• No results found

Onderzoek naar overwinterende ganzen in de Oostkustpolders kadert in het Europees onderzoeksproject ‘Fragile’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek naar overwinterende ganzen in de Oostkustpolders kadert in het Europees onderzoeksproject ‘Fragile’"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

21

20

Onderzoek naar overwinterende ganzen in de

Oostkustpolders kadert in het Europees

onder-zoeksproject ‘Fragile’

In de Oostkustpolders worden tweewekelijkse ganzentellingen

uitgevoerd en verspreidingsgege-vens verzameld als bijdrage tot het lange termijn onderzoek naar aan-talsevoluties en habitatgebruik van voornamelijk Kolgans en Kleine Rietgans. Van beide soorten verblij-ven resp. 5% en 95% van de betref-fende Noord-West-Europese popu-laties in een zeer beperkt over-winteringsareaal tussen Oostende-Brugge-Knokke.

De winter 2002/2003 gaf als glo-baal beeld een gelijklopende feno-logie en voortgezette aantalstrends uit de voorgaande jaren. De Kleine Rietgans bereikte reeds op 30 november 2002 een wintermaxi-mum met 37.970 ex. De Kolgans piekte op de midmaandelijkse tel-ling van 18 januari met een relatief hoog maximum van 32.040 ex. Een bondig overzicht met grafieken van het aantalsverloop verscheen

in Mergus 13 (Nieuwsbrief van de Vogelwerkgroep Noord-West-Vlaanderen).

Een specifiek luik van ons onder-zoek betreft de mede-coördinatie van de zeer talrijke doorgestuurde waarnemingen (4790 in 2002/ 2003) van individueel gemerkte Kleine Rietganzen en Kolganzen

(resp. blauwe en zwarte nekrin-gen), naast meldingen van al dan niet hier broedende Grauwe

Ganzen en toevallige ring-records

van andere ganzensoorten (bijvoor-beeld Rietgans, Dwerggans, …). Uit deze data kunnen zowel migra-tiepatronen (snelheid, kerngebie-den langs de gehele flyway), popu-latieshifts en vooral het regionale habitatgebruik worden afgeleid. De verschillende ringcentrales zet-ten hun werk verder. Wat het

Kleine Rietganzenproject (Jesper

Madsen, Dk.) betreft zijn de

blau-we ringen met één letter en tblau-wee cijfers opgebruikt. Dit voorjaar werd gestart met een nieuwe serie

blauwe ringen met één letter en

dwars erop een combinatie van een cijfer en een letter (vb A4Z). Ook

het Kolganzenproject (Helmut

Krückenberg, D.) heeft weer nieuwe zwarte ringen aangebracht (vaak hele families). Voor de in Damme broedende Grauwe Ganzen met groene nekringen (X-reeks) blijven we uiteraard zelf ook de verdere bewegingen opvolgen.

Voor deze ganzenprojecten (uitge-zonderd Canadese Gans: zie anny.anselin@instnat.be) verzorgen wij de coördinatie van de ringmel-dingen. Waarnemingen kunnen doorgestuurd worden per post of via e-mail (eckhart.kuijken@inst-nat.be). Om volledig te zijn moet de waarneming voorzien zijn van een locatiecode (voor de Oostkustpolders) of een duidelijke

beschrijving van de plaats.

Een nieuwe versie van de

ganzen-kaartvan de Oostkustpolders wordt

toegestuurd aan alle waarnemers en kan op eenvoudig verzoek aan-gevraagd worden.

Voor een overzicht van de verschil-lende ringprojecten verwijzen we naar onovertroffen website van Dirk Raes en naar ons overzicht in Vogelnieuws 4 (oktober 2002).

Een nieuwe impuls: project ‘FRAGILE’.

Bovenstaand onderzoek krijgt de volgende drie jaar een extra dimen-sie gezien het nu deel uitmaakt van het Europese project ‘FRAGILE’, een samenwerkingsverband tussen dertien onderzoeksgroepen uit zes verschillende Europese landen. Het is de bedoeling meer inzicht te ver-krijgen omtrent de veranderingen in aantallen broedende Kleine riet-ganzen en ook Brandriet-ganzen op Svalbard (Spitsbergen) gedurende

de laatste honderd jaar. Binnen dit project zijn onze lange termijndata een belangrijk element in het ge-heel; de Vlaamse Oostkustpolders zijn immers de meest zuidelijk ge-legen overwinteringsplaats voor de Kleine Rietgans (tot 95 % van de populatie). Bijzondere aandacht gaat naar de invloed van verande-rend landgebruik (bv landbouw) en maatregelen van natuurbeheer (vb. NATURA 2000) op de ganzenaan-tallen, zowel in de winter als tij-dens de trekperiodes.

Het FRAGILE-project wil daarnaast vooral ook de rol inschatten van de (groeiende) ganzenaantallen op de arctische toendravegetaties van Spitsbergen, en dit mede gezien in het licht van de mogelijke effecten die klimaatsveranderingen op deze kwetsbare ecosystemen kunnen uitoefenen.

Binnen dit project zijn zeven Kleine

Rietganzenvoorzien van een

satel-lietzender die het mogelijk maakt

om de ‘flyway’ nog intenser te vol-gen (zie website NERI). Wanneer deze vogels onze wintergebieden bereiken zal dit een belangrijke toetsing mogelijk maken van onze huidige inzichten inzake regionale verspreiding en habitatgebruik van de Kleine rietgans.

Referenties:

Kuijken E., Courtens W., Teunissen W., Vantieghem S., Verscheure C. & Meire P. (2001) Aantalsverloop en ver-spreidingsdynamiek van overwinterende ganzen in Vlaanderen: gegevensverwerking als afwegingskader in gebiedsgericht natuurbeleid.Eindrapport project Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling VLINA /00/03. Kuijken, E. en Verscheure, C. 2002. Voortgezet onderzoek naar ganzen met nekringen

Vogelnieuws 4 (oktober 2002): 23 – 24

Kuijken, E., Verscheure C. en P. Meire. 2003. Ganzentellingen in de Oostkustpolders, winter 2002/2003. Mergus 13 (Nieuwsbrief van de Vogelwerkgroep Noord-West-Vlaanderen) : 3 – 6.

Eckhart Kuijken, Christine Verscheure en Wouter Courtens ( m.m.v. Patrick Meire, U.I.A.) Vragen, info en waarnemingen : eckhart.kuijken@instnat.be

Websites :

http://www.instnat.be http://www.cr-birding.be http://www.fragile-eu.net

http://www.NERI.dk (doorklikken op satellite tracking)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Zowel broedende weidevogels als overwinterende ganzen hebben een uitgesproken voorkeur voor open landschappen waarbij verstoringsbronnen als wegen, gebouwen

Er zijn vijf soorten ganzen die in Vlaanderen in vermeldenswaardige aantallen overwinteren: Kolgans Anser albifrons, Kleine Rietgans Anser brachyrhynchus, Toendrarietgans

Deze uitbreiding gaf tevens een vlakkere grondwaterspiegel over het gehele gebied waardoor voor meerdere percelen de gewenste grondwaterstand en daarmee de

Sinds 1958 worden de aantallen en versprei- ding van overwinterende ganzen in de Oostkustpolders op de voet gevolgd, waarbij ze ongeveer tweewekelijks worden geteld van begin

In de Oostkustpolders (West- Vlaanderen) werden in totaal 91 nekringen aangebracht bij Grauwe Ganzen Anser anser met als doel inzicht te verwerven in de actieradius, het trekgedrag

Uit deze studie blijkt dat – in tegen- stelling met andere gebieden – de ganzen vooral ’s nachts foerageren en zich overdag ophouden in de buurt van open water.. Verder onderzoek

Beide soorten prefereren ontegen- sprekelijk de permanente graslanden, waarbij blijkt dat vooral de Kolgans daarbinnen nog een iets grotere voor- keur heeft voor de reliëfrijke

Sinds de ontdekking van de eerste overwinterende ganzen in de Oostkustpolders tijdens de winter 1958/59 kenden niet enkel de aantallen, maar ook de verspreiding van zowel Kolgans