• No results found

Visbestandopnames op de Oude Durme (2005)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Visbestandopnames op de Oude Durme (2005)"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Visbestandopnames op de oude Durme (2005).

Gerlinde Van Thuyne

1

, Luc Samsoen

2

en Jan Breine

1 1

Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer

2

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Oost-Vlaanderen en Provinciale

Visserijcommissie Oost-Vlaanderen

Maart, 2006

(2)

Auteurs:

Gerlinde Van Thuyne, Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer

Wetenschappelijke Instelling van de Vlaamse Gemeenschap Duboislaan 14, 1560 Groenendaal

e-mail: Gerlinde.vanthuyne@inbo.be Luc Samsoen

Provinciale Visserijcommissie van Vlaanderen en Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Oost-Vlaanderen, Godshuizenlaan 95, 9000 Gent

Wijze van citeren:

Van Thuyne, G., Samsoen, L. en Breine, J., 2006. Visbestandopnames op de Oude Durme 2005, IBW.Wb.V.R.2006.156

Depotnummer: D/2006/3241/232

(3)

Abstract

We surveyed different locations in the Oude Durme on 5, 6 and 8 September 2005 (Table 1 and Map in annex). The Oude Durme is an old meander resulting form the canalisation of the River Durme. It is about 3 km long and has an average wetted width of 50 m. Surveys were executed in collaboration with the provincial centre for environment research, the provincial fishery commission Oost-Vlaanderen and the nature division of the flemish administration, owner of this water. Fish assemblage data were obtained by electric fishing and fyke netting. Different zones were defined and are shown in maps 1 an 2.

Table 2 describes the geomorphology of the locations and the wetted width and values of abiotic parameters are given.

Abiotic parameters were recorded, they are pH, oxygen concentration, conductivity, turbidity and temperature. Fish data include species, individual total length and weight. Table 3 gives an overview of the collected species in 1999 and 2005. Table 4 represents morphometric information of the species per location and in table 5 gives the catch per unit effort per species and the applied methodology. Table 6 gives an overview of the total catch for each species: total numbers, relative number, biomass and relative biomass. The IBI values for the surveys executed in 1999 and 2005 are found in table 7.

(4)

INHOUD

summary 1. Inleiding 1 2. Situering 1 3. Materiaal en methode 1 4. Resultaten 2

4.1 Biotoopbeschrijving en fysisch en chemisch onderzoek 2

4.2 Resultaten van de visbestandopnames 3

5. Bespreking 12

6. Gebruikte afkortingen en wetenschappelijke benamingen van de aangetroffen vissoorten 14

7. Referenties 14

(5)

1. Inleiding

We voerden, in samenwerking met de Provinciale Visserijcommissie van Oost-Vlaanderen, het Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek van Oost-Vlaanderen en de afdeling Natuur van AMINAL (eigenaar van het water) , op 5, 6 en 8 september 2005 visbestandopnames uit op de oude Durme te Hamme in Oost-Vlaanderen. 2. Situering

De oude Durme te Hamme is een oude meander die ontstaan is bij het rechttrekken van de Durme tussen 1935 en 1937. De meander ligt op de grens van de gemeenten Waasmunster en Hamme, in de provincie Oost-Vlaanderen. De meander is een 16 ha groot, bijna 3 km lang en met een gemiddelde breedte van 50 m. (X: 132149, Y:193337)

3. Materiaal en methode

Op de Oude Durme werden de visbestandopnames uitgevoerd door middel van fuiken en elektrovisserij.

1) Elektrovisserij

Verschillende oeverstroken werden op 5/09/2005 van op de boot bevist met een toestel van het type Deka 7000. Er werd gevist met twee elektroden. Op Figuur 1 in bijlage zijn de oeverstroken die werden bevist aangeduid. In Tabel 1 zijn de specificaties van de elektrische bevissing per strook weergegeven.

Tabel 1: Specificaties van de elektrische bevissing. Strook Nr. Beviste afstand E 1 100 m E 2 150 m E 3 200 m E 4 200 m E 5 200 m E 6 300 m E 7 200 m E 8 150 m E 9 70 m E 10 100 m 2) Fuiken

Er werden 9 schietfuiken met identieke afmetingen aangewend (hoogte eerste hoepel, 1 m; fuiklengte 6.4 m en een tussenvleugel van 9.5 m). Voor een nauwkeurige beschrijving van de afmetingen van de aangewende fuiken wordt verwezen naar Van Thuyne (1996).

Op de 2 kaartjes in bijlage zijn de verschillende bemonsteringsplaatsen aangegeven. Alle fuiken werden geplaatst op 6 september 2005 en uit het water gelicht op 8 september 2005.

(6)

4. Resultaten

4.1 Biotoopbeschrijving en fysisch en chemisch onderzoek

Tabel 2: Fysische en chemische metingen: pH, turbiditeit (NTU), zuurstofconcentratie (O2 in mg/l of %), conductiviteit (Cond in µS/cm) en temperatuur (T in °C en de biotoopbeschrijving van de verschillende oeverstroken die elektrisch werden afgevist.

zone pH Turbiditeit (NTU) O2 mg/l of % T (°C) Cond (µS/cm) Biotoopbeschrijving E 1 8,4 10,4 9,8 22,9 602

Met schanskorven verstevigde oever; steile oever, brede rietzone, dicht bij afwatering wilgenopslag, slibrijke bodem

E 2

Natuurlijke oever, steil, ondiep 30-40 cm, modderrijk Wateroppervlak: westelijke lob (50% bedekking) + over 5m langs de oever: Gele plomp. Oever: eerste deel: oever met gras, wilgenstruiken en zegge gevolgd door liesgraszone en overgaand in rietzone met Kattestaart en Wolfspoot op het keerpunt. Overzijde oever met gras en populieren voorbij landtong: rietzone met 3-tal grote wilgen + Lisdoddestrook

E 3

Rechter oever, Natuurlijke oever, laag talud,

leembodem. Oever: eerste deel (stroomopwaarts): gras oever met Wolfspoot en populieren gevold door wilgenstruiken overgaand in een rietzone

E 4

Linker oever, buitenbocht met breukstenen verstevigde oever, overgroeid met wilgen, braam en vlier, steil talud, diep > 2m. Oever: eerste deel (stroomafwaarts): 1 grote wilg overgaand in rietzone gevold door met kleine wilgenstruiken begroeide oever

E 5

Rechter oever, natuurlijke oever, matig hoog tot laag talud, leem bodem, geen ondergedoken waterplanten. Oever: 1/5 rietbegroeiing, 3 overhangende wilgen, 1 populier + opslag van zwarte els, gras oever met Wolfspoot

E 6

Linker oever, buitenbocht: stroomafwaarts deel met schanskorven verstevigde oever en onderwatertalud, ondiep; overige deel: steil natuurlijke oever overgroeid met wilgen. Oever: 2 rietstroken van 10tal m + verspreid gele lisbegroeiing

E 7

Rechter oever, buitenbocht heeft vooral in het eerste deel (stroomopwaarts) een met breukstenen verstevigde oever, flauw talud, ondiep. Oever: 2/3 rietzone + verspreid gele lis- en lisdoddenbegroeiing, boventalud met populieren

E 8

Rechter oever, natuurlijke, eerder kale oever, steil, noordelijk (stroomafwaarts) deel met rij populieren. Oever: kleine wilgenstruiken afgewisseld met kleine elzenstruiken en opslag van olm, plaatselijk wolfspoot en zegge

E 9

Rechter oever, met breukstenen verstevigde oever, flauw talud, ondiep, boventalud met populieren. Oever: stroomopwaarts deel (20m) opslag van olm, overig deel afwisselend riet- en zegge oever en verruigd deel: wolfspoot en braam

E 10

(7)

4.2 Resultaten van de visbestandopnames

Tabel 3: Overzicht van de aangetroffen vissoorten en het totaal aantal soorten (N) op de verschillende locaties en per methode. De resultaten bekomen tijdens vorige campagnes zijn weergegeven in een ander kleur. Fuik 5, 7 en 9 werden in 1999 leeggehaald en/of beschadigd zodat we geen gegevens meer hadden.

2005

1999

baars bittervoorn blankvoorn blauwbandgrond l brasem giebel karper kol

bl ei pal ing pos riet voorn

snoek snoekbaars vetje wi

nde

zeelt zonnebaars bot

(8)

Tabel 4: Morfometrische specificaties van de gemeten en gewogen vissoorten op elke locatie (G.L. gemiddelde totale lengte in cm, G.G. gemiddeld gewicht in g; NL aantal

gemeten individuen, NG aantal gewogen individuen)

baars bittervoorn blankvoorn blauwbandgrondel brasem giebel karper kolblei

(9)

Vervolg tabel 4:

baars bittervoorn blankvoorn blauwbandgrondel brasem giebel karper kolblei

Fuik 2 7.4 6.8-7.8 4 4.8 4.1-5.8 4 8.1 6.4-10.4 3 13.4 3.9-25.4 3 8.4 1 5.7 1 16.5 6.8-39.9 4 247.9 3.2-975 4 Fuik 3 10.3 1 14.6 1 21.1 14.5-27.7 2 120.6 32-209.1 2 Fuik 4 9.5 5.4-19.3 5 24.0 4.2-97.8 5 8.5 8.2-8.8 2 6.1 5.8-6.4 2 10.8 7.5-14 2 15.9 3.5-28.3 2 Fuik 5 9.4 7.5-10.8 3 11.0 2.9-18.3 3 12.6 10.8-16.6 30 20.2 10.9-49.7 30 12.6 9.7-15.4 2 20.8 7.5-34 2 Fuik 6 Fuik 7 7.6 6.4-20.8 100 6.3 2.2-123.7 100 9.6 7-17.2 100 10.8 2.8-66.2 100 7 1 4.3 1 9.4 6.4-14.2 16 10.6 3.4-31.1 16 35.6 1 926 1 27.8 1 226.9 1 Fuik 8 7.4 6.4-8.2 32 4.8 3.5-8.2 32 12.3 11.4-13.2 3 18.5 15.2-21 3 8.6 1 7.5 1 26.4 1 191.3 1 Fuik 9 7.7 7.2-11.8 31 5.1 3-6.8 31 12.0 7.8-16.8 39 19.0 4-55.7 39 13.4 7.1-42.8 26 25.6 3.1-129.7 26 Vervolg tabel 4

Zone paling pos rietvoorn snoek snoekbaars zeelt zonnebaars bot

(10)

Vervolg tabel 4

Zone paling pos rietvoorn snoek snoekbaars zeelt zonnebaars bot

(11)

Tabel 5: Effectieve vangst per soort en per locatie uitgedrukt in CPUE (elektrisch in G/100 m en N/100 m; fuiken in G/24 uur en N/24 uur met G = gewicht in g en N = aantal)

baars bittervoorn blankvoor

n

blauwbandgr ondel brasem giebel kar

p

er

kolblei paling pos rietvoor

(12)

Vervolg tabel 5

IBW nummer baars bittervoorn blankvoorn blauwbandgrondel brasem giebel karper kolblei paling pos rietvoorn snoek snoekbaars zeelt zonnebaars bot Totaal

(13)

Tabel 6: Overzichtstabel van de totale vangsten in de met per soort: de geviste aantallen (N), de aantalpercentages (N%), de geviste biomassa (G in g) en de gewichtspercentages (G%).

Soort N N% G in g G% Baars 300 22,9 2841.2 3,4 Bittervoorn 27 2,1 68.0 0,1 Blankvoorn 536 40,9 9378.4 11,2 Blauwbandgrondel 7 0,5 34.9 0,0 Bot 1 0,1 257.0 0,3 Brasem 91 6,9 5353.0 6,4 Giebel 4 0,3 376.5 0,5 Karper 5 0,4 5066.0 6,1 Kolblei 12 0,9 482.4 0,6 Paling 137 10,4 25506.6 30,6 Pos 106 8,1 692.9 0,8 Rietvoorn 43 3,3 1421.5 1,7 Snoek 2 0,2 938.5 1,1 Snoekbaars 27 2,1 29853.5 35,8 Zeelt 1 0,1 1042.6 1,2 Zonnebaars 13 1,0 165.1 0,2 SOM 1312 100 83478.1 100

Tabel 7: Overzicht van de IBI waarden en hun appreciatie voor de periodes 2005 en 1999 met onderscheid naargelang de vismethode (F: fuikvangst; E: elektrische vangst)

2005 (F) 1999 (F) 2005 (E) 1999 (E)

IBI beoordeling IBI beoordeling IBI beoordeling IBI beoordeling

Fuik 1 2,5 ontoereikend 2,5 ontoereikend Zone E 1 1,5 ontoereikend 3 matig

Fuik 2 1,62 ontoereikend 1,5 ontoereikend Zone E 2 2,6 matig 2,87 matig

Fuik 3 2,12 ontoereikend 1,25 ontoereikend Zone E 3 3 matig 2,87 matig

Fuik 4 2 ontoereikend 1,5 ontoereikend Zone E 4 3,12 matig 2,12 ontoereikend

Fuik 5 2,5 ontoereikend Zone E 5 2,12 ontoereikend 2,25 ontoereikend

Fuik 6 0 slecht 3,5 matig Zone E 6 2,37 ontoereikend 2,62 matig

Fuik 7 1,87 ontoereikend Zone E 7 2,12 ontoereikend 1,5 ontoereikend

Fuik 8 2,37 ontoereikend 2,12 ontoereikend Zone E 8 1,87 ontoereikend 2,37 ontoereikend

Fuik 9 1,5 ontoereikend Zone E 9 3 matig 2,5 ontoereikend

(14)

0 20 40 60 80 100 120 5, 5 6 6, 5 7 7, 5 8 8, 5 9 9, 5 10 10 ,5 11 11 ,5 12 12 ,5 13 13 ,5 14 14 ,5 15 15 ,5 16 16 ,5 17 17 ,5 18 18 ,5 19 19 ,5 20 20 ,5 21 21 ,5 22 22 ,5 23 23 ,5 24 24 ,5 25 25 ,5 26 26 ,5 27 lengteklasse aa nt al le n

Figuur. 1: Lengtehistogram van baars op de Oude Durme

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 66 68 70 72 74 76 78 80 82 84 86 88 90 92 lengteklasse a a nt a lle n

(15)

Figuur 3: Lengtehistogram van blankvoorn op de Oude Durme 0 5 10 15 20 25 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 10,5 11 11,5 12 12,5 13 13,5 14 14,5 15 lengteklasse aa nt al le n

(16)

5. Bespreking

Op de Oude Durme werden 10 stroken elektrisch bevist en werden er 9 fuiken geplaatst. In totaal werden er 1312 exemplaren gevangen met een totale biomassa van ongeveer 83 kg. Er werden 16 vissoorten aangetroffen nl. baars, bittervoorn, blankvoorn, blauwbandgrondel, brasem, bot, giebel, karper, kolblei, paling, pos, rietvoorn, snoek, snoekbaars, zeelt en zonnebaars.

Blankvoorn is met zijn aantalpercentage van 40,9% de meest gevangen soort op de Oude Durme, gevolgd door baars (22,9%) en paling (10,4%). Naar biomassa toe zijn het de 27 snoekbaarzen die met een gewichtspercentage van 35,9% de Oude Durme domineren, gevolgd door paling (30,6%) en blankvoorn (10,9%). De gevangen blankvoorns waren dan ook vooral kleinere exemplaren. Van bot, giebel, karper, snoek en zeelt werden slechts één tot enkele exemplaren gevangen (< 5 stuks)

Van baars, paling, blankvoorn en pos werden voldoende exemplaren gevangen om lengtehistogrammen te maken. Hiervoor werden zowel de gegevens gebruikt van de elektrovisserij als van de fuikvisserij.

De gemiddelde lengte van de 287 gemeten baarzen bedraagt 8.3 cm (min. 5.4, max. 26.8). Het lengtehistogram (Figuur 1) van baars toont dat er twee jaarklassen te onderscheiden zijn, de meeste exemplaren behoren tot deze van een eerste jaarklasse met een piek op 7,5 cm, en een tweede minder voorziene jaarklasse tekent zich af met een piek op 11.5 cm. Er werden slechts twee exemplaren groter dan 20 cm gevangen.

Op de Oude Durme is een vrij goede palingstand uitgebouwd. In totaal werden er 137 exemplaren gevangen.. De gemiddelde lengte van de gemeten palingen bedraagt 45.0 cm (min. 16.0, max. 92.6). Het lengtehistogram (Figuur 2) toont de verscheidenheid van de gevangen palingpopulatie aan, de meeste gevangen palingen zijn tussen 30 cm en 60cm lang, maar er werden ook een aantal kleinere exemplaren en enkel vrij grote exemplaren gevangen.

De gemiddelde lengte van de 526 gemeten blankvoorns bedraagt 11.0 cm (min. 4.0, max. 20.0). Er zijn twee duidelijke jaarklassen te onderscheiden (Figuur 3), één met een piek op 8.5 cm en één met een piek op 12.5 cm. Een veel zwakker vertegenwoordigde derde jaarsklasse met een kleine piek op 16 cm kan eveneens worden onderscheiden.

Op de Oude Durme werden 106 possen gevangen. De gemiddelde lengte bedraagt 7.6 cm (min. 3, max. 14.5). Men onderscheidt twee jaarklassen van ongelijke grootte, met pieken respectievelijk bij 6,5-7 cm en 9,5 cm. Het lengtehistogram van zowel de baars, blankvoorn en pos duidt op een natuurlijke rekrutering van deze soorten op de Oude Durme. Het paaisucces van deze soorten is vermoedelijk toe te schrijven aan de uitbreidende oeverbegroeiing (o.a. rietgordels, wilgen en elzenstruiken).

De visuitzettingen op openbare wateren worden door de Provinciale Visserijcommissies (PVC's) gemotiveerd via planmatig visstandsbeheer. Elk jaar wordt een bepotingsplan voor het volgend jaar opgesteld gebaseerd op visstandsgegevens en hengelvangstgegevens en getoetst aan de klachten en wensen van de hengelaars via overleg. Het is een document dat goedgekeurd wordt door de PVC's , het Visserijfonds en de minister van Leefmilieu. Blankvoorn worden op de Oude Durme jaarlijks (10 kg/ha, 10-17 cm) uitgezet ter aanvulling van de vastgestelde lage voornstand (o.a. onderzoek in 1999 en 2002 en de lage hengelvangsten). Rietvoorn werd ook uitgezet, zij het op een minder systematische wijze (1995,1999 en 2003, 10 kg/ha, 10-17 cm) omwille van de vaststelling van een gering natuurlijke recurtering. Op mindere frequente basis worden eveneens zeelt en winde uitgezet (tussen 1995 en 1999 om de 2 jaar en zeelt nog ook in 2003, 10 kg/ha, 10-20 cm). Omwille van de hoge hengeldruk op roofvis wordt de snoekstand sedert 1995 ondersteund door een jaarlijkse uitzet van 2-zomerige snoekjes (5 kg/ha, 20-30 cm). Tot in 1999 werd jaarlijks pootaal uitgezet (200 kg, 25 stuks/kg). Sinds 1999 wordt algemeen de palingstand enkel aangevuld met glasaal. Omwille van de bestaande hoge palingstand en een vermoedelijke en beperkte glasaaloptrek via de getijde Durme, werd in de oude Durme geen glasaal uitgezet. De verhouding biomassa roofvis/prooivis is zeer hoog en bedraagt 3/2 (als roofvis worden snoek, snoekbaars en baarzen >20 cm beschouwd, als prooivis de overige soorten zonder karper en paling). De vangst van verschillende grote exemplaren van snoekbaars tezamen met een witvisvangst van overwegend kleine exemplaren resulteert in deze extreme waarden.

(17)

slecht tot matig. De index voor stilstaande waters combineert de verschillende methodes niet en de bekomen IBI waarden dient daarom met de nodige voorzichtigheid te worden behandeld. Bij de vergelijking van de afzonderlijke resultaten van deze campagne met deze van de vorige campagne, uitgevoerd in mei 1999, blijkt dat de IBI lichtjes beter scoorde in 1999 dan in 2005. Globaal gezien kan daarom gesteld worden dat de Oude Durme een ontoereikende kwaliteit heeft.

De Oude Durme werd ook in 1999 al eens met gelijkaardige technieken en vangstinspanning bemonsterd. De afvissingen gebeurden toen wel in het voorjaar (mei 1999). In 1999 kon men 15 soorten vangen. Indien we De vangsten 1999-2005 vergelijken dan komen we tot volgende vaststellingen:

- Uit tabel 4 blijkt dat vetje en winde in 2005 niet werden teruggevonden. Soorten die we in 2005 wel aantreffen maar niet in 1999 zijn: blauwbandgrondel, snoek en zonnebaars.

- In 1999 was paling de meest gevangen soorten wat zowel aantallen als biomass betreft. Toen werden er 524 exemplaren gevist met een totale biomassa van 52 kg (aantalpercentage van 49.2% en gewichtspercentage van 61.8%). In 2005 werden 137 exemplaren met een totale biomassa van 26 kg gevangen en komt daarmee dan ook op de derde plaats qua aantallen (10.4%) en op de tweede qua biomassa (30.6%). Een te hoge palingstand betekent ook een grotere druk op het paaisucces van andere soorten door kuitroving, het lijkt er op dat de lagere maar nog steeds goede palingvangsten in 2005 dus zeker geen slechte zaak zijn. De veel grotere vangst in 1999 is gedeeltelijk toe te schrijven aan de onderzoeksperiode, namelijk in de lente, waar de concentratie van palingen in de oever veel groter is omwille van het grote aanbod van viskuit. De oevervangst (electrofishing) is in 1999 spectaculair hoog (372 exemplaren) ten opzichte van deze van de fuikvangsten (152 exemplaren). In september 2005 werden respectievelijk 37 en 100 exemplaren gevangen. De gewijzigde

bepotingsstrategie kan als tweede reden aangehaald worden voor een mindere overwicht van de paling in de totale visstand. Vanaf 2000 is de uitzet van pootaal stopgezet (ministreële beslissing om de verspreiding van ziektes en de verstoring van het lopend polluentenonderzoek te beletten) en wordt de palingstand enkel nog via glasaaluitzet ondersteund. In de oude Durme werd besloten om vanaf 2000 ook geen glasaal uit te zetten, omwille van de zeer dichte palingstand.

- In 2005 domineert blankvoorn qua aantallen, er werden in 2005 dan ook 536 exemplaren gevangen (aantalpercentage van 40.9%), in 1999 waren dat 59 exemplaren (aantalpercentage van 5%) en is snoekbaars in 2005 qua biomassa de dominante soort (gewichtspercentage van 35.9%).

- Baars was qua aantallen in 1999 de tweede meest gevangen soort (147 exemplaren), ook in 2005 komt deze soort op de tweede plaats (300 exemplaren) en heeft zich blijkbaar verder weten uit te breiden.

- Van pos zijn de gevangen aantallen in 1999 en 2005 vergelijkbaar.

- De exoten blauwbandgrondel en zonnebaars werden in 1999 nog niet aangetroffen

- Van de beschermde soort bittervoorn werd in 1999 slechts 1 exemplaar gevist, nu werden van deze soort 27 exemplaren bovengehaald;

- Van zeelt en bot werden in 2005 slechts 1 exemplaar gevangen.

- De brasemvangsten zijn in 2005 beter (van 43 stuks in 1999 naar 91 exemplaren in 2005) maar nog vrij laag, voor zulk groot water.

- De biomassaverhouding roofvis/prooivis is in 2005 groot en bedraagt 3/2, in het onderzoek van 1999 viel de lage biomassa van roofvis sterk op en bevestigde hiermee de resultaten van een tussentijds onderzoek naar roofvis in 1997. Het is vooral de aanwezigheid van 27 grote

snoekbaarzen in 2005 die oorzaak zijn van deze verschuiving. Eind de jaren tachtig was de Oude Durme gekend voor zijn degelijke snoekbaars/brasem-voorn visbestand. Een gestadige

achteruitgang van de waterkwaliteit werd begin van de jaren 90 vastgesteld, als gevolg van de toenemende bemesting van de gronden op de binnenoever, de steeds omvangrijke lozing van rioolwater via de zijbeken en de insijpeling van vervuild getijde Durmewater aan de

(18)

- Hoewel er een verschuiving is van de samenstelling van de visstand, zijn de totale gevangen aantallen en de gevangen biomassa’s voor 1999 en 2005 vrij vergelijkbaar nl. vangst van 1066 exemplaren voor een totale biomassa van 84 kg in 1999 en 1312 exemplaren voor een totale vangst van 83 kg.

- Ook de ‘Catch per unit effort’ waarden voor de elektrovisserij en de fuikvisserij liggen voor 2005 in dezelfde orde als voor 1999 en werden toen al als vrij goed beschouwd

Besluit:

Net zoals in 1999 wijzen de CPUE-waarden op een vrij dense visstand op de Oude Durme. Ondanks de vangst van 16 vissoorten wordt de visstand eerder als eenzijdig bestempeld, waarbij blankvoorn, baars en paling domineren en waarbij snoekbaars als roofvis domineert. Ook pos is goed vertegenwoordigd op de Oude Durme. De exoten blauwbandgrondel en zonnebaars worden in 2005 voor het eerst gevangen.

Daar waar in 1999 de verhouding biomassa roofvis/witvis niet goed was omdat er zo goed als geen roofvis aanwezig was, is dit omgeslagen in extreme waarden ten gunste van de roofvis. Door de vangst van voornamelijk grote exemplaren van snoekbaars tezamen met een witvisvangst van overwegend kleine exemplaren wordt zulke waarde bekomen. Deze overaanwezigheid van kleine exemplaren bij de witvisfractie duidt toch nog op een sterke predatiedruk, door enerzijds de roofvissen op de vissen zelf en door de dichte palingstand op de kleine vissen en op kuit. De beter uitgegroeide rietgordels en oeverstroken van moerasplanten bieden vermoedelijk meer schuilmogelijkheden dan vroeger. Toch wijst deze verhoudingindex nog steeds op een onevenwicht in de populatieopbouw.

De eenzijdigheid van de visstand en de te hoge roofvis/prooivis verhouding reflecteert zich in de berekende visindexwaarden. Voor dit water wordt dan ook een ‘ontoereikende kwaliteit’ toegekend.

Gezien ook de beschermde bittervoorn zich heeft weten uit breiden kunnen we er van uitgaan dat de voortplantingsvoorwaarden (aanwezigheid van zoetwatermossel) op de Oude Durme vervuld zijn.

6. Gebruikte afkortingen en wetenschappelijke benamingen van de vernoemde vissoorten

Baars Perca fluviatilis

Bittervoorn Rhodeus sericeus

Blankvoorn Rutilus rutilus

Blauwbandgrondel Pseudorasbora parva

Brasem Abramis brama

Giebel Carassius auratus gibelio

Karper Cyprinus carpio

Kolblei Blicca bjoerkna

Paling Anguilla anguilla

Pos Gymnocephalus cernuus

Rietvoorn Scardinius erythrophthalmus

Snoek Esox lucius

Snoekbaars Stizostedion lucioperca

Vetje Leucaspius delineatus

Winde Leuciscus idus

Zeelt Tinca tinca

Zonnebaars Lepomis gibbosus

Bot Platichtys flesus

7. Referenties

(19)

Van Thuyne, G., 1996

Inventarisatie van de aanwezige bevissingsapparatuur op het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Intern rapport Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, IBW.Wb.V.IR.96.28, 9 pp.

Samsoen, L., G. VanThuyne, B. Denayer en C. Belpaire (1999). De visstand van de oude meanders van de Leie te Grammene en de Durme te Hamme. In: Vissen in Openbare Waters. De werking van de Provinciale Visserijcommissie van Oost-Vlaanderen in 1999-2000. p. 18-21.

Van Thuyne G., Samsoen, L. & C. Belpaire, 2000.

(20)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit project heeft de criteria meegenomen rond klimaatgezond, compact, aanpasbaar en multifunctioneel, maar deze zijn in de project beschrijving te weinig uitgewerkt. 2L1

De vaste vergoeding voor de kostpnJs van het verloop van de strafprocedure waartoe iedere veroordeelde vóór 1 januari 2020 diende te worden veroordeeld en

Hierbij keurt de raad van bestuur van het Pensioenfonds van de provincie Oost-Vlaanderen OFP het jaarverslag 2010 met bijlagen goed in vergadering van 23 juni

- Maximaal 39% van de bijkomende woningen 11 in de periode 1991-2007 kan in de kernen van het buitengebied voorzien worden en minimum 61 % in de stedelijke gebieden. - Enkel in

[r]

Op vraag van de steden Denderleeuw en Ninove faciliteerde het lokale contactpunt van Unia in de regio Aalst de opstart van een lerend netwerk in de Denderstreek.. Unia ondersteunt

Unia zat in de werkgroep Maand van de verdraagzaamheid, dit is een maand rond de internationale dag tegen racisme waarbinnen allerlei acties en activiteiten met

Tijdens de derde fase van afgelopen zondag werden de laatste punten verzameld voor de provinciale jeugdranking.. Deze kan u vinden op het einde van