• No results found

Raadsmededeling - Openbaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Raadsmededeling - Openbaar"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raadsmededeling - Openbaar

Nummer : 180/2014

Datum : 13 november 2014

B&W datum : 13 november 2014 Beh. ambtenaar :

Portefeuillehouder : T.M.M. Kok Onderwerp : verordening 212 Aanleiding

Vragen RTG van 4 november Inhoud mededeling

De volledige nieuwe tekst model 2014 VNG is verwerkt in de nieuwe verordening 212 v.d. gemeente.

Dit zijn nieuwe onderdelen en zijn vrijwel 1 op 1 overgenomen van het VNG-model.

rood = extra t.o.v. modelverordening VNG en is overgenomen uit oude verordening 212 uit 2009.

groen = is originele tekst van model 2014 VNG. Dit is niet altijd 1 op 1 overgenomen.

blauw = toegevoegd

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

- afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

- inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

- netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen,

kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

- overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een

publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

(2)

- sub programma: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product van de productenraming en productenrealisatie;

- rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten;

- doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt;

- doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald;

- financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Aalten;

- financiële administratie: de financiële administratie omvat het systematisch verwerken van mutaties betreffende de financiële gegevens teneinde te komen tot een goed inzicht in:

 de financieel-economische positie;

 het financiële beheer;

 de uitvoering van de begroting;

 het afwikkelen van vorderingen en schulden;

 alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

- begroting: de door de raad vast te stellen begroting zoals bedoeld in artikel 189 e.v. Gemeentewet (de programmabegroting), tenzij anders aangeduid;

- productenraming (beheersbegroting): de door het college vast te stellen raming van de te leveren producten en diensten.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

2. Per programma stelt de raad het volgende vast:

- de beoogde maatschappelijke effecten (wat willen we bereiken);

- de te leveren goederen en diensten (wat gaan we daar voor doen);

- de baten en lasten (wat mag het kosten).

3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten de onderverdeling van de programma’s in sub programma’s vast.

4. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

5. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

6. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per sub programma weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per sub programma weergegeven.

2. De onderverdeling van de programma’s in producten staat voor de raadsperiode in principe vast.

Alleen bij dringende redenen kunnen er wijzigingen worden toegepast, die dan expliciet in de begroting vermeld worden.

(3)

3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende

investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

4. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de

meerjarenraming en de investeringen.

5. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

1. Het college biedt uiterlijk 31 mei aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. In deze kadernota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering (zie artikel 7 tussentijdse rapportage) en de jaarrekening en het jaarverslag (zie artikel 8). Tevens worden hierin de budgettaire uitgangspunten vastgelegd. De raad stelt deze nota en het budgettair kader vast conform de datum zoals aangegeven in de planning en control cyclus.

2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma en het overzicht wijzigingen en algemene dekkingsmiddelen.

2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

3. Het college informeert de raad vooraf of via de twee tussentijdse rapportage als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde

investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

4. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college een investeringsvoorstel voor het vaststellen van een

investeringskrediet en de bijbehorende dekking aan de raad voor. Bij investeringen groter dan 1 miljoen informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Uitvoering begroting

1. Het college draagt er zorg voor dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

2. Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

a. de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productenraming;

b. de beschikbaar te stellen budgetten uit de productenraming en kredieten voor investeringen, passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de begroting en de uiteenzetting van de financiële positie.

3. Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s, zoals geautoriseerd in de begroting met eventuele wijzigingen, niet worden overschreden.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage

(4)

1 Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente.

2. De tussentijdse rapportages worden aan de raad aangeboden uiterlijk op de volgende tijdstippen:

- de voorjaarsnota in juli van het lopende begrotingsjaar;

- de najaarsnota in december van het lopende begrotingsjaar.

3. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting en de paragrafen.

4. De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

a. de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar sub programma’s;

b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar sub programma’s;

c. het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

d. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en e. het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d,

alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

5. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van sub programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 10.000

toegelicht.

6.De rapportages hebben onder andere betrekking op afwijkingen welke ontstaan tussen de uitgangspunten zoals vermeld in de programmabegroting en de (tussentijdse) realisatie. Dit impliceert zowel belangrijke afwijkingen bij de te bereiken maatschappelijke doelen als relevante afwijkingen van financiële aard.

7. De raad bepaalt mede aan de hand van de informatie zoals bepaald in het vorige lid of de beleidsdoelen en/of budgetten van de programma’s bijstelling behoeven.

Artikel 8. Jaarstukken

1. Het college legt verantwoording over de programma’s af in de jaarstukken. In de verantwoording bestaande uit de jaarrekening en het jaarverslag geeft het college aan:

- wat bereikt is;

- wat er voor gedaan is;

- wat de kosten waren;

- hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

2. De raad bepaalt aan de hand van de gerealiseerde effecten of de beleidsdoelen bijgesteld moeten worden.

Artikel 9. Informatieplicht Het college besluit niet over:

a. de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 1.000.000;

b. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 10.000.000;

c. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 10. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare

overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

(5)

Artikel 11. Paragrafen

1. Het college verstrekt bij de begroting en de jaarstukken via de voorgeschreven paragrafen in ieder geval de informatie zoals bedoeld in de artikelen 9 tot en met 16 van het Besluit begroting en

verantwoording (BBV).

2. In de tussentijdse rapportages wordt eveneens aandacht geschonken aan de paragrafen. Daar worden in ieder geval de relevante ontwikkelingen vermeld.

3.In de begroting, jaarstukken en tussentijdse rapportages wordt apart ingegaan op de inventarisatie en beheersing van risico’s. Naar aanleiding van het kwalificeren van de risico’s wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.

4. In de jaarstukken en de begroting wordt een apart overzicht van de verstrekte c.q. te verstrekken subsidies opgenomen, met een toelichting op het beleid.

[Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

b. de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

c. de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

d. de rentevisie voor de komende vier jaar; en e. […].

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de solvabiliteitsratio;

b. de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

c. de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

d. de ontwikkeling van de som van de voorraden bouwgrond, de voorraden onderhanden werk en overige voorraden als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

e. de ontwikkeling van de som van de leningen aan derden en de leningen aan verbonden partijen als percentage van de gemeentelijke inkomsten;en

f. […].

2. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud

kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de voortgang van het geplande onderhoud;

b. de omvang van het achterstallig onderhoud; en c. […].

2. Het college biedt de raad tenminste eens in de [aantal] jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het

(6)

onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

3. Het college biedt de raad tenminste eens in de [aantal] jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

4. Het college biedt de raad tenminste eens in de [aantal] jaar een onderhoudsplan gebouwen aan.

Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

b. de kosten van inhuur derden;

c. de huisvestingskosten;

d. de automatiseringskosten;

e. de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant; en

[Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. […].]?

Artikel 22. Grondbeleid

1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

a. het verloop van de grondvoorraad;

b. de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten; en c. […].

2. Het college biedt de raad ten minste eens in de [aantal] jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

b. te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

c. het verloop van de grondvoorraad;

d. de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden; en e. […].

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 12. Financiële positie

1.Het college draagt er zorg voor dat de begroting, meerjarenraming en jaarstukken een zodanig inzicht geven dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de financiële positie en over de baten en lasten. In het bijzonder de gemeenteraad moet in staat zijn zich een zodanig oordeel te vormen.

2. Het totaalbedrag aan garanties en waarborgen wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

(7)

3. De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de daarin opgenomen investeringsbudgetten.

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

1. Materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd. Op deze activa kan worden afgeschreven.

2. Op materiële vaste activa met een economisch nut wordt afgeschreven.

3. De begrippen economisch en maatschappelijk nut alsmede de methodiek van waarderen, afschrijven e.d. worden vastgelegd in de nota ‘’verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen’’. Het college biedt deze (geactualiseerde) nota separaat en minimaal één keer per vier jaar ter vaststelling aan de raad aan.

4. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

5. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in [...] jaar afgeschreven.

6. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in [...] jaar afgeschreven.

Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen

1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

a. belastingdebiteuren;

b. debiteuren bijstandverstrekking;

c. algemene debiteuren;

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar ter vaststelling een (geactualiseerde) nota reserves en voorzieningen aan.

2. De nota behandelt ondermeer de functie, de vorming en vrijval van reserves en voorzieningen, de toerekening en verwerking van rente, de weerstandscapaciteit en het gewenste

weerstandsvermogen. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

a. de vorming en besteding van reserves;

b. de vorming en besteding van voorzieningen; en c. de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

a. het specifieke doel van de reserve;

b. de voeding van de reserve;

c. de maximale hoogte van de reserve; en d. de maximale looptijd.

3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 16. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Het uitgangspunt is dat de tarieven zoveel mogelijk kostendekkend en marktconform dienen te zijn. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten (+ opslag overhead?).

2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en

(8)

voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

3. Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en

afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 14. Prijzen economische activiteiten

1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt

tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 17. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

1. Het college geeft jaarlijks in de kadernota zoals aangegeven in artikel 4, het beleid aan voor de lokale heffingen voor het komend begrotingsjaar.

2. Het college biedt de raad eens in de [jaar] een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 18. Financieringsfunctie

1. De financieringsfunctie is uitgewerkt in het treasurystatuut.

2. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie (treasury) zorg voor een juiste uitvoering van de richtlijnen, zoals vastgelegd in het door de raad vastgestelde treasurystatuut.

3. Het treasurystatuut wordt iedere vier jaar geactualiseerd en separaat ter vaststelling aan de raad voorgelegd.

4. Over de uitoefening van de treasuryfunctie wordt regelmatig gerapporteerd door middel van een aparte paragraaf in de begroting en de jaarstukken.

(9)

1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

b. er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

2. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

4. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grote van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

Artikel 19. Registratie bezittingen en vermogen

1. Het college draagt zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

2. Het college draagt er zorg voor dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd.

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Administratie

1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, […];

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de

doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de

doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 21. Financiële organisatie Het college draagt zorgt voor:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

(10)

d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

e. de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

f. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

g. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

h. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

i. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

j. de inrichting en de werking van de financiële administratie zodanig dat wordt voldaan aan het BBV en andere relevante wet- en regelgeving;

h. de vereiste informatie die moet worden verstrekt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 22. Budgetverdeling en -beheer

1. Het college legt in het besluit Regeling Budgethouders Gemeente Aalten in elk geval de regels vast voor de verlening van mandaten aan functionarissen voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

2. Het college wijst de budgetten uit de productenraming en de kredieten voor investeringen van de vastgestelde investeringsbesluiten eenduidig toe aan de budgethouders.

3. De Regeling Budgethouders Gemeente Aalten wordt iedere vier jaar geactualiseerd en separaat ter vaststelling aan de raad voorgelegd.

Artikel 23. Aanbesteding en inkoop

1. Het college draagt zorg voor en legt in een besluit de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten vast;

2. De interne regels waarborgen ondermeer dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.

3. Wanneer daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld wijziging aanbestedingswet of inkoopvoorwaarden, dan worden de interne regels geactualiseerd.

Artikel 24. Interne controle

1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden

gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

3. Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen;

(11)

4. De resultaten van de interne controle worden via de tussenrapportages aan de raad ter kennisgeving aangeboden.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 25. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Aalten (ex artikel 212 Gemeentewet), citeertitel ‘’Financiële verordening gemeente Aalten’’ en vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2009 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting,

jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 en is voor het eerst van toepassing op de begroting 2015.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Aalten 2015.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 25 november 2014.

De raad van de gemeente Aalten,

De griffier, De voorzitter,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Dat Woonvisie, haar dochtermaatschappijen en de verbonden ondernemingen waarvan Woonvisie meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan uitsluitend

Indien een deel van deze vereisten moet worden uitgevoerd door een accountant is het college bevoegd hiervoor de opdracht verlenen aan een andere dan de door de raad

Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden

Er wordt gewerkt conform de Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van Stroomopwaarts

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van het openbaar

Bij voorgenomen besluiten met verstrekkende financiële gevolgen zal Stichting Wonen Midden-Delfland de financial controller belast met de beheersing van risico’s altijd

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente