• No results found

Differentiëren kun je leren: een uitkomst van de interventie Emotioneel Leren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Differentiëren kun je leren: een uitkomst van de interventie Emotioneel Leren"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Differentiëren kun je leren:

een uitkomst van de interventie Emotioneel Leren

Auteur: Kim Creugers SNR: 548360 Onderwijsprogramma: Bachelor Psychologie Major: Ontwikkelings- en levenslooppsychologie, Departement Ontwikkelingspsychologie, Tilburg University Eerste beoordelaar: Yasemin Erbaş Tweede beoordelaar: Cedric Stalpers Inleverdatum: 7 juli 2021

(2)

2

Emotiedifferentiatie zorgt ervoor dat mensen beter hun emoties kunnen reguleren en is van groot belang voor welzijn. Er zijn individuele verschillen in hoe goed mensen dit kunnen en een hoger niveau van differentiatie voorspelt onder andere een betere emotieregulatie, een hoger niveau van welzijn en minder depressie. Deze studie onderzocht in hoeverre het verhogen van de emotiekennis bij participanten door middel van de interventie Emotioneel Leren, voor een verhoging in emotiedifferentiatie zou zorgen. De hypothese was dat emotiedifferentiatie verhoogd zou zijn na het leren over emoties. Emotiedifferentiatie werd gemeten door middel van een Scenario Rating Task, welke op 3 meetmomenten afgenomen werd. Het Emotioneel Leren werd toegepast tussen meetmoment 1 en 2 en bestond uit informatie over verschillende positieve en negatieve emoties. Aan het onderzoek deden 53 mensen mee (26 vrouwen en 27 mannen) met een gemiddelde leeftijd van 36 jaar. Na een Reapeated Measured Analyse is gebleken dat de emotiedifferentiatie, gemeten door middel van de Intraclass Correlatiecoëfficiënt, in de 2e meting significant verhoogd was ten opzichte van de 1e meting voor zowel negatieve als positieve emoties. Dat betekent dat de hypothese bevestigd werd en de interventie Emotioneel Leren gezorgd heeft voor een verhoging in emotiedifferentiatie. Het zou interessant zijn om deze interventie in te zetten voor het vergroten van emotiedifferentiatie en er zo voor te zorgen dat het welzijn van personen omhoog kan gaan. Verder onderzoek is noodzakelijk om het effect op welzijn aan te tonen.

Steekwoorden: emotiedifferentiatie, emoties, interventie, emotieregulatie, welzijn,

Emotioneel Leren.

(3)

3

Inleiding

De covid-19 crisis legt nog meer de grote psychische problemen bloot die wereldwijd spelen dan dat voor de pandemie al gaande was. Werkeloosheid en sociale isolatie zijn voorbeelden van gevolgen van de pandemie en grote risicofactoren voor een slechtere mentale gezondheid (Longyear & Kushev, 2021). Experts waarschuwen voor een “echo pandemie”, waarin er wereldwijd grote mentale gezondheidsproblemen zullen zijn. Er zal een verhoging zijn van de incidentie en prevalentie van bijvoorbeeld angst en depressie. Alleen al in Canada is het zelf- gerapporteerde aantal depressies verdubbeld sinds de start van de coronacrisis en een gevoel van angst zelfs verviervoudigd (Dozois, 2020).

Het dagelijks functioneren wordt erg beïnvloed door het ervaren en uiten van emoties.

Dit kan een positieve of negatieve impact hebben. Individuen zijn in staat deze emoties te reguleren, mede zodat de reacties voldoen aan de sociale verwachtingen (Nezlek & Kuppens, 2008). Het voelen en reguleren van emoties, helpt ons in het dagelijks leven om situaties in te schatten en onze reactie op situaties aan te passen (Barret, Gross, Christensen & Benvenuto, 2001).

Een variabele die een belangrijke rol lijkt te spelen in effectieve emotieregulatie, is emotie differentiatie. De manier waarop een persoon zijn emoties begrijpt, kent en verwoord zegt iets over de mate waarin iemand zijn emoties differentieert. Emotie differentiatie is het specifiek kunnen labelen, identificeren en herkennen van emoties (Kashdan, Barret &

McKnight, 2015). Sommige mensen zijn erg goed in het differentiëren van emoties en zullen hun emotionele staat omschrijven met woorden als gestrest, bezorgd, verdrietig, teleurgesteld of verveeld, terwijl andere mensen enkel het brede begrip “slecht” gebruiken om hun

negatieve emoties te omschrijven. (Erbas, Ceulemans, Lee Pe, Koval, & Kuppens, 2014). Zo zal een lage differentieerder bijvoorbeeld aangeven zich “slecht” te voelen nadat hij erachter is gekomen dat zijn partner heeft gelogen, terwijl iemand die goed is in het differentiëren van

(4)

4

zijn emoties, hieraan het label teleurgesteld of boos zal geven (Lennarz, Lichtwarck-Aschoff, Timmerman & Granic, 2018). Iemand die van nature goed is in het ervaren en verwoorden van een grote complexiteit aan emoties heeft hier veel voordeel aan. Uit onderzoek blijkt dat mensen die veel onderscheid in verschillende emoties kunnen maken, beter hun emoties kunnen reguleren. Dit helpt om een goede inschatting van de situatie te maken en een passende reactie op de situatie te geven. Wanneer het een minder precieze emotie betreft, is het veel lastiger om deze te gebruiken als informatie voor de volgende te zetten stap en dus de juiste emotiestrategie toe te passen (Barrett et al, 2001). Uit onderzoek blijkt een hoge mate van differentiatie inderdaad gerelateerd is aan meer effectieve emotie regulatie: hogere emotiedifferentiatie is gerelateerd aan minder agressief gedrag, betere coping mechanismen en minder alcoholgebruik (Kashdan, Barret & McKnight, 2015).

Daarnaast vonden Lennarz, Lichtwarck-Aschoff, Timmerman & Granic (2018) in hun onderzoek dat betere emotiedifferentiatie belangrijk is voor een hogere mate van welzijn in adolescenten. Ander onderzoek toont aan dat het goed kunnen differentiëren tussen alle verschillende positieve en negatieve emoties, beschermd tegen psychopathologie, zoals depressie. Het slechter zijn in negatieve emotie differentiatie, voorspelt een hogere score op depressieve symptomen bijvoorbeeld (Starr, Herschenberg, Li & Shaw, 2017).

Uit bovenstaande blijkt dat het goed kunnen differentiëren van emoties van groot belang is voor de mentale gezondheid en dat het niet goed kunnen differentiëren negatieve consequenties kan hebben. Het zou dus interessant zijn te onderzoeken of dit verhoogd kan worden zodat mensen die het niet goed kunnen, het leren en daardoor ook een verbeterde emotieregulatie krijgen. Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar het verhogen van emotiedifferentiatie door middel van een interventie. Emotiedifferentiatie is vooral

onderzocht als verschil tussen personen, waarbij het wordt gezien als een stabiel construct door de tijd heen. Toch zijn er redenen om aan te nemen dat emotiedifferentiatie een

(5)

5

veranderlijk construct is en dus beïnvloedbaar. Zo is er bijvoorbeeld gevonden dat stress een belangrijke invloed heeft op de mate van (negatieve) emotiedifferentiatie en dat dat kan verschillen per dag (Erbas et al., 2018).

Onderzoeken die op het gebied van het verhogen van emotiedifferentiatie al wel gedaan zijn, zijn bijvoorbeeld de Mindfulness-Based Intervention (van der Gucht et al., 2019) en de Experience Sampling Methode (Widdershoven et al., 2019). Uit beide onderzoeken bleek dat er een verbetering in positieve en negatieve emotiedifferentiatie is, na interventie.

Echter zijn deze uitkomsten weinig overtuigend omdat bijvoorbeeld na het controleren voor negatief affect, de uitkomsten op de verbeterde emotiedifferentiatie niet meer significant was (van der Gucht et al., 2019). Ook wordt er uit bovenstaande onderzoeken niet duidelijk wat de onderliggende mechanismen zijn die ervoor zorgen dat emotiedifferentiatie verhoogd wordt.

Meer experimenteel onderzoek is nodig om uit te vinden of emotiedifferentiatie

gemanipuleerd kan worden en daardoor ingezet kan worden om het welzijn van personen te verbeteren.

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van het feelings-as-information perspectief (Schwarz, 2011). We beschouwen onze gevoelens als een belangrijke bron van informatie over de omgeving en de situatie zodat we hier op een gepaste en helpende manier op kunnen reageren. Verschillende gevoelens, zorgen voor een verschillende reactie. Een emotie heeft vele componenten zoals gevoelens, gezichtsuitdrukkingen, lichamelijke reactie, cognitieve beoordelingen en de neiging om actie te ondernemen. Hoe specifieker de ervaring van de emotie is, des beter kan er voor de juiste emotiestrategie gekozen worden. Wellicht hebben personen die minder goed zijn in differentiëren te weinig kennis over de verschillende componenten behorende bij een emotie.

(6)

6

De interventie, Emotioneel Leren, in deze studie zal dan ook trachten die emotie kennis te verhogen. De participanten zullen hele specifieke informatie over de verschillende componenten van emoties krijgen. Doordat de participanten leren over emoties, kunnen zij deze informatie gebruiken om hun eigen differentiatie van emoties te verbeteren. Dit zal de participanten helpen om een betere inschatting van de situatie te maken en de juiste

emotiestrategie te kiezen.

In deze studie is onderzocht of emotiedifferentiatie verhoogd kan worden binnen personen. Er is gebruik gemaakt van een experimenteel design met een experimentele groep en een controle groep. Hierbij waren er drie meetmomenten om emotiedifferentiatie te meten een pre interventie (meting 1), een post interventie (meting 2) en een meting een maand later (meting 3). Deze werd gebruikt om exploratief te kijken of, als de interventie voor een verhoging van emotiedifferentiatie zorgde, dit dan ook blijvend was. De focus in deze studie ligt op de experimentele conditie omdat emotiedifferentiatie nog niet eerder onderzocht is in een experimentele conditie waarbij participanten meerdere dagen achter elkaar informatie over positieve en negatieve emoties krijgen.

De onderzoeksvraag die vanuit deze achtergrond geformuleerd is, is: Kan het verhogen van emotie kennis leiden tot een verhoging van emotiedifferentiatie? Dit zal

onderzocht worden door gebruik te maken van de interventie Emotioneel Leren. De hypothese hierbij is dat door middel van het verhogen van de emotiekennis van de deelnemers, de

emotiedifferentiatie verbetert. Er wordt verwacht dat de emotiedifferentiatie in meting 2 hoger is dan in meting 1 bij de participanten van de experimentele groep. Ook zal er exploratief gekeken worden of de emotiedifferentiatie in meting 3 verhoogt blijft of dat personen toch terug vallen in hun oude manier van emotionele informatieverwerking.

(7)

7

Methode

Deelnemers

Aan huidig onderzoek deden in totaal 120 participanten mee. Voor deze studie is enkel gekeken naar de participanten van de experimentele conditie. Hieraan deden 61 deelnemers mee. Deelnemers zijn verworven door te kijken naar gelijke sekse verdeling en enkel mensen waarvan Engels de moedertaal is. 8 personen zijn niet mee genomen vanwege missing data.

De overgebleven proefpersonen waren 26 vrouwen en 27 mannen met een gemiddelde leeftijd van 36 jaar (SD = 14.59, min = 19, max = 74). In tabel 1 is te zien dat de meeste personen (nog) geen diploma hadden behaald (29), gevolgd door 13 personen die een bachelor diploma behaald hebben. Participanten ontvingen een beloning van 15 pond als zij alle delen van het onderzoek volbracht hadden. Het bestond uit twee betalingen en 1 bonus. De eerste betaling werd pas ontvangen, als de eerste 7 dagen van de studie volbracht waren. De tweede betaling en de bonus, werd verkregen als zij de follow up vragen beantwoord hadden. De

geobserveerde power was voor de negatieve emoties was 1 en voor de positieve emoties .88.

Deze studie is goed gekeurd door Sodial en Societal Ethics Committee van KU Leuven Meetinstrumenten

Scenario Rating Task:

Deze taak is gebruikt om emotiedifferentiatie te meten. Participanten kregen 20 scenario’s waarbij zij 10 positieve en 10 negatieve levensgebeurtenissen moesten beoordelen op emoties.

Een voorbeeld van een scenario is: je staat in de rij bij de kassa en je producten zijn gescand.

Je probeert te betalen met je pinpas maar het apparaat geeft aan “te weinig saldo”. Je dacht dat je genoeg geld had en snapt niet wat er aan de hand is. De kassière geeft aan dat het niet lukt.

Vervolgens moet de participant aangeven in welke mate hij welke emotie voelt. De

verschillende emoties zijn: verdiet, eenzaameid, angst, spanning, boosheid, walging, schuld,

(8)

8

schaamte, liefde, opluchting, vreugde, tevredenheid. De antwoordmogelijkheden varieerden van 0: helemaal niet tot 6: extreem sterk.

Emotiedifferentiatie is afgeleid uit de sterkte van de correlatie tussen verschillende bij elkaar passende/op elkaar lijkende emoties ten opzichte van verschillende situaties binnen een persoon (Barret et al. 2001). Om het level van emotiedifferentiatie per persoon te berekenen, wordt de intraclass correlatie coëfficiënt (ICC) berekent per proefpersoon, voor de

herhaaldelijk gemeten waardes die zij geven aan de emotie die gevoeld wordt bij een scenario.

Dit wordt in de resultaten uitgebreider besproken.

Emotioneel Leren:

De interventie Emotioneel Leren werd ingezet om de proefpersonen van de experimentele groep informatie te geven over de verschillende emoties. Participanten leerden over de 12 verschillende emoties (verdiet, eenzaameid, angst, spanning, boosheid, walging, schuld, schaamte, liefde, opluchting, vreugde en tevredenheid) met behulp van tekst met uitleg over de definitie en componenten van de emoties, foto’s van de gezichtsuitdrukking van een persoon die de emotie ervaart en foto’s van een situatie die de emotie op zou kunnen roepen.

Zij leerden bijvoorbeeld over de emotie verdriet: “verdriet voel je als je het gevoel hebt dat je iets verloren bent wat belangrijk voor je was”. Naast de uitleg van verdriet, kregen ze ook uitleg van de andere componenten zoals bijvoorbeeld een plaatje van de gezichtsuitdrukking.

En een uitleg welke neiging tot actie erbij hoort: “je hebt de neiging om je terug te trekken en comfort op te zoeken”. Zij kregen dit 15 minuten per dag per emotie aangeboden via de Qualtrics Survey Platform. Dit werd gedaan vanaf dag 2 tot en met dag 5 van de studie. Elke dag kregen zij 3 verschillende emoties aangeboden. Op dag 2 kregen proefpersonen een introductie en informatie over boosheid, walging en blijdschap. Vanaf dag 3 tot en met dag 5

(9)

9

werd gerandomiseerd informatie aangeboden over angst, verdriet, liefde, schuld,

eenzaamheid, tevredenheid, spanning, schaamte en verlichting. Dag 6 werd er een test over de geleerde informatie van emoties afgenomen.

Procedure

Deze studie is gemaakt in de Qualtrics Survey Platform en uitgevoerd met Prolific. Prolific is een pool waarbij participanten worden geworven voor online experimenten. Aan dit

experiment moest je 8 dagen mee doen.

Op de eerste dag (meting 1), moesten participanten tekenen voor toestemming, de Scenario Rating Task werd meteen hierna uitgevoerd. Ook werden op dit moment de andere

vragenlijsten ingevuld. Deze taken zijn niet relevant voor mijn onderzoeksvraag en zal ik daarom niet verder bespreken.. Dit duurden in totaal zo’n 30 minuten. Om er zeker van te zijn dat er enkel “echte personen” aan het onderzoek mee deden, werd er op de eerste dag een open vraag gesteld (wat is je favoriete maaltijd?) om te beantwoorden in 2 volzinnen. Als het antwoord niet leek te kloppen, werd deze participant niet verder uitgenodigd.

Op dag 2-5 kregen de participanten informatie over emoties. Een voor een, met drie

concepten per dag (bijvoorbeeld boosheid, angst en schaamte), dit werd gerandomiseerd vanaf dag 3 tot en met 5. Op de 6e dag moesten zij de emoties bestuderen en een test uitvoeren gebaseerd op de kennis die zij verkregen hadden.

Op dag 7 (meting 2) en een maand daarna (meting 3) moesten zij dezelfde vragenlijsten en taken invullen als op meting 1.

Statistische analyse

Statistische analyses zijn uitgevoerd met IBM SPSS Statistics 27. Bij de follow-up meting zijn er 7 personen die missing data hebben, deze zijn uit alle drie de metingen gehaald. 1

(10)

10

persoon zit in de vragenlijsten in conditie 2 en overig in conditie 1, omdat hier inconsistentie is, is deze participant uit de metingen gehaald. Hierdoor blijven er 53 proefpersonen over.

Allereerst is de intra class correlatiecoëfficiënt (ICC) berekend. Deze waarde toont aan hoe sterk de waardes die onderverdeeld zijn in een groep, bijvoorbeeld positieve emoties, met elkaar samenhangen. Deze is voor elke meting (1, 2 en 3) voor zowel positieve als voor negatieve emoties berekend en samengevoegd. Daarna is er een Reapeated Measure Anova uitgevoerd met een significantieniveau van α = 0.05 om te kijken naar de invloed van

informatie op de ICC. Hierbij zijn de metingen pre interventie (1), post interventie (2) en een maand na interventie (3) per persoon de onafhankelijke variabelen (eerst de negatieve emoties en daarna de positieve emoties) en de ICC de afhankelijke variabele. Mauchly’s test liet zien dat de assumptie van sphericiteit werd geschonden voor de negatieve emoties (p = .049).

Daarom zijn de vrijheidsgraden Greenhouse Geisser gecorrigeerd. De assumptie van sphericiteit werd niet geschonden voor de positieve emoties. Omdat er een specifieke hypothese is, is er een “repeated contrast” gespecificeerd. Naderhand is voor de positieve emoties, een simple (first) contrast bekeken.

Resultaten

Emotie differentiatie

Emotiedifferentiatie is berekend door de intraclass correlatie coëfficiënt (ICC) per persoon per meting (1, 2 en 3) te berekenen door middel van een Reliability analyse (mixed), Deze ICC wordt altijd apart berekend voor de negatieve emoties en de positieve emoties. De ICC toont aan hoe sterk de waardes in dezelfde groep samenhangen . Om deze maat te kunnen gebruiken, dient de ICC tussen de 0 en 1 te zijn. Hiervoor zijn eventuele negatieve waardes geëlimineerd. Omdat deze correlaties niet normaal verdeeld zijn, worden alle ICC’s Fisher Z getransformeerd voordat er verdere analyses gedaan worden. Deze zijn, zoals in eerder

onderzoek, daarna nog vermenigvuldigd met -1 zodat een hogere waarde ook een hogere mate

(11)

11

van differentiatie verwoord. Tabel 2 (bijlage 1) laat zien dat de gemiddelde ICC bij de eerste meting van zowel de negatieve als de positieve emoties, het laagst zijn.

Hypothese

Om de hypothese te toetsen, is er een Reapeated Measured Anova uitgevoerd. Hierbij zijn de drie metingen de onafhankelijke variabele en de ICC de afhankelijke.

Bij de negatieve emoties liet Mauchly’s test liet zien dat de assumptie van sphericiteit werd geschonden (p = .049). Daarom zijn de vrijheidsgraden Greenhouse Geisser

gecorrigeerd. De resultaten laten zien dat emotiedifferentiatie significant verschilt over de verschillende meetmomenten, voor negatieve emoties F(1.8, 93.58) = 21.37, p < .001.

Contrasten laten zien dat de 1e meting significant verschilt van de 2e meting (F (1,52) = 37.73, p < .001) waarbij emotiedifferentiatie verbetert is en dat de 2e meting significant verschilt van de 3e meting ( F (1,52)= 8.91, p < .004) waarbij emotiedifferentiatie weer vermindert is. Er is ook een significant verschil tussen de 1e en 3e meting (F (1,52) = 13.32, p = 0.01). Dit houdt in dat er in de tweede en derde meting een verhoging van de emotiedifferentiatie is ten opzichte van de eerste meting.

Voor de positieve emoties is de assumptie van sphericiteit aangenomen (p = .62). De resultaten laten zien dat emotiedifferentiatie significant verschilt over de verschillende meetmomenten, voor positieve emoties F (2, 104) = 6.24, p = .003. contrasten laten zien dat de 2e meting een hogere gemiddelde ICC laat zien dan de 1e meting (F (1, 52) = 10.42, p = .002. De 2e meting verschilt niet van de 3e meting (F (1,52) = 0.53, p = .555

Wanneer er dan een vergelijk gemaakt wordt van de 3e meting met de 1e meting van de ICC van positieve emoties, zien we dat de 3e meting wél significant verschilt van de 1e meting (F (1,52) = 6,92, p = .011). Dit betekent dat de verhoogde ICC waardes constant zijn gebleven tussen de 2e en de 3e meting.

(12)

12

Discussie en conclusie

Kan de interventie Emotioneel Leren emotiedifferentiatie verhogen? De resultaten tonen aan dat het antwoord op deze vraag “ja” is. Emotioneel leren leidt tot een significante verhoging van emotie differentiatie bij onze proefpersonen. Het is interessant om te zien dat voor de negatieve emoties en de positieve emoties de tweede meting duidelijk aantoont dat de ICC en dus de differentiatie verhoogd is. Dit betekent dat proefpersonen na een interventie met informatie over de 12 emoties (verdiet, eenzaameid, angst, spanning, boosheid, walging, schuld, schaamte, liefde, opluchting, vreugde en tevredenheid) in 4 dagen, beter zijn in het omschrijven van hun specifieke gevoelens met betrekking tot een aangeboden scenario. Dit is een bevestiging van de hypothese.

Een interessante bevinding is dat bij negatieve emoties, de derde meting ook weer verschilt van de tweede meting en dus weer meer terug gaat naar de oude manier van emotionele informatieverwerking. Bij positieve emoties daarentegen, blijkt duidelijk dat de derde meting niet significant verschilt van de tweede meting (en wel van de 1e meting). Dit zou mogelijk kunnen betekenen dat de informatie, gegeven in die 4 dagen, zodanig blijft hangen dat proefpersonen ook na een maand nog steeds beter kunnen differentiëren als het gaat over positieve emoties. Een vraag die dan gesteld kan worden, is wat het verschil maakt tussen negatieve en positieve emoties. Een mogelijke verklaring hiervoor, is te vinden in onderzoek dat aantoont dat mensen liever leren en onthouden over positieve dingen en emoties dan negatieve. Het zou interessant kunnen zijn om hier vervolgonderzoek aan te wijden. Ook zou nog verder onderzocht kunnen worden of er nog steeds genoeg voordeel uit gehaald wordt als men bijvoorbeeld enkel beter wordt in emotiedifferentiatie op de positieve emoties.

Wellicht kan het nodig zijn te kijken naar opleidingsniveau van de deelnemers.

Wanneer het leren makkelijker gaat naarmate het opleidingsniveau hoger is, is dit informatie

(13)

13

die gebruikt kan worden bij de uitwerking van de interventie. Deze interventie was voor alle personen hetzelfde. De informatie die gegeven werd was identiek maar ook de tijd die ervoor stond. Dat betekent wellicht dat participanten met een lager opleidingsniveau moeilijker de informatie op zouden kunnen nemen en daardoor lager zouden kunnen scoren op

emotiedifferentiatie. Daarnaast geldt hetzelfde voor leeftijd. Het effect van leeftijd kan

waardevol zijn om te onderzoeken omdat er een groot leeftijdsverschil zit in de experimentele groep, de jongste is 19 en de oudste 74. Zou natuurlijk ook zo kunnen zijn dan de jongeren personen in de studie makkelijker en sneller leren en daarmee dan ook uiteindelijk beter differentiëren dan de oudere personen. De interventie zou dan meer toegespitst kunnen worden op zowel opleidingsniveau als leeftijd.

Met bovenstaande bevindingen zou geconcludeerd kunnen worden dat een interventie gebruikt kan worden om personen te leren beter te differentiëren door personen te leren over emoties. Passend bij het feelings-as-information perspectief, dat emoties ons informatie geven over de situatie en de gepaste reactie op die situatie. Wanneer er te weinig onderscheid is tussen de verschillende emoties voor een persoon, is er te weinig informatie die vrij komt en kan die persoon niet de juiste strategie kiezen om met de situatie om te gaan. Wanneer er veel geleerd wordt over een emotie en de verschillende componenten bij die emotie, heeft de persoon meer kans om die emotie als informatie te gebruiken om de juiste strategie in te zetten. Deze kennis zou dus door de interventie Emotioneel Leren verhoogd kunnen worden en hiermee emotiedifferentiatie verhoogd kunnen worden. Dit heeft, zoals blijkt uit

verschillende onderzoeken, een positief effect op welzijn en een negatief effect op

bijvoorbeeld depressie. Verder onderzoek is nodig om dit effect beter in kaart te brengen.

Heeft het beter léren differentiëren daadwerkelijk dezelfde uitkomst op welzijn als het vanzelfsprekend goed zijn in differentiëren? Dit is een vervolgvraag als er gekeken wordt naar deze interventie. Het is bekend dat het goed zijn in emotiedifferentiatie verscheidene

(14)

14

voordelige effecten heeft zoals betere coping mechanismen en een verhoogd welzijn. Ook zitten er negatieve consequenties aan het niet goed zijn in differentiëren zoals alcoholmisbruik of hogere scores op psychopathologie. Dit onderzoek is echter alleen nog maar grondig

gedaan op basis van mensen die van nature hier goed in zijn. De informatie in dit onderzoek zou in vervolgonderzoek gebruikt kunnen worden om te kijken of dat ook geldt voor mensen die het eerst aangeleerd moeten krijgen.

Het mooie aan deze studie is dat het een experimenteel design heeft. Ondanks dat het belang van emotiedifferentiatie al langer bekend is, is er nog maar weinig experimenteel onderzoek gedaan. Eerder onderzoek was vooral corelationeel onderzoek. Het is daarom ook zo dat er minder deelnemers nodig zijn dan in een andere vorm van onderzoek. Wel dient benoemt te worden dat een limitatie van dit onderzoek is, dat de controlegroep niet mee genomen is omdat er enkel binnen personen naar de verandering van emotiedifferentiatie gekeken is.

De verhoging van emotiedifferentiatie binnen personen na de interventie Emotioneel Leren vertelt ons: differentiëren kun je leren!

(15)

15

Referenties

Barrett, L. F., Gross, J., Christensen, T. C., & Benvenuto, M. (2001). Knowing what you’re feeling and knowing what to do about it: Mapping the relation between emotion differentiation and emotion regulation. Cognition & Emotion, 15, 713–724.

DOI:10.1080/02699930143000239

Dozois, D.A. (2020). Anxiety and depression in Canada during the Covid-19 pandemic: A national survey. Canadian Psychological Association,

http://dx.doi.org/10.1037/cap0000251

Erbas, Y., Ceulemans, E., Lee Pe, M., Koval, P., & Kuppens, P. (2014). Negative emotion differentiation: Its personality and well-being correlates and a comparison of different assessment methods. Cognition and Emotion, 28, 1196-1213.

DOI:10.1080/02699931.2013.875890

Erbas, Y., Ceulemans, E., Kalokerinos, E., Houben, M., Koval, P., Madeline, L.P. &

Kuppens, P. (2018). Why I don’t always know what I’m feeling: the role of stress in within-person fluctuations in emotion differentiation. Journal of Personality and Social Psychology,115, 179-191. DOI: http://dx.doi.org/10.1037/pspa0000126

Kashdan, T. B., Barrett, L. F., & McKnight, P. E. (2015). Unpacking emotion differentiation:

Transforming unpleasant experience by perceiving distinctions in negativity. Current Directions in Psychological Science, 24, 10-16. DOI:10.1177/0963721414550708

Lennarz, H. K., Lichtwarck-Aschoff, A., Timmerman, M. E., & Granic, I. (2018). Emotion differentiation and its relation with emotional well-being in adolescents. Cognition and Emotion, 32, 651-657. DOI:10.1080/02699931.2017.1338177

(16)

16

Longyear, R.L. & Kushlev, K. (2021). Can mental health apps be effective for depression, anxiety, and stress during a pandemic? American Psychological Association,

http://dx.doi.org/10.1037/pri0000142

Nezlek, J. B., & Kuppens, P. (2008). Regulating positive and negative emotions in daily life. Journal of personality, 76, 561-580. DOI:10.1111/j.1467-6494.2008.00496.x Star, L. r., Herschenberg, R., Li, Y.I. & Shaw, Z.A. (2017). When feelings lack precision:

Low positive and negative emotion diffentiation and depressive symptoms in daily life.

Clinical Psychological Science, 5, 613-631.

DOI: 10.1177/2167702617694657

Schwarz, N. (2011). Feelings-as-information theory. Handbook of theories of social psychology, 1, 289-308.

Van der Gucht, K., Dejonckheere, E., Erbas, Y., Takano, K., Vandemoortele, M., Maex, E., ...

& Kuppens, P. (2019). An experience sampling study examining the potential impact of a mindfulness-based intervention on emotion differentiation. Emotion, 19, 123.

https://doi.org/10.1037/emo0000406

Widdershoven, R. L. A., Wichers, M., Kuppens, P., Hartmann, J. A., Menne-Lothmann, C., Simons, C. J. P., & Bastiaansen, J. A. (2019). Effect of self-monitoring through experience sampling on emotion differentiation in depression. Elsevier, 244, 71-77.

https://doi.org/10.1016/j.jad.2018.10.092

(17)

17 Bijlage 1 Tabel 1

Opleidingsniveau participanten experimentele groep

Niveau N

Middelbare school afgerond 14 Opleiding gevolgd, geen diploma 15

Bachelor diploma 13

Master diploma 7

Anders 4

Totaal 53

Tabel 2

Emotiedifferentiatie score (ICC) gemiddelden per meetmoment

N meting 1 SD1 meting 2 SD2 meting 3 SD3

negatief 53 -1,36 .36 -1,13 .38 -1,22 .41

positief 53 -1,23 .30 -1.07 .37 -1,11 .43

(18)

18

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om te kunnen zeggen of het type instructie dat voor het VFR-systeem wordt gegeven, invloed heeft op de talige wijze waarop de coassistenten hun reflectieproces vormgeven, is er

Visie, strategie en doelen moeten in de vezels van alle medewerkers

Kimon Moerbeek over sociale innovatie.. Innovatieatelier 25

● Je krijgt dan elke maand een nieuwe tool in de

hebben in het ouderschap) hoe minder onzeker zij worden. ‘Jongere’ ouders overleggen meer met anderen over de opvoeding, en krijgen ook meer ongevraagd advies dan ‘oudere’

Zestig procent van onze basisscholen en tachtig pro- cent van onze secundaire scholen meldden op vraag van het Vlaams Vredesinstituut dat ze jaarlijks een of meerdere projecten heb-

Elke Smeets • Ondanks al- le kanttekening toont weten- schappelijk onderzoek aan dat je wel degelijk iets kunt doen om gelukkiger door het leven te gaan..

Daarmee lijkt het rapport in eerste instantie niet gericht te zijn op duurzame consumptie, echter wordt aan de definitie toegevoegd: “De consumptiepatronen worden daarbij beschouwd