• No results found

Van de schaarste. ende overvloed i. Advies. Cultuurnota 2001/2004. Muziek en. Muziektheater. Raad voor. c 00 5 CjO. Cultuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Van de schaarste. ende overvloed i. Advies. Cultuurnota 2001/2004. Muziek en. Muziektheater. Raad voor. c 00 5 CjO. Cultuur"

Copied!
228
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Van de schaarste

ende overvloed

i

Advies

Cultuurnota

2001/2004

14

Muziek en

Muziektheater

Raad voor

c 00 5 CjO

Cultuur

O

(2)

De Raad voor Cultuur is het wettelijk adviesorgaan van de regering voor het cultuurbeleid. Hij adviseert zowel over algemeen beleid en regelgeving als over concrete beslissingen, zoals subsidiebeschikkingen.

De Raad voor Cultuur is een onafhankelijke instantie die, gevraagd en ongevraagd, adviezen uitbrengt over media en informatie, cultureel erfgoed en kunst. Deze terreinen zijn onderverdeeld in de volgende aandachtsgebieden:

archeologie, archieven, architectuur en stedenbouw, beeldende kunst en vormgeving, bibliotheken, culturele dimensie van de ruimtelijke ordening, dans, film, media, letteren, monumenten, musea, muziek en muziektheater, theater.

Daarnaast adviseert de Raad over aspecten als culturele diversiteit, cultureel ondernemerschap, cultuur en jongeren, cultuurbeoefening door amateurs, cultuureducatie en onderwijs, interdisciplinaire samenwerking,

internationaal cultuurbeleid en de toepassing van nieuwe media en technologie.

De Raad voor Cultuur bestaat, naast de voorzitter, uit 24 leden die voor vier jaar worden benoemd. Onder de Raad ressorteren commissies voor de verschillende aandachtsgebieden en bovensectorale gebieden, die bestaan uit leden van de Raad en externe leden.

Het Cultuurnota-advies 2001-2004 bestaat uit een algemeen deel en 16 sectordelen:

Q Algemeen Amateurkunst 2 Archieven Architectuur en Stedenbouw ^ Beeldende Kunst en Vormgeving ^ Bibliotheken ^ Bovensectoraal ^ Dans § Film ^ Fondsen 10 Letteren 11 Media 12 Monumenten en Archeologie 13 Musea 14 Muziek en Muziektheater 15 Theater 16 Kunstvakonderwijs

(3)

00-306 Van de schaarste ende overvL

Ia/O f-PT /U/STiy tT6ec £0^

Bceki aanstichting ^ ■ Herengracht 415

1017 5P An®l6Td8l^^

Tal. £243733

(4)

Muziek en Muziektheater

(5)

Advies Cultuurnota 2001-2004

(6)

nhoud

Inleiding 9

Orkesten

Het Brabants Orkest 27 Het Gelders Orkest 28

Koninklijk Concertgebouworkest 29 Limburgs Symphonie Orkest 31 Muziekcentrum van de Omroep 33 Nederlands Ballet Orkest 35

Nederlands Philharmonisch Orkest 36 Nederlands Promenade Orkest 39 Noordhollands Philharmonisch Orkest 40 Noord Nederlands Orkest 42

Orkest van het Oosten 43 Residentie Orkest 45

Rotterdams Philharmonisch Orkest 47 Studio Philharmonia 49

Opera en muziektheater

BASALT 53

Belcanto Festival Dordrecht 54 BUFFO Operamakers 55 De Nederlandse Opera 56 GeestGronden 57

Hans Dagelet c.s. Muziektheater 59 Hoofdstad Operette 60

Internationaal Opera Gentrum Nederland 62 Laboratorico Lirico 63

Mime Geeft Vreugde 64

Muziektheater Hollands Diep 65 Nationale Reisopera 66

Nieuw Israëlitisch Weekblad 67 Opera Trionfo 68

Opera Zuid 69 SPANGA 70

Stichting GodArts 71 Stichting Vrije Val 72 7AMAR 73

Xynix 74

Het algemene deel bevat een lijst met alle Het financiële kader onder aan elk De tekst van 'Van de schaarste ende aanvragers per sertor met daarin naam instellingsadvies is gebaseerd op door overvloed' is ook te vinden op internet:

van de instelling en advies: het Ministerie van OCenW verstrekte http://www.cultiiiir.nl - huidige subsidie verhogen/subsidie toekennen cijfers

- huidige subsidie verlagen

-globaal huidige subsidie continueren - subsidie becindigen/subsidieverzoek afwijzen.

(7)

Vocale muziek

Cappella Amsterdam 77 Cappella Pratensis 78

Internationaal Vocalisten Concours 's-Hertogenbosch 79 Koor Nieuwe Muziek 80

Nederlands Kamerkoor 81 Quinck Vocaal Ensemble 82 Toonkunstkoor Amsterdam 83 Vereniging Vrienden van het Lied 84

Ensembles

Amsterdam Loeki Stardust Qiiartet 87 Amsterdam Wind Orchestra 88 Anumadutchi 89

ASKO Ensemble 90

Aurelia Saxofoon Kwartet 91 Barokorkest Concerto '91 92 Calefax 93

Cello Octet Conjunto Iberico 94 Circle Percussion 95

Combattimento Consort Amsterdam 96 Combustion Chamber 97

De Ereprijs 98

De Nederlands Bachvereniging 99 Doelenensemble 100

Ebony Band 101

Het Nederlands Fluitorkest 102 Hexagon Ensemble 103 Ives Ensemble 104

Les Permques d'Amsterdam 105 Maarten Altena Ensemble 106 Mondriaan Kwartet 107

Nederlands Blazers Ensemble 108 Nieuw Ensemble 109

Nieuw Sinfonietta Amsterdam 110 Nieuwe Slagwerkgroep Amsterdam 111 Orkest de Volharding 112

Orkest van de Achttiende Eeuw 113 Orlando Academie 114

Osiris Trio 115 Raduga-Ensemble 116 Schönberg Ensemble 117

De tekst van 'Van de schaarste endc overvloed' is ook te vinden op internet:

http://www.cultuiir.nl Het algemene deel bevat een hjst met alle Het financiële kader onder aan elk

aanvragers per sector met daarin naam instellingsadvies is gebaseerd op door van de instelling en advies: het Ministerie van OCenW verstrekte - huidige subsidie verhogen/subsidie toekennen cijfers

- huidige subsidie verlagen

- globaal huidige subsidie continueren - subsidie beëindigen/subsidieverzoek afwijzen.

(8)

Schönberg Kwartet 118 Slagwerkgroep Den Haag 119

The Amsterdam Baroque Orchestra & Choir 120

Jazz en geïmproviseerde muziek

Bik Bent Braam 123 Bimhuis 124 Contraband 125

de Oefening de Kunst 126 Dick de Graaf Septet 127 Dutch Jazz Orchestra 128 Gijs Hendriks Band 130

jazz Orchestra of the Concertgebouw 131 Maiden Voyage Jazz Orchestra 133 Nederlands Jazz Archief 134 Paiinckx 736

Paradox 137

Paul van Kemenade Quintet 138 Pierre Gourbois Kwintetten 139 Podium Trio 140

Samponé Music Productions 141 SJU/SJU Jazzpodium 142

Stichting Black Straight Music 143 Stichting Haast 144

Stichting Jazz en Wereldmuziek Kollektief 145 Stichting LOOS 146

The Jungle Warriors 147 TryTone 148

Willem Breuker Kollektief 149

Popmuziek

De Grote Prijs van Nederland 153 De Kift 154

Nationaal Pop Instituut 155 Nighttown 157

Noorderslag 158 Patronaat 159

Stichting The Game of Life 160 Vereniging Nederlandse Poppodia 167 Waterfront 162

Het algemene deel bevat een lijst met alle aanvragers per sector met daarin naam van de instelling en advies;

- huidige subsidie verhogen/subsidie toekennen cijfers - huidige subsidie verlagen

- globaal huidige subsidie continueren - subsidie becindigen/subsidieverzoek afwijzen.

Het financiële kader onder aan elk instellingsadvies is gebaseerd op door het Ministerie van OCenW verstrekte

De tekst van 'Van de schaarste ende overvloed' is ook te vinden op internet:

http://www.culruur.nl

(9)

Niet-westerse muziek

Amsterdam Roots Festival 165 Cultuurpaleis 166

Dunya 167 Kulsan 168 Music Meeting 169 Oye Listen 171 Paradox 172 Proma 173 Raras Budaya 174 RASA 175

Roots & Routes 177 Samba Salad 178 Sferra 179

Stichting Kleurrijk Centrum Rotterdam 180 Tropeninstituut Theater i8r

Wereld Muziektheater Festival 182 Weshm 183

Podia, werkplaatsen en productiehuizen

De Suite- werkplaats nieuwe muziek 187 Intro 188

Korzo Muziekproducties 190 Muziekcentrum De IJsbreker 192 Muziekcentrum 's-Hertogenbosch 193 Muziekwerkplaats Brabant i.o. 194 Prime 195

Stichting Nieuwe Muziek Zeeland 197

Intermediairs

De Nederlandse jazzdienst 201 Gaudeamus 202

MuziekGroep Nederland 204 Nederlandse Raad voor Muziek 206 Organisatie Oude Muziek 207

Stichting Internationale Concerten en Werkgroepen 208

Het algemene deel bevat een lijst met alle aanvragers per sector met daarin naam van de instelling en advies:

- huidige subsidie verhogen/subsidie toekennen - huidige subsidie verlagen

-globaal huidige subsidie continueren - subsidie beëindigen/subsidieverzoek afwijzen.

