• No results found

Joyce DiDonato. Openingsconcert. Il Pomo d Oro

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Joyce DiDonato. Openingsconcert. Il Pomo d Oro"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Joyce

DiDonato

Openingsconcert

Il Pomo

d’Oro

(2)

muzikale uitvoering Il Pomo d’Oro muzikale leiding Zefira Valova sopraan Joyce DiDonato

do 16 sep 2021

Grote Podia / Blauwe zaal 20:00 / pauze ± 20:50 einde ± 21:55

inleiding Liesbeth Segers 19:15 / Blauwe foyer

Muziek

Gelieve je GSM uit te schakelen.

D/2021/5.497/034

Dit concert wordt opgenomen door Klara en wordt op woensdag 29 sep 2021 uitgezonden in het programma Klara Live, met presentatie door Nicole Van Opstal.

(3)

DEEL I: GLI ANTICHI

salamone rossi (ca. 1570-1630)

‘Sinfonia grave à 5’

uit ‘Il primo libro delle sinfonie e gagliarde’ 3’

claudio monteverdi (1567-1643) Aria ‘Illustratevi, o cieli’

uit ‘Il ritorno d’Ulisse in patria’ 4’

antonio cesti (1623-1669) Aria ‘Intorno all’idol mio’

uit ‘Orontea’ 4’

tarquinio merula (1595-1665)

Ciaccona, opus 12 nr 20 3’

claudio monteverdi

Selectie uit ‘L’incoronazione di Poppea’: 6’

Sinfonia

Aria ‘Addio, Roma!’

giovanni Battista Buonamente (1595-1642)

‘Ballo del Granduca’

uit ‘Il ballo degli reali amanti’ 7’

claudio monteverdi

Si dolce è’l tormento 4’

John dowland (1563-1626)

Come again, sweet love doth now invite 5’

PAUZE

DEEL II: I MODERNI

Johann adolf hasse (1699-1783) Aria ‘Morte col fiero aspetto’

uit ‘Marc’Antonio e Cleopatra’ 5’

georg friedrich händel (1685-1759) Aria ‘Piangerò la sorte mia’

uit ‘Giulio Cesare, HWV17’ 7’

Selectie uit ‘Ariodante, HWV33’:

Ouverture 6’

Scherza infida 10’

Jean-philippe rameau (1683-1764)

‘Sarabande’, ‘Air tendre en rondeau’, ‘Air très vif ’

uit ‘Zoroastre’ 3’

‘Orage’

uit ‘Les Indes Galantes’ 1’

georg friedrich händel Aria ‘Dopo notte’

uit ‘Ariodante, HWV33’ 7’

(4)

MONTEVERDI, HÄNDEL

EN DE ITALIAANSE BAROKOPERA

een nieuw en verrassend contrast met het toen nog gangbare, doorgaans vijfstemmige contrapunt van het madrigaal. Omdat hij in één klap de tekst aanzienlijk verstaanbaarder maakte en zich leende voor een uiterst dramatische en expressieve schriftuur.

Omstreeks 1640 echter had het recitar cantando aan belang ingeboet, ten voordele van meer dansante en lichtvoetige aria’s. Voor het afscheid van keizerin Ottavia - noblesse oblige - toont Monteverdi echter nog eenmaal zijn onovertroffen meesterschap in deze stijl.

De scène van Ottavia lijkt te spiegelen met de muzikale dramaturgie in Illustratevi, o cieli uit Il ritorno. Penelope zingt haar vreugde uit omdat haar echtgenoot Ulysses (Odysseus) na jarenlange omzwervingen eindelijk weer thuis is op Ithaka. De hele opera lang bood Penelope een schier oneindige rij opdringerige minnaars-in-spe het hoofd in rigide en afgemeten recitatieven. Enkel nu, wanneer het geluk en de toekomst haar toelachen, geeft zij toe aan de melodieuze zoetgevooisdheid van het nieuwe tijdsgewricht.

De melodieuze aria kwam gestaag in de mode omstreeks 1620 en zou het klankidioom van de Venetiaanse opera gaan bepalen. Bedient Monteverdi zich nog met enige schaarste van deze metrische en dansante stijl in L’Orfeo (1607), dan bevat het Zevende Madrigaalboek uit 1619 al een hele reeks werken die geschreven zijn op deze basis. Eén, twee of drie zangers wisselen af met zogenaamde

‘sinfonie’ en ‘ritornelli’ voor violen en continuo. In de loop van de jaren 1620 en 1630 volgen nog enkele kortere bundels met zogenaamde scherzi musicali: muzikale

‘grapjes’ die uiterst melodieus en fris van aard zijn. Het populaire Si dolce è ‘l tormento komt uit die reeks schertsen. De aria’s zijn eenvoudig van zinsbouw en nodigen, door hun strofische opbouw, zangers en

instrumentisten uit tot het toevoegen van geïmproviseerde versieringen.

De Venetiaanse opera, en in zijn kielzog ook al spoedig de Napolitaanse, zag zijn succes tot over de grenzen verspreid. Een mooi voorbeeld van die diaspora is Antonio Cesti (1623-1669), die in de leer ging bij Giacomo Carissimi in Rome, maar vervolgens carrière maakte in Innsbruck en Wenen. In die laatste stad ging zijn bekendste opera, Il pomo d’oro, in première. De aria Intorno all’idol mio komt uit Orontea, een werk dat hij schreef voor Innsbruck in 1656.

Vandaag mag het verrassen, maar in de barokperiode vormde de partituur slechts een leidraad voor de uitvoering. Wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding gaven, bijvoorbeeld door de deelname van een beroemde prima donna of primo uomo, een balletscène, een pantomime of een decorwissel, kon men naar believen aria’s of instrumentale stukken toevoegen dan wel couperen. Ingelaste stukken waren niet noodzakelijk van de componist zelf.

Monteverdi’s laatste opera’s verschenen pas postuum in druk en een grondige blik op de overgeleverde autografen doet vermoeden dat ook zij in de tweede helft van de 17de eeuw onderworpen werden aan die gang van zaken.

De uitvoerders knopen vanavond aan bij die traditie en wisselen de vocale werken af met instrumentale composities van tijdgenoten als Salomone Rossi, Tarquinio Merula en Giovanni Battiste Buonamente.

GEORG FRIEDRICH HÄNDEL EN DE LONDENSE OPERASCÈNE

Welhaast even spitant als de libretti zelf verliep het leven in de Londense operakringen tijdens de jaren 1720 en de vroege jaren 1730. In 1719 had een groep Londense aristocraten de Royal Academy In dit programma belichten Joyce

DiDonato en Il Pomo d’Oro twee steden die een doorslaggevende rol speelden in de ontwikkeling van de Italiaanse opera:

Venetië omstreeks 1640 en Londen tijdens de jaren 1720. De centrale componisten zijn respectievelijk Claudio Monteverdi en Georg Friedrich Händel.

CLAUDIO MONTEVERDI EN DE VENETIAANSE OPERA

Tijdens het eerste deel van zijn loopbaan in Mantova stond Claudio Monteverdi mee aan de wieg van de opera, het genre dat omstreeks 1600 was ontstaan in Noord-Italiaanse humanistische kringen, op het kruispunt van een rist muzikale genres, theatrale tradities en een scheut wetenschappelijke experimenteerdrift. Voor een select kransje met adellijke invités van de familie Gonzaga creëerde hij in 1607 samen met librettist Alessandro Striggio L’Orfeo, een mijlpaal in die vroegdagen van de opera.

Zijn humanistische wortels ten spijt bleef het genre tijdens de eerste decennia van de 17de eeuw een exclusieve hofkunst.

Aristocratische families uit het noorden van Italië - Firenze, Mantova, Parma - en de clan van de Barberini-kardinalen in Rome staken elkaar de loef af met privé-voorstellingen in de tot theaters omgebouwde zalen van hun fastueuze paleizen, buitenverblijven, stallen of zelfs wapendepots. Met de faam van het genre groeide gaandeweg de belangstelling om de opera commercieel te exploiteren voor een groot en stedelijk publiek. In 1637

opende in Venetië het Teatro San Cassiano de deuren. Al snel volgden in Venetië en Napels verschillende gelijkaardige initiatieven en ontpopte de opera zich tot een populair genre met veel aantrek bij de stedelijke burgerij.

Ondanks zijn leeftijd - hij was de 70 inmiddels voorbij en stond al meer dan 25 jaar aan het hoofd van de prestigieuze muziekkapel van de San Marcobasiliek in de dogenstad - stond Monteverdi andermaal op de eerste rij om een bijdrage te leveren aan deze nieuwe fase van de opera. Voor het Teatro Santi Giovanni e Paolo componeerde hij achtereenvolgens Il ritorno d’Ulisse in patria (1640), het helaas verloren gegane Le nozze d’Enea e Lavinia (1641) en L’incoronazione di Poppea (1643).

L’incoronazione, Monteverdi’s zwanenzang, enthousiasmeerde het publiek reeds bij de eerste uitvoering. De opera dankt die bijval aan een in decadentie en moordzucht gedrenkte plot, maar vooral aan de sprankelende muzikale mozaïek. Met stip het meest gelaagde personage uit de opera is Ottavia, de bedrogen en verstoten echtgenote van keizer Nero. Tevergeefs beraamt zij een moordaanslag op haar liefdesrivale, Poppea.

Wanneer Ottavia daarop uit Rome verbannen wordt, heft zij haar klaagzang Addio, Roma!

aan.

De verbitterde keizerin vertolkt haar lamento volledig volgens het ‘recitar cantando’, een stijl die het midden houdt tussen spreken en zingen en waarin de zanger begeleid wordt met eenvoudige, deels geïmproviseerde akkoorden op luit, theorbe, chitarrone, klavecimbel, orgel of harp.

Die recitatiefstijl vormde omstreeks 1600, tijdens de begindagen van het operagenre,

(5)

of Music opgericht, een gezelschap dat tegemoet moest komen aan de stijgende vraag naar Italiaanse opera in de Engelse hoofdstad. Gewapend met een koninklijk octrooi en een fikse zak duiten wist de Academy Georg Friedrich Händel te overtuigen om de muzikale leiding op zich te nemen. Händel was van Saksische oorsprong, had ruime opera-ervaring opgedaan tijdens een lang verblijf in Firenze, Rome, Napels en Venetië, en woonde sinds 1712 in Londen.

Hij kon bogen op een mooi netwerk en reisde prompt naar Dresden, waar hij het kruim van de daar aanwezige Italiaanse operazangers uitkocht en engageerde voor zijn Londense uitvoeringen.

Onder hen bevonden zich onder meer Francesca Cuzzoni en de castraat Senesino, zangers die gepokt en gemazeld waren in de uiterst virtuoze Napolitaanse operastijl en die gedurende verschillende jaren intensief met Händel zouden samenwerken. Ook zangeres Faustina Bordoni maakte deel uit van het ambitieuze gezelschap. Na verloop van tijd speelde de rivaliteit tussen haar en Cuzzoni echter zo hoog op dat beide prima donna’s een eigen fanschare betaalden om de andere zangeres uit te jouwen tijdens de voorstellingen, tot groot jolijt overigens van de Engelse schandaalpers. Vanaf 1733 had Händel ook af te rekenen met de Opera of the Nobility, een concurrerende onderneming die voor astronomische gages Händels sterzangers opkocht… en vervolgens op de fles ging. Ondermeer la Bordoni en haar echtgenoot, componist Johann Adolf Hasse, zouden voor de tegenpartij werken.

Händel componeerde een veertigtal opera’s, waarvan het gros voor de Engelse scène. Het Londense publiek verlangde opera’s in Napolitaanse stijl, i.e. met korte recitatieven en uitgebreide, virtuoze da capo-aria’s. Enige routine loert dan al snel om de hoek, maar parels als Giulio Cesare

in Egitto (1724) en Ariodante (1734) steken met verve uit boven de mêlée en overtuigen door hun niet aflatende vindingrijkheid.

In Giulio Cesare slaagt Händel erin om van Cleopatra een personage van vlees en bloed te maken. Doorheen de partituur van haar aria Piangerò la sorte mia klopt de hartslag van een vrouw die hartstochtelijk vreest voor het leven van haar geliefde en daar in sensuele bewoordingen uiting aan geeft. Ariodante is de eerste titelrol die Händel schreef voor de jonge Italiaanse castraat Carestini, nadat ook Senesino het concurrerende gezelschap was gaan vervoegen. Scherza infida is de liefdesklacht van Ariodante, die vreest bedrogen te zijn door zijn geliefde. De aria vergt een onwaarschijnlijke adembeheersing van de zanger(es) en behoort mede daarom tot de meest geliefde en tegelijk gevreesde in het repertoire. Dopo notte vraagt eveneens om een grote virtuositeit; ditmaal schuilt die echter in het welhaast eindeloze passagewerk van razendsnelle zestiende noten. Ook Morte col fiero aspetto laat zich op die manier kenmerken. Deze aria van Hasse komt uit de virtuoze cantate Marc’ Antonio e Cleopatra die Johann Adolf Hasse in 1725 componeerde voor zijn echtgenote, Faustina Bordoni.

De uitvoerders wisselen deze Londense aria’s af met gestileerd instrumentaal werk uit Zoroastre en Les Indes galantes van Jean-Philippe Rameau, Händels Franse generatiegenoot.

steven marien

(6)

DEEL I: GLI ANTICHI

antonio cesti

Aria ‘Intorno all’idol mio’ uit ‘Orontea’

tekst: Giacinto Andrea Cicognini (1606-1650) salamone rossi

‘Sinfonia grave à 5’ uit ‘Il primo libro delle sinfonie e gagliarde’

claudio monteverdi

Aria ‘Illustratevi, o cieli’ uit ‘Il ritorno d’Ulisse in patria’

tekst: Giacomo Badoaro (1602-1654)

Illustratevi o Cieli,

rinfioratevi o prati, aure giote!

Gli augelletti cantando,

i rivi mormorando or si rallegrino!

Quell’erbe verdeggianti,

queil’onde sussuranti or si consolino, già ch’è sorta felice

dal cenere troian la mia fenice.

Hemel, straal weer,

weiden, bloei weer, wind, verheug je!

De zingende vogels

en murmelende beekjes wezen weer vrolijk!

Het groene gras,

de ruisende golven wezen getroost!

Nu mijn Feniks gelukkig verrezen is uit de Trojaanse as.

Intorno all’idol mio Spirate pur spirate, Aure soavi e grate E nelle guance elette

Baciatelo per me cortesi aurette.

Al mio ben che riposa Su l’ali de la quiete Grati sogni assistete, E il mio racchiuso ardore Svelateli per me larve d’amore.

Ohimè, non son più mia, Se mi sprezza Alidoro

Sarà la vita mia preda di morte.

Questo diadema d’oro Ch’io ti poso sul crine,

Questo scettro real nacque per te, Tu sei l’anima mia, tu sei mio re.

Oh Dio, chi vide mai

Più bella maestà? Più bel regnante?

Divino è quel sembiante, Innamorano il ciel quei chiusi rai Più bella maestà chi vide mai?

Ma nel mio cor sepolto

Non vo’ tener lo stral che mi ferì.

Una regina amante

Non vuol penar, non vuol morir così.

Leggi leggi, o mio caro

In negre note i miei sinceri amori In brevi accenti immensità d’ardori.

Dormi, dormi ben mio Per te veglia Oronthea, Mia vita, mia vita a Dio.

Blaas maar, blaas rond mijn geliefde, zachte en welkome briesjes, en kus hem voor mij

op die uitverkoren wangen, lieflijke briesjes.

Schenk zoete dromen, aan mijn geliefde die uitrust op de vleugels van de stilte

en onthul hem mijn verborgen verlangen, liefdesgeesten.

Helaas, ik ben mijzelf niet meer, als Alidoro mij afwijst,

zal mijn leven ten prooi vallen aan de dood.

Dat ik op je hoofd

de koninklijke macht mag plaatsen, de scepter die voor jou is ontstaan.

Jij bent mijn ziel, jij bent mijn koning.

Oh God, wie zag eerder

een mooiere majesteit, een mooiere heerser?

Goddelijk is zijn beeltenis.

Zijn verdoken stralen wekken zelfs bij de hemel liefde op.

Wie zag eerder een mooiere majesteit, een mooiere heerser?

Maar ik wil de pijl die het trof niet in mijn hart verborgen houden.

Een liefhebbende koningin wil niet lijden, wil zo niet sterven.

Lees, lees, oh mijn lief,

in droevige, verdoken tekens mijn puurste liefde,

in stille wenken immense verlangens.

Slaap, slaap, mijn lief, over jou waakt Orontea, mijn leven, mijn leven aan God.

vertaling: Anuschka De Coster

(7)

tarquinio merula Ciaccona, opus 12 nr 20

claudio monteverdi

Selectie uit ‘L’Incoronazione di Poppea’:

Sinfonia Aria ‘Addio, Roma!’

tekst: Giovanni Francesco Busenello (1598-1659)

‘Ballo del Granduca’ uit ‘Il ballo degli reali amanti’

Addio Roma, addio patria, amici addio.

Innocente da voi partir convengo.

Vado a patir l’esilio in pianti amari, Navigo disperata i sordi mari.

L’aria, che d’ora in ora Riceverà i miei fiati,

Li porterà, per nome del cor mio, A veder, a baciar le patrie mura, Ed io, starò solinga,

Alternando le mosse ai pianti, ai passi, Insegnando pietade ai tronchi, e ai sassi.

Remigate oggi mai perversa genti, Allontanatevi omai dagli amati lidi.

Ahi, sacrilego duolo, Tu m’interdici il pianto Mentre lascio la patria, Né stillar una lacrima poss’io

Mentre dico ai parenti e a Roma: addio.

Vaarwel Rome, vaarwel vaderland, vrienden, onschuldig moet ik jullie verlaten.

Ik vertrek om met bittere tranen het ballingschap te ondergaan.

Ik bevaar wanhopig de dove zeeën.

De lucht die af en toe mijn zuchten zal ontvangen

zal hen wegvoeren om in naam van mijn hart de muren van het vaderland te zien en te kussen.

En helemaal alleen zal ik

mijn daden afwisselen met tranen,

ik zal de boomstammen en stenen medelijden aanleren.

Roei nu maar, boosaardige mensen, Verwijder jullie nu maar van de geliefde kusten.

Ah, heiligschennende pijn, jij verbiedt mij te huilen terwijl ik het vaderland verlaat.

Ik mag geen traan laten vloeien, terwijl ik zeg aan mijn verwanten en aan Rome: vaarwel.

vertaling: Anuschka De Coster

giovanni Battista Buonamente

claudio monteverdi

Si dolce è’l tormento / tekst: Carlo Milanuzzi (1590-1647) Sì dolce è il tormento

che in seno mi sta ch’io vivo contento per cruda beltà…

nel ciel di bellezza s’accreschi fierezza et manchi pietà che sempre qual scoglio all’onda d’orgoglio mia fede sarà…

La speme fallace rivolgami il piè diletto né pace non scendano a me e l’empia ch’adoro mi nieghi ristoro di buona mercè tra doglia infinita, tra speme tradita vivrà la mia fe’…

Per foco e per gelo riposo non ho nel porto del Cielo riposo haverò…

se colpo mortale con rigido strale il cor m’impiagò cangiando mia sorte col dardo di morte il cor sanerò…

Se fiamma d’amore già mai non sentì quel riggido core ch’il cor mi rapì se nega pietate la cruda beltate che l’alma invaghì ben fia che dolente pentita e languente sospirimi un dì…

Zo zoet is de kwelling die woelt in mijn hart dat ik mijn geluk vind in schoonheid zo hard…

haar hemelse schoonheid vermeerdert de fierheid waar meelij verhardt dat steeds als een rots in golven van trots

mijn trouw toch volhardt…

Laat me voorkomen dat ooit valse dromen en vreugde of vrede over mij komen.

Laat mijn verdorven lief volledig mijn gerief maar dwarsbomen in oneindig leed, in de bedrogen eed

zal mijn trouw bovenkomen…

In vuur en ijs vind ik geen rust eerst in de Hemel

wordt mijn onrust gesust…

door een harde bijl of een liefdespijl

werd mijn hart uitgeblust de pijl van de dood stilt dan mijn nood

en brengt mijn hart tot rust…

Zoals haar koude hart mij zo kon vangen

maar zij nooit het liefdesvuur mocht ontvangen

zoals de harde schoonheid die mijn ziel heeft verleid mij houdt krijgsgevangen laat haar zo vol strijd en met smachtende spijt ooit naar mij verlangen…

(8)

John dowland

Come again, sweet love doth now invite / tekst: anoniem

Out, alas,

My faith is ever true, Yet will she never rue, Nor yield me any grace;

Her eyes of fire, her heart of flint is made, Whom tears nor truth may once invade.

Gentle Love,

Draw forth thy wounding dart, Thou canst not pierce her heart, For I that to approve,

By sighs and tears more hot than are thy shafts,

Did tempt, while she for mighty triumph laughs.

Come again:

Sweet love doth now invite, Thy graces that refrain, To do me due delight,

To see, to hear, to touch, to kiss, to die, With thee again in sweetest sympathy.

Come again

That I may cease to mourn, Through thy unkind disdain:

For now left and forlorn, I sit, I sigh, I weep, I faint, I die, In deadly pain and endless misery.

All the day

That sun that lends me shine By frowns doth cause me pine And feeds me with delay:

Her smiles, my springs that make my joys to grow,

Her frowns, the winters of my woe.

All the night

My sleep is full of dreams, My eyes are full of streams, My heart takes no delight

To see the fruits and joys that some do find, And mark the storms to me assigned,

Kom weer

zoete liefde nodigt je uit

Dat je de schoonheid die ik ontbeer Nu volledig voor me ontsluit

Om te zien, te horen, te voelen, te kussen, te sterven,

En samen weer diepste genegenheid te werven.

Kom weer

Opdat mijn verdriet me kan verlaten Om jouw onvriendelijke verweer:

Want nu, alleen en in alle staten Zit ik, zucht ik, ween ik en bezwijm In eindeloze ellende en dodelijke pijn.

Heel de dag

Dat die zon voor me zal schijnen, Zal ze me met fronzen laten kwijnen, En tonen wat zij vermag:

Haar lach, de bron die mijn vreugde voedt, Haar fronzen, de winters van mijn rampspoed.

Heel de nacht

Is mijn slaap vol dromen Laten mijn ogen tranen stromen Is het mijn hart dat smacht

Bij het zien van geluk, dat anderen niet ontbreekt,

En ondergaat de storm die voor mij opsteekt.

Voorbij, voor altijd,

Op mij kon ze immer bouwen, Maar zij zal nimmer berouwen En betuigt me geen erkentelijkheid

Haar ogen zijn van vuur, haar hart is van steen, Daar breken tranen en waarheid nooit doorheen.

Tedere Liefde!

Trek uw scherpste pijl en schiet, Haar hart doorboort gij niet, En wat mij nog het meeste ontriefde:

Met zuchten en tranen, heter dan uw schachten,

Poogde ik, terwijl zij triomfantelijk schaterlachte.

vertaling: Bert Nieuwenhuize

PAUZE

(9)

DEEL II: I MODERNI

Johann adolf hasse

Aria ‘Morte col fiero aspetto’ uit ‘Marc’Antonio e Cleopatra’

tekst: Francesco Ricciardi

Morte col fiero aspetto, orror per me non ha, s’io posso in libertà morir sul trono mio, dove regnai,

L’anima uscir dal petto libera, libera spera ognor,

sin dalle fasce ancor sì nobile desio meco portai.

Met trots wacht ik op de dood, voor mij is hij niet gruwelijk, als ik in vrijheid,

kan sterven op mijn troon, waarop ik regeerde.

Mijn ziel hoopt in vrijheid voor altijd uit mijn borstkas te vertrekken.

Deze nobele wens draag ik bij mij sinds mijn geboorte.

vertaling: Anuschka De Coster

georg friedrich händel

Aria ‘Piangerò la sorte mia’ uit ‘Giulio Cesare, HWV17’

tekst: Nicola Francesco Haym (1679-1730)

georg friedrich händel Selectie uit ‘Ariodante, HWV33’:

Ouverture Piangerò la sorte mia

sì crudele e tanto ria finché vita in petto avrò.

Ma poi morta d’ogn’intorno il tiranno e notte e giorno fatta spettro agiterò.

Ik zal mijn lot bewenen, dat zo wreed en ongelukkig is,

zolang er leven in mijn borstkas zal zijn.

Maar eens dood, als geest, zal ik dag en nacht rond de tiran tekeer gaan.

vertaling: Anuschka De Coster

georg friedrich händel Selectie uit ‘Ariodante, HWV33’:

Aria ‘Scherza infida’ uit ‘Ariodante, HWV33’

tekst: anoniem

Scherza infida in grembo al drudo, io tradito a morte in braccio per tua colpa ora men vo.

Mà a spezzar l’indegno laccio, ombra mesta e spirto ignudo, per tua pena io tornerò.

Neem je pleziertje, jij ontrouwe, aan de borst van je geliefde, ik, die verraden ben, begeef me in de armen van de dood en de schande is voor jou.

Maar ik zal de onwaardige ketenen verbrijzelen.

Daarom zal ik als een treurige schaduw en eenzame geest terugkeren om jou te kwellen.

georg friedrich händel Aria ‘Dopo notte’ uit ‘Ariodante, HWV33’

tekst: anoniem Dopo notte, atra e funesta,

splende in Ciel più vago il sole, e di gioja empie la terra;

Mentre in orrida tempesta il mio legno è quasi assorto, giunge in porto, e’llido afferra.

Na een duistere en beangstigende nacht, schijnt de zon stralender in de hemel en vervult de aarde met vreugde.

Terwijl in een vreselijke storm mijn schip bijna was vergaan,

loopt het nu de haven binnen en bereikt het strand.

vertaling met de vriendelijke toestemming van de Nationale Reisopera en Opera Ballet Vlaanderen (Johan Wijnants)

Jean-philippe rameau

‘Sarabande’, ‘Air tendre en rondeau’, ‘Air très vif ’ uit ‘Zoroastre’

‘Orage’ uit ‘Les Indes Galantes’

(10)

muzikale uitvoering Il Pomo d’Oro muzikale leiding Zefira Valova 1ste viool Zefira Valova Dmitry Lepekhov Fani Vovoni Matilde Tosetti 2de viool Dmitry Smirnov Elena Abbati Naomi Dumas Archimede de Martini altviool

Giulio D’Alessio Maria Bocelli cello

Ludovico Minasi Natalia Timofeeva contraBas Ján Prievozník fagot Katrin Lazar klavecimBel Luca Quintavalle theorBe

Gianluca Geremia hoBo

Roberto De Franceschi Miriam Jorde

traverso

Roberto De Franceschi De Amerikaanse mezzosopraan JOYCE

DIDONATO gooit wereldwijd hoge ogen als belcantozangeres. Haar vertolkingen van Händel, Mozart, Rossini en Donizetti op de bühne en op plaat worden alom geprezen en bekroond. De voorbije jaren breidde ze haar repertoire uit met Franse opéra lyrique en grand opéra: ze vertolkte onder meer de titelrol in het gelijknamige Cendrillon, Didon in Les Troyens en Charlotte in Werther. Ze gaf ook gestalte aan het personage van Sister Helen in Jake Heggie’s 21ste-eeuwse operaversie van Dead Man Walking. DiDonato zong recitals, concerten en operavoorstellingen in een schier onuitputtelijke reeks huizen in de Verenigde Staten, Europa, Azië en Zuid-Amerika.

Ze werkte daarvoor samen met orkesten en dirigenten als het Chicago Symphony Orchestra en Riccardo Muti en de Berliner Philharmoniker en Sir Simon Rattle. Samen met het barokorkest Il Pomo d’Oro bracht ze de gelauwerde plaat In War and Peace uit, met daarop werk van Monteverdi, Purcell en Händel.

IL POMO D’ORO werd opgericht in 2012 en heeft sinds kort de Toscaanse abdij van Monte San Savino als uitvalsbasis. Het orkest legt zich toe op muziek uit de barok- en klassieke periode, met een bijzonder voorkeur voor het operarepertoire. Het ensemble ontleent zijn naam (‘de gouden appel’) aan de gelijknamige 17de-eeuwse opera van Cesti.

De voorbije jaren concerteerden de musici in verschillende grote opera- en concerthuizen, met dirigenten als Riccardo Minasi, Maxim Emelyanychev, Stefano Montanari, George Petrou, Enrico Onofri Francesco Corti en Antonello Manacorda. De Bulgaarse violiste Zefira Valova is de vaste concertmeester van het orkest. De platencatalogus van het ensemble oogt rijk en bevat verschillende integrale Händelopera’s, maar ook barokke recitalalbums met onder meer Joyce

DiDonato, Ann Hallenberg, Jakub Józef Orliński, Franco Fagioli en Max Emanuel Cencic. Il Pomo d’Oro engageert zich eveneens op humanitair vlak als ambassadeur van het El Sistemaproject in Griekenland: de musici geven gratis muziekonderricht aan kinderen in Griekse vluchtelingenkampen.

De Bulgaarse violiste ZEFIRA VALOVA studeerde aan het conservatorium van haar geboortestad Sofia en specialiseerde zich daarna bij Lucy Van Dael in Amsterdam op barokviool. Ze leidt het Sofia Baroque Arts Festival, dat gewijd is aan historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk. De voorbije drie seizoenen dirigeerde ze ook meermaals het Philharmonisch Orkest van Sofia in 18de-eeuws repertoire. In 2017 werd ze door de Bulgaarse radio uitgeroepen tot musicus van het jaar. De samenwerking tussen Valova en Il Pomo d’Oro gaat al terug tot 2015. Met het ensemble nam zij meerdere platen op, waaronder één met Joyce DiDonato. In andere constellaties, zoals het European Union Baroque Orchestra, Les Ambassadeurs en het Belgische B’Rock, werkte Zefira Valova ook samen met gereputeerde baroquiens als Ton Koopman, Lars Ulrik Mortensen, Petra Mullejans en Alexis Kossenko. Samen met Shunske Santo nam ze recent ook Bachs Dubbelconcerto voor twee violen op.

(11)

malene Bach

De internationaal gerenommeerde Deense kunstenares Malene Bach creëerde op vraag van DE SINGEL een nieuw kunstwerk op de achterwand. Een traag, contemplatief proces. Bach werkte met "site-specifieke kleuren", exclusief gemaakt voor deze ruimte. De interactie van kleuren (alles vertrekt vanuit blauw en rood), materialen (koper en verf ) en licht speelde een cruciale rol in de ontwikkeling van het kunstwerk.

Meer weten? Bekijk het interview met Malene Bach via Lees, kijk, luister, het online magazine van desingel.be

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zij diende haar oorspronkelijke naam Sarai te veranderen in Sara, toen haar ondanks haar gezegende leeftijd van negentig (!) de geboorte van een zoon, Isaak, werd aangekondigd.

Maar ik weet dat deze man - in zijn lichaam of zonder zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen - werd weggevoerd tot in het paradijs en dat hij daar woorden hoorde die

De PTSS maakt het voor Dylan lastig om zelf zijn financiële administratie te doen.. ‘Het gaat wel beter dan vroeger, maar het gebeurt nog steeds dat ik meteen zweethanden

[r]

en uit louter goedheid heeft Hij mij met heerlijkheid gekroond. Mijn hart is vol van dankbaarheid, want Hij heeft alle macht. Zijn wijsheid brengt mijn ziel tot rust, zijn

Dat is een van de redenen waarom feedback op een woordenschatgame zo van belang is: volgens welke ontwerpprincipes moet de game worden ingericht om niet door de leerlingen als

Omdat minister Remkes aanbevolen heeft om te komen tot een multidisciplinair persbeleid, een persalarmeringsregeling, en verdergaande samenwerking tussen de communicatieafdelingen

Ook daar is de waarde van een goed verzorgde groene omgeving bijna niet te overschatten, als het gaat om de manier waarop mensen in die stad of in dat dorp functioneren, werken