• No results found

Besluit van de Deputatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Besluit van de Deputatie"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

directie Ruimte & Mobiliteit

dienst Omgevingsvergunningen (R)

Besluit van de Deputatie

kenmerk 21/O.17-024 - OMV-referentie 2020178794 betreft OVaanvraag - Gent - Sport Vlaanderen

de bouw van een nieuwe loods voor (Vlaamse) uitleendienst sportmateriaal

bevoegde gedeputeerde Leentje Grillaert 1. Feitelijke en juridische gronden

Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals vastgesteld bij besluit van 15 mei 2009 van de Vlaamse regering houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening, hierna VCRO;

Gelet op het decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, hierna OMVD;

Mevrouw Shana Sevrin heeft namens Sport Vlaanderen, met als contactadres Arenbergstraat 5, Brussel, per beveiligde zending van donderdag 31 december 2020 een omgevingsvergunningsaanvraag ingediend met als

omgevingsvergunningreferentie 2020178794.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein gelegen te Gent Campinglaan 7, kadastraal gekend GENT 9 AFD, sectie B, perceel 0519/00W000. Het betreft een aanvraag tot de bouw van een nieuwe loods voor de uitleendienst.

De gemachtigde provinciale ambtenaar heeft bijkomende informatie

opgevraagd. Deze bijkomende informatie werd ontvangen op 19 januari 2021.

De aanvraag omvat enkel stedenbouwkundige handelingen.

De aanvraag werd in eerste aanleg behandeld volgens de vereenvoudigde procedure.

De gemachtigde provinciale ambtenaar heeft de aanvraag ontvankelijk en volledig verklaard.

Gelet op het eensluidend verslag van de provinciaal omgevingsambtenaar van 11 maart 2021 ;

1.1 Stedenbouwkundige basisgegevens 1.1.1 Planologisch kader

Volgende plannen zijn van toepassing:

vergadering van

18 maart 2021 aanwezig

Van Cauter Carina,

gouverneur-voorzitter

Moens Kurt Grillaert Leentje Gillis Riet Vervliet An

leden

Ghysens Steven,

provinciegriffier

dossiernummer:

2101380 zittingnummer:

139 termijn:

26 maart 2021

(2)

-Gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977), de bouwplaats ligt in een gebied voor dag- en verblijfsrecreatie..

-Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening grootstedelijk gebied Gent' -Het terrein is niet gelegen binnen de grenzen van een BPA of RUP dat de bestemming van dit gebied wijzigt.

-Het terrein is niet gelegen in een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.

1.1.2 Verordeningen

Volgende stedenbouwkundige verordeningen zijn van toepassing:

-Algemeen Bouwreglement van de stad Gent

-Gewestelijke verordening hemelwater (incl. artikels 13 en 14 ABR) -Gewestelijke verordening toegankelijkheid

-Gewestelijke verordening voetgangersverkeer 1.1.3 Beleidskaders

De Stad Gent stelde een set van fiets- en autoparkeerrichtlijnen op,

opgenomen in het Parkeerplan Gent, deel uitmakend van het Mobiliteitsplan van de Stad. Deze richtlijnen worden als beoordelingskader gehanteerd en geven mee hoeveel fiets- en autoparkeerplaatsen bij een ontwikkeling op hun plaats zijn. De parkeerrichtlijnen worden gebruikt om aan de hand van

objectieve criteria de gewenste parkeerratio te berekenen.

1.2 Andere relevante gegevens betreffende de ruimtelijke context - Het terrein ligt aan een voldoende uitgeruste weg.

- Het terrein ligt langsheen de Duikstraat, die uitgeeft op de Watersportbaan.

- Het terrein ligt niet in ruimtelijk kwetsbaar gebied, een speciale beschermingszone, of in een park of een bos.

1.3 Adviezen

1.3.1 Advies van college van burgemeester en schepenen

Het college van burgemeester en schepenen bracht volgend ongunstig advies dd 18/02/2021 uit:

“…Voorliggend project gaat uit van de nieuwbouw van een vrijstaand gebouw op de site, zonder enige koppeling of integratie in de bestaande of toekomstige gebouwenstructuur op deze plek. Een dergelijk opzet versnippert de beschikbare ruimte en valt niet te rijmen met de principes van zuinig

ruimtegebruik waarbij maximaal moet worden ingezet op stapelen van functies en de ruimte-inname tot een minimum moet worden beperkt. Dit principe is

(3)

eveneens vervat in de Structuurvisie ‘Ruimte voor Gent’ en Ruimtelijk rendement in relatie tot Ruimte voor Gent. Dit zijn beleidsmatig gewenste ontwikkelingen….”

1.3.2 Hulpverleningszone Centrum - brandpreventie

Deze instantie bracht volgend voorwaardelijk gunstig advies dd 04/02/21 uit:

“ : GUNSTIG,

mits te voldoen aan de hiervoor vermelde maatregelen en reglementeringen.

Het beëindigen van de werken moet gemeld worden aan de brandweer via de website www.brandweerzonecentrum.be/preventie teneinde een controlebezoek te kunnen laten plaatsvinden.”

1.3.3 Vlaamse Waterweg

Deze instantie (als waterloopbeheerder) bracht geen tijdig advies uit, aan deze adviesvereiste kan voorbijgegaan worden.

1.4 Historiek

Volgende meest recente vergunningen, meldingen en/of weigeringen zijn bekend:

Stedenbouwkundige vergunningen

• Op 19/06/2014 werd een vergunning afgeleverd voor nieuwbouw tweede fase sportverblijf. (2014/34).

• Op 28/04/2016 werd een vergunning afgeleverd voor de tweede fase van een nieuwbouw sportverblijf (hernieuwde aanvraag 8.00/44021/22469.15).

(2015/10230).

• Op 22/03/2018 werd een vergunning afgeleverd voor de nieuwbouw van een hoogspanningscabine voor het internaat van de topsportschool.

(2017/10235 Dig).

1.5 Beschrijving van de omgeving en de aanvraag

De bouwplaats situeert zich op het sport- en recreatiedomein de Blaarmeersen en meer concreet op de site van Sport Vlaanderen waar zich aan de zijde van de Zuiderlaan de Topsporthal bevindt. Aan de achterzijde van deze hal staat een gymnastiekhal en een trampolinehal. Vooraan aan de zijkanten van de Topsporthal is een parking gelegen die toegankelijk is via een inrit aan de rechterzijde van deze site. De huidige uitleendienst van Sport Vlaanderen situeert zich in de gymnastiekhal die hier bij de bouw niet voor was bedoeld.

De aanvraag betreft de bouw van een nieuwe loods voor de uitleendienst van Sport Vlaanderen. In het gebouw worden een opslagruimte van 290 m², een ontvangstbalie met bureelruimte, sanitair, berging en een technische ruimte ingericht.

De bouwplaats ligt aan de achterzijde van de grote Topsporthal, tegenover de trampolinehal. De nieuwbouw loods komt op een plaats waar nu al een waterdoorlatende verharding ligt. Deze verharding in kiezel doet dienst als

(4)

stelplaats voor containers en allerhande tijdelijke infrastructuur voor evenementen die worden georganiseerd op het domein van Sport Vlaanderen (voorbeeld: loopwedstrijden)Het komt ook voor een klein gedeelte in een bestaande groenzone.

Dit terrein is toegankelijk via de Campinglaan, een zijstraat van de

Zuiderlaan. Het nieuwbouwvolume krijgt een zeshoekvormig grondplan en meet ca. 33 m op 14 m.

Het gebouw wordt uitgerust met een hellende dakconstructie met een maximale hoogte van 5,81 m, en wordt afgewerkt met een donkergrijze bekleding.

2. Motivering

2.1 De watertoets

Het terrein ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied.