Het financiële kader onder aan elk De tekst van 'Van de schaarste ende instellingsadvies is gebaseerd op door overvloed' is ook te vinden op internet:

het Ministerie van OCenW verstrekte http://www.cultuur.nl cijfers

(10)

Archief en onderzoek

Centrum voor Elektronische Muziek 211

J.E.M. Foundation (Project Joods Muziekcentrum) 212

Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 213 Musica Neerlandica 214

Nationaal Muziekinstrumenten Fonds 215 Nederlands Muziek Instituut 216

STEIM 217 Stichting M97 218

Stichting Vrouw en Muziek 219 Sweelinck Collectie 220 Toonkunst-Bibliotheek 221 Walter Maas Huis 222

Festivals en concoursen

Alink-Argerich Foundation 225

Conservatorium van Amsterdam, afdeling Jong Talent 226 Grachtenfestival 227

International Folk Festival 228

Internationaal Orgelfestival Haarlem 229 November Music 230

Orlando Festival 231

Slagwerkfestival The Big Bang 232

Stichting Kathedrale Basiliek Sint-Bavo (César Franckconcours) 233 Stichting Kathedrale Basiliek Sint-Bavo (Masterclass César Franck) 234 Stichting Rumor 235

The International Holland Music Sessions 236

Overige

Muziekgroep Briza 239

Stichting Kathedrale Basiliek Sint-Bavo (serie orgelbespelingen) 240 Stichting Oude Muziek De Graafschap 241

Huygens-Fokker 242

Het algemene deel bevat een lijst met alle aanvragers per sector met daarin naam van de instelling en advies:

- huidige subsidie verhogen/subsidie toekennen - huidige subsidie verlagen

- globaal huidige subsidie continueren - subsidie beeindigen/subsidieverzoek afwijzen.

Het financièie kader onder aan elk De tekst van 'Van de schaarste ende instellingsadvies is gebaseerd op door overvloed' is ook te vinden op internet:

het Ministerie van OCenW verstrekte http://www.cultuur.nl cijfers

(11)

Het muziekleven in Nederland is gevarieerder en rijker dan ooit. Verwierven een eeuw geleden de symfonieorkesten hun centrale plaats in de muziekcultuur, nu, meer dan honderd jaar later, is het landschap verrijkt met talloze ensembles en groepen in klassieke en hedendaagse muziek, jazz en geïmproviseerde muziek, popmuziek, niet-westerse en wereldmuziek.

Een rijke muziekcultuur is ondenkbaar zonder ondernemende musici, producenten en programmeurs. In verhouding tot wat er in totaal omgaat in de muzieksector is het aandeel rijkssubsidies bescheiden. Met relatief weinig overheidsmiddelen wordt hier veel tot stand gebracht.

Het record aantal aanvragen in het kader van de nieuwe Cultuurnota alsmede de hoge kwaliteit ervan hebben de Raad op het terrein van muziek en muziektheater indringend geconfronteerd met de sterk gegroeide dlV6rSlt6lt.

Die verscheidenheid staat in schril contrast met de tot op heden gebruikelijke verdeling van de muzieksubsidies. Tijdens de Cultuurnotaperiode 1997-2000 werd van in totaal ƒ191.000.000,- bijna ƒ100.000.000,- aan de symfonieorkesten

toebedeeld en ruim ƒ60.000.000,- aan het muziektheater. De resterende subsidiesom van ƒ31.000.000,- werd aan intermediaire instellingen en aan de andere muziekgenres besteed.

Zelfs de in het totaalbedrag inbegrepen verhoging van ƒ30.000.000,- in 1997 werd in diezelfde verhouding verdeeld. De Raad is dan ook in de eerste plaats van mening dat de nieuwe Cultuurnota tot een rechtvaardiger verdeling van de muzieksubsidies moet leiden. De Raad heeft daartoe een serie ingrijpende voorstellen ontwikkeld die moeten leiden tot een betere weerspiegeling van het huidige muzikale landschap.

Zo vindt de Raad het te billijken dat het bestel van de symfonieorkesten opnieuw kritisch bezien wordt. Daarmee wordt de discussie over de taakstelling van het orkestenbestel opgepakt waar zij in het begin van de jaren negentig gebleven is.

De Raad stelt voor om door middel van opheffing of fusie van een aantal orkesten een bedrag van tenminste f-10.000.000,- te besparen en aan te wenden voor andere muzieksectoren. De besparingen lopen op tot ƒ13.000.000,-wanneer een vernieuwde landelijke operettevoorziening op een flexibeler leest wordt geschoeid.

De Raad heeft 175 beleidsplannen voorgelegd gekregen waarvan tweederde van nieuwe aanvragers\ vooral uit de ensemblewereld, de jazz en geïmproviseerde muziek, de pop- en niet-westerse muziek en het muziektheater. Over 121 aanvragen is een positief subsidieadvies uitgebracht, waarvan de helft nieuwe aanvragers betreft.

Bij adviezen van instellingen die in de Cultuurnota-periode 1997-2000 geld hebben ontvangen wordt per advies gemeld of er voorstcllingsbezock heeft plaatsgevonden en/of dat het gezelschap gevolgd is in het kader van de monitoring. Bij de adviezen van nieuwe aanvragers wordt dit niet expliciet aangegeven, hetgeen echter niet wil zeggen dat er geen voorstcllingsbezoek heeft plaatsgevonden. Het volgen van instellingen behoort tot de reguliere taakuitoefening van de Raad in het kader van de informatievergaring (voor een uitvoerige uitleg, zie Algemeen deel.

Verantwoording).

Inleiding

(12)

De Raad stelt zich op het standpunt dat in principe eike sector in de

gelegenheid moet worden gesteld in kwaliteit er op vooruit te gaan. Daartoe adviseert de Raad de budgetten meerjarige subsidies van de ensembles, de jazz en

geïmproviseerde muziek, pop- en niet-westerse muziek bescheiden tot aanzienlijk te verhogen. De Raad is verder van mening dat naast besparingen in de symfonische sector ook een kwaliteitsversterking in deze sector voor een bedrag van ƒ2.800.000,- op zijn plaats is. Bovendien wordt ervoor gepleit de incidentele subsidies bij het Fonds voor de Podiumkunsten met ƒ2.000.000,- te verhogen. Daarnaast adviseert de Raad een budget van ƒ6.000.000,- te reserveren voor een landelijk beleid voor kleinschalige muziekpodia. Al met al komt de totale advisering neer op veranderingen in het muziekbudget voor een bedrag van ƒ25.000.000,-. Naast de ƒ13.000.000,- aan

besparingen is de Raad van mening dat voor een klein deel daarvan een beroep zou kunnen worden gedaan op het Actieplan Cultuurbereik. Voor het resterende bedrag bepleit de Raad aanwending van extra middelen.

Nog nooit is er zoveel muziek op zoveel verschillende plaatsen te horen geweest. Die overdaad leidt steeds meer tot een oppervlakkigheid waarbij veel muziek nauwelijks bewust beluisterd wordt en alleen als auditief behang dient. De Raad vindt dat een zorgelijke ontwikkeling. Gevoel voor muziek en de bewuste beleving ervan ontwikkelen zich niet vanzelf. De Raad maakt zich in dat verband ernstig zorgen over de positie van muziek in het primair en voortgezet onderwijs. Juist bij muziek is immers een zeer vroege ontwikkeling en een goede begeleiding van groot belang. De Raad heeft de indruk dat de kansen daarvoor in het huidige onderwijs te beperkt zijn en ziet het als zijn taak voor de komende periode daarin veranderingen voor te stellen.

De symfonie- en kamerorkesten

De symfonieorkesten vervullen al meer dan een eeuw een belangrijke rol in het Nederlandse muziekleven. Lange tijd vormden ze er zelfs de meest opvallende boegbeelden van. Die positie is echter sedert de jaren zestig sterk veranderd.

Nieuwe ensembles en groepen hebben een eigen publiek weten te trekken en daarmee de Nederlandse muziekcultuur diverser en rijker gemaakt. Het record aantal nieuwe aanvragers uit de niet symfonische sector waarmee de Raad nu is geconfronteerd, maakt dat duidelijker dan ooit.

Aangezien de Raad van mening is dat de nieuwe Cultuurnota tot een r6Chtva.a.rdig6r verdeling van muzieksubsldles zou moeten leiden, vindt hij het billijk het bestel van de symfonieorkesten opnieuw kritisch te bezien. Voor de Raad is daarbij onomstreden dat een kwalitatief hoogwaardig aanbod van historisch en eigentijds symfonisch repertoire ook in de toekomst de Nederlandse

muziekcultuur zal verrijken en dat daarvoor adequate ondersteuning van de overheid geheel gerechtvaardigd blijft. Die rechtvaardiging is ook te vinden in de constatering dat er nog steeds aanzienlijke, in sommige gevallen zelfs groeiende belangstelling voor symfonische muziek is.

(13)

De Raad wil aangeven hoe hij kwaliteit en Samenhang van de symfonische sector de komende jaren versterkt zou willen zien. De Raad heeft zich daarbij afgevraagd of de programmering, spelkwaliteit en functies van de verschillende orkesten bijdragen aan een landelijk aanbod van kwalitatief hoogwaardige symfonische muziek voor een zo groot mogelijk publiek.

Overzicht

Nederland kent in totaal elf gesubsidieerde zelfstandige symfonieorkesten en twee symfonieorkesten die verbonden zijn aan de omroep. Van de genoemde elf orkesten hebben twee orkesten een begeleidingstaak. Zo begeleidt Het Nederlands Ballet Orkest vooral Het Nationale Ballet en het Nederlands Dans Theater. Het Nederlands

Philharmonisch Orkest vervult in eerste instantie een begeleidingstaak voor De Nederlandse Opera. Ook het aan het Nederlands Philharmonisch Orkest verbonden Nederlands Kamerorkest verzorgt incidenteel operabegeleidingen. Bijna alle negen overige symfonieorkesten verzorgen jaarlijks een of meer begeleidingen bij De Nederlandse Opera in Amsterdam, de Nationale Reisopera of Opera Zuid. Binnen het Muziekcentrum van de Omroep opereren naast het Radio Kamerorkest en het Metropole Orkest het Radio Symfonie Orkest en het Radio Filharmonisch Orkest, waarbij het laatst genoemde orkest eveneens incidenteel opera begeleidt.

Spelkwaliteit

Over de hele linie genomen is de afgelopen jaren een verbetering te bespeuren in de spelkwaliteit van de Nederlandse symfonieorkesten. Daardoor is het

uitvoeringsniveau over het algemeen goed tot zeer goed te noemen. Veel Nederlandse orkesten nemen internationaal gezien een goede of een uitstekende, positie in.

Repertoire

Kijkend naar het aangeboden repertoire valt het de Raad regelmatig op dat op verschillende plaatsen meer van hetzelfde geboden wordt. Dat betekent niet dat orkesten in het geheel geen nieuwe werken spelen, integendeel, er is sprake van een terugkeer van de componisten naar de orkesten. De Raad heeft veel waardering voor deze ontwikkeling. Dat hierbij ook Nederlandse componisten aanwezig zijn, stemt de Raad tot tevredenheid. Gelet op de plannen van veel orkesten heeft hij het

vertrouwen dat die ontwikkeling zich zal doorzetten.

Het budget voor bijzondere programmering is tot nu toe via lump sum bedragen verdeeld. De Raad mist bij zo'n verdeling de afweging op inhoudelijke gronden. Hier is meer helderheid geboden. De Raad adviseert daarom de komende periode een inhoudelijke afweging vorm te geven en ziet daarin voor zichzelf een duidelijke taak weggelegd.

Inleiding

(14)

De keus voor nieuwe programmering echter staat vaak op gespannen voet met het streven naar zoveel mogelijk publiek. De Raad heeft enig begrip voor de terughoudendheid van de meeste orkesten hierin. De Raad ziet wel her en der prijzenswaardige initiatieven om nieuwe gebieden te betreden. Als experimenten zullen deze initiatieven op termijn pas hun waarde bewijzen. De Raad zou hier niettemin nadrukkelijk voor overspannen verwachtingen en krampachtigheid willen waken.

Sommige orkesten zoeken ook profilering rond een artistiek genius als dirigent. Het succes van zo'n keus is op de langere termijn niet gegarandeerd.

Voordeel op de korte termijn kan publiekstoename en/of kwaliteitsverhoging van de uitvoering zijn. Maar in het licht van de artistieke continuïteit mag de profilering van een orkest nooit uitsluitend afhankelijk van één persoon zijn.

Functies

Het is onmiskenbaar dat de Spreiding van symfonieorkesten over Nederland een belangrijk maatschappelijk belang heeft. Elk orkest heeft immers een stimulerende rol in de regionale kunstzinnige infrastructuur, zoals ten aanzien van conservatoria, amateurkunst en de binding aan een regionaal publiek. De Raad stelt vast dat buiten de Randstad de symfonieorkesten een herkenbare en ook in relatie tot elkaar helder afgebakende regionale functie vervullen. Deze orkesten maken deel uit van een netwerk van regionale culturele en vaak ook educatieve instellingen. Ook de samenwerking die op steeds meer plaatsen met de conservatoria ontstaat, acht de Raad daarin een opvallend positieve ontwikkeling. Al met al concludeert de Raad dat er buiten de Randstad sprake is van een goede en heldere verdeling van de symfonieorkesten.

De Raad constateert echter dat er in een deel van de Randstad een opvallend hoge dichtheid aan orkesten is en dat sommige orkesten daar geen duidelijke en sterke functies vervullen in relatie tot het totale zeer gedifferentieerde muzikaal aanbod. Als daarnaast ook de kwaliteit in de overwegingen betrokken wordt, vallen er vraagtekens te zetten bij de verdere subsidiëring van het totale huidige aanbod. Om een kwalitatief hoogwaardig symfonisch aanbod voor een groot en gespreid publiek te garanderen is de Raad met genoegen ingegaan op uw uitnodiging eveneens de omroeporkesten te betrekken bij de advisering over het gehele orkestenbestel.

Zo stelt de Raad vast dat in relatie tot het ruim voorhanden zijnde interessante en hoogwaardige symfonische aanbod in de Randstad het Noordhollands Philharmonisch Orkest een zwakke positie inneemt. Het orkest wil verschillende functies tegelijk vervullen die elkaar lijken tegen te werken. Zo valt waardering uit te spreken voor de ambitie van het orkest het meest nieuwe en vernieuwende repertoire te spelen.

Tegelijkertijd echter vormt deze keus een belemmering tot een optimale belangstelling van het publiek. Mede daardoor staat de regionale functie van het orkest meer en meer onder druk. Voegt men daarbij het feit dat de spelkwaliteit in een deel van het repertoire in vergelijking met andere orkesten in de regio achterblijft, dan komt de Raad tot de conclusie dat de functies die het Noordhollands Philharmonisch Orkest tot de zijne rekent, beter door andere orkesten en ensembles uit de regio vervuld kunnen worden.

(15)

Ten aanzien van het bijzondere repertoire waarvoor het Noordhollands Philharmonisch Orkest pleegt te kiezen, heeft de Raad bij zijn uiteindelijke

overweging de overtuiging - zonder afbreuk te doen aan de verdiensten van die keus - dat het orkest juist daarom zo bijzonder was omdat andere orkesten daarin te vaak kansen laten liggen.

Het Radio Filharmonisch Orkest en het Radio Symfonie Orkest zijn als afgeleide van de publieke omroeptaak en, zoals het Muziekcentrum van de Omroep aangeeft, 'mede op grond van het kunstbeleid' ook te vinden op concertpodia en als begeleidingsorkest bij operavoorstellingen. De Raad onderschrijft het belang van de omroeporkesten in de Nederlandse muziekcultuur. Van oudsher neemt

vernieuwende programmering een belangrijke plaats in, hetgeen niet alleen de bijzondere waarde van de publieke omroep weergeeft maar ook een verrijking van het Nederlandse muziekaanbod heeft opgeleverd. De Raad hecht grote waarde aan het voortzetten van die traditie van vernieuwende programmering.

De Raad heeft waardering voor de podiumtaak die deze orkesten in omroepverband vervullen en tevens de begeleidingstaak die ze daarbuiten op zich nemen. In de podiumtaak evenwel 'ontmoeten' de omroeporkesten de andere symfonieorkesten. Daarbij signaleert de Raad knelpunten die een bredere

concertregistratie en dus een groter publieksbereik van de niet-omroeporkesten in de weg staan. Zo beschouwen deze niet aan de omroep verbonden orkesten de omroeporkesten in hun podiumtaak als ongelijke concurrenten: de omroeporkesten spelen immers, gefinancierd uit omroepmiddelen, grotendeels 'om niet' op het podium. Anderzijds wordt binnen de omroep concertregistratie van de niet-omroep symfonieorkesten te duur bevonden wegens de hoge radiopremies. De Raad is van oordeel dat een betere afstemming tussen beide werelden tot een interessanter muziekaanbod en een groter publieksbereik zal leiden.

De Raad twijfelt niet aan de kwaliteit, maar wel aan het artistiek profiel, de functie en de toegevoegde waarde van het Radio Symfonie Orkest, zowel binnen het Muziekcentrum van de Omroep als het orkestenbestel in het algemeen. Dit in tegenstelling tot het Radio Filharmonisch Orkest. De Raad geeft daarom in

overweging het Radio Symfonie Orkest op te heffen en een deel van de vrijvallende formatie te benutten voor een beperkte uitbreiding van de organieke bezetting van de overige orkesten, indien daartoe de artistieke noodzaak bestaat. Vanzelfsprekend veroorzaakt het verdwijnen van het Radio Symfonie Orkest een programmatische lacune en betekent het ook voor de concertseries van de omroepen op de landelijke podia - met name in Utrecht - een gevoelig verlies. De Raad is echter van mening dat deze leemtes kunnen worden opgevuld door een nauwere samenwerking met de niet- omroeporkesten en adviseert voor dit doel een ander deel van de vrijvallende

middelen reserveren.

Tot de omroeporkesten behoort behalve de twee reeds genoemde symfonieorkesten ook het Radio Kamerorkest. De Raad is van oordeel dat in het veranderde muzikale landschap in Nederland, met een meer dan uitstekend aanbod van gespecialiseerde ensembles, er geen artistieke noodzaak is voor meer dan één van overheidswege gesubsidieerd volwaardig kamerorkest. De Raad heeft hierbij op grond van een helder artistiek profiel een duidelijke voorkeur voor versterking van het Radio Kamerorkest boven het voortbestaan van het Nederlands Kamer Orkest. Zowel

Inleiding

(16)

in het hedendaags als in het préklassiek repertoire wordt de functie van het Nederlands Kamer Orkest gerelativeerd door artistiek zeer herkenbare ensembles.

De basis van waaruit het Nederlands Kamer Orkest moet opereren is daardoor in de visie van de Raad een te smalle geworden. De Raad adviseert derhalve de

subsidiëring van het Nederlands Kamer Orkest te beëindigen.

Samenwerking

De Raad ziet in Samenwerking en afstemming tussen symfonieorkesten belangrijke tot op heden nauwelijks benutte kansen tot vernieuwing. Dat geldt met name voor orkesten die op korte afstand van elkaar hun standplaats hebben. Een programmatische afstemming zal tot scherpere profilering leiden en daarmee tot een aantrekkelijker aanbod voor het publiek. Ook het spelen in eikaars series leidt tot een grotere variëteit in programmatisch aanbod. Tevens biedt samenwerking mogelijkheden tot nieuwe formaties en daarmee een gevarieerder repertoire, zoals het spelen van groot en moeilijk te bezetten symfonisch repertoire.

