• No results found

Bouwend Nederland. De Minister van Veilgheid en Justitie Mr I.W, Opstelten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bouwend Nederland. De Minister van Veilgheid en Justitie Mr I.W, Opstelten"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nederland

de vereniging vanbouw- enInfrabedrijven

.i|iiiii..|M|.||.

l

|i.

De

Ministervan Veilgheid en Justitie

Mr

I.W, Opstelten Postbus 20301

2500EH DEN HAAG

Zilverstraat69 Postbus340 2700

AH

Zoetermeer

t +31 (0)793252252

f +31 (0)793 252290

e info@bouwendnederiand.ni

i www.bouwendnederland.nl

Datum:

Onskenmerk:

Uw

kenmerk;

31 mei

2012

Behandelddoon

Telefoon:

E-mall:

Betreft: herzieningArbitragerecht

Excellentie,

1. Inleiding

Bouwend

Nederland is de grootste brancheorganisatie in de uitvoerende bouw, waarbij bijna

5000

ondernemingen zijn aangesloten die werkzaam zijn in de sectoren

bouw

en infra. Onze

lidbedrijven waren in 2011 goed voor eentotaleomzetvan ruim 50 miljard euro.

Bouwend

Nederland maaktgraag gebruikvan demogelijkheid

om

een reactie tegeven op het concept vanhet wetsvoorstel Herziening arbitragerecht.

Bouwend

Nederland wil in deeerste plaats haar waarderinguitspreken voor hetvoorstel, in het bijzonder waarhet gaat

om

dejuridisch-technischeaanpassing van de regeling van dearbitrage in hetWetboek van BurgerlijkeRechtsvordering.

Bouwend

Nederland is van mening datmetdie

aanpassingen een iets meer logischeopzetvan de regeling ontstaaten - vooral - datmet het concept voorstel een aantalzaken geregeld worden

waarmee

vragen worden beantwoord, welkein de praktijkwaren opgekomenbij het werken de bestaanderegeling.

Het isgoed

om

te kunnen vaststellen dat het conceptvoorstelin belangrijke mate is gebaseerd op de eerderevoorstellen voor aanpassing van het arbitragerechtvan de werkgroep onder

leiding van Prof.

Mr

A.J. van den Berg,

waarmee

hetconceptvoorstel in hoge mate aansluit bij

de wensen van de praktijk.

Wat

betreftdevoorstellen totaanpassing van deeigenlijk regeling van dearbitrage in het Wetboek van burgerlijkerechtsvordering , zoals

opgenomen

in artikel IIIvan het concept voorstel, heeft

Bouwend

Nederland dan ookeen zeer beperktaantal opmerkingen die u vindt in

onderdeel 3 van deze brief.

Zwaarwegende

bezwaren heeft

Bouwend

Nederland daarentegen tegen hetvoorstel

om

het arbitraal beding op te

nemen

in de zwarte lijstvan artikel 6:236

BW. Bouwend

Nederland acht

IngeschrevenbijdeKamervan Koophandel ondernummer404 0805B.BTWNummer009.334.531,B01

(2)

Bouwend Nederland

de vereniging van bouw-enInfrabedrijven

dat buitengewoononverstandig en zal daarom - in onderdeel 2 van deze brief - eerst uitvoerig aandacht aan dat voorstel besteden.

2.

Da

voorgesteldewijziging van artikel 6:236 onder n (ArtikelI van het conceptwetvoorstel)

Onderdeel van devoorgestelde herziening is wijziging van artikel 6:236 onder n

BW,

welk

artikel - met aanhef-thans luidt:

Bijeen overeenkomsttussen eengebruikeren een wederpartij, natuurlijkpersoon, die niethandeltin deuitoefening vaneen beroep ofbedrijfe wordtalsonredelijk

bezwarendaangemerkt een inde algemene voorwaarden voorkomendbeding:

th datvoorzietin debeslechting van eengeschildooreen ander danhetzijde rechterdievolgensde wet bevoegd zouzijn, hetzijeen of

meer

arbiters, tenzijhet de wederpartijeentermijngunt van tenminsteeen

maand

nadatdegebruikerzich schriftelijkjegens haarophet bedingheeft beroepen,

om

voorbeslechtingvanhet geschildoordevolgens de wet bevoegderechtertekiezen.

Het wetsvoorstel voorzietin het uitdezebepaling schrappenvan de woorden "hetzij eenof

meer arbiters", met als gevolg dat, anders dan nu het geval is, arbitrage gelijkgeschakeld wordt met bindendadvies. Bijgevolg zal ook een arbitraal beding als onredelijk bezwarend moeten worden aangemerkt, tenzijdeconsumentdoorde gebruikereen keuzemogelijkheid is gegeven

om

tealsnogte kiezenvoorbeslechting van een geschil door de overheidsrechter.

Bouwend

Nederland meentdatde wetgeverer niet verstandig aan doet

om

deze aanpassing doorte voeren. Zijmeent dat deze aanpassingïn depraktijkopproblemen zal stuiten.

Bouwend

Nederlandbepleit derhalve

om

art. 6:236 onder n

BW

in haar huidige vorm tehandhaven en

om

teschrappen artikel I van hetconceptWetsvoorstel,luidende:

ARTIKELI

Inartikel

236

vanBoek 6, onderdeeln, van hetBurgerlijk Wetboek vervallende woorden "hetzij"en "hetzijeen of

meer

arbiters,"

Bouwend

Nederland licht haarstandpunt wat betreftdit onderdeel van hetconcept wetsvoorstel hierna inde onderdelen a toten metg toe.

a. Bespreking van de toelichting bij ditonderdeel van het wetsvoorstel

In de toelichting is overde voorgenomen wijziging van artikel 6:236onder n

BW

hetvolgende vermeld:

7/7 devijfdeplaatsstrekthet wetsvoorstel ertoehet vertrouwen van consumenten

in arbitrageste vergroten. Voorgesteldwordthetarbitraalbedingop de zwartelijst

van onredelijkebezwarendebedingen teplaatsen. Dit zorgt ervoor dateengeschil tussen een consumenten eenondernemernietzomaardoor middel vanarbitrage

kan wordenbeslecht Alseen consumentietskoopt en in de algemene

Pagina2 van 15

(3)

Nederland

de vereniging vanbouw- enInfrabedrijven

voorwaardenbijditproductstaat dateen eventueel geschilwordtbeslechtdoor middelvanarbitrage,

moet

deconsument(alsde ondernemerzichop dezebepaling beroept}eenbedenktijdworden geboden van een maand. Indie

maand

heeftde consumentdemogelijkheid

om

aan tegeven dathijlievernaar deoverheidsrechter gaat

De

consumentheeftdoor het voorsteldus een

maand

de tijd

om

tekiezen voorarbitrageof niet '

Op

pagina 6 en 7 lezenwij:

'ArtikelI

Met

schrappingvan de woorden "hetzijeen of

meer

arbiterséfwordtvoorgesteldhet

arbitraalbedinginalgemenevoorwaarden op de zwartelijstvanartikel6:236 onderdeeln

BW

teplaatsen. Hetgebruikvan een dergelijkbedingin algemene voorwaardenis, wanneerhet door degebruiker ervan wordtingeroepenjegens een consument onredelijkbezwarenden dus vernietigbaar Ditbetekentnietdateen ondernemeren een consument hungeschillennooitinarbitragezouden kunnen oplossen. Hetbedingisniet onredelijkbezwarendals degebruikervan het beding de consumenteen termijn van tenminste een

maand

gunt

om

tekiezen voor de volgens de wet bevoegderechtervoordebeslechting van hetgeschil. Dathoeftde consumentuiteraard niet tedoen doorzelfeen procedurebijde

gewone

rechter aanhangig temaken. Hetis voldoendedatdeconsument departijdie zich ophet arbitralebeding beroepthiervanop dehoogtestelt Hetzelfde geldt thansalbijeen bedingdatstrekt totbindendadvies.

De wet

stelt

met

voorgestelde wijzigingbuiten twijfeldatdeconsument diedoorgaans eenzwakkerepositieheefttenopzichte van de ondernemer, niettegenzijn wilvan deoverheidsrechterkan worden

afgehouden. Hetgeschilkan dusniettegende wilvan deconsumentaanarbitrage ofbindendadvies worden onderworpen. Hetscheidsgerechtdientambtshalvete toetsenofhetbedingaldanniet onredelijkbezwarendis, vgl. deuitspraken van het Europese

Hof

vanJustitie(HvJEU}in onder

meer

de zakenPannon

GSM

(HvJEG

4

juni2009, C-243/08,

NJ

2009, 395} enAsturcom (HvJ

EU

6oktober

2009

C- 40/08,

NJ

2010, 11).

Deze wijzigingvan artikel6:236

BW

geldtop grondvan artikel 1911 eerstelid,

Overgangswet nieuw

BW

het eerste jaaralleen voornieuwe algemene voorwaarden.

De

algemene voorwaarden

met

eenarbitraalbedingaiszodanig moetendusnieuwzijn. Voor bestaandealgemene voorwaardengeldtditartikelop grondvan de Overgangswet nieuw

BW

pas na de termijnvan eenjaar. Deze termijnengeldenuiteraardook voor de handhaving vanartikel6:236

BW

opgrond vande

Wet

handhaving consumentenbescherming. '

Uitgangspunt en doel van het wetsvoorstel ïs

mede om

het vertrouwen vanconsumenten in arbitrages te vergroten.

Inde toelichtingop pagina 5 wordtarbitrageechterin een niet geheeljuiste context geplaatst.

Immersde toelichting spreekt over 'Als een consumentietskoopt' en 'ditproduct'. In door consumenten gesloten koopcontracten komt arbitrage echterniet ofnauwelijks voor. Welzijn erdediverse geschillencommissies (SGC) maar die beslechten geschillen in de vormvan bindend advies.

Pagina 3 van 15

(4)

Bouwend Nederland

devereniging vanbouw- enInfrabedrijven

Bijkoopovereenkomsten waarbij consumenten een product aanschaffen,is arbitrage in

Nederland dus niet aan deorde, met uitzondering van dezogenaamdekoop-

/aannemingsovereenkomsten waarbij het koopgedeelte betrekking heeftop de bouwkavel.

Arbitragein consumentengeschillenis gebruikelijkin enkele specifiekesectoren, waarvan de bouwsector de belangrijkste is. Daarbij gaat hetin beginsel

om

overeenkomsten

waarmee

een groter financieel belang is gemoeid en bijdetotstandkomingwaarvan niet sprake zalzijnvan impulsief ofoverhaast handelen van de consument.

De

consument maakt bij deze

overeenkomsten in de regel weloverwogen keuzen. De arbitrage-instituten die inde sfeer van bouwgeschillen een rol vervullen zijn de Stichting RaadvanArbitrage voorde

Bouw

{uitvoerende bouw, en architecten en ingenieurs), Arbitrage Instituutvoorde Bouwkunst

(architecten), Commissie van geschillen (RVOI, ingenieurs) en Nederlands Arbitrage Instituut (bouwsector).

Waar

hetarbitrage in consumentencontracten betreft, gaat het dus

om

een afgebakend gebied.

Eengebied waarin sprake isvan een niet onaanzienlijk aantal geschillen, met

soms

grote financiële belangen en waarvan de beslechtingvaak specifiekedeskundigheid vereist.

Het initiatief

om

eventuelegeschillen te doen beslechten doorarbitrage kan overigenszowel uitgaan van de opdrachtnemer alsvan de consument-opdracthgever. Meestal gebeurt dat door toepasselijkverklarïng opde overeenkomst van algemene voorwaarden welke een arbitraal beding bevatten. In de praktijkkomt het regelmatig voordatconsumenten zelf kiezenvoor de toepasselijkheidvan voorwaarden met een arbitraal beding, bijvoorbeeld doortoepasselijkheid op het namens hen opgestelde bestekvan de

UAV

(1989 of2012).

Er zijn evenwelnog andere redenen

waarom

het niet wenselijkis

om

arbitrage gelijkte schakelen met hetbindend advies doraanpassingvan en art. 6:236 onder n

BW.

b. Arbitrage als wijze vangeschillenbeslechting

Het concept wetsvoorstel vermeld datarbitrageeen volwaardig alternatief isvoor

overheidsrechtspraak, voorzowel nationale alsinternationale gevallen. Dat is ookzo. Hieruit blijktookdatdewetgeverpositiefstaat tegenoverarbitrage.

Datarbitrage in Nederland als een volwaardige en metvoldoende waarborgen omklede rechtsgang wordt gezien blijkt voorts uit literatuuren rechtspraak.

Bouwend

Nederland verwijst in ditverband naar de conclusievan

AG

mr. Huydecoper, bij

LJN: BJ7834, Hoge Raad , 08/001

11,4

december

2009

waarin hij schrijft:

5,

De

rechtsbronnen(6)waarinmogelijke aansprakelijkheidvan arbiters vooronjuist

gewezenbeslissingen wordtbesproken/beoordeeld, gaan veelaluit van twee premissen:

-arbitrageislouter "particuliere"rechtspraak, en indat opzicht wezenlijkanders dan de ''gewone" rechtspraakbijde van overheidswegedaartoe aangewezen

instanties;en

- derechtsverhouding tussen arbiters endepartijen bijeen arbitrage wordt (dan

Pagina 4 van 15

(5)

de vereniging vanbouw-en infrabedrijven

ook} vooralbeheerst door de overeenkomst waarbijdearbitrageis "aangegaan"- een overeenkomstdie veelal alseenspecies van betgenus "opdracht"wordt aangemerktd).

Ikdenk datbijbeidepremissen kanttekeningengemaakt moeten worden.

6. Een eerste kanttekeningis dan, datofschoonarbitrageinderdaadals "particuliere rechtspraak"kan wordengekwalificeerd, de wetaanarbitersen aanhunuitspraken toch een verdergaandeautoriteit, en ook aanhetinstituut vanarbitrageeen

verdergaandebetekenis toekentdandie vanloutere particulieregeschilbeslechters enlouter particulieregeschilbeslechtingrespectievelijk. Dat

komt

ineen aantal bijzonderheden tot uitdrukking:

-art, 3:305

BW

breidtdein de voorafgaandeartikelenaan derechtertoegekende bevoegdheden uittotarbiters. Hetzelfdedoetart. 1056Rv. waarhetde

bevoegdheidtotoplegging van een

dwangsom

betreft, ende overigeregels die op

dwangsommen

betrekkinghebben.

-Hetbestaan van eengeldige overeenkomsttotarbitrageontneemtde "gewone rechter" diensbevoegdheid, art 1022lid 1Rv.

-Ergelden waarborgen voordekwaliteitvan dearbitralerechtsgang, o.a. wat

betreftdeonafhankelijkheidenonpartijdigheid van dearbitersen watbetreftde minimum-eisen voor eenbehoorlijkeen eerlijkestandpunt-uitwisseling, zie art. 1033

lid 1Rv. enart

1039

lid 1Rv.

-Arbiterszijn (ook} verplichthun werk

met

eenredelijkemate van voortvarendheid tedoen. Bijschending van deze verplichtingIsberoep opde voorzieningenrechter mogelijk, art. 1031 lid2 Rv.

De

onpartijdigheidvan arbiters wordt

mede

gewaarborgddooreen aanspraak op wraking, diein laatste instantie door de(voorzieningenjrechterwordtbeoordeeld, art

1033

-

1035

Rv.

De

partijdie verzuimtvan dezeregelinggebruikte

maken

verspeelthaarrechten

om

in eenlaterstadium de grondendie eerdertotwraking aanleidinghadden kunnengeven, alsnoginstelling tebrengen(8).

-Bijdebewijslevering ten overstaan van arbiters,

met name

door getuigenverhoor ofInde vorm van de verkrijging vaninlichtingen overvreemdrecht, kan waarnodig de bijstandvan de "gewone"(voorzieningen)rechter wordeningeroepen, art. 1041 Rv. enart. 1044Rv.

- Bijgeschillen overdesamenvoeging vanarbitraleprocedureskan een beroep op de "gewone"rechterwordengedaan, art

1045

Rv.

-Art. 1052Rv. enart. 1064lid

5

Rv. laten partijen slechtseenbeperkte

mogelijkheid

om

de onbevoegdheidvan arbiters in teroepen. Wordt daarvanniet tijdiggebruikgemaaktdanleidtdat tothetgevolg, materieel gesproken, datde partijenzichbijgebondenheidaan debeslissing van een onbevoegdarbitraalcollege

hebbenneerteleggen(9).

-

Aan

eengeldigarbitraal vonniskent de wet gezag van gewijsde toe, art. 1059Rv.

- Tenuitvoerlegging van eenarbitraalvonniskan naverlofvan de

voorzieningenrechterop dezelfde voeta/seen "gewoon"vonnis plaatsvinden, art 1062Rv.

- Vernietigingofherroepingvan een arbitraalvonnisisaanaanmerkelijke beperkingen onderworpen, art

1065

en

1068

Rv.

Pagina b van 15

(6)

Bouwend Nederland

deverenigingvanbouw- en Infrabedrljven

Over de onafhankelijkheid enonpartijdigheid heeft de Hoge Raad zich,onder andere, in

2007

uitgelaten: ditis voldoende gewaarborgd metde wettelijke regeling in hetWetboekvan BurgerlijkeRechtsvordering (en dit blijftookzo in hetconcept wetsvoorstel):

LJN;

A

V7405,

Hoge Raad

,

R06/005HR (CW 24401

29-6-2007

3.3,2 Zoalsde voorzieningenrechterin rov. 3.2terecht totuitgangspunt neemt, behoort totdeookineen arbitrageproceduregeldende fundamentele beginselen van eenbehoorlijkeprocesorde datarbiters onpartijdigen onafhankelijkmoeten zijnen kan op de voet van art

1033

lid 1 Rv. tijdenseen arbitrageprocedureeenpartijeen arbiterbinnendedoorde wetgesteldebeperkingen wrakenindiengerechtvaardigde twijfelbestaataanzijn onpartijdigheidofonafhankelijkheid. Bijdebeoordelingof voldoendeaanleidingis tot wraking,

moet

onder omstandigheden ookrekening wordengehouden

met

deuiterlijkeschijn (vgL

HR

18februari 1994, nr. 15238,

NJ

1994, 765).

in zijn rapport "Arbitrageen/of bindend adviesbij de SGC", een onderzoekin opdrachtvan de CoördinatiegroepZelfreguleringsoverleg van de Sociaal-Economische Raad {Leiden, september 2010), geeft Prof. mr. H.J. Snijdersaan

waarom

de wetgever destijds een onderscheid heeft gemaakt tussen arbitrageen bindend advies:

De

wetgeverachtte dekwaliteiten onpartijdigheidvandebeoordelingbijbindend adviesdan ook minder

goed

gewaarborgdenheeftdaaromhetblndend-

adviesbeding-aisgezegdtotopzekerehoogte -op de zwartelijstgezet Bovendienheefthij

gedwongen

executievan bindendadviezenvan

geschillencommissiesinconsumentenzakennietmogelijkwillen maken,

omdat

niets zich ertegenverzet, datdeze commissiesopgrondslag vanarbitrage functioneren.

Prof. Snijderskomtin zijn voormeld rapport tothet uiteindelijke advies aan de

SGC om

voor beslechting van consumentengeschillen bijde diverse Geschillencommissies te kiezen voor arbitragein plaats van bindend adviesomdat de regelingvan arbitragede nodige (lees meer) waarborgen voorpartijen geeft.

Hijschrijft:

Consumentenarbitrageinplaats vanbindendadvies

Op

eenaantalpunten is dearbitrage teprefereren bovenhetbindendadviesbijde SGC. Hetgaatdan

om

de waarborgen vooronafhankelijkheiden onpartijdigheiden -afhankelijk van de branche -

om

deuitvoeringenhetverhaal. Hieraan kannog worden toegevoegddat voorzover

men met

de SGC-geschillenbeslechtingde internationalemarktop zou willen, arbitrageookde voorkeurverdient, nubindend adviesinhetbuitenlandbijna nérgens voorkomten arbitrageookin

consumentenzaken de boventoon voertbijdeparticulieregeschillenbeslechtingin Europa.

Omgekeerdzijngeen puntenaanwijsbaar waaropbindendadviesbijde

SGC

beter 'scoort'danarbitrage. Heteventuelenadeeldatarbitrale vonnissengedeponeerd

Pagina 6 van 1

5

(7)

Nederland

de vereniging vanbouw-en Infrabedrljven

dienen teworden, iaat zich ondervangen. Ditaiies pleit voor deaanbeveling

om

de figuurvan het bindendadviesbijde

SGC

inderdaad

om

tezetten inarbitrage (waarbijoppraktischegronden- eris enigwerk gemoeid

met

de omzetting - de reconstructieeerstzoukunnen wordenbeperkttotde commissies voorbranches waarbijzichdaadwerkeiijkdehierboven gesignaleerdeproblemeninzake uitvoering en verhaalvoor zoudenkunnen doen).

De

procedure zouhiervoor nauwelijkshoeven

te veranderen. Het'bewijs'hiervoorwordtook minof

meer

geleverddoorde arbitrageproceduresdie de

SGC

nuafvoorconsumentenzaken kent namelijk diebij

GCG

en

GCL De

reglementen van deze geschillencommissies wijken nauwelijks af vandie voordegeschillencommissiesdieoordelenopbasis van bindendadvies (afgezien van verschillen tussen reglementen voor bindendadvies en tussen reglementen voorarbitrage onderling).

Ook

voorconsumenten wordtarbitrage aldus, in tegenstelling totbindend advies, ais een volwaardige rechtsgang geziendiemet voldoende waarborgenisomkleed.

Ook

de

geschillencommissies voor de consumenten wordtgeadviseerd

om

voorarbitrage te kiezen.

c. Consumenttegen zijn wil afgehouden van de overheldsrechter?

In de toelichting isaangegeven datde wet buitentwijfel stelt dat een consument, die doorgaans een zwakkerepositie heeft ten opzichtevan de ondernemer,niet tegenzijn wil van de

overheldsrechterkan worden afgehouden. Een dergelijke opmerking doet meteen denken aan

art. 17van de Grondwet.

De

opvatting van deHoge Raad over arbitrageenart. 17

Gw

is echter duidelijk. In zijn arrest van 17januari

2003

(HR AF0136, C01/122HR), is beslist dat artikel 17 van deGrondwet niet aan arbitrage in de

weg

staat. Hij oordeelde:

Art. 17 van de Grondwet, bepalenddatniemandtegenzijn wilkan worden afgetrokken van de rechterdie de wet

hem

toekent, staatnietinde

weg

aan de

regelingdie inart.

1020

e. v. Rv. isgegeven voor hetovereenkomen van arbitrage.

Arbitrage is dustoegestaan en kan worden overeengekomen. Blijkens art. 1020 Rv kan dat door een aktevan compromis, of een arbitraal beding. Datarbitrageisovereengekomen moet blijken uiteen schriftelijk stukzijn, maardat kunnen ookzijn op een overeenkomsttoepasselijke algemene voorwaarden. (Ook

m

hetconceptwetsvoorstel blijven de artikelen 1020 en 1021ongewijzigd.)

Aldus gaatde regeling erin het wetsvoorstelvan uit datpartijen -consumentenniet uitgezonderd-doormiddel van een in algemenevoorwaarden

opgenomen

arbitraal beding, geschillenbeslechting door arbitrage kunnenen

mogen

overeenkomen. Arbitrage bij

consumentengeschillen wordtinverreweg de meeste gevallen overeengekomendoor het

toepasselijkverklaren op de overeenkomst van algemene voorwaarden met daarin

opgenomen

een arbitraal beding.

d. Bescherming van de consument

Pagina 7 van 15

(8)

Bouwend Nederland

de vereniging vanbouw- en Infrabedrljven

De

wet biedtmetde huidige regeling van Boek6 titel 5 afdeling3 'Algemene voorwaarden

'

voorconsumenten allereerst voldoende bescherming indien en voorzoverde algemene

voorwaarden niettijdig (lees: voorafgaand aan often tijde van hetsluiten van de overeenkomst)

ter hand zijngesteld (eruiteraard van uitgaande dat ze in de overeenkomst van toepassing zijn verklaard). De consument kan deze voorwaarden, en daarmee ook het arbitraal beding,

vernietigen indien daarvan geen sprake is geweesten hij dus nimmerkennis heeft

genomen

van dat beding.

Zijn de algemene voorwaarden welter hand gesteld, danis deconsument in beginsel bekend metde overeengekomen wijze vangeschillenbeslechting doorarbitrage - welkenaarwij zagen slechts in een beperktaantal bepaaldesectoren voorkomt.

Gaathet

om

een arbitraal beding in algemene voorwaarden, welke aan de consumentter

hand zijn gestelden met welkevoorwaarden hij zichakkoord heeft verklaard, maar waarvan deconsument alsnogvan mening isdat hij daardoorwordt benadeeld in zijn

belangen, dan kan hijdebescherming inroepen van de regeling zoalsopgenomen in het huidige art. 6:233 sub a

BW

of 6:248

BW,

en een beroep doen op hetonredelijk bezwarendheid van het beding. Hierbij zijntevens de zwarte en grijzelijsten van belang (6:236 en 6:237

BW,

resp, onredelijkbezwarende en vermoedonredelijk bezwarende bedingen).

Ook

van belang voor de bescherming van deconsument is Richtlijn 93/13/EEG van de Raadvan 5 april 1993 betreffendeoneerlijkebedingen in consumenten-overeenkomsten en de daarbij behorende blauwe lijstvan bedingen die oneerlijkkunnen zijn voor de

consument. Onder de in art. 3 lid 3 bedoelde lijstvan bedingen is, voor zoverheteen

arbitraal beding betreft, hetonder q vermelde bedingvan belang, inhoudende dat oneerlijk kan zijn het beding dat:

'totgevolgheefthetindienen van een beroep of hetinstellen van een rechtsvorderingdoor deconsumenttebeletten oftebelemmeren,

met name

door de consumentte verplichten zich uitsluitendtoteennietonder een wettelijkeregeling ressorterend scheidsgerechtte wenden, doorde

bewijsmiddelen waarop de consumenteen beroep kan doen op ongeoorloofde wijze tebeperken of

hem

eenbewijslastop teleggendie volgens hetgeldende recht normaliterop een anderepartijbijde overeenkomstrust 4

Over destatus van deze blauwe lijst kan overigensgeen twijfel bestaan. Artikel 3. lid 3 geeft aan dat het gaat

om

een indicatieve enniet uitputtendelijst van bedingen die alsoneerlijk

kunnen worden beschouwd. Het arrestvan hetHof vanJustitie van 7 mei

2002

((HvJ EG, 7 mei

2002

(Commissie/Zweden), C478/99, Jurispr.

2002

Blz 14147,)verduidelijkt datnog eens door te bepalendat:

'Hetstaatvast dateenerin voorkomendbedingnietnoodzakelijkerwijsais oneerlijkhoeftte wordenaangemerkt endatomgekeerdeen bedingdat erniet in voorkomt nochtans oneerlijkkan worden bevonden.'

Pagina 8 van 1b

(9)

Nederland

de vereniging vanbouw-enInfrabedrfjven

De

relatieve waarde van de blauwelijst is recentelijkonderstreept in de conclusie van Advocaat-generaal V. Trstenjakvan 6december201 1 in de zaak voor het Europese Hof vanJustitietussen Nemzeti Fogyaszróvédelmi Hatóség- InvitelTévkózlési Zrt (C-472/10).

De

advocaat-generaalschrijft:

80.

Met

betrekking totdecentrale vraagof hetlitigieuzebedingzelfals oneerlijk

moet

worden aangemerkt, dient te worden vastgesteld dat artikel

3

van richtlijn

93/13

met

een verwijzingnaarde begrippengoede trouwenaanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen slechts in abstracto de elementen omschrijft die een oneerlijk karakter geven aan een contractueel beding waarover niet afzonderlijk is onderhandeld. In deze context bevat de bijlage waarnaar artikel 3, lid 3, van de richtlijn verwijst, slechts een indicatieve en niet-uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Een in de lijst voorkomend beding hoeft niet noodzakelijkerwijs als oneerlijk te worden beschouwd, en omgekeerd kan een beding dat er niet in

voorkomt niettemin oneerlijk worden bevonden. Het enkele feit dat een beding in

de lijstvoorkomt betekentdusnietperdefinitiedat hetookoneerlijkis.

81. Ondanks deindicatieve waarde die volgens derechtspraak aan een dergelijk feit toekomt, dient het betrokken beding zelfstandig en gedetailleerd op zijn

eventuele oneerlijke karakter te worden beoordeeld. Bij deze beoordeling moeten overeenkomstig artikel4, lid 1, van richtlijn 93/13 alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is, op het

moment

waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking worden genomen, rekening houdend

met

de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekkingheeft.

Er moet dan ook geconcludeerd worden dat de huidige regeling de consument voldoende mogelijkheden geeft

om

beschermingte verkrijgen.

e. Artikel 6:233 suba

BW,

de richtlijn-conformeuitleg en de Inhoudstoets

Artikel 6:233

BW

geeft het algemenetoetsingskader en bepaaltonder a. dateen beding in

algemene voorwaardenvernietigbaar is indien het, geletop de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, dewijze waaropde voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijdse

kenbare belangen van partijen en deoverige omstandigheden van het geval, onredelijk

bezwarendvoor de wederpartij is. Het algemene toetsingskaderlaat derechter veel vrijheid, uiteraard wel met eenmotiveringsplicht.

De

nationalerechter dient bedingen zonodig ambtshalvete toetsen, zodra

hem

omstandigheden bekend zijndie daartoe nopen > zie

HVJ EG

16 november

2010

{pohotovosVs.no.

/

iveta korökovské), nr. c76-10, c 30, pb. eu,

29

januari 2011). Dat isimmiddels vaste lijn in de jurisprudentie van hetHof van Justitie.

Pagina 9 van 15

(10)

Bouwend Nederland

de verenigingvanbouw-eninfrabedrijven

DeNederlandse regeling geeftin art. 6:233 sub a

BW

de relevanteomstandigheden voor de toetsing weer. Hetzijn;

a. de aard en deoverigeinhoud van de overeenkomst;

b. de wijze waaropdevoorwaarden zijn totstand gekomen;

c. de wederzijds kenbarebelangen van partijen, en d. de overige omstandigheden van het geval.

Dit artikel moetdoorde nationale rechter richtlijnconform worden uitgelegd.

Hettoetsingskadervan deze richtlijn ishet volgende:

Als toetsingkader voor devaststelling van een oneerlijk beding geldt op basis van artikel 3 van de richtlijn, dat het moet gaan

om

een bedingin de overeenkomst waarover niet afzonderlijk is

onderhandeld, en welke, Instrijd met de goede trouw, het evenwichttussen de uitde overeenkomstvoortvloeiende rechten en verplichtingenvan de partijen ten nadelevan de consumentaanzienlijkverstoort. Hierbij moetde rechter in acht

nemen

dat 1) een beding steeds geacht wordtniet het voorwerp van afzonderlijke onderhandelingtezijn geweest wanneer het, met

name

inhet kader van een toetredingsovereenkomst, van tevoren is

opgesteld en deconsumentdientengevolge geen invloed opde inhoudervan heeft kunnen hebben, waaronder algemenevoorwaarden, en 2) de rechterkan in het kader van de

"oneerlijkheid" kijken naar de bijlagemetdaarop een indicatieve en niet uitputtendelijstvan bedingen die alsoneerlijk kunnen worden aangemerkt, waarbij in het achterhoofd moet worden gehouden dateen erin voorkomendbeding nietnoodzakelijkerwijsals oneerlijkhoeft teworden aangemerkten datomgekeerd een beding dater niet in voorkomt nimmer als oneerlijkzou kunnen worden aangemerkt. Artikel

4

bepaaltdan datvoor debeoordeling van hetoneerlijke karaktervan een beding van een overeenkomst alleomstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomstofvan een andere overeenkomstwaarvan deze afhankelijk is, inaanmerking worden

genomen

op het

moment

waaropde overeenkomstis gesloten in aanmerking genomen, rekening houdend metde aard van de goederenof diensten waarop de overeenkomst betrekkingheeft.

In het kadervan de toetsing aan onderdeel b. en c van art 6:233 onder a

BW

speeltart. 3 van

deRichtlijn 93/13/EEG eenbelangrijke rol (er is niet afzonde/lijkover het beding onderhandeld en het evenwichttussen rechten en verplichtingen is verstoord ten nadele van de consument).

In het kadervan detoetsing aan a. en d. van art 6:233 onder a

BW

isart.

4

van de richtlijnvan belang (de omstandighedenrondom sluiting overeenkomst, andere bedingen in de

overeenkomst, en de aard vande goederen en diensten).

Het gaatbij detoetsingvanonredelijk bezwarende bedingensteeds

om

eentoetsing aan de hand van de omstandigheden van het geval, waarbijvan doorslaggevend belangis of het evenwichttussen de uitde overeenkomstvoortvloeiende rechten en verplichtingenvan de partijen tennadele van de consumentaanzienlijk wordtverstoord.

De

rechter dientbij de

beoordeling alle omstandigheden van het geval

mee

tenemen. In haar arrest Freiburger

Kommunalbauten

GMBH

/ Hofstetter21overweegthet Hof daarover:

'Hetantwoord op de vraagofeen beding in eenovereenkomstaidannieteen oneerlijkkarakterheeft,

moet

volgens artikel

4

van derichtlijn worden gegeven met inaanmerkingneming van alleomstandigheden rond desluiting van de

Pagina 10 van 15

(11)

Bouwend Nederland

de vereniging vanbouw-en infrabedrijven

overeenkomst, ophet

moment

waarop de overeenkomstisgesloten, rekening houdend

met

de aard van de goederen ofdiensten waarop de overeenkomst betrekkingheeft Opgemerkt

moet

wordendatindezecontextookde gevolgen moeten wordenbeoordeelddiedatbedingkan hebbeninhetkader van hetop de overeenkomsttoepasselijke recht, hetgeen een onderzoek vanhetnationale rechtsstelselimpliceert

Het Hof van Justitiedoet zelfgeen uitspraak of een beding op grond van defeitelijke

omstandigheden van het geval als oneerlijkmoet worden aangemerktin het kader van de nationalewetgeving. Hetreeds aangehaalde arrest uit

2009

Pannon/Györfi vermeld daarover:

'HetHofheeftweliswaarbijdeuitoefening vande

hem

bijartikel

234 EG

toebedeelde bevoegdheidinpunt

22

van voormeldarrestOcéano Grupo Editorialen Salvat Editoresde a/gemene door degemeenschapswetgevergebruiktecriteria uitgelegd teneindehetbegrip oneerlijkbedingte definiëren,

maar

kanzich niet uitsprekenover detoepassing vandiealgemenecriteriaop eenspecifiekbeding dat

moet

worden onderzochtinhetlicht van deomstandigheden van hetbetrokken geval(ziearrestFreiburgerKommunalbauten, reedsaangehaald,punt22).

De

verwijzende rechter

moet

inhetlichtvanhet voorafgaandebeoordelenof een contractueelbedingais oneerlijk in dezin vanartikel3,lid 1, vanderichtlijnkan worden aangemerkt

In deonderdelen

80

en 81 van de conclusie van Advocaat/generaalV. Trstenjakvan 6 december 2011 inde zaak C-472/10 Nemzeti Fogyaszróvódelmi Hatósóg - Invitel Tóvkózlési Zrt is aangegeven waar het bij een toetsing daadwerkelijk op aan komt

80.

Met

betrekking totde centrale vraag ofhet litigieuzebedingzelf als oneerlijk

moet

worden aangemerkt, dient te worden vastgesteld dat artikel3 van richtlijn

93/13

met

een verwijzingnaar de begrippengoede trouw enaanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen slechts in abstracto de elementen omschrijft die een oneerlijk karakter geven aan een contractueel beding waarover niet afzonder/ijk is onderhandeld, in deze context bevat de bijlage waarnaar artikel3, lid3, van de richtlijn verwijst, slechts een indicatieve en niet-uitputtende lijst van bedingen die ais oneerlijk kunnen worden aangemerkt Een in de lijst voorkomend beding hoeft niet noodzakelijkerwijs ais oneerlijk te worden beschouwd, en omgekeerd kan een beding dat er niet in

voorkomt, nietteminoneer/ijk worden bevonden.Hetenkelefeitdateen bedinginde

lijst voorkomt, betekent dusnietperdefinitiedathetookoneerlijkis.

81. Ondanks de indicatieve waarde die volgens de rechtspraak aan een dergelijk feit toekomt, dient het betrokken beding zelfstandig en gedetailleerd op zijn

eventuele oneerlijke karakter te worden beoordeeld. Bij deze beoordeling moeten overeenkomstig artikel 4, lid 7, van richtlijn 93/13 alle omstandigheden rond de

sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is, op het

moment

waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking worden genomen, rekening

Pagina 11 van 1

(12)

Bouwend Nederland

de vereniging vanbouw-eninfrabedrijven

houdend

met

de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekkingheeft

Daarmee staatvast dat enkel feitelijkeomstandigheden bepalend zijnvoor devaststelling of een beding in algemene voorwaarden, in strijd

met

de goede trouw, het evenwicht tussen de uitdeovereenkomstvoortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijenten nadele van de consumentaanzienlijk verstoorten daarmee oneerlijk, of in termen van de Nederlandse regelingonredelijk bezwarend is'.

Op

grond van hetvoorgaande is nietalleen duidelijk datde bescherming van deconsument metde voorgestelde aanpassing van art. 6:236 onder n

BW,

verder gaat dan de

bescherming die consumentenontlenen aan de Richtlijn, het blijktookdat het bieden van een keuzemogelijkheid nietvan doorslaggevend belangis voorde vaststelling ofsprakeis

van een oneerlijkof onredelijkbezwarend beding,

f. Naareen afschaffing van deInhoudstoets?

Het conceptWetsvoorstel Herzienning arbïtragerechtlijkt er van uittegaan datmet het geven van een keuzemogelijkheid (ofwel het

opnemen

van een bedenktijd) aan de

consument de problemen uitde wereld zijn. Immers is die keuze gegeven engemaaktdan

lijktde rechter nietmeer te kunnen toekomen aaneenfeitelijke inhoudstoetsvan een

arbitrale beding.

Dezepremisse is echternietjuist. Devoorgestelde wijziging van art. 6:236 ondern

BW,

zal echter de huidige situatie niet veranderen. Er zullen zelfsmeer problemen ontstaan.

Devolgende aspecten zijn hierbijvan belang:

i. De keuzemogelijkheid dieart. 6:236ondern

BW

voorschrift, zal in de praktijk in

algemene voorwaarden van de gebruikerervan worden opgenomen. Het probleem is dat het

opnemen

van een keuzemogelijkheid in devoorwaarden niets verandert aanhet gegeven dat het gaat

om

een vantevoren opgesteld beding, waarover niet is

onderhandeld en

waarmee

de consumentheeft ingestemd zonderinvloed tehebben op de inhoud. Dat deconsumenteen keuze wordtgelaten en het enkelefeit dathij

aangeeftakkoord tezijn met arbitrage, betekenteveneens nietdat over deze voorwaarde afzonderlijkonderhandeld Is. Daarmee blijftook een beding met een keuzemogelijkheid vallen onder de richtlijn en denationale regeling en dus het

toetsingskader daarvan. Er verandertin die zin niets tenopzichte van de huidige situatie.

\i. Gezien deverregaandeconsumentenbescherming die de Europese wetgeveren het Hof van Justitievoorstaan, ligthetvoor de hand

om

aan te

nemen

dateen arbitraal beding nog steeds op oneerlijkheid kan wordengetoetst indien eenconsument zichdaarop beroept, of indien zulks ambtshalve gebeurd door een rechter. Immersin desituatie waarineen consumenteerst met arbitrage heeft ingestemd, kan deze zich in een procedureof daarna nog steeds beroepenophetonredelijk of oneerlijkzijn van het arbitrale beding, ondanks dathij daarin eerste instantiebinnen de

maand

heeft aangegeven akkoord te zijn met arbitrage. Dat kan hij bijvoorbeeld doen doortestellen

Pagina 12 van 15

(13)

Nederland

de vereniging vanbouw-en InfrabedrIJven

dat

hem

pas tijdensof na de arbitrageprocedurevan omstandighedenis gebleken op grond waarvan de gevolgde arbitragevoor

hem

als oneerlijken dusonredelijkbezwarend moet worden beschouwd. De keuzemogelijkheid leidtdan ookniettoteenandere dan dehuidige regeling. Deinhoudstoetsblijftookdan doorslaggevend.

iii. Kiestde consumentvoor de overheidsrechter dan is er niets aan dehand. Een consumentzal echterniet snel genegenzijn

om

in een geschil zijn keuze aan de

wederpartij kenbaartemaken, dat blijktook uitdeprocespraktijk. Enjuistdan ontstaan er problemen indien de termijn verstrijkt en de opdrachtnemer gaatarbitreren (waartoe

hij op basisvan hetnieuwe art. 6:236 ondern

BW

dan bevoegd zouzijn). Naaronze mening blijftin dezesituatie altijd de mogelijkheid, en dus hetrisico bestaan, datde consument alsnog verweerzal voeren en zich daarbijkan beroepen op een

richtlïjnconforme uitleg, alsmede kan de arbiter of rechter (laatstgenoemde ook in een vernietigingsprocedure) het beding ambtshalvetoetsen en zo nodigvernietigen omdat hetonredelijkbezwarend is.

De

consument kan Immers stellendat het

om

een onredelijk

bezwarendbeding gaat en hij dus ookniet gehouden kanworden

om

een keuze kenbaar te maken.

Ook

hier zal de keuzemogelijkheid niet lelden toteen andere situatie dan de

huidige. De inhoudstoets blijftook dandoorslaggevend.

iv. In zaken waarin Nederland arbitrage plaatsheeft, isgeen sprake van een impulsief sluitenvan eenovereenkomst doorvan de consument. Hetbetreft veelal weloverwogen en uitonderhandelde contracten, waarbij deconsument nietover een nacht ijsis gegaan en waar hij bekend is metde algemene voorwaarden. Ergaan in de precontractuele fase vaak

weken

ofmaanden over heen en de toegevoegdewaarde van eenmaand bedektljd valt danniet in te zien.

v.

Met

hetmoeten bieden van een bedenktijd gaat er voor de opdrachtnemer een

maand

verloren. Bijde aankoopvan een woning, een van de belangrijkste zaken waarover een consument contracteert, isdewettelijkebedenktijd slechtsdrie dagen (zie art. 7:2 en 7:766lid 2 BW), Met dezetijd gaatvoor de opdrachtnemerkostbare tijd verloren

om

gerechtvaardigde vorderingen opde consument te kunnen innen.

vi.

De

gehele discussieover een onredelijk bezwarend arbitraal beding vindt binnen een procedurevoor deoverheidrechterof hetarbitrageinstituut steevast plaats inhetkader van een opgeworpen incident houdendeeen beroep op de onbevoegdheid. Zo'n incident wordt doorde rechter/arbiter eerstbehandeld en in hetincident volgt ook een

kostenveroordeling. Deervaring in depraktijk leert dateen incidentvan onbevoegdheid door de consument nietaltijdzuiver wordtopgeworpen, maarvaakfungeertals

vertragingstactiek (deprocedureduurt langer) of als kostenverhogendefactor voorde

wederpartij. Dat werkt dus niet alleen kostenverhogend voor de wederpartij maar ook voordeoverheid omdat de rechter meerwerkheeft en langer metde zaak bezig Is.

Voorbeelden uitde rechtspraktijkzijn LJN:

B09517,

Rechtbank Middelburg ,

72339

/

HA ZA

10-122, 13-10-2010 en.UN: AT9857, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 1

10594 HA ZA

04-1 120, 20-4-2005.

g. Conclusieop ditonderdeel

Pagina 13 van 15

(14)

Bouwend Nederland

de vereniging vanbouw-eninfrabedrijven

Hetonredelijk bezwarend zijnvan een arbitraalbeding moet nietoekoppeid worden aan hetal

dan nietbieden van een keuzemogelijkheid aan deconsument. Het bieden van een

keuzemogelijkheid aan deconsument zal inde praktijk namelijktot meer/nieuwe problemen aanleiding geven, met

name

waar hetdeverdere invulling van dekeuzemogelijkheid betreften de consequentieservan. Ookzal de wijziging juist aanleiding geven tot meer onduidelijkheid en werkt deze kostenverhogend voor deoverheiden dewederpartij van de consument. Dat de wijziging bijdraagtaan hetvertrouwen van consumenten in arbitragevalt nietin te zien.

Het verdientdan ook sterkde voorkeur

om

het huidigeart. 6:236 ondern

BW

ongewijzigd te laten bestaan. Enkelwanneerarbitrage tot gevolg heeft datde consumentdaadwerkelijk in zijn

belangen wordtgeraakt, zou vernietiging van een arbitraalbeding mogelijkmoetenzijn en daarvoor biedtdehuidigeregeling voldoende waarborgen.

Wij geven eenpaar voorbeelden van mogelijkreële belangenvan een consument:

1.

De

consumentstelt en bewijst dat de kostenvan de arbitrageprocedure veel hogerzijn

dan die bijde overheidsrechteren zijnfinanciële positie beperkt

hem

in demogelijkheden

om

zijn zaakte latenbeslechtenen zijnrecht te halen.

2. De zittingsplaatsvanhet scheidsgerechtiste vergelegen van de woonplaats van de consument.

3. Onvoldoende gewaarborgde kwaliteiten onpartijdigheid van het scheidsgerecht.

Bouwend

Nederland wijst erop dat arbitrage bij consumentenzaken niet veelvuldig voorkomt en arbitrage beperktis binnen bepaalde sectoren, waarvoor de beslechtingvan een geschil inveel gevallen specifieke deskundigheidis vereist diearbiters kunnen bieden. Het iijktoverigens ook zaak

om

bijvoorbeeld consumentenorganisaties, zoals de Consumentenbond, Vereniging

eigenhuis, maar ook bijvoorbeeld rechtsbijstandverzekeraars ofadvocaten te bevragen naar hun ervaringen metarbitragein consumentenzaken. Het zouniet verbazenwanneer dat uitwijstdat de ervaringen met arbitrage positief zijn.

Als nietbesproken omstandigheden, maarwel relevant bij hetafwegenvan belangen, moeten verder niet uit hetoog worden verloren dat consumententegenwoordig veel mondiger zijn, zij in

een informatiemaatschappij leven en rechtsbijstandverzekeringen onder consumenten inmiddels eenwijd verspreid fenomeen is. Dit laatste voorzietconsumenten van voldoendejuridische kennisen ondersteuning.

3. Enige kanttekeningen bijartikel III van hetconceptwetsvoorstel

a. Artikel 1048a

Bouwend

Nederland vindt dit artikel nietgoedleesbaar, ja zelfs onleesbaar. Dat moetbeslist verbeterd worden.Wij geven de voorkeur aan deredactie zoals te vinden in hetvoorstelvoor

artikel

1048A

finbreuk op bepalingen)^van de werkgroep onder leiding van Prof MrA.J. van den >

Berg.

b. Artikel 1064a

Pagina 14van to

(15)

Nederland

de vereniging vanbouw-enInfrabedrijven

Bouwend

Nederland begrijptniet

waarom

in hetvijfde lidvan dit artikelgesproken wordt over een uitspraakin hoger beroep, waar devordering totvernietiging volgens hetvoorstel rechtstreeks bij hethof dient te worden ingesteld,

c. Artikel 1065a

In hetvijfde lid moetslecht worden gelezen als "slechts".

Het achtstelid gaat ervanuit dat het aan de voorzieningrechter is

om

verlof tot

tenuitvoerlegging te verlenenof te wijzigen. Datstrooktnietmet watwordt voorgesteld in artikel 1062, lid 1 op grond waarvan hetverlof wordt gegeven door het gerechtshof. Her achtste lid van artikel 1065a moet dus worden aangepast, hetgeenook geldtvoor de daarin

opgenomen woorden "hoger beroep", want daarvan is naar wij

menen

in deze geen sprake.

d. Artikelen 1060 en 1061

Deze bepalingen,die gaan over de verbetering van een vonnis, respectievelijk overde aanvulling van eenvonnis, kennen daarvoorin de nieuw voorgestelde opzettwee

verschillende termijnen, te weten drie

maanden

en dertigdagen.

Omdat

in de praktijkhet onderscheid tussen verbetering en aanvulling niet altijd evenscherp is, bepleiten wij

om

in

dezesituaties een identieke termijn tehanteren, waarbij onzevoorkeur uitgaat naarde termijn van driemaanden. Datbetekenteen aanpassing in artikel 1061.

e. Artikel

1066

Zien wij het goeddatdetweede wijziging als voorgesteld betrekking heeftop hetzesde lid

en dusniet op hetderde lid?

Uiteraard zijn wij gaarnebereid

om

onze standpunten nader aan u toe telichten zo u daar behoefte aan hebt.

Hoogachtend,

Bouwend

Nederland

j*f. J.L van Tuinen Algemeendirecteur

Pagina 15 van 1b

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Omdat lokale politieke partijen per definitie alleen actief zijn in één gemeente, zouden zij ten opzichte van landelijke partijen minder effectief kunnen zijn omdat zij

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie

Als hij/zij een ernstige fout heeft gemaakt Als hij/zij niet integer is geweest Als inwoners gemeente geen vertrouwen meer hebben Als gemeenteraad geen vertrouwen meer heeft

Dit onderzoek laat zien dat verschillende, belangrijke nieuwe Europese politieke thema’s invloed kunnen hebben op de taakuitvoering van decentrale overheden in Nederland?. Daarbij

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

Alle politieke partijen erkennen dat ze niet zoveel van elkaar verschillen. Zowel over de belangrijkste onderwerpen als de belangrijkste keuzes daarbinnen wordt opvallend