• No results found

“De Surinaamse patiënt in de fysiotherapiepraktijk”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“De Surinaamse patiënt in de fysiotherapiepraktijk”"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“De Surinaamse patiënt

in de fysiotherapiepraktijk”

Afstudeeropdracht van Anke van Rees Hogeschool van Amsterdam Instituut fysiotherapie

(2)
(3)

Voorwoord

“Wanneer wij praten over aanpassing, dan moet die aanpassing niet alleen vanuit die minderheid, de hulpvrager, geschieden, maar

ook vanuit die meerderheid, de hulpverleners”

- Dr. O. Buyne -

Auteur: A.R. van Rees Plaats: Amsterdam, 2002 Met dank aan: P.D. Alberts T. Hoekstra H. Elsinga

(4)

Inhoudsopgave

I Inleiding

4

I.I verantwoording van de keuze van het onderwerp 4

I.II afbakening van de probleemstelling 4

I.III relevantie voor de fysiotherapie 5

I.IV verantwoording van de werkwijze gedurende het afstudeerproject 5 I.V verantwoording van de werkwijze m.b.t. dit verslag 6

II Suriname

7

II.I geschiedenis van Suriname 7

II.II bevolkingsgroepen van Suriname 8

II.III religies 9

II.IV talen 9

III Surinamers in Nederland

10

III.I Gevolgen van emigreren naar Nederland 10

IV Surinamers en de Nederlandse gezondheidszorg

11

IV.I communicatie 11

IV.II non-verbale communicatie 11

IV.III verbale communicatie 12

IV.IV ziektebeleving 13

IV.IV.I winti 13

IV.V winti in de hulpverlening 14

IV.VI adviezen voor de autochtone hulpverlener 14

V Surinamers in de fysiotherapiepraktijk

16

V.I ervaring met Surinaamse patiënten 16

VI Conclusie

17

VII Samenvatting

18

Literatuurlijst

19

Overig bronnen

20

Bijlage: het eindproduct

21

(5)

I Inleiding

In deze inleiding komen de volgende onderwerpen aan de orde. Ten eerste zal ik ingaan op de keuze van dit onderwerp. Hierin worden de verschillende redenen beschreven waarom ik voor dit onderwerp heb gekozen. Ten tweede wordt de probleemstelling besproken. Ten derde komt de relevantie voor fysiotherapie aan de orde. Ik sluit dit hoofdstuk af, met een verantwoording te geven voor de werkwijzen ten aanzien van het gehele project, maar ook ten aanzien van dit verslag.

I.I Verantwoording van de keuze van het onderwerp

Nederland is een land met een multiculturele samenleving. Steeds meer migranten zullen deel uit gaan maken van deze samenleving. Je hoort men vaak zeggen:

“Buitenlanders moeten zich maar aanpassen”. Deels heeft men gelijk, maar cultuur is iets dat niet zomaar te veranderen is. Cultuur is geen regel die je iemand aan- en afleert. Cultuur heeft te maken met normen en waarden die al eeuwen in sommige culturen ingebakken zijn. Kennis van sommige elementen binnen een cultuur is van belang voor ons als fysiotherapeut. Wanneer wij geen kennis hebben van elementen als religie, ziektebeleving en communicatie kan dit consequenties hebben voor onze behandeling. De vertrouwensrelatie kan niet ontstaan of in gevaar komen. Met als gevolg dat voor Surinamers de drempel steeds hoger wordt gebruik te maken van de Nederlandse gezondheidszorg. Ik ben er van overtuigd dat wij als hulpverlener net zo verantwoordelijk zijn voor integratie als de migrant zelf en dat wij de uitdaging aan moeten gaan om ons te gaan verdiepen in een andere cultuur. Daarbij stel ik de vraag met welke problemen deze mensen te kampen krijgen en welke problemen ik, als fysiotherapeut, tegen kom in de praktijk.

Het bovenstaande verklaart één reden waarom ik voor dit onderwerp heb gekozen.

Een tweede, niet onbelangrijke reden, is dat er in de opleiding heel weinig aandacht is besteed aan de manier hoe wij fysiotherapeuten om moeten gaan met allochtonen.

Mijn interesse speelt hier een grote rol in en ik heb dit gedurende mijn studie gemist.

Het feit dat ik voor Surinamers heb gekozen, heeft twee redenen. Als we nagaan welke allochtonengroep het grootste is in Nederland, komen we op de Marokkanen, Turken en de Surinamers. Ik heb voor de Surinamer gekozen, omdat ik ervan uit ben gegaan met deze groep mensen een zo klein mogelijke taalbarrière zou ondervinden.

Ook wilde ik meer te weten komen over Winti, de religie die ontstaan is uit de tijd van de slavernij. En welke invloed deze religie heeft op de ziektebeleving van de Creoolse Surinamer.

Alvorens het project van start ging, heb ik contact gehad met het KNGF om te vragen of hier al eerder onderzoek naar was gedaan. Het KNGF meldde dat zij nog niet over dergelijke informatie beschikten.

I.II Afbakening van de probleemstelling

Ik ben dit project begonnen met de algemene vraag: hebben allochtonen een andere ziektebeleving en zo ja, geeft dit moeilijkheden voor de Nederlandse fysiotherapeut?

Vervolgens heb ik een keuze gemaakt binnen de groep allochtonen en heb voor de Surinamer gekozen. De enige reden hiervoor is, dat ik bij deze groep waarschijnlijk de minste hinder zou ondervinden m.b.t. de taal waardoor mijn project

voorspoediger zou gaan verlopen.

Ik ben uiteindelijk tot de eerste probleemstelling gekomen: in hoeverre heeft het gebrek aan kennis bij de Nederlandse fysiotherapeut over ziektebeleving van de Surinaamse patiënt

(6)

gevolgen voor het stellen van een diagnose in vergelijking met het stellen van een diagnose bij de Nederlandse patiënt?

Na het opstellen van mijn contract heb ik een afspraak gemaakt met Piet Alberts (opdrachtgever) om de probleemstelling te bespreken. Ik diende de probleemstelling af te bakenen en heb deze opnieuw geformuleerd:

Heeft gebrek aan kennis bij de Nederlandse fysiotherapeut over ziektebeleving van de Surinaamse patiënt, invloed op de interactie tussen fysiotherapeut en patiënt?

I.III Relevantie voor de fysiotherapie

Gezien de bovenstaande hypothese, is dit onderwerp van belang binnen het vak fysiotherapie. Misschien beperkt dit onderwerp zich het meest tot de Randstad, omdat daar de meeste allochtonen wonen. In de media komt regelmatig naar voren dat de reguliere gezondheidszorg met veel problemen kampt, wanneer we het hebben over het behandelen van allochtonen. Deze mensen hebben een andere culturele achtergrond, zodat het niet altijd vanzelfsprekend is voor de (para-) medicus om optimaal te kunnen behandelen. Ten eerste kunnen er problemen ontstaan wat betreft de verbale- maar ook de non-verbale communicatie. Ten tweede kan het

‘allochtoon-zijn’ invloed hebben op het zelfbeeld en gedrag van Surinamers.

Bovendien is het vanzelfsprekend te denken dat de ziektebeleving over het algemeen totaal anders is dan bij Nederlanders en dit mag zeker niet genegeerd worden!

I.IV Verantwoording van de werkwijze gedurende het afstudeerproject

Ik kies ervoor een korte beschrijving te geven van mijn werkwijze gedurende het afstudeerproject. Voor een uitgebreide beschrijving van het proces verwijs ik naar het bijbehorende procesverslag.

Mijn einddoel wat betreft dit project, is het ontwikkelen van een folder die dient ter advies voor Nederlandse fysiotherapeuten die te maken hebben met Surinamers in de praktijk. Het KNGF heeft bevestigd dat een dergelijke folder nog niet bestaat.

Om een antwoord te krijgen op de bovenstaande probleemstelling, ben ik met een literatuurstudie begonnen. De literatuur die ik geraadpleegd heb, is afkomstig van de Openbare Bibliotheek, het Koninklijk Instituut voor de Tropen, het Tropenmuseum, en het Internet. Omdat er over dit onderwerp relatief weinig geschreven is, ben ik afhankelijk geweest van de literatuur die momenteel bestaat. Het gevolg is dat de literatuur niet altijd even recent was. Toch heb ik een selectie gemaakt en ben erin geslaagd een goede lijst uit de helft van de jaren 90 samen te stellen.

Naar aanleiding van de literatuurstudie, ben ik op zoek gegaan naar een stageplek waar een groot percentage Surinamers wordt behandeld. Dit met als doel om de opgedane kennis uit de betreffende literatuur, te toetsen aan de praktijk. Deze stage (de praktijkleerperiode) heeft plaatsgevonden in een particuliere praktijk in de Amsterdamse Bijlmer. Gedurende deze stage heb ik niet alleen veel Surinamers onderzocht en behandeld, ook heb regelmatig patiënten geïnterviewd over hun positie als allochtoon binnen de Nederlandse gezondheidszorg. Om mij niet te beperken tot één praktijk heb ik enquêtes opgesteld en gericht aan andere praktijken in Amsterdam. Voor de inhoud en de reacties op de enquêtes verwijs ik naar de bijlage in het procesverslag.

(7)

I.V Verantwoording van de werkwijze m.b.t. dit verslag.

Dit verslag is een afspiegeling van de opgedane kennis uit de literatuur en de

praktijkervaring. In de literatuur wordt dikwijls verwezen naar het belang, een brede kennis te hebben van de achtergrond van Surinamers, om deze optimaal te kunnen behandelen. De geschiedenis van Suriname heeft namelijk nog steeds zijn invloed op de Surinamer van vandaag. Daarom heb ik ervoor gekozen deze te beschrijven.

Vervolgens maak ik een koppeling naar Surinamers in Nederland en hun positie in de Nederlandse gezondheidszorg. Ik baken het geheel af met een koppeling naar de fysiotherapie. Hier zal de praktijkervaring aan de orde komen. Ik sluit het verslag af met een conclusie. Deze conclusie is verwerkt in een folder die dient ter advies voor Nederlandse fysiotherapeuten die te maken hebben met Surinaamse patiënten.

(8)

II Suriname

Tot vandaag de dag draagt de geschiedenis van Suriname bij tot de identiteit van de Surinamer. Dit geldt voor zowel de bevolking in Suriname, als degene die naar Nederland geëmigreerd zijn.

Omdat dit nog steeds de Surinamer van nu beïnvloedt in het dagelijks leven, en wij met deze bevolkingsgroep dikwijls in aanmerking komen, kan het van belang zijn om kennis te hebben van de geschiedenis van Suriname. De bevolkingsgroepen, de talen en religies worden in dit hoofdstuk besproken.

II.I Geschiedenis van Suriname

Suriname is een land dat vier maal de oppervlakte heeft van Nederland. Het land ligt in het werelddeel Zuid-Amerika, maar behoort oorspronkelijk tot het Caribische gebied. Het land is het enige in Zuid-Amerika dat niet tot een Spaanse of Portugese kolonie behoort. Vooral door de officiële taal, het Nederlands, is het een geïsoleerd land in vergelijking tot de andere Zuid-Amerikaanse landen. De hoofdstad van Suriname is Paramaribo.

Het land is in 1499 ontdekt door de Spanjaard Alonso de Hojeda. Destijds woonden hier alleen nog Indianen. De eerste Nederlandse kolonie in Suriname dateert van 1639. Het land werd destijds vooral gebruikt voor de tabaksteelt. Van 1651 tot 1667 was Suriname een Britse kolonie. Na 1667 werd Suriname weer Nederlands bezit, toen de Nederlanders het toenmalige Nieuw-Amsterdam (nu New York) ruilden met de Britten. De Nederlanders namen Indianen uit Noord-Amerika mee naar Suriname om op de plantages te werken. Velen Indianen vluchtten, door ziekte en het harde werk, de bossen in. Dit is de ommekeer geweest in de geschiedenis van Suriname.

Vanaf dat moment, begin 18e eeuw, werden de eerste slaven uit Afrika gehaald om op de plantages te werken.

Het eerste slaventransport was afkomstig uit het voormalige Goudkust, nu Ghana.

Deze transporten waren onmenselijk en veel van hen vonden de dood gedurende de reis naar Suriname. De meeste slaven kwamen uit West-Afrika, van Senegal tot Angola. Deze slaven worden ook wel zoutwaternegers genoemd.

De slaventijd was een vreselijke tijd voor de negerslaven uit Afrika. De mannen en vrouwen werden dikwijls van elkaar gescheiden met als gevolg dat het gezin enorm geschaad werd. De slavenhandelaren negeerden de cultuur van de slaven. Hun religie (Winti) en de daarbij behorende rituelen en tradities werden vrijwel meteen

verboden. Toch heeft deze religie de slaventijd overleefd (zie hoofdstuk IV).

De onderdanigheid aan hun blanke meester heeft tot op de dag van vandaag zijn invloed op de houding van veel Surinamers. De slaven werden op de plantages onderverdeeld in “drie rangen”. De “eerste rang” slaven werden ook wel bakra-oso genoemd. Deze slaven hadden het in vergelijking met de anderen het beste. Zij moesten in en rond het huis werkzaamheden verrichten. Deze werkzaamheden hielden vooral huishoudelijk en administratief werk in. De “tweede rang” slaven werden ook wel de bakabusinengre genoemd. Alles wat met het bos te maken had en op de plantages nodig was, werd door hen gemaakt. De “derde rang”, de

bakagronnengre, werkten achter op het land.

Het werk op en om de plantages was ondraagbaar, met als gevolg dat een slaaf gemiddeld maar 7 jaar mee ging.

(9)

Veel slaven konden het werk niet aan en besloten de bossen in te vluchten. Deze weggelopen slaven worden bosnegers of marrons genoemd.

De naam Creool is ontstaan tijdens de slaventijd. Creool is de naam voor een slaaf die geboren is in Suriname.

Nog maar anderhalve eeuw geleden, in 1863 is de slavernij afgeschaft. Vanaf die tijd hebben de Nederlanders contractarbeiders uit andere Nederlandse kolonies gewerfd.

Deze contractarbeiders kwamen eerst uit China, daarna uit Brits-Indië (nu India en Pakistan) en uiteindelijk ook uit het voormalige Nederlands-Indië (Java). Dit verklaart de diverse samenstelling van de Surinaamse bevolking. Hierover is meer te lezen in de volgende paragraaf.

Rond 1900 trokken de meeste ex-slaven naar de stad Paramaribo omdat er veel ziekte heerste op de plantages. Deze ex-slaven die naar de stad vluchtten, worden ook wel stadscreolen genoemd. In 1954 is Suriname geen officiële Nederlandse kolonie meer, maar wordt het ‘Statuut voor het koninkrijk der Nederlanden’. In 1975 wordt Suriname onafhankelijk verklaard.

De economie in Suriname is nooit erg vooruitstrevend geweest en daarom valt ook Suriname onder de derde wereldlanden.

Door de slechte economische situatie zijn veel Surinamers naar “het moederland”, Nederland, vertrokken met als doel een betere toekomst. Nederland werd vaak geïdealiseerd door de Surinamer. Nederland werd gezien als een land met status.

De immigratiestroom is niet geleidelijk aan verlopen. De eerste immigranten zijn voor de Tweede Wereldoorlog naar Nederland gekomen voor een betere opleiding.

Deze migranten waren dikwijls Creolen uit Paramaribo die al een opleiding genoten hadden.

De tweede stroom immigranten kwam na de Tweede Wereldoorlog, omdat er veel werkgelegenheid was voor de wederopbouw van Nederland. Deze tweede stroom immigranten waren veel middenklassers uit Suriname.

De derde stroom migranten kwam nadat Suriname geen officiële kolonie van

Nederland meer was, maar “het Statuut voor het koninkrijk der Nederlanden” werd.

Er bleek veel werk in Nederland te zijn, dus trokken veel Surinamers naar Nederland.

In 1975 werd Suriname onafhankelijk verklaard. Dit betekende dat ook Surinamers een visum nodig hadden om zich in Nederland te vestigen. Vandaar dat rond 1975 zo’n 60.000 Surinamers naar Nederland vertrokken, ook hopend op een betere toekomst.

Na de december moorden van 1982 beslisten veel studenten en docenten ook naar Nederland te komen.

II.II Bevolkingsgroepen van Suriname

Suriname telt 5 verschillende bevolkingsgroepen. De oorspronkelijke bewoners zijn de Indianen. Zij maken voor 2.5% deel uit van de Surinaamse bevolking. De tweede groep is ontstaan tijdens de slavernij, de Creolen. Binnen de Creolengroep wordt er onderscheidt gemaakt tussen boslandcreolen, ook wel Marrons genoemd, en de

stadscreolen. De boslandcreolen zijn ex-slaven die tijdens de slavernij de bossen in gevlucht zijn en daar hun bestaan hebben opgebouwd. De stadscreolen, zijn

(10)

wederom ex-slaven, maar zij zijn pas na de afschaffing van de slavernij richting de hoofdstad Paramaribo vertrokken. In Suriname bestaat ongeveer 32 % uit Creolen.

Nadat de slavernij werd afgeschaft, waren de Nederlanders genoodzaakt

contractarbeiders te werven om het werk op de plantages te kunnen continueren. De Nederlanders haalden Chinezen naar Suriname, die in eerste instantie de bedoeling hadden voor korte termijn in Suriname te blijven. Zij wilden een kapitaal opbouwen en uiteindelijk weer terug gaan naar hun moederland. Toch vielen de lonen en de hoeveelheid werk tegen, met als gevolg dat veel Chinezen zijn blijven “hangen”.

Momenteel bestaat Suriname voor ongeveer 2% uit Chinezen.

Niet alleen werd er een beroep gedaan op Chinezen, ook haalden de Nederlanders contractarbeiders uit het voormalig Nederlands-Indië. Deze Javanen maken voor 15% deel uit van de Surinaamse bevolking. Bovendien werden er ook grote groepen Hindostaanse contractarbeiders uit de Engelse kolonie Brits-Indie (het huidige Pakistan en India) gewerfd om op de plantages te werken. Suriname bestaat voor 35% uit Hindostanen. De overige groepen in Suriname zijn vooral Europeanen.

II.III Religies

Het gevolg van deze verschillende bevolkingsgroepen is dat er ook veel verschillende religies in het land heersen. De grootste godsdiensten in Suriname zijn het Christendom onder vooral de Creolen en het Hindoeïsme, vooral onder de mensen die uit India gehaald werden (Hindostanen). Buiten het Christendom en het Hindoeïsme wordt de Islam door 20% van de bevolking uitgeoefend. Het was voor mij noodzakelijk een afbakening binnen het afstudeerproject te maken, wanneer we kijken naar de

uiteenlopende bevolkingsgroepen en religies. Daarom heb ik ervoor gekozen meer kennis op te doen van de Creoolse cultuur, omdat deze cultuur voor vele

Nederlanders onbekend is. De Creoolse cultuur heeft namelijk ook zijn eigen religie waar ik uitgebreider op in wil gaan, Winti. Winti is een religie die oorspronkelijk uit Afrika komt en die door de negerslaven in Suriname is beland. Winti heeft veel invloed op ziekte en gezondheid van Creoolse Surinamers. Omdat deze religie niet bekend is bij veel Nederlanders wordt dit onderwerp in hoofdstuk IV nader toegelicht. Bovendien wordt kennis van Winti binnen de Nederlandse gezondheidszorg door vele auteurs ten zeerste aangeraden.

II.IV Talen

De officiële taal van het land is het Surinaams-Nederlands. Deze taal mag niet

onderschat worden. Ook al lijkt de taal veel op het Nederlands, toch ontstaan er vaak misverstanden wat betreft de interpretatie van talloze woorden. Dit zal wederom in hoofdstuk IV aan de orde komen. Naast het Surinaams-Nederlands, spreken de Hindostanen onderling het Sarnami en wordt er onder Creoolse Surinamers Sranan gesproken. In totaal kent het land 18 verschillende talen.

(11)

III Surinamers in Nederland

De migratie van Surinamers naar Nederland moet niet onderschat worden. Zoals eerder vermeld, zijn er 5 immigratiestromen te constateren tussen begin 1900 en 1980. De belangrijkste reden om te emigreren was gebaseerd op de gedachte dat de economische situatie in Nederland een stuk beter was dan in Suriname. Het idee van veel immigranten was dan ook om hier geld te verdienen en daarna weer terug te gaan naar Suriname. Echter, weinig Surinamers keerden terug naar hun geboorteland.

In 2001 woonden er 308.820 Surinamers in Nederland. Dat is ruim eenderde van het totaal aantal Surinamers in Nederland en Suriname samen! Velen van hen

centreerden zich in de Randstad. In Nederland zijn de grootste groepen immigranten van Hindostaanse of Creoolse afkomst. In Den Haag hebben vooral de Hindostanen zich gevestigd, in Amsterdam wonen vooral Creolen.

III.I Gevolgen van emigreren naar Nederland

De migratie van Surinamers naar Nederland heeft invloed op de Surinaamse

identiteit. Voor veel migranten bracht migratie ontworteling mee, het verlies van een vertrouwde omgeving. Migratie geeft rouw over het gemis, geeft schuldgevoel over het in de stek laten, geeft boosheid omdat men eigenlijk wil vasthouden. Elk migrant gaat met dit migratieproces anders om. Sommige maken dit proces bewust mee of sommige stoppen het weg met het idee over twee jaar weer terug te keren naar hun geboorteland, of ontwikkelen psychosomatische klachten. Migratie geeft ook angst voor de nieuwe situatie, voor de onzekerheid van het onbekende. Vele Surinaamse jongeren leven tussen twee culturen, thuis en op school/werk. Ze moeten een evenwicht zoeken tussen twee verschillende werkelijkheden.

De terughoudendheid van veel Surinamers is ook een gevolg van het migrant-zijn.

Surinamers zijn een minderheid in Nederland en dit betekent dat in hun ogen alle rollen worden uitgedeeld door de blanke Nederlanders. Ze kijken op tegen Nederlanders en hebben dikwijls het gevoel dat ze niet geaccepteerd worden.

Ook hebben Surinamers te maken met discriminatie of racisme. Racisme geeft niet alleen een gevoel van onveiligheid, het kan ook de identiteit schaden.

De slavernij speelt ook nog steeds een rol als we kijken naar de houding van Surinamers ten opzichte van Nederlanders. Suriname is een ex-kolonie van

Nederland en dit heeft invloed op het bewustzijn van veel Surinamers. De inwoners van Suriname hebben zich jaren onderdrukt gevoeld, zelfs nadat de slavernij was afgeschaft. De goed betaalde banen waren altijd in bezit van Nederlanders.

‘Onderdanigheid is de ziel van de Surinaamse samenleving’ wordt wel gezegd (C. Pengel).

De terughoudende of gesloten houding van Surinamers naar Nederlanders kan vaak tot onbegrip leiden bij de Nederlanders. Binnen de Nederlandse gezondheidszorg kan dit tot communicatie-problemen of een slechte vertrouwensrelatie leiden. In het volgende hoofdstuk zal dit nader toegelicht worden.

(12)

IV Surinamers en de Nederlandse gezondheidszorg.

Binnen de Nederlandse gezondheidszorg komen nog steeds situaties voor waarin er wederzijds onbegrip heerst tussen de allochtone patiënt en Nederlandse hulpverlener.

Er ontstaan communicatieproblemen die van zowel non-verbale of verbale aard kunnen zijn. Niet alleen het verschil in communicatie kan tot problemen leiden, ook een andere ziektebeleving (Winti) kan tot misverstanden leiden. In dit hoofdstuk worden er een aantal situaties besproken, die tot communicatieproblemen kunnen leiden tussen de Surinaamse patiënt en de autochtone hulpverlener.

IV.I Communicatie

Wanneer twee mensen elkaar ontmoeten, spelen zowel subjectieve als objectieve zaken een rol. Degene die de andere ziet, heeft zijn eigen gevoelens, zijn eigen ideeën en soms ook zijn eigen vooroordelen. Daarnaast heb je de situatie van wat er

werkelijk is, de objectieve gegevens. Als we het hebben over non-vebale

communicatie stoornissen valt er te denken aan een andere ziektebeleving die voor de Nederlandse hulpverlener onbekend is. Ook kan er gedacht worden aan een lichaamshouding die de negatieve gevoelens kan opwekken bij de hulpverlener.

Daarentegen kan de lichaamshouding van de arts ook als bedreigend en dominant worden gezien door de Surinamer.

IV.II Non-verbale communicatie

Om de problemen binnen de Nederlandse gezondheidszorg te verminderen, wanneer we kijken naar het behandelen van patiënten uit de Surinaamse cultuur, is het

verstandig meer te weten van de non-verbale communicatie.

Veel Surinamers vinden Nederlandse hulpverleners, vooral artsen, autoritair. Er zijn een aantal oorzaken voor dit gegeven. Ten eerste hebben Surinamers een

minderheidspositie in Nederland. Ten tweede zit de patiënt t.o.v. de hulpverlener al in een minderheidspositie. Ten derde telt mee, dat Suriname een ex-kolonie is van Nederland. Natuurlijk heeft de slavernij een stempel gedrukt op de Surinaamse samenleving, en ook na de slavernij hadden de blanken het voor het zeggen in het land. De goede banen werden dikwijls ‘ingepikt’ door de blanke Nederlander.

De autoritairiteit van de Nederlandse hulpverlener heeft tot gevolg dat de Surinamer zich erg terughoudend kan opstellen tegenover de arts of hulpverlener. De patiënt kan heel gesloten zijn over zijn klachten, en verwacht toch dat de arts of hulpverlener met een diagnose en oplossing komt. Dit kan tot communicatieproblemen leiden, of de vertrouwensrelatie kan geschaad worden.

Niet alleen kan het autoritaire gedrag tot terughoudendheid leiden, ook is soms het tegenovergestelde te verwachten. Wanneer hulpverleners geen superieur gedrag vertonen en veel vragen stelt, kan dit ook tot wantrouwen leiden bij de Surinaamse patiënt. Zij kunnen zich afvragen in hoeverre deze hulpverlener wel bekwaam is in zijn vak.

Uit de literatuur blijkt, dat Surinamers om essentiële dingen heen kunnen draaien. Er kunnen bijvoorbeeld wel een heleboel symptomen opgesomd worden, maar

(13)

Nederlandse hulpverlener. Men denkt dat dit eventueel met schaamtegevoelens en/of gehoorzaamheid te maken heeft, waar veel Surinamers mee zijn opgevoed.

Daarom is het van belang om als Nederlandse hulpverlener goed te communiceren met de patiënt over de gekozen behandeling. Doorvragen is hierin een belangrijk gegeven.

Bovendien blijkt dat Surinaamse vrouwen minder mondig zijn dan Nederlandse vrouwen. Ze zijn niet opgevoed met het idee privé-zaken te bespreken met onbekenden, dus zal de hulpverlener meer tijd nodig hebben om oorzaken van bijvoorbeeld psychosomatische klachten te achterhalen. Ook zal de hulpverlener met de patiënt goed moeten overleggen of de gekozen behandeling aansluit bij de

verwachting van de patiënt. Omdat sommige Surinaamse vrouwen over het algemeen minder mondig zijn dan Nederlandse vrouwen, zullen ze de arts zelden tegenspreken.

Wanneer er voor een bepaalde behandeling wordt gekozen, moeten beide “partijen”

het ermee eens zijn, anders kan de behandeling weinig zin hebben. Vandaar dat er door de hulpverleners goed doorgevraagd moet worden of de behandeling aansluit bij de verwachting van de patiënt.

Uit een onderzoek aan de Erasmus Universiteit blijkt, dat Nederlandse vrouwen eerder hun nek-, rug- of schouderpijn wijten aan stress of spanningen. Dit in tegenstelling tot Surinaamse vrouwen die minder snel bereid zijn een verband te leggen tussen spanningen en hun klachten. Veel Surinaamse vrouwen wijten hun klachten aan bijvoorbeeld weersveranderingen e.d.

Tot slot wil ik nog één punt aanhalen dat tot communicatieproblemen kan leiden.

Veel Surinamers zijn opgevoed met het feit om niet iedereen recht in de ogen aan te kijken. Als een persoon ouder is of een hogere opleiding heeft genoten, kan het in de Surinaamse gemeenschap als onbeleefd worden gezien, diegene recht in de ogen aan te kijken. In de Nederlandse cultuur werkt dit gegeven juist andersom. Wanneer iemand je niet aankijkt wanneer je tegen diegene praat, wordt dit juist gezien als onbeleefd!

IV.III Verbale communicatie

Naast de non-verbale communicatie tussen hulpverlener en hulpvrager is er natuurlijk ook nog de verbale communicatie die erg belangrijk is.

Zoals al eerder vermeld in dit hoofdstuk, mag de taal Surinaams-Nederlands niet onderschat worden. Alhoewel de meeste woorden overeen komen, kan de betekenis van geheel andere aard zijn. In deze paragraaf worden een aantal voorbeelden gegeven.

Onder de oudere generatie en minder goed opgeleide mensen uit de Surinaamse gemeenschap kunnen communicatieproblemen ontstaan. Ook al is het Surinaams- Nederlands de officiële taal van het land, toch is dit voor veel mensen niet de omgangstaal. In Suriname is de omgangstaal het Sranang-tongo. Deze taal is vooral de taal van de Creoolse bevolking, maar wordt meestal ook gesproken door de andere bevolkingsgroepen van het land. Het Surinaams-nederlands is voor deze groep mensen dus vaak een tweede of soms derde taal. Zij kunnen zich niet optimaal uitdrukken en dit kan tot communicatiestoornissen leiden.

(14)

Voor de jongere generatie Surinamers in Nederland geldt dit niet. Zij spreken Nederlands of Surinaams-Nederlands. Deze talen lijken heel veel op elkaar, maar ondanks dat, kunnen bepaalde woorden, die hetzelfde uitgesproken worden, een andere betekenis hebben. Uit de literatuur blijkt dat dit tot problemen kan leiden in de gezondheidszorg. In het onderstaande schema wordt het Surinaams-Nederlandse woord vermeld, met daarachter de juist Nederlandse interpretatie.

Surinaams-Nederlands Nederlands

Voeten Voeten of benen

Handen Handen of armen

Anansi (betekent letterlijk: spin) Tintelingen

“Ik gebruik tablet” Ik ben aan de pil

Ati Hart, wordt ook vaak maag mee bedoeld

Treef Allergie

Kosso kosso Hoesten

Swerie Gezwel

Trekking Epilepsie

Versweekte enkel Verstuikte enkel

Hee broedoe Hypertensie

Sjat Bro Astma

Soekroe Diabetes mellitus

Er bestaat nog één ander gegeven dat de communicatie kan bemoeilijken. In het Surinaams-Nederlands ligt vaak de klemtoon van een woord anders. De betekenis van de zin kan hierdoor veranderen.

In dit hoofdstuk zijn een aantal situaties besproken die tot communicatie-problemen kunnen leiden. Wanneer Nederlandse hulpverleners kennis hebben van de verschillen in de non-verbale en verbale communicatie tussen Nederlanders en Surinamers, wekt dit wederzijds begrip en acceptatie; de basis voor een goede behandeling.

IV.IV Ziektebeleving

Niet alleen het verschil in non- of verbale communicatie tussen Nederlanders en Surinamers kan tot problemen leiden in de gezondheidszorg, ook het verschil in ziektebeleving kan een oorzaak zijn. Te denken valt aan de religie Winti die voor veel Nederlanders onbekend is, en die veel invloed kan hebben op de ziekte of

gezondheidsbeleving van Surinamers. Winti is een religie die complex in elkaar zit.

Het is dan ook niet mogelijk of relevant om deze religie tot in de details te

beschrijven. In de onderstaande beschrijving worden dan ook de basiselementen van deze religie behandeld. Voor een uitgebreide beschrijving verwijs ik naar de boeken op betreffende literatuurlijst.

IV.IV.I Winti

Winti is een religie die zijn oorsprong heeft in Afrika. Gedurende de slaventijd is deze religie dan ook in Suriname beland. Vandaar dat vooral de Creolen aanhangers zijn van deze religie. Winti is een mengeling van het animisme (ziel/geest), christelijk geloof en tradities uit Afrika.

(15)

Winti betekent letterlijk wind, en is dus net zoals de wind onzichtbaar, snel en

onvermijdelijk. De belangrijkste kenmerken van Winti zijn een sterke binding met de voorouders en oriëntatie op de natuur. Het is een harmonieuze religie, die gebaseerd is op het evenwicht van de natuur. Zij gaan uit van 5 machten in de natuur: lucht, aarde, water, plantenrijk en vuur. De Winti religie is hiërarchisch, dat wil zeggen dat er één oppergod is, waaronder talloze andere goden/ geesten van voorouders staan.

Diegene die in Winti geloven, gaan ervan uit dat deze over macht beschikken om onheil te veroorzaken, ziek te maken maar ook te genezen.

Anana, is de naam van de oppergod en staat hiërarchisch het hoogst.

De winti zijn de lagere goden, die zich op verschillende wijzen manifesteren. Elk mens heeft een kra, de ziel, de levenskracht van de mens. De bovennatuurlijke voorouders van de kra, de djodjo’s geven de kra van de Anana aan de kinderen door. De geesten van de voorouders, de djodjo’s spelen een belangrijke rol in het leven van de Creoolse Surinamers die in Winti geloven. Deze geesten zijn niet veeleisend, ze moeten alleen niet het gevoel hebben verwaarloosd te worden. Bij Winti speelt het in harmonie komen met ‘de geest van je cultuur’ de sleutelrol.

Bij Winti-rituelen staat het scheppen (en behouden) van een harmonisch evenwicht tussen de mens en de zichtbare en onzichtbare krachten van de natuur centraal.

Er zijn talloze verschillende rituelen. Zo is er de wassi; een rituele wassing in een kruidenbad, de kratafra; een maaltijd lekkernijen voor de geesten, of de winti-pré. Een winti-pré is een dansritueel op een bepaald ritme van de trommel, met als doel in contact te komen met de djodjo’s, de zielen van de voorouders door middel het in trance raken.

De Rituelen worden uitgevoerd door een medicijnman, ook wel bonoeman genoemd.

Deze bonoeman, stelt, evenals de arts na onderzoek, een diagnose. Meestal moet de client bij consult, luku, een kaars, drank of wat geld meenemen. Tijdens de uit te voeren rituelen raakt een bonoeman dikwijls in trance.

IV.V Winti in de hulpverlening

Rond ziekte en de genezing bestaan nog veel onduidelijkheden. Ondanks de vooruitgang van de medische wereld blijven veel vragen over de gezondheid van lichaam en geest onbeantwoord. Wanneer deze onduidelijkheden twee werelden betreft, kan dit tot problemen leiden. Veel Surinamers vallen bij ziekte terug op de Winti-religie. Dit is vooral het geval wanneer het chronische klachten betreft. Het blijkt, dat bij behandelingen van psychosomatische en psychische klachten een combinatie van zowel westerse therapie, als het raadplegen van een bonoeman baat heeft bij de patiënt.

IV.VI Adviezen voor de autochtone hulpverlener.

Zoals in de bovenstaande hoofdstukken beschreven, blijkt dat er verschillende problemen kunnen ontstaan, wanneer een autochtone hulpverlener een Surinaamse patiënt behandelt. Het verschil in non-verbale en verbale communicatie kan een moeizame vertrouwensrelatie tot gevolg hebben. Maar ook het onbegrip en desinteresse voor de culturele achtergrond van Surinamers kan tot moeilijkheden leiden. In de literatuur worden herhaaldelijk adviezen beschreven die kunnen helpen om de afstand tussen de Nederlandse hulpverlener en de Surinaamse patiënt te verkleinen. Deze adviezen worden hieronder nader toegelicht:

(16)

1. Als autochtone hulpverleners beter geïnformeerd zouden zijn over de cultuur van Surinaamse patiënten, zou dit ten goede komen tot de communicatie. Vooral als het gaat om de psychosomatiek.

2. De autochtone hulpverlener moet voldoende tijd nemen voor de anamnese.

Binnen de anamnese moet er goed ingegaan worden op de voorgeschiedenis en een sociale anamnese wordt ten zeerste aangeraden

3. Omdat veel Surinamers zich terughoudend op stellen ten opzichte van de autochtone hulpverlener, is het belangrijk om tijdens de anamnese veel open vragen te stellen en goed door te vragen.

4. Autochtone hulpverleners moeten zich in kunnen leven in de leef- en ervaringswereld van de Surinamer.

5. Van hulpverleners wordt verwacht, dat zij bereidt zijn verder te kijken en flexibiliteit op kunnen brengen, met als doel hun handelen af te stemmen op de omstandigheden van hun allochtone hulpvragers.

(17)

V Surinamers en fysiotherapie

In de bestaande literatuur is niets beschreven over specifiek het onderwerp:

Surinamers en de fysiotherapie. Vandaar dat ik het relevant vond op een andere manier kennis op te doen over dit onderwerp. In dit hoofdstuk komt daarom een

persoonlijke praktijkervaring aan de orde. Deze stage, betreft de praktijkleerperiode, de eerste stage binnen de opleiding fysiotherapie. Het moet duidelijk zijn dat dit dus mijn eerste ervaring was met patiënten. Omdat dit een persoonlijke ervaring is geweest, ben ik genoodzaakt dit hoofdstuk in de ik-vorm te schrijven.

V.I Ervaring met Surinaamse patiënten

De Surinaamse patiënten waar ik mee in aanmerking ben gekomen, waren voor het grootste gedeelte van Creoolse afkomst. Gedurende deze stage zijn me een aantal punten opgevallen wat betreft het verschil tussen Nederlanders en Surinamers. Ik zal deze hieronder puntsgewijs beschrijven.

1. De meeste Surinaamse patiënten stelden zich terughoudend op binnen de anamnese. De klachten werden dikwijls niet concreet aangegeven. Bovendien waren de meeste patiënten erg gesloten tijdens de sociale anamnese.

2. Wanneer ik uit belangstelling vragen stelde over Winti, werd hier heel gesloten opgereageerd. Vaak werd er gezegd: “Winti, met dat soort zaken durf ik me niet bezig te houden hoor”.

3. Veel Surinamers stellen het op prijs wanneer je geïnteresseerd bent in hun achtergrond. Ik merkte dat mensen in vervolgbehandelingen zich opener op durfden te stellen ten aanzien van hun klachten en hun privé-leven.

4. Wanneer ik in de anamnese vroeg: “heeft u ook last van tintelingen?” begrepen veel patiënten me niet. Wanneer ik het woord tinteling verving door het woord anansi, werd hier gelijk een concreet antwoord op gegeven en voelde de patiënt zich begrepen.

5. Het viel me op dat Surinaams Creoolse vrouwen een hogere pijngrens hebben in vergelijking tot Nederlandse vrouwen.

6. Uit gesprekken met Surinamers, blijkt dat de meeste eerst een beroep doen op huismiddeltjes van ouders of grootouders voordat zij een beroep doen op de gezondheidszorg.

7. Gedurende deze stage ben ik één keer in aanmerking gekomen met een patiënt die in Winti geloofde. Deze patiënt, werd zowel behandeld door een

fysiotherapeut als door een bonoeman. Het is interessant om deze patiënt te beschrijven:

Op een ochtend mocht ik met mijn stagebegeleider mee om één van zijn

patiënten aan huis te behandelen. Ik was voorbereid op het feit dat deze man aan winti deed en dat zijn klachten psychosomatisch waren. Deze man vertelde mij, dat zijn lichamelijke klachten te wijten waren aan kwade geesten. Hij vertelde dat de overbuurman (ook een Surinaamse man) de week daarvoor zelfmoord had gepleegd en dat zijn vrouw en kinderen hem thuis hadden gevonden. De patiënt was er van overtuigd dat de geest van de overleden man in de straat rond hing en dat dit de reden was dat zijn klachten erger waren geworden. Hij had een

bonoeman ingeschakeld, om door middel van rituelen de kwade geest buiten de

(18)

geplaatst en een stokje wierook afgestoken. Dit ritueel heeft de patiënt 500 gulden gekost. Hij vertelde dat zijn klachten sinds het ritueel minder geworden waren.

VI Conclusie

Naar aanleiding van de literatuurstudie en mijn praktijkervaring ben ik tot een conclusie gekomen.

Heeft gebrek aan kennis bij de Nederlandse fysiotherapeut over ziektebeleving van de Surinaamse patiënt invloed op de interactie tussen fysiotherapeut en patiënt?

Het antwoord op deze vraag heeft twee kanten, namelijk;

Enerzijds heeft het gebrek aan kennis van de ziektebeleving van de Surinaamse patiënt geen invloed op het stellen van een verkeerde diagnose of behandelingskeuze voor ons als fysiotherapeut, wanneer we het hebben over patiënten die klachten vertonen op stoornisniveau (ICIDH2). Daarentegen acht ik het toch van belang, dat de fysiotherapeut zich verdiept in de achtergrond van de patiënt om een optimale vertrouwensrelatie op te kunnen bouwen.

Anderzijds beantwoord ik deze vraag met ‘ja’, wanneer we het hebben over patiënten die klachten vertonen op het niveau van activiteiten en participatie (ICIDH2). Dit geldt niet voor alle Surinaamse patiënten. Wanneer een fysiotherapeut geen kennis heeft van zaken als winti en de communicatieverschillen, zowel verbaal als non-verbaal, tussen het Nederlanders en het Surinamers, kan er wel degelijk een

communicatiestoornis ontstaan en de vertrouwensrelatie kan in gevaar komen. Het gevolg hiervan kan zijn dat de patiënt zich niet begrepen voelt en afstapt van de reguliere Nederlandse gezondheidszorg en zijn heil probeert te zoeken in winti- genezers et cetera. De patiënt zou wantrouwen kunnen krijgen in de Nederlandse gezondheidszorg en de drempel kan steeds hoger worden om een (para)-medicus te bezoeken.

(19)

VII Samenvatting

Het onderwerp van dit afstudeerproject, dat in 1999 is uitgevoerd is, luidt: “de Surinaamse patiënt in de fysiotherapiepraktijk.

De beweegredenen voor de keuze van het onderwerp van dit project zijn als volgt tot stand gekomen. Ten eerste speelt mijn belangstelling voor de psychosomatiek binnen de fysiotherapie een rol en ten tweede de interesse in de achtergronden van

allochtonen in Nederland. Bovendien is er in de opleiding weinig aandacht besteed aan het behandelen van allochtone patiënten. Vandaar dat ik hier meer van wilde weten.

Het project is begonnen middels een literatuurstudie. De bevindingen van de literatuurstudie, heb ik getoetst aan de praktijk tijdens mijn eerste stage in een praktijk in de Bijlmer in Amsterdam.

Mijn conclusie van dit afstudeerproject is als volgt:

Nederlandse fysiotherapeuten moeten zich verdiepen in de achtergrond van de Surinamer, wanneer zij te maken hebben met deze patiëntengroep in hun praktijk.

Wanneer de fysiotherapeut geen kennis heeft van taalverschillen en winti, kan dit de vertrouwensrelatie in gevaar brengen. Ik heb het dan vooral over patiënten die klachten vertonen op activiteiten of participatieniveau (ICIDH2). Het gevolg kan zijn dat de Surinaamse patiënt zich niet begrepen voelt en afstand doet van de reguliere gezondheidszorg in Nederland.

De gezamenlijke eindproducten zijn:

1. Een procesverslag 2. Een inhoudelijk verslag

3. Een informatiefolder voor Nederlandse fysiotherapeuten

(20)

Literatuurlijst

• Banna, Y., Moy, Y., De voorouders en haar winti, Powel, Amsterdam, 1991

• Bissesur, S. e.a., Surinamers en de Nederlandse hulpverlening, Stichting Landelijke Federatie van Welzijnsorganisaties voor Surinamers, 1992

• Elling, R., Andeweg, B., de Jong, J., Swathuisen, C., Rapportage techniek, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1994

• van Es, D., de migrant als patiënt, een oriëntatie voor hulpverleners in de gezondheidszorg, De Tijdstroom, 1995

• Haveman, H.B., Venema P., Migranten in de gezondheidszorg, Bohn Stafleu van Loghum, 1996

• Hijmans, A., Pillen of Winti, Onze wereld, december 1999

• Huurman, R, Tussen kruiden en geesten,. Arts & Auto –21, 1995

• Leistra, G., Parbo aan de Amstel, Surinamers in Nederland, de Arbeiderspers Amsterdam, Antwerpen 1995

• Nasrullah, F.M., Wekker E.A.B., Surinaamse vrouwen en de Nederlandse gezondheidszorg; een inventariserend onderzoek naar ervaring van Surinaamse vrouwen met de Nederlandse gezondheidszorg in Rotterdam en omstreken, Erasmus Universiteit; instituut preventieve en sociale psychiatrie, Rotterdam, Oktober 1988

• Nieuwenhuis E., De Groene Amsterdammer, Dolende Geesten, 29 juli 2000

• Het Parool, Rechter wacht op onderzoek winti, Amsterdam, woensdag 10 januari

• Pakosie, A.., Gezondheid en ziekte in de Afro-Surinaamse cultuur in: Siboga, jaargang 8, nummer 1, 1998, 2-10

• Rijkschroef, B.R., Samen gezond, ervaringen van migranten met de gezondheidszorg in Nederland, The G.T. Labyrint Publication, 1992

• Stichting landelijke federatie van welzijnsorganisaties voor Surinamers, Surinamers en de gezondheidszorg, verslag symposium 4 april 1990, Koninklijk Instituut voor de Tropen, utrecht, juli 1990

• Surinamers en de Nederlandse hulpverlening, Stichting landelijk federatie van welzijnsorganisaties voor Surinamers, 1992

• Stephen, H., Winti en hulpverlening; een bijdrage aan de gezondheidszorg in multicultureel Nederland., 1995

• Stephen, H., Winti; afrosurinaamse religie en magische rituelen in Suriname en Nederland, Karnak, Amsterdam, 1998

• Surinamers in Nederland, redactie probiblio, 24e jaargang 1999, Thematische knipselkrant.

• Van der Werf, S., Allochtonen; een inleiding in de multiculturele samenleving, uitgeverij coutinho, 5e druk, Bussum, 1998

Internet Sites

www.sr.net

(21)

www.surinam.net

www.dds.nl/~zero/961/thema.html

www.archief.parool.nl

www.groene.nl/2000/003031/en_wint/html

Overige bronnen

• Academisch Medisch Centrum

• Centraal Bureau voor de Statistiek

• Mw. I. van Hemert, huisarts

• Fysiotherapie praktijk Geinwijk groepspraktijk

• Fysiotherapie Gooioord

• Fysiotherapie Haarsdstee

• Koninklijk Instituut voor de Tropen

• Tropenmuseum

• Stichting Steunfunctie Organisatie voor Surinamers in Amsterdam en omgeving

• Stichting ASCC

• Stichting Surinaams Inspraak Orgaan

• Stichting Winti

• Surinaamse vrouwen Bijlmermeer Stichting

• Nederlands-Surinaams Contactorganisatie

• ASA organisatie “Lalla Rookh” blad: ‘Span ‘noe’

• Dhr. O. Buyne; Bouwman Stichting te Rotterdam

• UvA – cultuurwetenschappen

• UvA – culturele antropologie

• UvA – sociologie & antropologie

• Vrije Universiteit – sociale culturele wetenschappen

• Vrije Universiteit – culturele antropologie

• De heer drs. J. Hoogsteder, Universiteit van Nijmegen

• Surinaamse “Dotie….?”

• Surinaamse Ambassade

(22)

Het eindproduct: een informatiefolder voor Nederlandse

fysiotherapeuten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verder werd met het ministerie van Defensie afgesproken dat Surinaamse militairen nog tot tien jaar na de onafhankelijkheid zouden worden opgeleid aan de Koninklijke

Mijn moeder beschouwde ondanks de rijke kinder-stroom uit haar buik opgeweld, de seksualiteit en al hetgeen daarmee verband hield nog grotendeels als een door wroeging en

‘Ik moet er altijd weer aan denken en ik weet zeker, als het niet mij was overkomen, ik zou het nooit van mijn leven hebben geloofd!’ Gai bestudeerde de gezichten van de mannen die

Haboeri sloeg met zijn peddel op haar vingers, waarmee ze de rand van de boot omklemd hield, maar ze liet niet los.. Er zat voor Haboeri niets anders op dan weer aan land

In het uitstrijk van het botbiopt uit 2000 wordt evenmin duidelijke dysplasie op cellulair niveau gezien (Figuur 3).. De erytropoëse is hier vrijwel afwezig en duidelijk mor-

Deze be- vestigden de positieve ANA (titer 1:1280) maar con- cludeerden met verschillende specifieke ELISA’s dat het serum geen anti-Jo-1 bevatte, maar anti-Mi2, een marker

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

U ontvangt dan op een later tijdstip een aanvullende zorgnota met het restantbedrag wat u nog moet betalen of u krijgt het teveel betaalde bedrag terug.. European Health