Er wordt voldaan aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen,

buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater onder meer door het voorzien van een infiltratievoorziening en een regenwaterput.

Algemeen geplande toestand:

* nieuw dak van 366 m²

* 20.000 liter hemelwaterput

* infiltratievoorziening: 10.000 liter – 15 m² Gescheiden stelsel

Conform artikel 9 van het algemeen bouwreglement van de stad Gent dient bij nieuwbouw de bouwheer verplicht een privaat gescheiden afvoerstelsel voor afvalwater en hemelwater te voorzien.

Hemelwaterput

Er wordt een hemelwaterput van 20.000 l voorzien. Het aangetoond nuttig hergebruik wordt niet ingeschat. Het hemelwater wordt hergebruikt voor de toiletten en dienstkraantje buiten. De overloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op de infiltratievoorziening.

Groendak

Volgens gegevens van de architect betreft het een hellend dak met hellingsgraad groter dan 15°, bijgevolg dient geen groendak aangelegd te worden.

Infiltratievoorziening

De infiltratievoorziening dient gedimensioneerd te worden op de verharde dakoppervlakte van 366 m²- 60 m² (hemelwaterput met hergebruik).

De bouwheer voorziet een infiltratievoorziening van 10.000 liter en een oppervlakte van 15 m². De infiltratievoorziening is correct gedimensioneerd volgens de GSV.

(5)

De infiltratievoorziening is ondergronds en bestaat uit kratten.

Om infiltratie toe te laten dient de gemiddelde hoogste grondwaterstand idealiter dieper gelegen te zijn dan de infiltratievoorziening.

De eventuele overloop moet boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand gelegen zijn, aangezien de infiltratievoorziening anders als drainage fungeert.

Omdat de infiltratievoorziening zich ondergronds bevindt, zijn de

controlemogelijkheden beperkt. Het hemelwater dat naar een ondergrondse infiltratievoorziening wordt geleid, dient om deze reden voorgefilterd te worden om dichtslibbing te vermijden. Een bovengrondse infiltratie voorziening geniet daarom altijd de voorkeur boven een ondergrondse voorziening.

Er moet genoeg infiltratieoppervlakte gecreëerd worden, de bodem van de kratten mag niet meegeteld worden. Indien de infiltratievoorzieningen in blok worden aangelegd, mag alleen de oppervlakte van de zijkanten van het blok als infiltrerend beschouwd worden. Beter is het om de kratten in een ‘slang’ of

‘lijn’ aan te leggen.

Conclusie watertoets

Er wordt voldaan aan de GSV en ABR.

De doelstellingen van het decreet betreffende het integraal waterbeleid worden niet geschaad.

Technische informatie over afkoppelen, hergebruiken, bufferen en infiltreren kan gevonden worden op de website:

http://www.vmm.be/water/waterwegwijzerbouwen en http://www.integraalwaterbeleid.be/nl/publicaties/technisch- achtergronddocument-bij-degewestelijke-stedenbouwkundige- verordening

2.2 De MER-toets

De vergunningsaanvraag heeft geen betrekking op een project dat voorkomt op de lijst van Bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 01/03/2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening. De aanvraag is dan ook niet screeningsplichtig.

2.3 De natuurtoets

De bouwplaats is op de biologische waarderingskaart aangeduid als biologisch minder waardevol. Op dit punt stelt zich niet meteen een probleem, het volume is beperkt qua omvang en sluit aan bij de bestaande sportinfrastructuur.

De geplande werken hebben geen impact op de natuur of brengen geen vermijdbare schade toe aan de natuur. Toch kan de vraag gesteld worden waarom een gebouw deels in een groenstrook wordt voorzien, terwijl de verharding zeer groot is. Dit probleem is evenwel terug te voeren tot een meer structureel, zoals beschreven bij de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening. Een globale visie of doordacht concept m.b.t. toekomstige ontwikkelingen ontbreekt. Deze kan ook invloed hebben op groenaanleg.

(6)

2.4 Mobiliteit

Aanvrager stelt dat de huidige berging die zich momenteel in de berging aanliggend aan de Topsporthal bevindt, en deze een aantal minpunten vertoont, grotendeels m.b.t. circulatie:

Bovendien is deze hal diep op het terrein achteraan de site van Sport Vlaanderen gelegen, waardoor de circulatie op de site momenteel niet efficiënt verloopt en waardoor de verschillende verkeersstromen (voertuigen en voetgangers / sporters) elkaar te veel kruisen.

Dit verkeer dat eigenlijk het ganse jaar plaatsvindt, zij met een

weliswaar beperkte frequentie, zorgt voor een ontoelaatbare circulatie van voertuigen binnen de sport en recreatiezones en de

voetgangerszones. De huidige circulatie zorgt soms voor onveilige toestanden en Sport Vlaanderen wenst in de toekomst de

verkeersstromen zoveel mogelijk te scheiden.

Bovendien is de berging aan de gymnastiekhal eigenlijk niet ingericht voor de opslag van uitleenmateriaal en stelt zich intussen ook een bergingsprobleem voor de gymnastiekorganisatie.

Een nieuwe locatie dringt zich daarom logischerwijze op zodanig dat het verkeer naar en van de uitleendienst uit de sport en

voetgangerszones kunnen gehaald worden en zodanig dat de berging aan de gymnastiekhal terug haar oorspronkelijke functie terugkrijgt.

2.5 De toegankelijkheidstoets

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening betreffende toegankelijkheid.

2.6 Archeologietoets

Het terrein is niet gelegen in een beschermde archeologische site, noch in een vastgestelde archeologische zone.

Bij deze aanvraag dient geen bekrachtigde archeologienota gevoegd te worden.

2.7 De juridische toets

De toetsing aan verordeningen zoals deze inzake waterhuishouding,

toegankelijkheid of grond- en pandenbeleid gebeurt in aparte specifieke delen, voor zoverre van toepassing.

De volgende bepalingen zijn van toepassing inzake de bevoegdheid:

-Het Decreet lokale besturen van 22 december 2017, artikel 56.

-Het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikel 15 De beslissing wordt genomen op grond van het Omgevingsdecreet (decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014, artikels 5 en 6).

2.7.1 Planologisch kader

Het project ligt in gebied voor dag- en verblijf- recreatie volgens het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' (goedgekeurd op 14 september 1977).

(7)

Het project ligt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening

grootstedelijk gebied Gent' (definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005), maar niet in een gebied waarvoor er stedenbouwkundige voorschriften zijn bepaald.

Het betreft een gewestelijk recreatiedomein?

Ja: zie vcro art. 4.2.1 in verband met vergunningsplicht: 8° recreatieve

terreinen aanleggen of wijzigen, onder meer een golfterrein, een voetbalterrein, een tennisveld of een zwembad, Jan Allaert ]

De aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften van het geldend plan, zoals hoger omschreven.

Deze bepaling is moeilijk voor interpretatie vatbaar. Een vergunning weigeren wegens een strijdigheid of vergunnen middels een afwijking van een

stedenbouwkundig voorschrift is niet mogelijk binnen de vereenvoudigde procedure, precies omdat het comform zijn met voorschriften een basisvereiste is voor deze procedure.

Aangezien er buiten het gewestplan geen andere plannen van toepassing zijn op de aanvraag, wordt hier louter geoordeeld op basis van de voorschriften van dit gewestplan. De aanvraag is principieel in overeenstemming met het van kracht zijnde plan en de bijhorende voorschriften. De stedenbouwkundige en ruimtelijke afweging blijkt uit het vervolg van het verslag.

2.7.2 Verordeningen

De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het algemeen bouwreglement, stedenbouwkundige verordening van de stad Gent,

goedgekeurd door de deputatie bij besluit van 16 september 2004 en gewijzigd bij besluiten van de deputatie van 29 mei 2008,

23 oktober 2008, 19 augustus 2010, 4 oktober 2012 en 17 juli 2014, zevende wijziging van kracht op 20 december 2020.

De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten,

infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (zie waterparagraaf).

De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke

stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De aanvraag werd getoetst aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1997 houdende vaststelling van een algemene

bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.

De aanvraag is in overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften zoals bepaald middels de verordeningen, zoals hoger omschreven.

(8)

2.7.3 Beleidskaders

Beleidsmatig gewenste ontwikkelingen (BGO) spelen enkel een rol wat de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening betreft.

BGO maken geen verordenende voorschriften uit. Men kan niet volstaan met te vergunnen of te weigeren, louter door te verwijzen naar een document waarin BGO zijn opgenomen. Elke vergunningsbeslissing moet op zichzelf voldoende gemotiveerd blijven, m.a.w. de gebruikte visie-elementen moeten concreet voor het geval worden beargumenteerd. (RvVb 16 april 2019, nr. A/1819/0879, NV Gravo). Aangezien BGO geen verordenend karakter hebben, is de bevoegde overheid in beroep er niet door gebonden.

Er werd volgens de gegevens in de nota bij de aanvraag tevens een ontwikkelingsplan opgemaakt dat dient nageleefd te worden:

‘Ontwikkelingsplan Sport- en recreatiepark Blaarmeersen’, Eindrapport 22 december 2011 (opgemaakt door Antea Group) 2.7.4 Decretale bepalingen

Het voorstel is vergunningsplichtig volgens Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening art. 4.2.1:

“Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen :

1° de hiernavolgende bouwwerken verrichten, met uitzondering van onderhoudswerken :

…8° recreatieve terreinen aanleggen of wijzigen, onder meer een golfterrein, een voetbalterrein, een tennisveld of een zwembad;”

De aanvraag is in overeenstemming met de decretale bepalingen van de VCRO, het Omgevingsdecreet en behorende uitvoeringsbesluiten. . 2.8 Wegenis

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de aanvraag een voldoende uitgeruste openbare weg is, met name de Campinglaan. De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een

reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

2.9 De goede ruimtelijke ordening

Ingevolge artikel 4.3.1§2 VCRO dient de vergunningverlenende overheid bij de beoordeling van de aanvraag rekening te houden met o.a. de “in de omgeving bestaande toestand” en dient er –“voor zover noodzakelijk of relevant”–

rekening gehouden te worden met een aantal aspecten zoals “functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen”.

Sinds 30.12.2017 werd dit verruimd m.b.t. ruimtelijk rendement:

(9)

Het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook de volgende aspecten in rekening brengen:

a) beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in punt 1°

b) de bijdrage van het aangevraagde aan de verhoging van het ruimtelijk rendement voor zover:

1) de rendementsverhoging gebeurt met respect voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;

2) de rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is;

Het betreft een uitleendienst op Vlaams niveau: De Uitleendienst staat immers ten dienste van alle Vlaamse Sportverenigingen en Openbare Besturen (steden, gemeenten) en VZW’s.

Zij kunnen naar deze uitleendienst komen voor het uitlenen van allerlei sportmateriaal, gaande van kleiner sportmateriaal tot groot materiaal zoals trampolines of voetbaldoelen. De uitleendiensten van Sport Vlaanderen zijn verspreid over het Vlaamse landsgedeelte (ze zijn er ook in Hofstade en Herentals) en vinden hun oorsprong in het takenpakket dat aan Sport Vlaanderen door de minister van Sport wordt opgelegd.

Volgende functies worden voorzien:

het depot (een opslagruimte van ca. 290 m²)

een ontvangstbalie met bureelruimte

sanitaire voorzieningen: 1 damestoilet / andersvaliden en 1 herentoilet

een poetsberging

een technische ruimte op de tussenverdieping

De huidige uitleendienst te Gent bevindt zich in de berging aanliggend aan de Topgymnastiekhal en die bij de oprichting rond 2005 bedoeld was als specifieke bergplaats voor turnmateriaal en geenszins als gebouw bedoeld met de functie van uitleenactiviteiten.

De huidige locatie voor de uitleendienst, in een berging aanliggend aan de Topgymnastiekhal, is volgens aanvrager te klein aan het worden, slecht gelegen en overbodig verkeer genererend (zie deel ‘mobiliteit’).

Aanvrager stelt in zijn nota dat het voorzien van een uitleendienst op een andere locatie dan zoals voorliggend voorgesteld moeilijk is:

“De integratie van de uitleendienst in de bestaande hallen / volumes kan niet daar deze programmatorisch vol zitten.”

Het aanbouwen van de uitleendienst aan de Topsporthal is niet realistisch, aanvrager merkt hieromtrent het volgende op:

- Dit zou een belemmering betekenen van de evacuatie-uitgangen.

- De lichtinval van de indoor looppiste die zich aan de gevelzijde van de Topsporthal bevindt zou hierdoor verdwijnen.

Aanvrager somt vervolgens een aantal voordelen van de huidige locatie op:

(10)

De vrije ruimte naast de trampolinehal wensen we te vrijwaren gezien Sport Vlaanderen ambities heeft om hier in de toekomst een sporthal voor gevechtssporten te bouwen.

Het bouwen van de uitleendienst aan de rand van de bestaande stelplaats tegen de groenbuffer is daarom de meest geschikte locatie:

- De bestaande verharding kan gebruikt worden als

manoeuvreerruimte voor (vracht)wagens die sportmaterieel komen leveren en afhalen. Er hoeft dus geen extra verharding te worden aangelegd.

- De nieuwbouw zit grotendeels verscholen achter de bestaande groenbuffer.

- Het gebouw is makkelijk toegankelijk voor bezoekers.

Volgens aanvrager is het voorstel verenigbaar is met de omgeving, te meer daar Sport Vlaanderen geen ordinaire opslagloods wenst te bouwen en het volume zich volgens eigen zeggen integreert in de omgeving:

“Er is gekozen voor een architectuur die zich maximaal integreert in de omgeving.

Zowel dak als gevelvlakken van het nieuwe gebouw zullen worden afgewerkt met een zelfde soepele gevelbekleding. De gevelbekleding past met zijn tactiele structuur goed bij de bosrijke omgeving terwijl het ook aansluiting vindt bij het meer industriële karakter van de

trampolinehal en Topsporthal.”

Het college van burgemeester en schepenen merkt evenwel terecht op dat het voorstel geen koppeling zoekt in de omgeving:

“Voorliggend project gaat uit van de nieuwbouw van een vrijstaand gebouw op de site, zonder enige koppeling of integratie in de bestaande of toekomstige gebouwenstructuur op deze plek. Een dergelijk opzet versnippert de beschikbare ruimte en valt niet te rijmen met de principes van zuinig ruimtegebruik waarbij maximaal moet worden ingezet op stapelen van functies en de ruimte-inname tot een minimum moet worden beperkt. Dit principe is eveneens vervat in de Structuurvisie ‘Ruimte voor Gent’ en Ruimtelijk rendement in relatie tot Ruimte voor Gent. Dit zijn beleidsmatig gewenste ontwikkelingen.”

Bovenstaand standpunt is goed gemotiveerd en dient bijgetreden. De

uitleendienst functioneert in grote mate als berging, een functie die minder licht vergt, noch visibiliteit, niet vergelijkbaar met andere functies binnen dit

conglomeraat. De argumenten van aanvrager waarbij hij tracht aan te tonen dat een duurzamer alternatief moeilijk is kunnen moeilijk onderzocht laat staan bijgetreden worden. Het valt moeilijk in te zien dat geen compactere oplossing bedacht kan worden.

