de emissie vanuit de stal nog bijkomende emissiebronnen aangepakt moeten worden (b.v. mestverwerking door middel van droging).

Lucht - Geurhinder

- Waak er over dat de afstandsregels correct berekend worden;

- Let op het onderscheid in toetsingscriteria tussen geïsoleerd gelegen bronnen en bronnenclusters. Motiveer het voorgestelde beoordelingskader voor geurhinder aan de hand van berekeningen die onderbouwen dat het bedrijf deel uitmaakt van een bronnencluster;

- Lijst de verschillende geurbronnen van het bedrijf op zowel in de huidige als in de toekomstige situatie. Ga bijvoorbeeld specifiek na wat de geurhinder kan zijn van de mestopslag, opslag van vloeibare en vaste plantaardig en dierlijk organisch-biologisch afval, stallen en vergistingsinstallatie;

- Onderzoek en vergelijk de geurhinderniveaus/geurcontouren bij toepassing van alternatieven/remediërende maatregelen zoals biobed, combiwasser,…;

Lucht - Stofhinder

- Besteed bij de inschatting van de fijn stof emissies door het bedrijf zowel aandacht aan geleid als aan diffuus stof;

- Duid in het significantiekader het bereik aan vb. 3>x>1.

Bodem

- Ga in op het grondverzet tijdens de constructiefase (voor de stallen én de biogasinstallatie), rekening houdende met de toepasselijke reglementering. Bespreek ook wat de impact is van het grondverzet op het nabijgelegen ecologisch waardevolle gebieden;

- Op het terrein worden activiteiten ingericht die voorkomen op de lijst van activiteiten waarvoor een oriënterend bodemonderzoek noodzakelijk is. Verduidelijk in het MER of er in het verleden reeds een bodemonderzoek is uitgevoerd en wat de periodieke onderzoeksplicht is. Geef verdere noodzakelijk stappen hieromtrent aan.

Water

- Het bedrijf wenst zijn vergunning voor het oppompen van grondwater (9000 m³/j) te behouden in het vooruitzicht van het gebruik ervan als drinkwater voor de varkens mits voorbehandeling. Er dient verduidelijkt te worden wanneer en hoe dit toegepast zal worden;

- Er dient nagegaan te worden of behandeling (bv. ontsmetting) van het hemelwater vereist is om in aanmerking te komen voor hergebruik als drinkwater;

- Afdeling 5.9.7.1 van titel II van Vlarem stelt dat bij inrichtingen met mengmest met meer dan 2.500 varkens waarnemingsbuizen (peilputten) moeten worden aangebracht. Via deze buizen kan een mogelijke lek aan de mestkelders worden vastgesteld. Doe in het MER een voorstel van het aantal peilputten en geef de plaats van inplanting aan bij de verschillende varkensstallen. Waarbij het gekozen aantal en de plaats van inplanting gemotiveerd wordt aangegeven. Analyses van staalnames uit de peilputten zijn noodzakelijk om een uitspraak te kunnen over het effect van de mengmestkelders op de grondwaterkwaliteit;

- Bespreek de mogelijke impact van het project op de nabijgelegen waterlopen;

- Er wordt aangehaald dat het afvalwater van de wasstraat van de voertuigen geloosd wordt op de openbare riolering. Volgens het zoneringsplan is het bedrijf gelegen is in een

(8)

collectief te optimaliseren buitengebied. Op dit moment is er in de Kreyelerstraat geen riolering aangelegd. Lozing is momenteel enkel mogelijk op de Kreyelerrietbeek. Deze waterloop zal vervolgens belast worden met nutriënten van het bedrijfsafvalwater. In de ontwerptekst en de passende beoordeling wordt hiermee geen rekening gehouden. Dit dient nader onderzocht te worden.

Fauna & Flora

- De beoordeling van de milieueffecten voor de toekomstige situatie dient te gebeuren t.o.v. de huidige reële situatie;

- De tekst op pg. 125 & 128 moeten in overeenstemming zijn met hetgeen vastgesteld in de discipline lucht;

- Beschrijf in het MER ook de eventuele effecten (verzuring,...) op kleine landschapselementen in de omgeving van het project;

- Bespreek het effect van de afvalwaterlozingen op het visbestand in waterlo(o)p(en) waarop geloosd wordt;

- Ga na of de site voor de uitbreiding van de stallen en de biogasinstallatie in een bufferzone naar natuurgebied ligt;

- Ga in op alle ecosysteemkwetsbaarheidskaarten (eutrofiëring, verdroging, vermesting, ecotoopverlies en barrière) die voor dit gebied bestaan;

- Beoordeel het barrière-effect dat mogelijk door de nieuwe infrastructuren ontstaat;

- Lozing van het bedrijfsafvalwater afkomstig van de wasstraat is niet mogelijk op openbare riolering aangezien deze niet aanwezig is. Lozing is enkel mogelijk op de Kreyelerrietbeek. Deze waterloop zal vervolgens belast worden met nutriënten van het bedrijfsafvalwater. In de ontwerptekst en de passende beoordeling wordt hiermee geen rekening gehouden. Dit dient nader onderzocht te worden.

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

- Pg. 136: ‘…de vergisters tamelijk diep in de ondergrond aangezet zodanig dat het bovengronds (zichtbaar) gedeelte telkens beperkt blijft.’ Op pg. 111 wordt aangegeven dat op een maximale diepte van 2 m afgegraven zal worden. Wat is de resterende hoogte boven het maaiveld van de vergisters en wat is de impact op het landschap?;

- Onderzoek uitgebreider de impact van de uitbreiding en de biogasinstallatie op het landschap als relatiesysteem en de perceptieve aspecten. Aandachtspunten daarbij zijn o.a.: de (gedeeltelijke) ligging in een ankerplaats en relictzone, de korte nabijheid van een puntrelict;

- Zoek concreter naar een landschappelijke integratie door uit te gaan van de volledige eigendoms- en gebruikstructuur van het bedrijf;

- De beoordeling van de impact op de perceptieve aspecten als geen of verwaarloosbaar effect is niet correct. De impact kan wel gemilderd worden door de aanleg van een groenscherm. Het significantiekader dient in die zin ook aangepast te worden;

- Beschrijf het groenscherm en onderzoek het effect ervan in alle seizoenen;

- Het groenplan (bijlage 34) dient aangepast te worden:

 Voor de strook ter realisatie van de groenbuffer moet minimum 10 meter (i.pv.

5 m) breedte voorzien worden;

 Het is onduidelijk of de groenbuffer volledig binnen de kadastrale percelen van het bedrijf gelegen is.

- Ga na of de ruimtelijke componenten van het project in overeenstemming zijn met Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan;

- Om een minimale mobiliteitsdruk op de lokale wegen in dit landschappelijk waardevol gebied te bereiken, dient de aanvoer van de landbouwverwante stromen en het organisch biologisch afval voor de biogasinstallatie tot een minimum beperkt te worden.

(9)

Geluid en trillingen

- Geef bij leemten in de kennis aan dat de technische gegevens over de geluidsproductie van de vergistingsinstallatie ontbreken;

- Werk de discipline geluid uit in overeenkomst met de meest recente inzichten die verworven zijn bij het tot stand komen van het richtlijnenboek Landbouwdieren. Dit geldt in het bijzonder voor de zienswijze over incidenteel geluid;

- Merk op dat de toetsing aan Vlarem voor gemeten geluidswaarden geldt terwijl er voor dit project geen kwantitatieve gegevens voorhanden zijn voor het LA95,1h van het oorspronkelijke omgevingsgeluid. In dit geval is een correcte toetsing aan Vlarem niet mogelijk (aangezien als voorwaarde voor gebied 5bis geldt dat Lsp <= LA95,1h). Toch wordt de voorgestelde methode door de dienst Mer aanvaard om de geluidseffecten in te schatten.

Mens

- Pg. 146: ook nagaan van eventueel ingediende klachten bij Milieu-inspectie;

- Ga na of er bewegwijzerde fiets- of wandelwegen langs of in de buurt van het bedrijf liggen;

- Gezien de reeds aanzienlijke belasting van de kleine lokale wegen, waaronder de Kreyelerstraat, met zwaar landbouw- en vrachtverkeer is het aangewezen dat de effecten van de verkeershinder grondiger onderzocht worden. Bovendien zijn in de milieuvergunning voor de vergistingsinstallatie reeds bijzondere voorwaarden opgelegd met betrekking tot de verkeersafwikkeling;

- Gezien het rustverstorende karakter van zwaar transport op de lokale wegen dient de aanvoer van de landbouwverwante stromen en het organisch biologisch afval voor de biogasinstallatie tot een minimum beperkt te worden.

7. Vergelijking van de alternatieven

art.4.3.7.§ 1,2°, e

De alternatieven zoals voorgesteld in het MER zullen op een objectieve manier worden afgewogen. De methodologie ter vergelijking van de verschillende alternatieven zal beschreven worden. In het MER worden alle mogelijke maatregelen ter beperking van emissies naar het milieu besproken en getoetst aan de stand van zaken met betrekking tot de Beste Beschikbare Techniek (BBT). Op basis van het onderzoek kan men alternatieven aanvoeren om de mogelijke effecten op de omgeving verder te beperken en de milieuvriendelijke werking van het bedrijf te optimaliseren.

Als aan de hand van de resultaten van het effectenonderzoek de noodzaak blijkt om bijkomende alternatieven te onderzoeken, moet dit in het MER ook gebeuren.

8. Leemten in de kennis

art.4.3.7.§ 1,4°

Het MER moet opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht.

Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming.

(10)

9. Monitoring en evaluatie

art.4.3.7.§ 1,2°,d

In het MER zal per discipline/thema aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunnings- reglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis.

10. Integratie en eindsynthese

art.4.3.7.§ 1,2°,e

In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De ‘elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets’ uit het Decreet Integraal Waterbeleid moet hierin opgenomen worden (voor verdere informatie hieromtrent zie het betreffende disciplinespecifieke richtlijnenboek).

Tevens zal men in deze synthese aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken.

11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen

art.4.3.7.§ 1,3°

In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstelling- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit.

In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving.

12. Niet-technische samenvatting

art.4.3.7.§ 1,5°

De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten worden ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen.

Brussel, 19 mei 2011

Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB

(11)

Bijlage

Bijlage 1:

Lijst van inspraakreacties naar aanleiding van de terinzagelegging bij de gemeente Bocholt:

• de gemeente ontving geen inspraakreacties;

• de dienst Mer ontving geen inspraakreacties.

Bijlage 2:

Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen:

- OVAM (natalie.hoffman@ovam.be);

- VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer (b.vogels@vmm.be);

- Gemeente Bocholt (patrick.golkowski@gemeente-bocholt.be);

- Agentschap Ruimte en Erfgoed, Ruimtelijke Ordening, afdeling Limburg (myriam.vandenbroeck@rwo.vlaanderen.be);

- Agentschap Ruimte en Erfgoed, Onroerend Erfgoed, afdeling Limburg (Dominic Vincken);

- Duurzame Landbouwontwikkeling, buitendient Limburg (jan.cielen@lv.vlaanderen.be).

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie:

- VMM, Afdeling Ecologisch Toezicht (Bert Torbeyns);

- Provincie Limburg (Nl) (ggat.soons@prvlimburg.nl);

- Gemeente Weert (Nl) (l.schrijen@weert.nl).

Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden:

- Agentschap voor Natuur en Bos, buitendienst Limburg;

- Agentschap Zorg en Gezondheid, buitendienst Limburg;

- VMM, Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie;

- LNE, Afdeling Milieuvergunningen, buitendienst Limburg;

- LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Hinder en Risicobeheer;

- LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat;

- Provincie Limburg;

- Vlaamse Landmaatschappij;

- Fluxys NV.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De gewestraad is in belangrijke mate te vergelijken met de huidige Gemeenteraad van Amsterdam, voorzover zij zich tot de hoofdlijnen van het beleid beperkt

Figuur 5 Het Steketee/Ecodan schoffelsysteem op het bedrijf van Erf BV. De verstelbare steun van de camera is duidelijk te zien in de rechter afbeelding. ©Agrotechnology &amp;

In deze context is het de vraag of de netwerkinfrastructuur behorende bij mogelijke uitkoppeling op het niveau van de nummercentrales en lopend tot de ISP’s (markt 5a, figuur d))

a) een overzicht van de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater als bedoeld in artikel 10.33, alsmede de inzameling

Omdat fase 2 pas over enkele jaren gebouw gaat worden, zijn er geen bouwtekeningen van dit pand. Met de reguliere wabo vergunning vindt welstandtoetsing met betrekking

Ik constateer dat - door de exceptionele groeimogelijkheden opgenomen in dit “ontwerp bestemmingsplan” - voor de nieuwe eigenaar van de Langstraat-locatie - een aanzienlijke

Hierbij dien ik mijn bezwaar in tegen een aantal wijzigingen in het bovengenoemd “ontwerp bestemmingsplan Portland” omgeving Portland-Centrum ten opzichte van het huidige

Groen en verharding op het Slotjesveld, verhouding bebouwing - groen.