Flexibiliteit

De Raad acht een belangrijke stimulans tot vernieuwing en kwaliteitsverbetering ook gelegen in het flexibeler maken van de arbeidsvoorwaarden in deze sector. Zeker in vergelijking met de andere muziekgenres ademt de symfonische sector,

uitzonderingen daargelaten, een sfeer van logheid en, het moet gezegd, soms ook van starheid. Dat laatste is vooral te wijten aan de huidige arbeidsvoorwaarden, die kortlopende contracten moeilijk, zo niet onmogelijk maken, juist daarmee zouden echter doorstroming en kwaliteitsverbetering in de symfonische sector eenzelfde dynamiek krijgen als in andere muzieksectoren.

Het is de Raad bovendien opgevallen dat een groeiend aantal musici behoefte heeft aan flexibeler arbeidsverbanden. Anders gezegd: veel musici staan niet meer te dringen om fulltime aan een orkest verbonden te zijn. De Raad acht het daarom een dringende opgave voor de symfonische sector zelf de arbeidsvoorwaarden bij te stellen om tegemoet te komen aan hedendaagse eisen en wensen.

Conclusies

De Raad constateert dat de onevenredig zware druk van het orkestenbestel op de totaal beschikbare muzieksubsidies in het licht van het sterk veranderde muzikale landschap niet meer te verdedigen valt. De Raad constateert niettemin ook dat de orkesten tegelijkertijd met hun rug tegen de muur staan wegens stijgende kosten op verschillende fronten. Daarom stelt de Raad voor niet per orkest te bezuinigen maar in het verlengde van vroegere veranderingen in het orkestenbestel door middel van opheffing of fusie van een aantal orkesten - volgens het hierboven geschetste beeld - een bedrag van fio.ooo.ooo,- te besparen. Een deel van de middelen dient echter ook geherinvesteerd te worden in de symfonische sector om kwaliteitsverbetering en

14

(17)

samenwerking te bevorderen. De Raad adviseert een extra bedrag van bijna f3.000.000,- aan te wenden voor kwaliteitsversterking van drie toporkesten en van enkele regionale orkesten.

Gezien de samenhang tussen de verschillende conclusies en de vergaande consequenties ervan, lijkt het de Raad de meest zorgvuldige en succesvolle weg om middels een door de staatssecretaris te benoemen commissie binnen een halfjaar met een plan van uitwerking en implementatie te komen, dat uiterlijk een jaar later uitgevoerd is. Over de samenstelling van deze commissie zou de Raad de staatssecretaris gaarne nader adviseren. De commissie krijgt de taak het volgende uit te werken:

De taken van de symfonie- en kamerorkesten buiten en binnen de omroep moeten beter op elkaar betrokken worden. De Raad stelt voor het Radio Symfonie Orkest op te heffen, een deel van de vrijvallende formatie eventueel aan te wenden voor een beperkte uitbreiding van de organieke bezetting van de overige omroeporkesten. Daarnaast dient de programmatische lacune die het Radio Symfonie Orkest achterlaat opgevuld te worden door een nauwere samenwerking met de niet-omroeporkesten waarvoor vrijvallende middelen gebruikt worden. Het Radio Kamerorkest zou het enige uit overheidsmiddelen gefinancierde kamerorkest moeten zijn, waarbij de subsidie aan het

Nederlands Kamerorkest wordt beëindigd.

In de Randstad vallen de overheidsmiddelen beter aan te wenden. De taak van het Noordhollands Philharmonisch Orkest zou gezien het kwalitatief meer dan uitstekend aanbod in hetzelfde speelgebied overgenomen moeten worden door andere symfonieorkesten en ensembles.

De Raad ziet voor kwaliteitsverbetering en voor een groter publieksbereik in de symfonische sector onbenutte kansen liggen in samenwerking en

afstemming tussen de orkesten onderling. Hiertoe zal een minder vrijblijvend instrumentarium ontwikkeld moeten worden.

De Raad adviseert de staatssecretaris het rapport van de commissie ter toetsing voor te leggen.

Muziektheater en vocale muziek

Het muziektheater heeft de afgelopen jaren in Nederland een grote vlucht genomen.

Vooral voor musical en opera is de publieksbelangstelling sterk gestegen. Ook voor de klassieke operette is een publiek blijven bestaan. Het ruime musicalaanbod komt daarbij geheel tot stand in het commerciële circuit. Operavoorzieningen zijn bij uitstek kostbaar en kunnen ook niet zonder substantiële overheidssteun

voortbestaan. De Raad is verheugd over het hoge niveau waarop het muziektheater zich in Nederland presenteert. Zeker wat de opera betreft heeft Nederland daarbij een positie van internationaal niveau. De opera mag zich verheugen in een grote

belangstelling. Bovendien zijn er ook vele nieuwe initiatieven op dit gebied, zowel producties in kleine of grote theaters als megaproducties op grote locaties. Aangezien opera de duurste kunstvorm is, is deze sector wat het aantal gesubsidieerde

instellingen betreft, verhoudingsgewijs klein. Het totale subsidiebedrag maakt echter

Inleiding

(18)

een fors deel uit van alle muzieksubsidies van het rijk. De Raad vindt de onevenredige verdeling in muzieksubsidies tussen de symfonieorkesten en het muziektheater enerzijds en de andere muziekgenres anderzijds niet meer te billijken. Daarom heeft de Raad bij zijn overwegingen geen voorrang gegeven aan meerjarige subsidiëring van nog meer muziektheateraanbod. Een uitzondering hierop vormt het muziektheater voor jongeren.

De Raad is van oordeel dat dit nieuwe genre voor een specifieke doelgroep een waardevolle toevoeging is.

De Raad adviseert de functie van een landelijke Operette-VOOrziening te continueren, maar, met het oog op het trouwe publiek hiervoor, met een meer

traditioneel artistiek profiel gebaseerd op het klassieke operetterepertoire en niet primair avontuurlijk en vernieuwend. Zo'n landelijke voorziening zou flexibel uitgerust moeten worden in de vorm van een productiekern. Op die manier kunnen kwaliteit en wijze van produceren beter op elkaar afgestemd worden.

Nederland kent een lange traditie in de vocale muziek. Nog steeds is een grote groep Nederlanders verbonden aan een van de vele koren die ons land rijk is. Er zijn enkele professionele koren, zoals het Nederlands Kamerkoor, het Groot Omroepkoor en het koor van De Nederlandse Opera die tot de internationale top gerekend mogen worden. Daarnaast zijn er koren verbonden aan De Nederlandse Bachvereniging en het Amsterdams Barok Orkest. Naast de grote professionele koren is er een baaierd van kleinere vocale formaties. Bovendien zijn er talrijke amateurkoren die op hoog niveau presteren. De koorzang heeft een duidelijke herwaardering doorgemaakt.

De Raad constateert tot zijn genoegen dat tal van nieuwe initiatieven zich aandienen. Een verschuiving naar nieuwe vocale muziek valt daarbij op. Er is de afgelopen jaren veel fraai repertoire ontwikkeld. Deze nieuwe ontwikkelingen acht de Raad een verrijking van het vocale landschap. Bovendien vormen ze ook een inspirerend voorbeeld voor het grote circuit van zich steeds breder ontwikkelende (semi-

)amateurkoren. Geconfronteerd met boeiende nieuwe aanvragen, adviseert de Raad er een aantal te honoreren. De Raad heeft daarbij gekozen voor enkele koren die tezamen een brede variëteit aan repertoire bieden.

Kleinschalige muziekpodia

Nederland kent een groot aantal hedendaagse (kamer)muziekensembles, waaronder jazz- en improvisatie-, pop- en wereldmuziekgroepen. Het positieve gevolg van een

muziekcultuur waarin de verschillende overheden ruimte hebben geboden aan ontwikkelingen die zich aandienden. Ontwikkelingen die zich vooral richtten op een aanbod van vele soorten muziek.

Nu na vele jaren deze situatie als rijkdom wordt herkend, blijkt het bestel

dusdanig onevenwichtig ontwikkeld dat enkele ingrijpende bijstellingen noodzakelijk zijn.

In een groot gedeelte van Nederland ontbreken namelijk podia waar dit gevarieerde muziekleven optimaal tot zijn recht komt; podia die beschikken over adequate

^ voorzieningen, die in samenwerking met (muziek)scholen een rol spelen op educatief

§ gebied, die een werkplaats bieden aan componisten en musici, die zelf produceren en waar O een hechte band met het publiek wordt opgebouwd.

rrj O C u O '>

-O <

(19)

De Raad is van mening dat een vanuit het rijk aangestuurde regie

noodzakelijk is om de situatie van de vele podia substantieel te verbeteren en de zo geroemde ensemble-cultuur van ons land een goede speelplek te bieden. Er is een bedrag gereserveerd voor het Actieplan Cultuurbereik waarin de versterking van de programmering in ruimere zin een van de onderdelen is. De Raad adviseert de staatssecretaris een extra bedrag van 6.000.000,- te reserveren voor het inrichten en bijstellen van het Nederlandse landschap van kleinschalige muziekpodia. Dit bedrag zou beheerd moeten worden door een op de kortst mogelijke termijn - doch uiterlijk 1 januari 2001 - op te richten voorziening die beleid uitvoert met betrekking tot de programmering van podia, de productie/werkplaatshmctie, het publieksbereik en de vele andere functies van een podium dat aan te formuleren kwaliteitseisen voldoet. Hiermee wil de Raad een voorziening in het leven roepen die de podia voor kleinschalige muziek in hun totale beleid ondersteunt. De honorering van de huidige aanvragen van podia voor een werkplaatsfunctie worden door de Raad als een aanzet gezien op weg naar een zelfstandig

podiumbeleid waarin het podium niet alleen gezien wordt als ontmoetingsplaats van musici en luisteraars, maar ook als plaats waar muziek zich verder kan ontwikkelen.

Op dit moment ontbreekt een landelijk beleidskader voor het beoordelen van kleinschalige muziekpodia. De Raad stelt bovendien vast dat tijdens deze adviesperiode het rijk beleidswijzigingen in gang heeft gezet die consequenties hebben voor de infrastructuur van deze podia. Aanvragers in het kader van de Cultuurnota waren daarvan niet precies op de hoogte. De Raad meent daarom dat ter voorbereiding van een voorziening eerst een landelijk beleidskader vastgesteld dient te worden. De Raad is bereid daartoe een advies uit te brengen. De complexe situatie op dit gebied vereist een zorgvuldige voorbereiding die binnen het bestek van de Cultuurnota-advisering niet mogelijk was. De Raad acht het wel haalbaar om in oktober van dit jaar een advies uit te brengen.

Het Nederlands Impresariaat, Muziek & Theater Netwerk (beide op te gaan in één organisatie), Gaudeamus, het Nationaal Pop Instituut, RASA en verschillende impresariaten voor niet-westerse muziek dragen sterk bij aan een verspreide en gevarieerde aftiame in Nederland. De Raad adviseert u met klem het in de afgelopen jaren gevoerde beleid voor de kleine podia en incidentele initiatieven voort te zetten met behoud van het oorspronkelijk volume. Hiermee kan het vrijkomende subsidie - dat deel dat niet meer hoeft te worden gebruikt om de kernpodia te ondersteunen die immers geld betrekken van de nieuwe voorziening - worden aangewend voor de verbetering van de positie van de kleinere podia. De honderden kleine podia die tot op heden gebruik maakten van de bij deze instanties aanwezige kennis en ervaring zijn afhankelijk van advisering over de programmering en de daaraan verbonden financiële ondersteuning. Het wegvallen van de oude structuur zou voor hen desastreuze gevolgen hebben. De Raad is van mening dat wat in decennia is opgebouwd niet zo maar mag verdwijnen, maar dat het gehanteerde instrumentarium op zijn merites moet worden beoordeeld.

Inleiding

(20)

Een substantiële selectie van over het land verspreide 'kernpodia' (de Raad denkt daarbij aan een aantal van veertig met minstens vijftien concerten per jaar) wordt rechtstreeks gesubsidieerd door de nieuw op te richten Voorziening voor de Podia. Deze podia kunnen vanzelfsprekend ook hun expertise verruimen met de aanwezige kennis binnen de genoemde instellingen en deze instanties desgewenst als bemiddelaar laten optreden. De oude subsidierelatie vervalt echter.

Voor podia die in samenspraak met gemeentelijke en provinciale overheden een gezamenlijk beleid weten te realiseren, kunnen de

convenantafspraken tussen rijk en gemeenten meerwaarde opleveren. Hierbij moet er echter voor worden gewaakt dat 'oud' aanbod moet plaatsmaken voor 'nieuw' aanbod. Dit zou vanuit artistiek oogpunt een ongewenste artistieke kaalslag tot gevolg hebben. Een adequaat podiumbeleid zal vooral tot gevolg hebben dat nieuw aanbod in een daartoe geëigende context tot zijn recht komt.

Ensembles

De kwaliteit en diversiteit van de Nederlandse ensemblecultuur is van hoogstaand niveau en oogst lof en waardering in binnen- en buitenland.

De ensemblewereld verschilt sterk van die van de grote orkesten. Er zijn niettemin aanwijzingen dat beide werelden naar elkaar toe beginnen te groeien.

Repertoire en dirigenten behoren inmiddels niet meer noodzakelijkerwijs tot één 'kamp'. Een belangrijk verschil bestaat echter nog. Zoals uit verschillende recente onderzoeken is gebleken, en ook terug te lezen is in talrijke beleidsplannen, beschouwen veel ensembles het ontbreken van een adequate honorering terecht als een groot probleem. De Raad ervaart deze problematiek eveneens als urgent. U heeft de Raad verzocht om in principe arbeidsvoorwaardenproblematiek en

problemen die voortvloeien uit veranderde sociale wetgeving buiten de

subsidieverdeling van de Cultuurnota te houden. Daarvoor heeft de Raad begrip, maar hij vindt dat de honoraria van ensembles al jarenlang dusdanig zijn achtergebleven dat hij op dit punt enige leniging van de nood voorstaat en daartoe adviseert bij

continuering van huidige subsidies het subsidie met 20% te verhogen.

In uw adviesaanvraag stelt u ten aanzien van de ensembles twee kwesties aan de orde. Ten eerste de uiteenlopende verhouding tussen kosten en opbrengsten. Ten tweede de vraag of een ensemble dat op een meer projectmatige werkt met een relatief gering aantal concerten niet eerder thuishoort bij het Fonds voor de Podiumkunsten.

Beide punten heeft de Raad meegenomen in zijn afwegingen. Bovendien zou de Raad bij het eerstgenoemde punt nog willen benadrukken dat veel ensembles relatief hoge publieksinkomsten kennen en een relatief laag subsidie per bezoek. Daar waar de Raad niettemin grote afwijkingen constateerde, is nader bekeken of het artistiek profiel en de functie van het ensemble deze billijken. Over het vraagstuk rond het aantal

concerten merkt de Raad op dat verschillende ensembles zich moeten forceren om aan de door het rijk opgelegde quota te voldoen. De Raad pleit ervoor de stringente eisen van aantallen en spreiding te heroverwegen.

(21)

Ensembles en orkesten gericht op de authentieke uitvoeringspraktijk, aanvankelijk vanwege hun eerste aandachtsgebied vaak nog ten onrechte 'barokorkesten' genoemd, hebben zich al geruime tijd verbreed naar zowel de oudere als jongere muziek. De grenzen van deze verbreding lijken intussen bereikt te zijn. De symfonieorkesten zijn inmiddels vaak met succes begonnen verloren terrein te heroveren door tevens de weg van de authentieke uitvoeringspraktijk in te slaan. Al met al lijkt de groei in de discipline van de oude muziek tot staan te zijn gekomen. Na de expansie blijft nu nog ruimte voor de verdieping. Deze situatie vormt voor de Raad een reden bij zijn afwegingen in principe geen voorrang te geven aan subsidiëring van uitbreiding van het aanbod in dit genre.

Een punt van kritische aandacht voor de Raad is het voortbestaan van ensembles na het vertrek van hun 'founding father' en inspirator. Van enkele ensembles is bekend dat zij in dat geval stoppen. Bij die ensembles die toch willen doorgaan, vindt de Raad een grondige artistieke beoordeling op zijn plaats.

De Raad heeft ook gekeken naar de samenstelling van ensembles. Naarmate ensembles instrumentaal eenvormiger zijn samengesteld, valt indringender de vraag te stellen hoe groot de artistieke meerwaarde van het ensemble is en het niet slechts een muzikale curiositeit betreft. Er is namelijk doorgaans geen eigen repertoire beschikbaar waardoor de neiging bestaat om vooral bestaand repertoire te (laten) bewerken voor de specifieke bezetting als zou de rechtvaardiging voor het bestaan van het ensemble daarin gelegen zijn. De Raad vindt dat in deze gevallen kritisch beoordeeld moet worden - naast spelkwaliteit - of er substantieel eigen repertoire is en in hoeverre het bewerkte repertoire kwalitatief goed is. De Raad geeft bij zijn overwegingen voorrang aan die ensembles die gebleken hebben over een substantieel eigen repertoire te beschikken.

De Raad is geconfronteerd met een aantal nieuwe aanvragen van kwalitatief hoog niveau. Het betrof ensembles van uiteenlopende grootte. Daarmee heeft de Raad in zijn uiteindelijke advisering rekening gehouden. Aanbodsubsidie lijkt het meest nodig en effectief voor grote ensembles. Kleinere formaties kunnen immers gebruik kunnen maken van afhamesubsidies via podia. Zelfs dan blijven die goedkoper dan grote ensembles met een aanbodsubsidie, wat het argument van een ogenschijnlijke bevoordeling van grote formaties ontkracht. Ook al heeft de Raad daarom voorrang gegeven aan de grotere ensembles, niettemin is bij elke aanvraag van een kleiner ensemble steeds beoordeeld of er argumenten zijn die een uitzondering op het criterium van grootte rechtvaardigen. Bovendien acht de Raad het gewenst kleine kwalitatief goede ensembles op zijn minst toch een bijdrage in hun administratieve kosten te verlenen. Daarmee wordt een minimale basis voor continuïteit geboden. De Raad denkt daarbij aan een bedrag van ƒ36.000,-.

De Raad is voorts mening dat het verschil in honorering tussen wel of niet meerjarig gesubsidieerde ensembles in het 'budget reiskosten buitenland' bij het Fonds voor de Podiumkunsten opgeheven moet worden. De Raad bepleit mede daarom een verhoging van dit budget van ƒ1.250.000,- naar ƒ1.750.000,-.

Inleiding

(22)

Jazz en geïmproviseerde muziek

Nederland wordt al jaren geroemd om de kwaliteit en diversiteit van zijn jazz- en geïmproviseerde muziekcultuur. Veie, meer dan voortreffelijke musici zijn hier werkzaam maar worden tezelfdertijd geconfronteerd met een infrastructuur die achterloopt in vergelijking met de andere sectoren in de muziek.

De Raad is van oordeel dat deze sector een substantiële stap voorwaarts verdient in de verbetering van haar infrastructuur. De Raad acht het daarbij van belang dat in ons land alle vormen van jazz en geïmproviseerde muziek tot klinken gebracht kunnen worden en wil daar ondersteunen waar in het totale aanbod onevenwichtige en of ongelijke situaties zijn ontstaan. In dit licht stelt de Raad het volgende voor.

De maatregelen die de Raad heeft voorgesteld ten aanzien van het te voeren podiumbeleid in Nederland (zie de paragraaf Kleinschalige muziekpodia), bieden voldoende garanties aan de jazz- en improvisatiemuziek om een professionalisering van de kernpodia te bewerkstelligen. Daarnaast kunnen de convenantafspraken tussen rijk en gemeenten hier nog een meerwaarde bieden. Ook van de

ondersteuning van de kleinere podia, de schouwburgen en concertzalen via de nieuwe organisatie die voortkomt uit Muziek & Theater Netwerk en het Nederlands Impresariaat verwacht de Raad een verbetering van de speelmogelijkheden.

Tenslotte wordt het Bimhuis als nationaal en internationaal belangwekkend podium van harte ondersteund in zijn plannen voor de komende Cultuurnotaperiode.

De jazz- en improvisatiemuziek ontbeert een landelijke belangenvereniging.

Daarom heeft de Raad de aanvraag van De Nederlandse Jazzdienst gehonoreerd. Deze organisatie is het enige platform van vakorganisaties en podia in deze sector. De Raad hoopt dat deze organisatie zich tot een samenbindende kracht in deze sector zal ontwikkelen.

De kwaliteit van de talrijke (deels nieuwe) aanvragen uit deze sector voor meerjarige subsidies maakte het de Raad mogelijk het aantal positieve adviezen in vergelijking met vier jaar geleden te vermeerderen. Bij de kwaliteitsbeoordeling is gelet op originaliteit, scheppend vermogen, artistiek belang voor de sector en het al dan niet risicovol of avontuurlijk programmeren. De Raad heeft bij zijn afwegingen net als bij de ensembles prioriteit gegeven aan grotere groepen boven kleine formaties. De Raad heeft bij het hanteren van het getalscriterium ook hier per aanvraag steeds beoordeeld of er zwaarwegende argumenten aanwezig waren daarvan af te wijken en heeft dat in sommige gevallen ook gedaan.

De Raad stelt vast dat voor de jazz en geïmproviseerde muziek net als voor de ensemblewereld een adequate honorering ontbreekt en adviseert daarom bij

continuering van het huidige subsidie dat bedrag met 20% te verhogen.

Nieuw waren de aanvragen van collectieven. Het gaat daarbij om combinaties van verschillende muziekgroepen die organisatorisch en soms ook artistiek

samenwerken en in ieder geval hun promotie gezamenlijk aanpakken. De Raad is van oordeel dat een artistieke en organisatorische krachtenbundeling meer kansen biedt op een sterkere positie van de betrokken groepen. De Raad heeft ook hier de gebruikelijke beoordelingscriteria zoals spelkwaliteit en artistiek beleid toegepast. In sommige

20

(23)

gevallen kwam de Raad tot het advies een deel van het collectief te honoreren. Ook de groepsgrootte heeft hierbij een rol gespeeld.

Naast vermeerdering van het aantal meerjarige subsidies stelt de Raad u ook voor de incidentele subsidiemogelijkheden te verruimen. Gezien de extreme dmk op het 'groepsbudget jazz' bij het Fonds voor de Podiumkunsten adviseert de Raad u dit budget substantieel te verhogen van jaarlijks ƒ330.000,- naar ƒ1.000.000,-. Tevens bepleit de Raad de behandeling van aanvragen flexibeler te maken en beter toe te spitsen op de kenmerken van deze categorie aanvragers.

Ten aanzien van het reiskostenbudget buitenland bepleit de Raad voor een verhoging met ƒ500.000,- om behalve ensembles ook de musici uit de jazz en geïmproviseerde muziek in staat te stellen hun internationale positie te verbeteren.

Met relatief lage bedragen kan hier veel effect gesorteerd worden.

Bij een professionele infrastructuur hoort ook een structurele aandacht van de media. Daarbij moet de Raad vaststellen dat jazz- en geïmproviseerde muziek erg weinig door de publieke omroep geprogrammeerd worden. De Raad beschouwt het ook als opdracht van de publieke omroep om meer aandacht aan dit muziekgenre te besteden.

Popmuziek

De Raad heeft u 26 januari jl. advies uitgebracht over enkele van uw voorlopige ideeën over het popmuziekbeleid. De Raad sprak zich daarin uit voor versterking van de infrastructuur in Nederland van kleinschalige kwalitatief goede podia. De Raad kondigde ook aan bij voorkeur al bij de Cultuurnota-advisering op een aantal andere onderwerpen terug te komen. Nu het zover is, wil de Raad graag pleiten voor verbeterde aandacht voor - naast andere muziek - popmuziek in het primair en voortgezet onderwijs. Zo is meer deskundigheid van (muziek)docenten in binnen- en buitenschoolse educatie op het gebied van pop- en andere (eigentijdse) muzieksoorten noodzakelijk.

Een ander heet hangijzer is de export van Nederlandse popmuziek. De Raad is ervan overtuigd dat een goede en sterke thuismarkt een goede basis vormt voor export. Vooral de verschillende kanalen in de media zijn voor Nederlandse musici en productiemaatschappijen vaak onoverzichtelijk. In deze thuismarkt zou met name de publieke (radio-)omroep meer dan nu het geval is, een vernieuwende rol moeten spelen zonder dat dit hoeft te leiden tot vervreemding van het luisterend publiek.

Integendeel, de publieke omroep kan zich hiermee mogelijk beter profileren. Dit verbeterde omroepbeleid zou niet alleen de 'witte' popmuziek moeten betreffen, maar juist ook de 'gekleurde' popmuziek, te beginnen bij R&B, Rap, Rai, Reggae, Kaseko en ettelijke andere soorten muziek. Daarin doen zich kansen voor voor verbeterde zenderprofilering, voor betere marketing en - dus - voor betere export.

Wat marketing betreft, wil de Raad bepleiten deze sector uitdmkkelijk in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan initiatieven voor

deskundigheidsbevordering, onder meer van de Phoenix Foundation, als het gaat om 'gekleurde' muziek. Daarnaast bepleit de Raad meer ondersteuningsmogelijkheden voor tournees in het buitenland en adviseert daartoe een verruiming van het

Inleiding

(24)

reisbudget buitenland bij het Nationaal Pop Instituut of het Fonds voor de Podiumkunsten met ƒ250.000,-.

Vergeleken met bijvoorbeeld de jazz en geïmproviseerde muziek ontwikkelt de podiumsituatie zich in de popmuziek al in een goede richting. De Raad adviseert u daarom het Nationaal Pop Instituut de huidige regelingen op dit gebied te blijven laten uitvoeren. Het instituut moet zich dan wel sterker dan nu het geval is richten op alle soorten popmuziek, inclusief de niet-westerse die het tot nu toe naar de smaak van de Raad niet nadrukkelijk genoeg vertegenwoordigt.

Uitbreiding en verbetering van de podiuminfrastmctuur blijft evenwel ook in deze sector gewenst. Voor podia die in samenspraak met gemeentelijke en provinciale overheden een gezamenlijk beleid weten te realiseren, kunnen de

convenantsafspraken in het kader van het Actieplan Cultuurbereik tussen rijk en gemeente extra financiële mogelijkheden bieden. Verder adviseert de Raad u de beleidsplannen van een aantal nationaal en internationaal belangrijke poppodia te ondersteunen.

De Raad adviseert het Nationaal Pop Instituut structureel te versterken om daarmee recht te doen aan de inmiddels verworven positie van 'centrale' voor de popmuziek. In een snel veranderende muzieksector als de popmuziek vindt de Raad het van het hoogste belang dat het instituut nauwlettend voeling houdt met die veranderingen. Gezien de noden in de popmuziek legt de Raad de hoogste prioriteit bij het ondersteunen van groepen en podia. De subsidiemogelijkheden die het instituut daarin biedt zouden nog breder ingezet kunnen worden om ook hier recht te doen aan de nieuwste ontwikkelingen in de popmuziek

Hoewel de Raad op zich geen voorstander is van het subsidiëren van belangenorganisaties in de muziek, meent hij dat vooralsnog de Vereniging Nederlandse Poppodia ondersteuning verdient om haar

expertisebevorderingsprogramma's mogelijk te maken. Dat acht de Raad zeker met het oog op het Actieplan Cultuurbereik (programmeringsbudget accommodaties) van belang.

Niet- westerse muziek

De afgelopen jaren hebben de niet-westerse muziek en de wereldmuziek een prominente plaats in onze muziekcultuur ingenomen. Niet-westerse invloeden in de Europese muziek zijn al lang aan te wijzen. Ook immigranten hebben vaak hun eigen muziekcultuur meegenomen naar Nederland en die laten klinken voor een meestal vertrouwd publiek. Maar sinds enige tijd trekken niet-westerse muziek en de

wereldmuziek - als begrip voor mengvormen van verschillende muziekculturen - ook een aanzienlijk autochtoon publiek. Nederland neemt dankzij de aanwezigheid van vele musici uit vele verschillende windstreken en muzieksoorten een vooraanstaande positie in. Deze muzieksoorten vormen een interessant hybride geheel vanwege de raakvlakken die er bestaan met eigenlijk alle eigentijdse muziekgenres. Twee onderwerpen vragen hier vooral om aandacht: de achterstandspositie van de musici in deze sectoren en de bevordering van interculturele programmering voor een cultureel divers publiek.

(25)

Voor de programmering van niet-westerse en wereldmuziek zijn zowel gespecialiseerde muziekpodia als algemene muziekpodia van belang. Ten aanzien van de eerst genoemde categorie vindt de Raad het van het hoogste belang dat in het nieuwe podiumbeleid ook voor gespecialiseerde podia financiële niimte wordt geboden. Bij algemene muziekpodia kan via expertisebevordering meer niet-westerse muziek gepresenteerd worden. Een landelijke instelling of voorziening die zou kunnen fungeren als documentatiepunt is hierbij van belang. Bij de algemene podia zou het goed zijn als in de staf, net als in andere maatschappelijke sectoren, de multiculturele maatschappij artistiek meer zichtbaar wordt.

Om niet-westerse muziekprogrammering en intercultureel publieksbereik te bevorderen adviseert de Raad om in het kader van de komende convenanten de aanstelling van lokale experts of een lokale expertisefunctie mogelijk te maken die zowel de lokale podia als publiekgroepen kent en tevens inzicht heeft in

programmeringsmogelijkheden. Van een bescheiden centrale regie mag daarbij uitwisseling van kennis en ervaring worden verwacht.

In uw Actieplan Cultuurbereik legt u een prioriteit bij het thema culturele diversiteit. De Raad constateert dat de niet-westerse en wereldmuziek aan de culturele diversiteit in hoge mate bijdragen en bovendien veel kansen bieden om die nog te vergroten. Daarom adviseert de Raad u tot verhoging van het aantal meerjarige en incidentele subsidies op dit gebied. Zo heeft de Raad de beleidsplannen van enkele podia met landelijke betekenis ondersteund, waaronder dat van RASA in Utrecht, het podium voor vooral de niet-westerse 'klassieke' muziek, en tevens organisator van een netwerk daarin. Ook de positieve adviezen over een aantal landelijke festivals en enkele muziekgroepen zal tot een hoger subsidiebedrag leiden dat naar deze

muzieksoorten gaat. Vergelijkbaar met andere muziekgenres, vormen ook bij de niet- westerse muziek incidentele subsidiemogelijkheden een belangrijke impuls voor het realiseren van artistiek interessante projecten. De Raad adviseert u in dit verband het budget van het Fonds voor de Podiumkunsten met ƒ500.000,- te verhogen.

Veel niet-westerse musici blijken nauwelijks of geen ingang te vinden in de subsidiesystematiek. Het relatief lage aantal meerjarige subsidieaanvragen is daar een indicatie van. Wat hiervan de oorzaak ook is, de Raad vindt het van belang dat de komende periode voor deze musici de drempel verlaagd wordt bij het Fonds voor de Podiumkunsten en andere instellingen. Anderzijds ondersteunt de Raad ook het idee om niet-westerse musici mogelijkheden te bieden in de ontwikkeling van hun cultureel ondernemerschap.

Een landelijk documentatiepunt voor niet-westerse en wereldmuziek zou tot betere uitwisseling van informatie leiden op een wijze zoals het Nationaal Pop Instituut voor de popmuziek als geheel doet. Hoe dat in deze muzieksoorten het beste vorm zou moeten krijgen, verdient op korte termijn nader overleg tussen de

belangrijkste betrokkenen.

Tot slot pleit de Raad ervoor meer culturele projecten in het buitenland mogelijk te maken, met name in niet-westerse landen. Bij de bepaling van

prioriteiten in het buitenlandbeleid naar land zou meer rekening gehouden moeten worden met ontwikkelingen in de niet-westerse muziek in Nederland.

Inleiding

(26)

1 I

i

Orkesten

(27)

Het Brabants Orkest

Inleiding | Het Brabants Orkest beschouwt zichzelf al geruime tijd als voortrekker binnen de regionale orkesten ten aanzien van avontuurlijke

programmering en initiatieven. Het kent talrijke premières van eigentijdse muziek in de afgelopen vijftig jaar van het bestaan. Het uitvoeren van

begeleidingsmuziek bij zwijgende films ziet het orkest als een tot nationaal instituut uitgegroeid initiatief.

Daarnaast is de regionale binding met de provincie van vitaal belang. Naast de uitvoering van meer

conventioneel repertoire werd de leidende rol van het orkest ook bevestigd door een 'eigen' (project-)koor op te helpen richten.

Het orkest stelt zich verder een betere positie op de Nederlandse podia ten doel evenals een vooraanstaande en kwalitatief bevredigende plaats in het Nederlands orkestenbestel.

De komende vier jaar beoogt het orkest de regionale binding verder te versterken, het artistiek niveau verder te ontwikkelen, tot meer samenwerking te komen met nationale en regionale instellingen, de orkestformatie met het oog op deze doelen uit te breiden, en de eigen inkomsten te verhogen.

Het orkest is de afgelopen periode gevolgd en er heeft concertbezoek plaatsgevonden.

Beoordeling |Ten aanzien van zijn repertoire heeft het orkest de afgelopen jaren een interessante variëteit laten zien, vooral als het samenwerkingsprojecten betrof. De samenwerking met het Brabant Koor en de muzikale begeleiding van filmvoorstellingen vormden daarvan goede voorbeelden. In de variëteit van zijn programmering vervult het orkest een markante rol in het orkestenbestel.

De spelkwaliteit was de afgelopen vier jaar over de hele linie genomen niet overtuigend stabiel en een zelfde hoog niveau. De Raad ziet met belangstelling uit naar de realisering van de ambities die het orkest zich de komende jaren op dit terrein gesteld heeft en spreekt vertrouwen uit in de chef-dirigent.

De Raad constateert dat het orkest nog steeds een belangrijke regionale functie vervult, maar deelt de

mening van het orkest dat meer samenwerking en afstemming met het Limburgs Symfonie Orkest tot een artistiek interessante en tevens efficiëntere inzet van beide orkesten kan leiden.

De Raad is van oordeel dat de komende jaren samenwerking en afstemming binnen het gehele orkestenbestel belangrijke thema's vormen. De kansen die er voor Brabant en Limburg liggen om én de spelkwaliteit te verhogen, een breed publiek te dienen én een gevarieerd en artistiek interessant programma te verzorgen met behoud van de eigen voorzieningen, zouden met energie en fantasie moeten worden aangegrepen. In zijn vorige advies constateerde de Raad al met spijt dat beide orkesten niet tot samenwerking waren gekomen. De Raad herhaalt de verwachting dat een nieuwe stap op weg naar een hogere kwaliteit van het symfonische aanbod in het Zuiden de komende periode wel tot stand zal komen.

Conclusie en advies | De Raad concludeert op basis van het voorafgaande dat het Brabants Orkest in staat moet worden gesteld haar taken op symfonisch gebied waar te maken en adviseert het gevraagde basissubsidiebedrag toe te kennen.

Financieel kader

huidiije subsidie ƒ9.300.000,-

^evrüüijde subsidie ƒ9.300.000.- Beoordelin^ huidi};e subsidie continueren

Orkesten 27

(28)

Het Gelders Orkest

Inleiding | Het Gelders Orkest biedt in de provincie Gelderland een gevarieerd symfonisch programma aan van bekende en onbekende componisten, waarbij vooral in Apeldoorn, Arnhem en Nijmegen gespeeld wordt. Het orkest speelt een belangrijke rol in het culturele leven in Oost-Nederland. Zo biedt het orkest ervaringsplaatsen aan Gelderse muziekstudenten, verzorgt koor- en operabegeleidingen,

kamermuziekconcerten en werkt het op het gebied van de actuele muziek en educatie samen met Gelderse culturele instellingen. Concertprogramma's worden uitgewisseld met het Orkest van Oosten en het Brabants Orkest.

Het orkest wil zich positioneren als artistiek

vernieuwend toporkest en richt zich de komende jaren op vergroting van artistiek prestige, verbreding en verdieping van publieksbereik, vooral richting jongeren. Ontwikkeling van educatief aanbod, van innovatief symfonisch repertoire en het optimaal benutten van (nieuwe) media vormen verder prioriteiten.

Conclusie en advies | De Raad concludeert dat Het Gelders Orkest goed functioneert en adviseert tot voorzetting van het meerjarig subsidie op het huidige niveau.

Financieel kader

huidige subsidit' ƒ9.400.000,-

^evraa^de subsidie ƒ9.400,000,- beoordelin^ huidige subsidie continueren

De afgelopen periode heeft concertbezoek plaatsgehad.

Beoordeling |De Raad constateert dat het orkest zijn doelstelling van een gevarieerd symfonisch programma aanbod heeft waargemaakt. Werk van Nederlandse componisten heeft daarin een aanmerkelijk aandeel. Mede gezien de in het beleidsplan genoemde prioriteiten heeft de Raad het vertrouwen dat het orkest deze lijn voortzet en ten behoeve van de provincie Gelderland (en daarbuiten) breed en waar mogelijk avontuurlijk programmeert.

De spelkwaliteit van de afgelopen jaren typeert de Raad over het algemeen als goed. Met interesse ziet de Raad uit naar de realisering van de ambities op dit gebied onder de nieuwe chef-dirigent Lawrence Renes.

Het orkest profileert zich als regionaal orkest dat tevens een artistiek vernieuwend toporkest wil zijn.

Gelet op zijn activiteiten vult het zijn regionale functie breed in. Het orkest laat zien dat het vervullen van een regionale functie samen kan gaan met een hoog ambitieniveau qua programmering en spelkwaliteit.

28

(29)

Koninklijk Concertgebouworkest

Inleiding [ Het Koninklijk Concertgebouworkest stelt zich ten doel op de toonaangevende nationale en internationale podia samen met de beste dirigenten en met medewerking van grote solisten topuitvoeringen te verzorgen van symfonische muziek voor een zo groot mogelijk publiek

Het artistiek beleid richt zich op de uitvoering van repertoire uit drie eeuwen muziekgeschiedenis.

Het orkest treedt in Nederland hoofdzakelijk in de standplaats Amsterdam op. Daarbuiten vinden circa vier optredens elders in het land plaats. Met 35

buitenlandse optredens per jaar speelt het orkest vaker buiten Nederland dan - volgens het beleidsplan - alle overige Nederlandse symfonieorkesten tezamen. De AVRO en Radio Nederland Wereldomroep verzorgen regelmatig concertregistraties voor de binnen- en buitenlandse omroep.

Het beleidsplan van het orkest maakt gewag van een voorbeeldfunctie van het orkest in binnen- en buitenland ten aanzien van uitvoering en programmering en van een culturele ambassadeursfunctie voor Nederland. Deze

uitzonderlijke positie stelt naar het oordeel van het orkest bijzondere eisen aan de prestaties van de gehele organisatie.

Tot de artistieke plannen voor de komende periode behoren onder meer het verdubbelen van de serie Avontuur en Avantgarde en het jaarlijks uitvoeren van enkele wereldpremières. Verder streeft het orkest naar een verdere vergroting van zijn internationale

artistieke uitstraling.

Voor de komende periode stelt het orkest als prioriteit de salarissen van de orkestleden op een voor

internationale begrippen aanvaardbaar niveau te brengen, hetgeen een verhoging betekent met minimaal io%. Daarmee denkt het orkest gemakkelijker toptalent te kunnen werven en

behouden. Een tweede prioriteit betreft de uitbreiding van de formatie van 107 naar minimaal 115 om aan de toegenomen werkdruk tegemoet te komen en aan de artistieke verschuiving in de richting van het laat- Romantisch en zo" eeuwse repertoire dat grotere orkestbezettingen vraagt.

Het orkest is de afgelopen periode gevolgd en er heeft concertbezoek plaatsgevonden.

Beoordeling |De Raad constateert dat de

programmering de afgelopen jaren wat avontuurlijker is geworden en dat het vier jaar geleden gesignaleerde gevaar van een meer commerciële koers van het orkest lijkt te zijn afgewend. De Raad vindt de huidige koers een verrijking van het symfonische muzieklandschap waarin het orkest zo'n prominente rol speelt. Op basis van het beleidsplan heeft de Raad het vertrouwen dat de gevolgde lijn van de afgelopen periode de komende vier jaar zal worden voortgezet. De uitvoeringskwaliteit van het orkest was ook de afgelopen vier jaar

uitstekend.

Met 33% publieksinkomsten in iggS scoort het orkest het hoogst van alle Nederlandse symfonieorkesten.

De Raad erkent dat het orkest het enige

symfonieorkest in Nederland is met een gevestigde internationale reputatie. Er is ook geen Nederlands symfonieorkest dat zoveel uitvoeringen in het buitenland geeft. Zonder afbreuk te willen doen aan andere Nederlandse toporkesten kan dit orkest gerust het enige Nederlandse wereldorkest genoemd worden.

De Raad heeft daarom begrip voor de financiële knelpunten die het orkest naar voren heeft gebracht om zijn internationale positie beter te kunnen waarmaken. De aanzienlijke bijdrage die het orkest daaraan zelf ook wil leveren vindt de Raad een positief punt.

Conclusie en advies |De Raad concludeert dat het orkest uitstekend functioneert en verwacht dat het de komende jaren zijn vooraanstaande positie in het internationale orkestenbestel onverkort zal

continueren.

De Raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de komende Cultuurnotaperiode kwaliteitsversterking het doel zou moeten zijn van de inzet van extra middelen in de symfonische sector. In dat kader vindt de Raad een verhoging van het subsidie aan het Koninklijk Concertgebouworkest nodig en, indien extra middelen ter beschikking komen.

Orkesten 29

(30)

denkt hij daarbij - uitgaande van een evenredige gemeentelijk bijdrage - aan een bedrag van fi.ooo.ooo,-

Financieel kader

hiiidixf i'ubsidiL' ƒ5.700.000,

^cvrüü;^de subsidie ƒ8.300.000,- Bcoonlelinf^ huidige subsidie verhogen

30

(31)

Limburgs Symphonic Orkest

Inleiding | Het Limburgs Symphonie Orkest (ISO) stelt zich ten doel een belangrijke bijdrage te leveren aan het muziekleven vooral in de provincie Limburg. Het orkest geeft daartoe symfonische concerten, is vaste begeleider van Opera Zuid, begeleider van

amateurkoren en verzorgt educatieve activiteiten. Het orkest programmeert breed, van klassiek tot modern en hedendaags, voor een zo breed mogelijk publiek.

Het LSO vervult een netwerkftmctie in het culturele leven van met name Limburg. De volgens het orkest unieke positie in het Nederlandse orkestenbestel wordt gevormd door de hechte en kwalitatief hoogwaardige samenwerking met de amateurwereld, de positie in de euregio en het grote provinciale draagvlak van het orkest.

Onder het motto 'Het LSO, Orkest tussen de mensen' ambieert het orkest de komende jaren grensverleggend te opereren door vernieuwende combinaties voor zoveel mogelijk verschillende doelgroepen. Nieuwe elementen daarin zijn het spelen van kamermuziek, het realiseren van een eigen concertzaal, en het onderbrengen van contemporaine en Nederlandse muziek in specifieke series bedoeld voor 'moderne' concertbezoekers. Daarnaast wil het orkest het klassiek symfonisch repertoire met andere muziekstijlen en andere kunstvormen (bijvoorbeeld de dans)

combineren. Voor jongeren worden speciale schoolconcerten georganiseerd. De internationale activiteiten in de grensstreek (euregio) zal het orkest uitbreiden. Om dit takenpakket te realiseren, is uitbreiding van de orkestformatie nodig waarvoor het LSO f300.000,- extra subsidie vraagt.

Het orkest is de afgelopen periode gevolgd en er heeft concertbezoek plaatsgevonden.

Beoordeling | De Raad constateert dat het LSO weliswaar een brede programmering heeft, maar hij acht deze zwak geprofileerd. Ook in het beleidsplan wórden ten aanzien van de symfonische muziek geen duidelijke keuzes gemaakt. Uitzonderingen daarbij zijn de grensoverschrijdingen naar andere muziekgenres en andere kunstvormen. De Raad is benieuwd naar het

resultaat van deze nieuwe ontwikkelingen, maar zou het een versterking van het orkest vinden als ook in het .symfonisch repertoire een artistieke visie figuurlijk en letterlijk zou doorklinken.

Ten aanzien van de spelkwaliteit van het orkest moet de Raad helaas vaststellen dat zijn oordeel van vier jaar geleden daarover hetzelfde is gebleven, namelijk nog te wisselend van kwaliteit. De Raad hoopt dat het orkest in deze kwaliteit meer zal investeren.

De Raad erkent het regionaal belang van het LSO en is benieuwd naar de resultaten van de voorgestelde brede aanpak tot versterking van de regionale positie zoals die uit het beleidsplan blijkt. De Raad is daarnaast van oordeel dat de komende jaren samenwerking en afstemming binnen het orkestenbestel een belangrijk thema vormen. De kansen die er voor Brabant en Limburg liggen om de spelkwaliteit te verhogen, een breed publiek te dienen en een gevarieerd en artistiek interessant programma te verzorgen met behoud van de eigen voorzieningen, zouden met energie en fantasie moeten worden aangegrepen. In zijn vorige advies stelde de Raad al met spijt vast dat beide orkesten niet tot samenwerking waren gekomen. De Raad herhaalt de verwachting dat een nieuwe stap op weg naar een hogere kwaliteit van het symfonische aanbod in het Zuiden de komende periode wel tot stand komt.

Conclusie en advies | De Raad concludeert dat het LSO redelijk functioneert waarbij accenten liggen op de regionale functie en de begeleiding van opera's, maar ziet nog de nodige mogelijkheden voor verbetering van zowel artistiek profiel als spelkwaliteit. Het beleidsplan biedt aanknopingspunten om op die punten de

komende jaren progressie te verwachten. Daarom adviseert de Raad het gevraagde basissubsidie toe te kennen.

Orkesten 31

(32)

De Raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de komende Cultuurnotaperiode kwaliteitsversterking het doel zou moeten zijn van de inzet van extra middelen in de symfonische sector. In dat kader vindt de Raad een verhoging van het subsidie aan het LSO nodig en denkt daarbij - uitgaande van een evenredige

gemeentelijk bijdrage - aan een bedrag van f 300.000,-, in het geval er extra middelen ter beschikking komen.

Financieel kader

siibsidit' f8.040.000,

^cvnui^icif siihsiclie f8.340.000,- hcoordelin^ huidige subsidie verheiden

32

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het college heeft ervoor gekozen om zo snel mogelijk de gedragscode vast te stellen als 'keurmerk' voor haar handelen.. Deze gedragscode is separaat

In gevallen waarin deze instructie en het functieboek niet voorzien, voorziet de griffier, voor zover nodig in overleg met de voorzitter van de raad of met de voorzitter van de

Wanneer besloten wordt tot het houden van een referendum kan een referendumcommissie worden ingesteld die tot taak heeft burgemeester en wethouders en de raad gevraagd en

Indien het college of leden van het college informatie wensen over een verzoek om ambtelijke bijstand of de inhoud van het gegeven advies, zoals bedoeld in het eerste lid, wenden

De commissie bespreekt met de accountant zijn rapport van bevindingen over de controle van de jaarrekening zoals bepaald in artikel 7, vierde lid, van de Controleverordening, en

De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.. Ongeldig is het

Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet of van een bijzondere commissie zoals bedoeld in artikel 3.1.4,

De in de raad vertegenwoordigde raadsfracties ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie3. Deze bijdrage