Het argument van aanvrager dat de opdrachtgever geen ordinaire opslagloods wil bouwen kan begrepen worden, maar weegt niet op tegen de wens van het college van burgemeester en schepenen om compact en duurzaam te bouwen, met een juiste plek voor elke functie, waar mogelijk gekoppeld horizontaal of verticaal. Voorliggend voorstel is architecturaal bijzonder knap te noemen, evenwel enkel indien abstractie gemaakt wordt van het feit dat het functioneel en ruimtelijk weinig compact is, en geen blijk geeft van duurzaam

ruimtegebruik.

(11)

Het college van burgemeester en schepenen beschrijft dit als volgt:

“Dit zuinig ruimtegebruik betekent dat bij de inpassing van nieuwe gebouwen telkens moet worden gestreefd naar een maximale stapeling en koppeling van functies zodat de aangesneden onbebouwde ruimte minimaal blijft. Zowel de bebouwde oppervlakte als de verharding moeten maximaal worden gecompacteerd. Stapelen van functies die kunnen gestapeld worden is een uitgangspunt. Louter inplanten van losstaande gebouwen in de open ruimte kan vanuit het oogpunt van de goede ruimtelijke ordening niet worden aanvaard.”

De lokale overheid neemt in zijn advies de verantwoordelijkheid in deze toch een aantal richtlijnen te formuleren:

“Op de site is sprake van een toekomstige inplanting van een sporthal voor gevechtsport. Hier moet op zijn minst worden uitgekeken naar een integratie van beide gebouwen met maximale stapeling en een minimale footprint en verharding. Daarnaast moet voldoende worden geanticipeerd op andere ruimtevragen op deze site die eveneens mogelijks kunnen worden gecombineerd in één compact volume.

Met het telkens bijbouwen van vrijstaande en overwegend gelijkgrondse volumes wordt een ernstige hypotheek gelegd op eventuele toekomstige ruimtevragen. Het versnipperen van de ruimte in functie van elke nieuwe ruimtevraag afzonderlijk werkt sterk ruimteverslindend en strookt niet met een duurzame stedenbouw.”

Een behoorlijke studie wordt door het college van burgemeester en schepenen terecht gevraagd:

“Concreet moet bij de bouw van een nieuw volume in de eerste plaats worden gekeken of er niet kan worden uitgebreid palend aan of op de bestaande bebouwing. Indien nieuwe volumes organisatorisch niet kunnen aansluiten op bestaande bebouwing, zoals in voorliggende aanvraag wordt geargumenteerd wegens de vluchtroutes en specifieke vorm van het gebouw, moet op zijn minst worden bekeken of nieuwe volumes kunnen worden geïntegreerd in toekomstige of geplande grotere volumes op de site. Louter inplanten van losstaande gebouwen in de open ruimte kan vanuit het oogpunt van de goede ruimtelijke ordening niet worden aanvaard.”

In secundaire orde merkt het college van burgemeester en schepenen terecht op dat het gegeven dat een deel van de groen ruimte ingenomen wordt een bevestiging is van de ondoordachtheid van het voorstel.

Bovenstaande afwegingen van het college van burgemeester en schepenen kunnen geheel bijgetreden worden, het voorstel getuigt niet van een visie inzake toekomstige evoluties en duurzaamheid, zo kan besloten worden.

Dat het ontwerp daarbij zekere architecturale kwaliteiten heeft neemt niet weg dat in deze het stedenbouwkundig aspect de doorslag moet krijgen.

De hoeksteen van de wetgeving m.b.t. goede ruimtelijke ordening is te vinden in artikel 1.1.4. (01/09/2009- ...) van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening :

“De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke

ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van

(12)

de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische,

esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.”

Een globale visie en een mogelijk toekomstsperspectief voor deze plek lijkt noodzakelijk, om het geheel passend te faseren en in elkaar te doen passen, met het oog op een duurzame ontwikkeling. Dit is des te belangrijker omdat het een publieke functie betreft, die invloed heeft op de gehele maatschappij.

Wat nu voorligt hypothekeert een degelijke visie en is te fragmentarisch, staat ook los van mogelijke ontwikkelingen op deze voor de Vlaamse gemeenschap in potentie belangrijke plek.

Aanvrager komt niet verder dan volgende mededeling:

De vrije ruimte naast de trampolinehal wensen we te vrijwaren gezien Sport Vlaanderen ambities heeft om hier in de toekomst een sporthal voor gevechtssporten te bouwen.

Uit dit feit kan enkel een bevestiging gevonden in de veronderstelling dat een meer doordachte aanpak van dit deel van het terrein noodzakelijk is. Voor de nu voorziene functie (uitleendienst) is een logischer voorstel mogelijk, in relatie tot de functionele en vormelijke gebouwde (en zelfs groene) omgeving, zoals die zich nu voordoet, en in de toekomst zal ontwikkelen. Dit is des te

belangrijker nu het om een publieke functie gaat op een in potentie waardevolle plek, op een zichtlocatie langsheen de Duiklaan.

Het voorstel is ruimtelijk niet aanvaardbaar en niet verenigbaar met zijn omgeving zoals het nu voorligt, zo kan besloten worden. Hierbij wordt het doordachte en goed gemotiveerde advies van het college van burgemeester en schepenen logischerwijs bijgetreden.

2.10 Conclusie

Het voorstel is ruimtelijk niet aanvaardbaar, zoals boven beschreven.

Op basis van de aanvraag met omgevingsvergunning-referentie 2020178794 ingediend door Sport Vlaanderen dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.

3. Besluit

Artikel 1: Op basis van de aanvraag met omgevingsvergunning-referentie 2020178794 ingediend door Sport Vlaanderen wordt een omgevingsvergunning geweigerd.

Artikel 2: De beslissing dient te worden bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het OVB.

Hou rekening met volgende wettelijke bepalingen, relevant na een beslissing van de deputatie:

Omgevingsvergunningen zijn uitvoerbaar conform de bepalingen van artikel 35 (beslissingen in eerste aanleg) en 55 (beslissingen in beroep) van het Omgevingsvergunningsdecreet.

(13)

Bekendmaking

De beslissing dient te worden bekendgemaakt conform Titel 3, Hoofdstuk 9, Afdeling 3 van het OVB.

Beroepsmogelijkheden eerste aanleg

Tegen een beslissing genomen in eerste aanleg kan, overeenkomstig de modaliteiten en de termijnen beschreven in artikel 52 en volgende van het Omgevingsvergunningsdecreet en artikel 73 en volgende van het Omgevingsvergunningsbesluit en mits betaling van de voorgeschreven dossiertaks, beroep worden ingediend bij het Vlaamse Gewest, per adres

het Vlaams Gewest, Afdeling Gebiedsontwikkeling, omgevingsplanning en – projecten (GOP) - Directie Omgevingsprojecten, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel

of via www.omgevingsloket.be

uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning Artikel 52.

De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53.

Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

Artikel 54.

Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55.

Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56.

Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57.

De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Artikel 57/1.

Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

Beroepsmogelijkheden eerste aanleg – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 74.

§ 1. Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid : 1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° minstens een van de volgende elementen als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek : a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken :

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

(14)

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

§ 2. De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk veertien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

...

Mededeling

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de ruimtelijke ordening. Ze worden gebruikt voor de

behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

Gent, 18 maart 2021 namens de Deputatie:

De provinciegriffier, De gouverneur-voorzitter,

Reden:Ik keur dit document goed

Getekend door:Steven Ghysens (Signatu Getekend op:2021-03-18 17:29:29 +01:0

Reden:Ik keur dit document goed

Getekend door:Carina Van Cauter (Signa Getekend op:2021-03-19 10:02:14 +01:0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt. De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;.. 3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt. De

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt. De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie,

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt. De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie,

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt. De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat

Als de handelingen of de exploitatie niet meldingsplichtig of verboden zijn, stelt de overheid, vermeld in artikel 107, de persoon die de melding heeft verricht binnen

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt. De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie,

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt. De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat