• No results found

De bevolkingstheecultuur in de residentie West-Priangan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De bevolkingstheecultuur in de residentie West-Priangan"

Copied!
232
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RESIDENTIE WEST-PRIANGAN

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE LANDBOUWKUNDE AAN DE LANDBOUW-HOOGESCHOOL TE WAGENINGEN, OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS Dn. IR. N. L. SÖHNGEN, HOOGLEERAAR IN DE MICROBIOLOGIE, VOOR EENE, - OVEREENKOMSTIG ART. 46, LID 3 VAN DE WET VAN 15 DECEMBER 1917 TOT REGELING VAN HET HOOGER LANDBOUWONDERWIJS (STAATSBLAD No. 700), ZOOALS DIE LAATSTELIJK IS GEWIJZIGD BIJ DE WET VAN 29 JUNI 1925 (STAATSBLAD No. 283), -DAARTOE BENOEMDE COMMISSIE UIT DEN SENAAT, TE VERDEDIGEN OP DONDERDAG 15 NOVEMBER 1928,

DES NAMIDDAGS TE DRIE UUR, DOOR

L E O N A R D O J O S É V R O O N

GEBOREN TE QUELIMANE (MOCAMBIQUE)

H. VEENMAN & ZONEN WAGENINGEN 1928

IN DE

(2)

STELLINGEN. I

Het feit dat de wereldproductie van thee in de komende jaren vermoedelijk voortdurend kleiner zal zijn dan de wereld-consumptie, versterkt de positie van den Inlandschen theeplanter tegenover die van den Europeeschen en Chineeschen theeblad-opkoopenden fabrikant.

II

Het openen der voormalige Preanger Regentschappen voor de suikerindustrie en het verbeteren van het bevloeiïngsstelsel, zal in enkele streken het gevolg hebben, dat voor verschillende bergcultuurondernemingen een rationeele werkwijze niet meer mogelijk zal zijn.

III

Het organiseeren van den afzet der producten van den han-delsgewassenbouw der bevolking, welke in vele gevallen leidt tot pogingen om den tusschenhandel uib te schakelen, zal slechts dan eenig resultaat hebben, als het coöperatief beginsel door de landbouwers beter wordt aangevoeld, dan tot op heden het geval is.

IV

Aangezien de Soendasche landbouwer, zoo hij al den econo-mischen drang naar vooruitgang voelt, voorloopig slechts vraagt naar een voorlichting, welke hem directe materieele voordeelen oplevert, is de huidige vorm, waarin het landbouwonderwijs in de desa wordt gegeven, minder doeltreffend.

V

In verband met den toestand waarin zich thans de Inheemsche landbouw bevindt, zou in verschillende streken van West Java, waar klimaatsomstandigheden zulks mogelijk maken, de bevol-king meer aandacht kunnen besteden aan de cultuur van kapok.

(3)

De in de laatste jaren op den voorgrond getreden theorie, dat behalve ras en klimaat, ook de voeding van het individu grootejti invloed heeft op bepaalde karaktereigenschappen, kan er toe bij-dragen dat het Westersch oordeel over den Javaan en Soendanees milder wordt.

VII

Zoolang het statistisch materiaal, benoodigd voor landbouw-economische onderzoekingen, voor een groot, deel geput moet worden uit de landrenteregisters, zullen onjuiste conclusies niet uitgesloten zijn.

VIII

Een belangrijke verhooging van de rijstproductie op Java is o.m. afhankelijk van:

a. de hoeveelheid, de verdeeling en de verstrekking van het bevloeiïngswater.

b. de vorm der landbouwbedrijven. c. ziekten en plagen.

d. de uitleenpolitiek der afdeelingsbanken en lagere crediet-instellingen.

I X

Aangezien gebleken is, dat door de Regentschapsraden, welke bij de bestuurshervorming in West-Java werden ingesteld, het Soendaasch als voertaal in vele gevallen boven het Nederlandsen en Maleisen verkozen werd, is het voor eiken in die raden zitting : hebbenden Europeaan van groot belang, als hij zich een grondige ' ; kennïs v_an die taal eigen maakt, zoo hij althans zelf de belangen

van zijn.'groep met eenig succes wenscht te bepleiten. X

Bij de vaststelling van hydrologische boschreserve's, ware het wenschelijk, dat men kan steunen op langs methodischen en critischen weg verkregen gegevens, opdat niet onnoodig gronden aan den Inheemschen landbouw en veeteelt worden onttrokken.

(4)

DE BEVOLKINGSTHEECULTUUR IN DE

RESIDENTIE WEST-PRIANGAN

(5)

DER

IAM3BOyWHOGESC3iOI» WAGENINGEM,

(6)

DE BEVOLKINGSTHEECULTUUR

RESIDENTIE W E ST-P RIANGAN

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE LANDBOUWKUNDE AAN DE LANDBOUW-HOOGESCHOOL TE WAGENINGEN, OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS DR. IR. N. L. SÖHNGEN, HOOGLEERAAR IN DE MICROBIOLOGIE, VOOR EENE, - OVEREENKOMSTIG ART. 46, LID 3 VAN DE WET VAN 15 DECEMBER 1917 TOT REGELING VAN HET HOOGER LANDBOUWONDERWIJS (STAATSBLAD No. 700), ZOOALS DIE LAATSTELIJK IS GEWIJZIGD BIJ DE WET VAN 29 JUNI 1925 (STAATSBLAD No. 283), ~ DAARTOE BENOEMDE COMMISSIE UIT DEN SENAAT, TE VERDEDIGEN OP DONDERDAG 15 NOVEMBER 1928,

DES NAMIDDAGS TE DRIE UUR, DOOR

L E O N A R D O J O S É V R O O N

GEBOREN TE QUELIMANE (MOCAMBIQUE)

H. VEENMAN & ZONEN - WAGENINGEN - 1928

IN DE

(7)
(8)
(9)
(10)

VOORWOORD.

De arbeid van den landbouwconsulent in Nederlandsen-Indië is dermate veel omvattend, dat bet gevaar niet uitgesloten is, dat men zich in de veelheid en verscheidenheid der problemen verliest. M.i. heeft men zich dan ook — zoover dit mogelijk is — te be-perken tot de bestudeering en eventueele oplossing van vraag-stukken, welke slechts verband houden met de Aoo/cfelementen, die in een bepaalde streek den landbouw beheerschen. Van dit standpunt uitgaande, was het dan ook niet te verwonderen, dat, toen mij het ressort Priangan als werkingssfeer werd aangewezen, de bevolkingstheecultuur mijn volle aandacht verkreeg, aangezien met dezen belangrijken tak van de volkswelvaart problemen samengaan, die steeds dringender om oplossing vragen.

In Indië ontbrak mij den tijd, de mij ter beschikking staande gegevens behoorlijk uit te werken, zoodat het plan bij mij rijpte, zulks in Nederland te doen, zoo mogelijk onder leiding van erkende landhuishoudkundigen.

Dat ik mij het eerst tot U wendde, hooggeleerde VAST DER STOK, spreekt welhaast van zelf, daar mijn arbeid in Indië, U, als mijn voormalig chef, niet onbekend kon zijn. Uw bemoedigende woor-den, waarvoor ik U steeds zeer erkentelijk zal blijven, deden mij tenslotte besluiten, te trachten een proefschrift samen te stellen, met de bevolkingstheecultuur tot onderwerp.

Dat ik U, hooggeleerde KIELSTRA, ofschoon U pas van een lang-durige Indische reis was teruggekeerd en Uw werk zich tij dens Uwe afwezigheid had opgehoopt, waardoor Uw tijd geheel bezet was, toch bereid vond als mijn promotor te willen fungeeren, vervult mij jegens U met groote dankbaarheid. Uwe raadgevingen zullen mij later in mijn arbeid niet alleen van groot direct nut zijn,

(11)

doch zij zullen mij ook behoeden, voor het innemen van een te eenzijdig standpunt bij de behartiging van de belangen van den Inlandsehen landbouw.

Voorts is het hier de plaats mijn warmen dank te betuigen aan Professor L. Ph. LB CosQtasro B B BTJSSY, Directeur van het Han-delsmuseum van het Koloniaal Instituut te Amsterdam en zijne medewerkers, voor den meer dan buitengewonen steun en wel-willendheid, die ik steeds van hen heb mogen ondervinden.

(12)

I N H O U D . Blz. Inleiding * Hoofdstuk I 3 Hoofdstuk II • • • • • 2 7 Hoofdstuk III 9 8 Voornaamste literatuur 1^1 Tabellen en Bijlagen 1 7 5

(13)

Op blz. 157 staat Handelsgewassenlandbouw Op blz. 78 Op blz. 81 Op blz. 128 Op blz. 170 Tabel 4 Tabel 36 Tabel 38 Bijlage IV Bijlage IV en V Nnalindoeng Imheemsch in de noot Theeprijs in het hoofd Plukloon Exploitatiekosten Theebedrijfsontleding Bedrijfsontleding „Parta"

moet zijn Handelsgewassenbouw. „ Bijlage III en IV. „ Njalindoeng. „ Inheemsch. „ Theezaadprijs. „ Plukdatum. „ Exploitatierekening. „ Bedrijfsontleding. „ Bedrijfsontleding van

het gemengde bedrijf van „Parta".

(14)

INLEIDING.

De groote economische beteekenis, welke de kampongthee-cultuur zoowel voor de inheemsche bevolking in West-Java als

voor de Europeesche en Chineesche theefabrikanten aldaar, die het ruwe product, afkomstig van de inlandsche theetuinen op-ioopen en verwerken, heeft, wordt door velen niet ingezien.

Ontzeggen sommigen haar zelfs geheel het bestaansrecht, anderen, hoewel milder in hun oordeel, achten het nochtans noodzakelijk deze volkscultuur aan banden te leggen.

Dat een dergelijk oordeel voor het minst lichtvaardig is, kan xeeds uit enkele getallen blijken.

Het productieve ondernemingsareaal besloeg in de residentie West-Priangan, het centrum der kampongtheécultuur, op ultimo December 1 9 2 6 3 2 . 1 1 5 ha, de bevolkingsaanplant 1 5 . 6 5 6 ha. In i e t jaar 1 9 2 6 werd hier in totaal 2 5 . 1 7 9 . 5 1 0 kg droge thee gepro-duceerd, waarvan niet minder dan 1 1 . 3 6 2 . 7 2 9 kg of 4 5 % bereid -weid uit zgn. kampongtheeblad1). Hier heeft de

bevolkings-cultuur dus bijna evenveel aan droge thee geproduceerd als de ondernemingen.

Het kleineeren van de beteekenis der volkscultuur berust dan •ook veelal op een zeker vooroordeel, deels voor het minst veroor-zaakt door gebrek aan inzicht in de ingewikkelde verhoudingen, die in den kampongtheebladhandel bestaan. En naar op vele thee-plantersvergaderingen, waar „kampongthee" een punt van de agenda vormde, steller dezes bleek, is daarbij het gemis aan con-crete gegeven goeddeels oorzaak van de bestaande misvattingen.

Het spreekt van zelf, dat alle pogingen, die het verbeteren van •ongewenscht geachte toestanden beoogen, slechts dan kans van slagen hebben, wanneer dit vooroordeel opgeheven wordt, zoodat men elkanders bedrijf leert begrijpen en dientengevolge zijn sociale x) Mededeelingen van het Centraal Kantoor voor de Statistiek, No. 49. De Landbouwexportgewassen van Nederlandsch-Indië in 1926, blz. 158. 1

(15)

plaats en beteekenis naar waarde schatten. Daar het hieraan ontbrak, misten ook de maatregelen, die men in de laatste twintig jaar heeft beraamd om den handel in kampongtheeblad in betere banen te leiden, maar al te dikwijls den noodzakelijken, stevigen, feitelijken grondslag en waren zij dientengevolge van stonde aan gedoemd te falen.

Het doel van steller dezes is o.m. te beproeven om, door het verbreiden van kennis omtrent en inzicht in den feitelijken toe-stand, het antagonisme tusschen theefabrikanten en den Inland-schen theeleverancier te verminderen, om te geraken tot een goede verstandhouding, waarvan niet alleen die beide partijen vruchten zullen plukken, doch waarmede ook het algemeen belang gediend zal zijn.

Het kon daarom niet in schrijvers bedoeling liggen uit te wei-den over onderdeelen van de door hem in de navolgende blad-zijden behandelde stof, die reeds door andere auteurs voldoende belicht werden. Hij zou dan slechts in herhalingen zijn vervallen, die hem niet nader tot het boven omschreven doel zouden hebben gevoerd. Daar men evenwel in breede kringen, niet alleen in de cultuurwereld doch ook in de Regeeringsbureaux, het propagee-ren van de theecultuur bij de bevolking niet onverdeeld gunstig opneemt, stelt schrijver zich tevens tot taak aan te toonen van welk groot algemeen economisch belang zij is en hoe zij bij behoor-lijke organisatie den Inlandschen landbouw aanmerkelijk kan vooruitbrengen. Voorts meent hij te kunnen aantoonen, dat zij slechts geringen invloed uitoefent op de totaal-productie aan voedingsgewassen, zoodat er niet alleen geen redenen zouden kun-nen bestaan om uit dien hoofde de uitbreiding der volksthee-cultuur te belemmeren, doch dat zij integendeel allen steun ver-dient, dien zij noodig heeft.

(16)

HOOFDSTUK I.

HISTORISCH OVERZICHT VAN DE VOLK.STHEECULTUUR.

Toen in het begin der 17e eeuw de Europeanen hunnen koop-handel tot aan de uiterste einden van het Oosten uitbreidden, vonden zij aldaar twee groote en beschaafde natiën „Chinesen en Japanesen en bij die natiën dronk men thee", aldus Dr. H. P. N. MULLER in de Gids 1) van 1 9 1 7 .

Elders was de thee nog onbekend en het waren een aantal zgn. reis- en landbeschrijvers, maar vooral de Jezuïeten, die de thee voor het eerst in Europa introduceerden en gewag maakten van hare geneeskrachtige eigenschappen. Reeds op hun tweede reis naar China namen de Hollanders een grooten voorraad gedroogde salie mede, om dit product, waaraan zij bijzondere heilzame krachten toeschreven, te ruilen tegen thee. In den beginne was de thee geen genotmiddel, doch werd uitsluitend als medicijn gedronken. Getuigden de Hollandsche geneesheeren als VAN H E L -MONT en zijn leerling DECKER, bijgenaamd BONTEKOE, niet dat de „Thee was een geestige drank, zooals onze voorouders er geen hadden gekend, een secreet voor alle ziekten en krankheden, bo-ven alles te achten wat de apotheek bevat 2) " ?

Later begon men, eerst in meer gegoede kringen, daarna alge-meener, thee als genotmiddel te drinken, hoewel de prijzen door de Oost-Indische Compagnie, die het monopolie van den handel in dit artikel bezat, zeer hoog gehouden werden. Reeds in 1 6 8 5 behoorde de thee tot de voornaamste koopwaar in den handel, welken de Compagnie op China dreef. Niet alleen uit den eigen theehandel, doch ook op de door Chineezen te Batavia aangevoerde *) Dr. H . P. N. MULLER. Onze vaderen in China. De Gids, 1 9 1 7 . Deel I , blz. 508.

2) Memorieboek van Pakhuismeesteren van de Thee te Amsterdam, blz. 2.

(17)

partijen x) welke door de Compagnie naar Europa verscheept werden, maakte zij, met onderbreking door minder voordeelige perioden, belangrijke winsten. Later werden deze voordeelen ge-ringer, daar haar monopolie door concurrentie van de inmiddels opgerichte Britsch Oost-Indische Compagnie en van andere door Franschen, Spanjaarden en Portugeezen opgerichte handelslicha-men, steeds lastiger te handhaven was.

Deze omstandigheid was dan ook oorzaak dat Heeren Zeven-tien omstreeks 1 7 2 2 aan de Indische > Regeering adviseerden om theezaad uit China te laten komen om hiermede in de diverse be-zittingen der Compagnie, o.a. Java, proefnemingen te doen. Zij wezen o.a. op het succes dat met de teelt van koffie was bereikt, een cultuur die men op Java eerst voor onmogelijk had gehouden. De Indische Regeering voelde echter voor dit advies weinig, om-dat volgens haar zeggen „de apparentie tot deze culture niet zeer favorabel schijnt, alzoo verscheidene liefhebbers bereids hebben ondervonden dat de theeboom in deze landen niet wil groeven" 2) . Weliswaar beloofde zij zaden uit China te laten komen en loofde zij „aan degene 3) die het eerste pond thee onder 's Compagnie's district zal ingewonnen en aan dezelve gelevert hebben" een premie uit, doch nergens is gebleken dat er proeven zijn genomen, in elk geval is bedoelde premie nimmer uitbetaald. Dat de Com-pagnie de noodzaak om tot invoer van de theecultuur over te gaan niet inzag, was haar niet kwalijk.te nemen, aangezien zij in 1 7 3 2 , door wijziging van hare politiek, haar monopolie weer ge-deeltelijk terug kreeg. 4)

l) KT. B. Volgens Gouverneur en Raden brachten alleen de Chineezen jaarlijks 30.000 picoel thee te Batavia aan. Dr. J. D E HUILT?. Over den Chineeschen handel der O. I. C , blz. 143.

a) Mr. J. A. v. D. CHIJS. Geschiedenis van de Gouvernementstheecul-tuur op Java, blz. 595.

3) N. B. Getrouw aan haar principe, wilde de Compagnie zich niet in-laten met de cultuur zelve. Dr. I \ D E HAAN. Priangan, I, blz. 73 en 117. Op blz; 73* „Hoewel aan eultures, door de Compagnie systematisch ge-dreven, in de verste verte niet werd gedacht, Heeren X V Ue n vonden die heel goed voor particuliere ondernemers, maar „géén werk de Com-pagnie eenighsihts passende''. „De ComCom-pagnie was iminers een handelsven-nootschap; cultures te drijven of te bevorderen lag niet op haren weg, wel een product goedkoop in te slaan en duur van de hand te zetten." 4) N.B. In dit jaar erkende de Republiek der Nederlanden de Pragma-tieke Sanctie, waardoor de dochter van den keizer van Oostenrijk, Maria Theresia, verzekerd was van de erfopvolging in de Oostelijke Nederlanden.

(18)

5

Eerst omstreeks 1826 zijn op Java serieuze proeven met thee genomen.

De eer, de theecultuur op dat eiland te hebben ingevoerd, komt dan ook indirect toe aan de Nederlandsche Regeering, aangezien zij aan Haren vertegenwoordiger in de Koloniën, den Commis-saris-Generaal Dtr Bus DE GISIGNIES in een uitvoerige instructie opdracht gaf om zooveel mogelijk die cultures te beproeven en aan te moedigen, welke producten opleverden die voor den han-del tusschen Nederland en zijne overzeesche bezittingen van be-lang konden zijn. x)

De aansporing tot het intensiever bevorderen der cultures was wel noodig, aangezien tevoren eigenlijk alleen de teelt van koffie was aangemoedigd. Omstreeks 1820 waren behalve koffie, slechts de cultures van suiker, indigo en rijst van belang, maar deze wa-ren op Java bekend en hadden zelfs als handelsgewas beteekenis vóór de komst der Nederlanders.

Met groote voortvarendheid trad Du Bus op, en reeds bij be-sluit van 2!) Maart 1826, Staatsblad no. 13 werd één hoofdcom-missie en residentieele sub-comhoofdcom-missies van landbouw ingesteld, die ten doel hadden nieuwe cultures te beproeven ,,en door het houden van een onmiddellijk toezigt over het wetenschappelijk gedeelte van hun vak, den landbouw en grondeigenaar beiden in hunne handelingen te leiden en met hunne ware belangen meer en meer bekend te maken" 2) . Du Bus nam voorloopig zelf het voor-zitterschap der Hoofdcommissie op zich en benoemde G. DE SEIJIÈRE, die later zulk een belangrijken rol in de ontwikkeling van de theecultuur zou spelen, tot secretaris. De Hoofdcommissie werd eerst in 1827 geïnstalleerd, doch reeds den 9den April van dat jaar diende zij een rapport in, hetgeen zij in Juli 1827, Maart 1828, Augustus 1829 en Augustus 1830 herhaalde. Nieuwe ge-wassen werden ingevoerd, zaden en planten daarvan verspreid, kortom het Bestuur toonde het voorbeeld te willen geven, wat Als tegenprestatie trok de Keizer het octrooi van den alleenhandel op Oost- en West-Indië, hetwelk hij in 1 7 2 2 had verleend aan de Compagnie van Ostende, die de O. I. C. groote concurrentie aandeed, in. Dr. J. D E H U L L U . Ibid., hlz. 1 2 0 .

*) Jhr. Mr. VAN D E B W I J C K . De K. O. I. Bezittingen onder het bestuur van den Kommissaris-Generaal Dtr Bxrs D E GISIGNIES, blz. 1 3 8 en 1 3 9 .

(19)

prikkelend op de ambitie van particuliere ondernemers heeft ge-werkt. Voor het nemen van proeven op groote schaal werd een landbouwétablissement te KraWang opgericht, terwijl het banne-lingenkwartier te Banjoewangi mede voor dit doel wérd gebezigd.

Onder de nieuwe cultures behoorde ook de thee. Toen nl. de In-specteur der Cultures, de Franschman DIABD, eens metDxrBirs in 's Lands plantentuin wandelde, maakte hij dezen opmerkzaam op een bloeiende theeheesterx). Dit was voor den Commissaris-Generaal aanleiding om theezaden uit Japan te doen bestellen door tusschenkomst van den Chirurgijn Majoor D E . VON SIEBOLD2) .

Deze zaden kwamen einde 1826 aan en werden gedeeltelijk in 's Lands plantentuin, waar ze door den hortulanus H O O P E B werden verzorgd, en gedeeltelijk in Limbangan (Oost-Priangan) uitge-plant, in welke streek de ex-hortulanus KENT, lid der Preanger subcommissie, belast werd met het aankweeken van den thee-boom. Beide proefaanplantingen gaven hoop op succes. De Land-bouwcommissie liet daarom in 1827 wederom een groote hoeveel-heid zaden uit Japan komen „om in eens in staat te wezen tot de cultuur van den theestruik en zich daarmede niet meer bij proe-ven te bepalen" 3) . Wel was men er zich van bewust, dat men nog weinig van de cultuur en bereiding van thee wist, doch de Com-missie van Landbouw meende, dat er onder de vrij talrijke Chi-neezen die in Indië verblijf hielden, weieenigen gevonden zouden worden die in hun vaderland, waar de theecultuur al eeuwenoud was, voldoende kennis dienaangaande zouden hebben opgegaard. Zij werd in haar meening versterkt, toen de inspecteur der koffie-cultuur FISCHEB omstreeks 1 8 2 8 te Malangbong (Oost-Priangan) een theeaanplantje ontdekte, toebehoorende aan een Chinees, die

1) N . B. Volgens Dr. COHBN STXTABT. Het begin der theecultuur op Java. Gedenkboek der N . I. Theecultuur, blz. 20) is de Duitsche geneesheer en natuurkundige ANDBEAS C L E Y E B de eerste persoon van wien het vaststaat dat hij de theeplant op Java heeft ingevoerd. C L B Y K B maakte nl. van 1682—1683 en van 1683—1686 reizen naar Japan en bracht van zijn eerste reis reeds theeplantjes mee om deze als curiosum in zijn lusthof te Batavia uit te planten. Vanuit C L E Y E B ' S tuin schijnen later enkele theeheesters verspreid te zijn. Zoo zag VALENTIJN in den lusttuin van den oud-Gouverneur-Generaal CAMPHTJYS onder allerlei zeld-zame gewassen ook „theeboomkens uit China van grootte als aal-bessen boomkens". Dr. F. D E HAAN. Priangan, Deel III, blz. 439 en 864 en Deel I, blz. 73.

2) Ds. G. D E S E B I È B E . Mijn loopbaan in Indië, blz. 32—#3. 8) v. D. CHIJS. Ibid, blz. 4.

(20)

7

beweerde de heesters uit door hem geïmporteerde pitten te heb-ben opgekweekt. De eigenaar bereidde op primitieve wijze uit het theeblad voor eigen gebruik een slechte soort thee.

Later zou evenwel blijken, dat geen der in Ned.-Indië woon-achtige Chineezen voldoende op de hoogte was van de techniek der cultuur en bereiding van thee. Wel trof men in 1828 ook een Chinees te Buitenzorg aan, die wat thee van blad, afkomstig van den aanplant in 'sLands plantentuin, kon bereiden, welk monster op den 16den April van dat jaar door Du Bus aan de Regeering in Nederland werd aangeboden, doch de beoordeeling hiervan was slecht, immers men antwoordde ,,dat het monster der te Buiten-zorg geteelde thee noch goed bereid noch geregeld geplukt is ge-worden en dezelve op die wijze voor den uitvoer naar Europa en voor het gebruik alhier ongeschikt is" 1) .

Du Bus meende dat de slechte kwaliteit van de thee toege-schreven moest worden aan het gemis van goede werktuigen, be-noodigd voor de bereiding. Ware dit euvel verholpen, dan zou, naar zijne meening, ,,een nadere preuve niets meer te wenschen overlaten".

Het was voor de Nederlandsch-Indische theecultuur een ge-luk, dat op 2 September 1 8 2 7 de expert-theeproever van de Nederlandsche Handelmaatschappij, JACOBSON, te Batavia arri-veerde, die op'zijn talrijke reizen naar Canton, welke hij in op-dracht van zijn werkgeefster met zijn landgenoot T H U B É onder-nam om den supercarga A. H. BÜCHLÉR bij den inkoop van thee, bestemd voor de retourvrachten der schepen van genoemde maat-schappij , bij te staan 2) , tal van gegevens omtrent de cultuur, maar vooral de bereiding van thee verzamelde. Zijn belangstelling voor de theecultuur op Java was van dien aard, dat Dv Bus hem in 1827 verzocht te Canton berichten in te winnen nopens de thee-cultuur en de fabricatie van thee. Hij heeft aan dit verzoek zooveel mogelijk voldaan, dikwijls met gevaar voor eigen leven, aangezien de Chineezen, die in dien tijd toch al zeer gebeten waren op de Westerlingen, in hem — en naar de tijd zou leeren, niet zonder grond — een toekomstig concurrent zagen.

Van 1 8 2 7 t/m. 1 8 3 2 maakte JACOBSON zes reizen naar Canton. Hij bracht van zijn tweeden tocht eenige Chineesche theeheesters

!) v. D. C H I J S . Ibid., blz. 6.

(21)

mede, afkomstig uit de provincie Fokkien, die te Tjisoeroepan (Oost-Priangan) werden uitgeplant en later zaad hebben geleverd voor duizenden theestruiken. Op latere reizen bracht JACOBSON ook Chineesche vaklieden naar Indië, overeenkomstig de wen-schen van den Commissaris-Generaal, die ook te voren reeds her-haaldelijk op de aanwerving van zulke lieden had aangedrongen, in den beginne echter tevergeefs, daar de Regeering nog aller-minst overtuigd was Van het slagen van de theecultuur. Waartoe zou zij anders de opdracht aan het opperhoofd van den Japan-schen handel te Decima hebben gegeven óm een volledig verslag over de Japansohe theecultuur uit te brengen, van welke gege-vens men op Java zou kunnen profiteeren ? *)

In verschillende gedeelten van Java, o.a. het landbouwétablis-sement te Wanajasa (Krawang), evenals in de residenties Bantam,. Tjeriboh, Tegal, Pekalonggan, Djapara, Madioen, Soérahaja, Kediri, Kedoe, Besoeki, Bagalen en Banjoemas werden nu proe-ven met de cultuur van thee genomen, op de eerstgenoemde plaats onder leiding van D E SEBIÈRE, inmiddels tot Assistent Resident van Krawang benoemd. Bij een bezoek aldaar in 1831 toonde de toenmalige Gouverneur-Generaal Graaf VAN DEN BOSCH, die inmiddels den Commissaris-Generaal Dtr Bus DE GISIGNIES was opgevolgd, zich zeer voldaan met den uitslag der proef; hij was overtuigd dat de theecultuur, welke hij in 1830 reeds bij de Gouver-nementscultures had ingelijfd, in de toekomst belangrijke baten voor de schatkist zou kunnen afwerpen.

De thee-aanplant breidde zich dan ook flink uit; hij bedroeg op Java in 1835 474.118 plukbare heesters en 1.260..690 jonge hees-ters, terwijl 16.433 pond droge thee werd gefabriceerd. De voor-naamste aanplant was die van Wanajasa, waar bovendien 30.000 theeheesters voor de winning van zaad werden bestemd. In 1836 werden over geheel Java niet minder dan 1.853.000 zaden geleverd.

In 1834 was intusschen een partij zwarte en groene thee naar Amsterdam gezonden, waar zij zeer goed werd beoordeeld, spe-ciaal de groene thee. De behaalde prijzen waren hoog, n.1. wisse-lende tusschen f 2,— tot f8,60 per pond, terwijl de kostprijs door den landvoogd op f 1,— koper per pond werd getaxeerd. Men meende het pleit reeds gewonnen te hebben; zelfs hoopte de

(22)

9

rectie der Nederlandsche Handel-Maatschappij bij voldoenden aanvoer de thee uit China te kunnen missen. De Rotterdamsche makelaars bleken echter minder hoopvol dan de Amsterdamsche kooplieden en het Indische Gouvernement; de kwaliteit van de thee uit Indië liet, volgens hen, veel te wenschen over. Zij werden door de praktijk in het gelijk gesteld, daar in 1839 de thee te Amsterdam slechts f 0,81 per pond opbracht, terwijl de productie-kosten niet minder dan f 1,17 hadden bedragen.

Zou dit teleurstellende resultaat, volgens den Gouverneur-Generaal, te wijten zijn aan slechte sorteering en verpakking, ook de cultuur bracht teleurstelling. De producties per heester, door JACÖBSON op een |- pond droge thee geschat, bleek den Directeur der cultures BAUD in 1834 slechts 1/8 7 pond te zijn. Nog steeds was men ook niet voldoende op de hoogte van de cultuurtechniek, waar-door de aanplantingen reeds na 3 a 4 jaren moesten worden afge-schreven.

Een andere oorzaak van de slechte uitkomsten der cultuur was het gebrek aan werkvolk, waardoor de heesters niet tijdig geplukt konden worden; ten tijde van den rijstoogst waren er zelfs in het geheel geen handen beschikbaar.

Hier deden waarschijnlijk de sociale verhoudingen hunnen in-vloed gevoelen, want de betaling was niet slecht, vooral later niet. Moesten de nieuwe aanplantingen eerst in onbetaalden - heerendienst worden aangelegd, te Wanajasa geschiedde dit reeds in 1831 in betaalde daghuur, terwijl het onderhoud plaats had tegen vrijstelling van landrente. De bij het plukken — een zorgeischend werk—betrokken arbeiders daar kregen voor dien tijd zeer goede loonen: in 1838 bedroegen die f 24,— voor 100 pond fijn en middenblad. Op de andere aanplantingen in Priangan ont-vingen de pluksters 10 cent per dag en 3 cent per pond bereide thee. In de andere residenties werd het aanleggen van thee-plantages opgedragen aan een of meer in de nabijheid van de ont-ginning gelegen desa's tegen f 25;—1 koper per bouw. Het onder-houd gedurende het 2e en 3e jaar werd beloond met totaal f 840,— 's jaars per 22 bouw, terwijl de vergoeding in het 4e jaar nader geregeld werd x) .

Afgezien van de residentie Bagalen, waar het plukvólk een be-x) v. D. CHIJS. Ibid., Overzicht residenties Buitenzorgen Krawang, blz. 66, 84 en 454.

(23)

taling van slechts 5 cent per dag en 1 cent per pond bereide thee ontving, beschouwde de bevolking de cultuur van thee dan ook als veel minder zwaar dan die van koffie, zoodat zij gaarne, waar mogelijk, werk in de thee zocht. De theecultuur had volgens J A

-COBSON echter voor een aanplant van 5 0 0 . 0 0 0 heesters dagelijks 1 0 0 0 koelies, waarvan \ vrouwen en kinderen, noodig, terwijl het wenschelijk was om een aantal gezinnen permanent voor deze teelt te bestemmen, aangezien de cultuur en vooral de bereiding ar-beiders vereischten, die slechts door een langdurige tewerkstelling zich de noodige routine konden verwerven.

Het bleek evenwel spoedig, dat de koffiecultuur geen handen kon missen. Reeds in 1 8 3 4 had de Resident der Preanger Regent-schappen geklaagd, dat door de werkzaamheden van de thee-établissementen te Badjanegara, de koffieproductie in het Re-gentschap Bandoeng met 5 0 0 0 picoel was verminderd, omdat ge-durende 3 maanden 2 0 0 0 man dagelijks aan den koffiepluk waren

onttrokken1). Zoo bracht de theecultuur, die slechts teleur-stelling had opgeleverd, aan die van koffie, de voornaamste bron van inkomsten, nadeel toe. Daarbij kon de Regeering zich niet neerleggen en zij achtte uitbreiding van den thee-aanplant in dun bevolkte streken daarom niet wenschelijk. En toen bleek, dat de voor thee geschikte gronden, die men terecht in de koele berg-streken had gezocht, ook voor de teelt van koffie benut konden worden, werd aangeraden de theecultuur maar te beproeven „in de lage landen der strandresidenties", waar koffie toch niet kon gedijen en waar dus werkvolk in voldoende mate beschikbaar was. Zoo kwam men er toe te Meester Cornelis een proef aanplant aan te leggen nabij het theebereidingsétablissement, dat in 1 8 3 6

door JACOBSON was opgericht en waar alle van de plantages

af-komstige thee nabewerkt, gesorteerd en afgepakt werd 2) .

*) v. D. CHIJS. Ibid, blz. 25.

2) N. B. De thee werd in half afgewerkten toestand van de plantages naar het établissement verzonden. Het transport duurde soms maanden, terwijl de fabriek een te geringe aceomodatie had om de aangekomen thee snel af te werken. De kwaliteit van de thee liep daardoor enorm achteruit. De slechte beoordeeling van de thee in Amsterdam, was hier zeker voor een deel aan toe te schrijven. JACOBSOJST paste deze methode toe, omdat hij in China bemerkt had, dat de Chineesche handelaren in de kustplaatsen de door hen in het binnenland opgekochte thee een herbereiding lieten ondergaan. Wat er eigenlijk in die fabrieken gebeurde, kan hem echter nimmer duidelijk zijn geworden, aangezien de Chineezen dienaangaande

(24)

1 1

Toenemende verliezen met de cultuur van thee, de lage pro-ducties, de moeilijkheden die men ondervond bij het huren van werkvolk, het nadeel dat aan de teelt van koffie werd toegebracht, de gebleken onmogelijkheid om het noodige gedetailleerde toe-zicht op oogst en fabricatie door ambtenaren te laten plaats hebben, deden den Directeur der Cultures BATTD in 1 8 4 2 aan de Regeering

voorstellen, om den aanplant niet meer uit te breiden, doch haar te beperken tot de Residenties Preanger Regentschappen, Tje-ribon en Bagalen, en de cultuur niet meer zelf, doch door parti-culieren te laten uitoefenen, met dien verstande, dat met hen contracten zouden worden gesloten, waarin zou worden overeen-gekomen, dat alle thee, in vier soorten onderscheiden, door het Gouvernement tegen een van te voren gefixeerden prijs zou wor-den ingenomen, terwijl aan de contractanten voor ontginning en onderhoud gedurende de eerste jaren credieten zouden worden verstrekt1).

De voordeelen, welke deze contracten voor het Gouvernement zouden opleveren, waren volgens den Directeur voor de hand liggend. In de eerste plaats zouden geen handen meer aan de zeer geheimzinnig waren. Ook meende hij, dat het centraal sorteeren en afpakken kosten zou besparen. Deze werkwijze van JACOBSO3ST heeft de Regeering handenvol geld gekost, terwijl de resultaten negatief waren, temeer, daar de plantages teWanajasa, Tjikadjang, DjatiNanggor, Tjioem-boelloeit, Parakan Salak, Sinagar etc. alle ingericht waren op het bereiden van thee. Ook voor de bereiding had JACOBSON zeer veel werkvolk noodig, nl. voor 1 millioen pond minstens 120 vaste huisgezinnen (a f 10y— 's maands), benevens 80 a 100 mannen, 140—200 vrouwen en kinderen per dag, die respectievelijk een dagloon van 40, 20 en 10 cent erlangden. Hoe nadeelig de herbereiding te Meester Cornelis voor de kwaliteit van de thee was, werd bewezen door den particulieren theeplanter Li Hoeang Ko, die in 1835 het land Radjamandala (West-Priangan) van de Regeering pachtte, en thee van veel beter hoedanigheid bereidde dan JACOBSON. Zijn product werd door de Regeering in 1839 tegen f 150,— zilver per picoel ingenomen. In 1842 bepaalde de Regeering dan ook, dat de door genoem-den Chinees bereide thee voortaan buiten het établissement te Meester Cornelis naar Nederland moest worden verzonden.

x) v. D. C H U S . Ibid. blz. 517 t/m. 559.

N. B. Enkele bijkomstige onderdeelen van het contract vormden de bepalingen:

a. dat het plantmateriaal door het Gouvernement geleverd zou worden

en dat de ondernemer een zaadtuin van 5 Bouw had aan te leggen; 6. dat de ondernemer zelf voor zijn werkvolk had te zorgen, hetwelk het Gouvernement echter van verplichte diensten zou ontheffen;

c. dat op aanwijzing van den Resident gratis hout ter beschikking ge-steld zou worden.

(25)

koffiecultuur worden onttrokken. Uitbreiding van de theecultuur door het Gouvernement zou bovendien toch afstuiten op de tegen-werking van Européesche en vooral Inlandsche bestuursamb-tenaren, die bij de koffiecultuur groot financieel belang hadden. In de tweede plaats zou de kostprijs belangrijk verlaagd kunnen worden, als gevolg van opheffing der „Theeinrichting" te Meester Cornelis, een maatregel die te meer drong, daar de proeven in di-verse residenties mislukt waren, zoodat de hoeveelheid ter be-werking aan het établissement gezonden thee steeds kleiner werd, wat den kostprijs nadeelig beïnvloedde. Hij taxeerde den kost-prijs inclusief herbereiding en emballage (de Theeinrichting werd eerst einde 1849 opgeheven, zoodat van dien datum af de con-tractanten de thee geheel voor de markt gereed leverden) op f 0,91, terwijl deze in 1837 f 1,37, in 1838 f 0,98, in 1839 f 1,17, en in 1840 f 1,15 per pond bedroeg. Tenslotte verklaarde de Direc-teur er van overtuigd te zijn, dat de productie per oppervlakte-eenheid zou stijgen, daar particulieren meer zorg aan de aanplan-tingen zouden besteden.

In 1835 had de Regeering een contract afgesloten met den Chinees Li Hoeang Ko voor den verhuur van het land Radjaman-dala, omdat de theecultuur reeds toen verliezen begon op te le-veren. In 1842 werden contracten afgesloten op bovengenoemde voorwaarden met de nieuwe ondernemingen Sinagar, Parakan Salak en Djati Nanggor, elk met een aanplant van 300 Bouw, welke op gronden, die van het Gouvernement tegen f 6,— per bouw werden ingehuurd, aangelegd werden. In 1846 volgden nog een aantal Gouvernementsondernemingen, o.a. Tjikadjang, Tjioemboelloeit etc. Na de opheffing van de theeinrichting te Meester Cornelis moest de thee door de contractanten zelf ge-sorteerd en afgepakt worden. De keuring ten behoeve van het Gouvernement zou door drie ambteharen plaats vinden. De afge-keurde thee zou ter beschikking van den ondernemer blijven, doch voor elk pond, dat te min geleverd werd op de contractueel vastgestelde hoeveelheid, zou ëen boete van f 0,50 geheven wor-den, terwijl thee, die niet onder de vier contractueel vastgestelde soorten ondergebracht kon worden, tegen verminderde prijzen zou worden ingenomen.

Ook met de contracten had de Regeering geen succes. De onder-nemers hadden, evenmin als Hare ambtenaren, verstand van de

(26)

1 3

theecultuur,, terwijl het tekort aan arbeiders zich ook bij hen ern-stig deed voelen, zoodat de contracten niet werden nagekomen, en de Regeering niet, alleen verstoken bleef van een behoorlijke hoeveelheid thee, doch zelfs de afbetaling van de door Haar ver-strekte credieten te wenschen overliet. Bovendien bleek al spoe-dig dat de ambtenaren-keurmeesters onbevoegd en bovendien veelal onbetrouwbaar waren, terwijl het leveren tegen van te voren gefixeerde prijzen malversaties in de hand werkte. De Regeering gaf door de geleverde quanta contant te betalen elk wapen om de ondernemers tot stipte nakoming van het contract te dwingen uit handen. Duur betaalde thee bleek dikwijls te Am-sterdam onverkoopbaar, de verliezen waren niet gering. In de jaren 1 8 4 3 , 1 8 4 4 en 1 8 4 5 werd respectievelijk 3, 4 , 5 en 5 ton ver-loren. De ondernemers echter kon dit koud laten, zij hadden met de te Amsterdam behaalde prijzen niets te maken. Volgens V. D .

C H I J S verdienden zij 4 0 duiten per pond en daar zij tusschen 1 8 5 1

t/m. 1 8 5 6 7 , 1 5 4 . 5 1 5 pond aan het Gouvernement leverden, zou door hen, gedurende dien tijd, een winst van f 2 . 3 8 1 . 8 3 8 — ge-maakt zijn. Van 1 8 6 0 t/m. 1 8 6 3 werd de uitslag voor de Regee-ring iets beter; erwerd althans geen verlies geleden. In deze jaren werd de thee opgekocht tegen gemiddeld 0 , 7 1 ^ , 0 , 7 0 , 0 , 7 3 en 0 , 6 8

en verkocht tegen 0 , 7 28/1 0, 0 , 7 1 * /1 0, 0 , 7 08/1 0 en 0 , 6 98/1 0 X) .

De Gouvernementsondernemingen in Priangan leverden echter nog ernstiger verliezen op. In 1 8 5 0 , 1 8 5 1 en 1 8 5 3 verloor de Re-geering per pond 5 0 , 3 4 en 3 7 cent, in 1 8 5 8 4 0 cent. Het totaal verlies was inmiddels in 1 8 6 0 tot 6 millioen opgeloopen, zoodat de Minister van Koloniën R O C H U S S E N in dat jaar voorstelde, de Gou-vernementstheecultuur op te heffen, en haar geheel over te laten aan het particulier initiatief, en wel, omdat de belangen van den contractant niet met die van het Gouvernement waren overeen te brengen. Den contractant werd immers per pond betaald en aangezien het niet mogelijk bleek de kwaliteit scherp te

omschrij-ven of te controleeren, werkte hij uitsluitend op kwantiteit, niet op kwaliteit, tot groot financieel nadeel van den Staat. 2)

-1) N. B. Een andere lezing vindt men in de Verzameling van memorieën en requesten, ingediend (door de contractanten) aan de Indische Regee-jing en aan de Wetgevende macht, bijeengebracht onder den titel „Thee-cultuur en Theerechten met betrekking tot N. I.", blz. 4 0 . Yan 1 8 5 2 t/m.

2) P V O C H T T S S E N . Inkrimping Gouvernements-kultures. Tijdschrift N. I.,

(27)

Na verstrijking der loopende contracten — het laatste

expi-reerde in 1 8 6 5 — besloot de Regeering de cultuur geheel vrij te

laten en werden de Gouvernementsaanplantingen, die in 1 8 6 4 nog slechts 8 0 6 Bouw (tegen 4 5 9 4 in 1 8 4 6 ) besloegen, aan parti-culieren verhuurd tegen f 2 4 , — tot f 5 0 , — per Bouw 's jaars. De nieuwe maatregel had geen belangrijke uitbreiding van de thee-cultuur tengevolge, ook aangezien de Minister van Koloniën FRANSSEN VAN DE P U T T E in de Memorie van Toelichting op de cultuurwet van 1 8 6 5 nogmaals had onderstreept, dat de thee-cultuur niet ten koste van die van koffie mocht worden uitgebreid. Het inhuren van nieuwe gronden voor uitbreiding ging derhalve met de grootste moeite gepaard. In 1 8 7 5 produceerden de par-ticulieren op de van het Gouvernement gehuurde ondernemingen

slechts 4 0 0 . 0 0 0 kg meer dan in 1 8 6 0 . X)

De kostprijs bleef zeer hoog, van de huurondernemingen spe-ciaal, aangezien de huurschat hoog was, waarbij nog de treurige toestand van de wegen in Priangan kwam, waardoor de

transport-kosten tot de afscheephaven Batavia zeer zwaar drukten 2) .

Boven-dien liepen de producties tengevolge eener irrationeele cultuurme-thode sterk achteruit, wat op de oude ondernemingen als Parakan Salak en Sinagar reeds in 1 8 6 4 viel te constateeren. Sommigen wenschten daarom nieuwe gronden aan te vragen voor de

thee-cultuur, doch de hooge huursom schrikte de meesten af. 3) Eerst

toen krachtens de Agrarische wet van 1 8 7 0 Gouvernementsgrond in 75-jarige erfpacht verkregen kon worden, verbeterde de toe-stand eenigszins, doch nu deden de lage prijzen, die de Javathee op de Europeesche markt behaalde, de planters huiverig worden om een groote uitbreiding aan hunnen theeaanplant te geven. De Javathee werd steeds om haar branderigen smaak minder ge-waardeerd dan het Chineesche of Britsch-Indische product, ter-wijl bovendien de Britsch-Indische theecultuur door de Britsche

politiek 4) in belangrijkheid toenam en de Javathee gemakkelijk

1861 zou aan de contractanten ± gemiddeld f 0,65 per pond betaald zijn, die gemiddeld voor f 0,83V] 0 Pe r pond te Amsterdam verkocht wérden. 1) N. B. In 1861 produceerde de Gouvernementscultuur 1.956.469 kg thee, tegen de huur- en particuliere ondernemingen bewesten den Tjima-noek in 1875 respectievelijk 1.394.427 en 774.180 kg.

2) Memorieboek der Pakhuismeesteren van de Thee, blz. 138, 3) Theecultuur en theerechten. Ibid, blz. 42.

(28)

uitge-15

van de markt verdrong. Juist in de jaren 1870—1880 bleken andere cultures, o.m. koffie, maar vooral kina, uiterst rendabel te zijn, zoodat vele der in erfpacht verkregen woeste gronden met deze gewassen werden beplant, ja, sommige ondernemers converteerden waar mogelijk hun thee- in een koffie- of kina-aanplant. Het duurde echter niet lang of de markt raakte met kina overvoerd, wat een scherpe prijsdaling tengevolge had. Vele planters rooiden hun kina en begonnen thee te planten.

Ook de koffieplanters meenden met de debacle van de kina-cultuur voor oogen, goed te doen niet alles op één kaart te zetten en begonnen weder thee te planten 1) .

Vaak was het om technische redenen niet mogelijk om een kina- of koffietuin snel in een thee-aanplant te converteeren, ter-wijl lang niet altijd de ondernemers de beschikking hadden over woeste gronden, geëigend voor de cultuur van thee, en hadden zij dit wel, dan bleek in vele gevallen, dat men met de kina dus-danige verliezen had geleden, dat het noodige kapitaal voor ont-ginning etc. ontbrak. Ook het vertrouwen in de toekomst van de theecultuur was, niet ten onrechte, maar zeer matig 2) . De con-currentie met China en de langzaam opkomende cultuur in Britsch-Indië en Ceylon, waar de Regeering vele faciliteiten aan de planters verleende, was zeer zwaar en de behaalde prijzen wa-ren daardoor laag.

Bij sommigen rijpte toen het plan om gratis zaad aan de be-volking te verstrekken, waarmede deze op haar eigen gronden thee-aanplantingen kon aanleggen. Het plantmateriaal werd ech-ter geleverd onder voorwaarde, dat het theeblad in de toekomst geleverd zou moeten worden aan den schenker van het zaad, tegen een vergoeding, welke door dezen laatste bepaald zou wor-den. Het mes sneed aan twee kanten, men behoefde geen gronden vaardigd, krachtens welke men gronden tegen altijd durenden vrijdom van grondhuur voor £ der aangevraagde uitgestrektheid en 15-jarigen vrijdom voor de rest der gronden kon verwerven. Ook uitvoerrechten werden, in tegenstelling met Java, niet geheven (v. D . K E M P . Tijdschrift

voor N. en L., 1885. De toekomst der Indische thee, blz. 4—14). Het gevolg van deze maatregelen was, dat de Britsch-Indische theeuitvoer van 2.2 millioen lbs. in 1861 tot 20 mülioen in 1875 steeg.

x) H. C . H. D E B I E . De N. I. theecultuur in 1830—1924, in het Gedenk-boek der N. I. theecultuur, blz. 42 en 43. ,

2) Dr. O. P. C O H E N S T T T A B T . Geschiedenis van de invoering der Assam-thee op Java, blz. 282 in heb Gedenkboek der N. I. Assam-

(29)

theecultuur.-en getheecultuur.-en kapitaal op te offertheecultuur.-en voor de riskante theecultuur, ter-wijl men toch verzekerd was van de benoodigde grondstof. Het bedrijfsrisico wentelde men aldus voor een belangrijk deel van zich af.

Volgens overlevering x) zou de Heer A. B. B. CRONE te Tjitjoe-roeg, omstreeks het jaar 1 8 8 0 het eerst dezen ingenieusen inval gehad hebben. In districten Tjitjoeroeg en Tjibadak, waar de be-volking het eerst thee begon te planten, wordt hij als de vader der bevolkingstheecultuur beschouwd. Volgens D E B I B 2) zouden de landheeren van de ondernemingen Sinagar en Parakan Salak de eigenlijke grondleggers zijn, aangezien zij omstreeks 1 8 7 5 reeds aan trouwe mandoers en huisbedienden zaad. verstrekten, waar-mede deze op hunne erven aanplantjes aanlegden. Het product, afkomstig van deze theeheesters, werd voor eigen gebruik gebe-zigd en werd dus niet door de schenkers van het zaad opgekocht. Dit deden zij eerst later, toen bleek, dat dit bevolkingsblad ge-mengd met blad afkomstig van eigen plantsoenen tot een goed eindproduct te verwerken was.

De heer CRONE verstrekte aan de bevolking zaad afkomstig uit zijne pluktuinen, welke op de hellingen van den vulkaan de Salak gelegen waren. Speciale zaadtuinen kende men toen nog niet. De aanplantingen, met dit materiaal aangelegd, bestonden uit een mengelmoes van typen. Het later aan de bevolking ver strekte zaad, verkregen uit het door de ondernemers uit Britsch-Indië en Ceylon geïmporteerd materiaal, gaven eveneens uitslui-tend hybriden. Eerst later werd door de ondernemers en op kleine schaal door het Gouvernement zaad van de superieure variëteit Assamica. aan de bevolking afgestaan. Sommige ondernemers bleven echter zaad van een minderwaardig type verstrekken, om later eventueele diefstallen van ondernemingsblad gemakkelijk te kunnen constateeren. Zoo treft men b.v. in de districten Tjibeber en Soekanegara (West-Priangah) bevolkingstuinen aan van zeer slecht allooi, terwijl de ondernemingsplantsoenen tot de beste van Priangan gerekend kunnen worden.

1) Exacte gegevens zijn niat beschikbaar. Een en ander werd ons mede-gedeeld door den Heer A. B . B . C B O N E zelf, een der allerlaatst overge-bleven planters, uit dien tijd.

(30)

1 7

De bevolkingsaanplant breidde zich eerst na 1 9 1 0 belangrijkuit. Omstreeks 1 9 0 0 was de Regeering, door middel van hare amb-tenaren bij het Binnenlandsch Bestuur, begonnen met het pro-pageeren van de theecultuur.onder de inlansche bevolking. Men meende, dat men deze in verband met het steeds toenemend

ver-bruik van thee door die bevolking zelf, tot een zgn. volkscultuur zou kunnen ontwikkelen. In 1 9 0 2 werd in de Residentie Pekalon-gan, waar de bevolking reeds, deels voor eigen gebruik, deels voor de Inlandsche markt thee plantte, door de controleurs HARLOEE

en RIJFSNIJDER Assamtheezaad verstrekt. In het zelfde jaar

werd de Wedono van Boemiajoe met eenige desahoofden ter be-studeering der theecultuur naar de Preanger gezonden. In ge-noemde residenties werden demonstratietuinen aangelegd, waarin bekwame theepluksters uit de Preanger te werk werden gesteld. Voorts werden gelden door de Regeering ter beschikking gesteld en werden de gronden, bestemd voor de theecultuur, drie jaar vrijgesteld van landrente. Tenslotte werden er zelfs 4 9 6 Bouw gronden, behoorende tot de koff iereserve, voor thee bestemd, een geste die een 10-tal jaren te voren, zeker nog onmogelijk zou zijn geweest.1)

In de Preanger was het voornamelijk de controleur VELDERS

die zich omstreeks 1 9 1 0 in Soekanegara (Regentschap Tjiandjoer) veel moeite voor de bevolkingstheecultuur gaf.2) Hij liet o.m. op hooggelegen gronden, behoorende tot het vrije staatsdomein, theetuinen aanleggen, met het doel later uit de inkomsten de drukkende desalasten te verlichten. Later werden ook dergelijke desatuinen in het Regentschap Soekaboemi aangelegd. De be-moeienis van bestuursambtenaren met de bevolkingstheecultuur ontlokte aan de Soekaboemische Landbouw-Vereeniging een protest.3) Volgens haar werd de bevolking met „zachten dwang" aangemoedigd om thee te planten. De voorzitter van genoemde vereeniging noemde zelfs gevallen, waar. de bevolking geen ver-gunning tot ontginning van nieuwe gronden zou hebben kunnen krijgen, tenzij zij een gedeelte daarvan voor de cultuur van thee bestemde.

1) Verslag Mindere Welvaart Commissie deel Va blz. 3 4 6 en 1 6 7 . 2) A. F. V E L D E B S . Tijdschrift B B 1 9 0 9 . Theecultuur der Inlandsche bevolking in de Residentie Preanger Regentschappijen, blz. 4 en 5 .

3) A. F. V E L D E B S . Ibid blz. 6 en 7. r

(31)

Inderdaad was deze bewering juist, doch de bedoeling van den maatregel was, om de rondtrekkende bevolking der eenzame bergstreken van Zuid-Preanger, die een zeer extensieven voedsel-landbouw dreef, door het opnemen van een meerjarig gewas in het bedrijfssysteem, er toe te bewegen zich permanent te vestigen.

De bevolking dreef haar landbouw als volgt: Men brandde een stuk bosch af en plantte gedurende het regenseizoen op dezen zeer humusrijken grond rijst. Na een of meer oogsten, afhangende van de vruchtbaarheid van den grond, trok men weg, om elders weder op dezelfde wijze nieuwe ontginningen te maken. Deze vorm van landbouw werd betiteld met „roofbouw"1) en was een doorn in het oog der bestuursambtenaren, die er een beletsel tegen maatschappelijke ontwikkeling in zagen en voortdurend prak-tische moeilijkheden in hunne dienstuitoefening ondervonden, b.v. van deze trekkende bevolking vrij wel geen belasting konden innen. De Soekaboemische Landbouw-Vereeniging achtte de propa-ganda voor de theecultuur misplaatst, omdat — e n hier spreekt in hoofdzaak het eigenbelang — de volkstheetuinen door gebruik van slecht zaad en onvoldoende onderhoud, een haard van allerlei ziekten en plagen zouden vormen, die een voortdurende bedreiging der ondernemingsplantsoenen zouden zijn, terwijl diefstal van ondernemingsblad, sinds de kampongtheetuinen zich dusdanig hadden uitgebreid, niet meer te èontroleeren viel. Ook de baten, die de bevolking uit de cultuur van thee betrok, waren h.i. pro-blematiek en zij zou, zoodra de fabrieken den opkoop zouden sta-ken, geheel daarvan verstoken zijn. De vereeniging meende, dat men de bevolking niet moest animeeren thee te planten, doch dit geheel aan haarzelf moest overlaten. Zij diende daarom bij de Regeering een request in, waarin zij verzocht om op het voorstel van den Resident der Preanger, die f 7.000.— had aangevraagd om daarmede zaad aan te koopen, hetwelk aan de bevolking op afbetaling op lange termijnen ter beschikking zou worden gesteld, afwijzend te beschikken.

Het protest der „Soekaboemische" was minder logisch, omdat zij aan den eenen kant het gebruik van slecht zaad als een der fouten der bevolkingscultuur aanmerkte, doch aan den anderen kant een maatregel, die beoogde hierin verbetering te brengen, afkeurde.

(32)

19

Terecht adviseerde zij echter, dat de bevolking vrijgelaten moest worden in het planten v a n thee. Terecht, omdat de uit-breiding, die de Inlandsche landbouwer aan zijn aanplant gaf, geenszins een gevolg was v a n de bemoeienis der ambtenaren, doch te verklaren is uit de werking v a n een aantal economische factoren, nl. de voordeelen die de cultuur voor h e m opleverde en het feit d a t , zooals reeds werd betoogd, de Regeering er in den beginne weinig voor voelde, gronden voor de thee-cultuur af te staan, zoodat de ondernemers geen uitbreiding aan de erf pachtsperceelen konden geven, zooals zij gaarne hadden willen doen in verband met de toenemende rentabiliteit v a n de theecultuur. D e bevolkingstheecultuur breidde zich later voor-namelijk uit in streken, waar geen terreinen meer te vinden waren, geschikt voor theeondernemingen, en ook daar, waar de p r o - , ductie der ondernemingen, hetzij door achteruitgang v a n de vruchtbaarheid v a n den grond d a n wel door ouderdom der aanplantingen, irrationeele cultuur, ziekten en plagen, werkvolk-gebrek, steeds kleiner werd. Veelal — wij zouden zeggen zeer begrijpelijk—geschiedde dip met medewerking der ondernemingen zelf, die theezaad gratis of op afbetaling verstrekten. Juist in die streken, waar de genoemde factoren het sterkst werkten, was de bevolkingscultuur ook het meest rendabel, omdat de onder-nemingen elkaar bij den opkoop v a n het kampoengproduct con-currentie aandeden, waardoor de prijs hiervan steeg.

De toestand jn de Residentie West-Priangan brengt dit als v a n zelf mede. I n deze residentie vindt men toch 121 onderne-mingen, die in 1926 bruto 75.939 ha besloegen, waarvan 35.109 met thee beplant, terwijl de bevolkingsaanplant niet minder dan 16.895 ha besloeg. Oppervlakkig geoordeeld zouden die ge-gevens t o t de conclusie leiden, d a t de ondernemingen zich nog be-langrijk zouden kunnen uitbreiden, doch in het areaal der erf-pachtsperceelen zijn begrepen alle ravijnen, steile terreinen, die niet voor landbouwdoeleinden kunnen of mogen gebezigd wor-den, benevens alle gronwor-den, die uit overwegingen v a n klimatolo-gischen aard niet voor de theecultuur in aanmerking komen. D e volksaanplant, die volgens het Koloniaal Verslag v a n 1893 in dat jaar op J a v a 430 bs. besloeg, nam. in 1909 7714 ha, in 1926 28134 ha in, waarvan 23642 in pluk 1) .

(33)

Het protest der Soekaboemische Landbouw-Vereeniging en het bezwaarschrift van twee vooraanstaande planters, nl. VAN HOOKF en T A Y L O R W E B E R , waarin zij er op wezen, dat de kam-poengtheecultuur veel werkvolk aan de ondernemingen onttrok1), was voor de Regeering aanleiding om den Directeur van het thee-proefstation, Dr. OH. BERNARD, en den adjunct-inspecteur van Landbouw H. C. H. DE B I E , op te dragen, een onderzoek in te stellen naar de gegrondheid van bovenvermelde klachten.

In hun verslag 2) kwamen deze ambtenaren tot de conclusie, dat, hoewel aan de kampongtheecultuur weliswaar groote fouten kle-ven, o.a. slechte kwaliteit van het gebezigde theezaad, onoordeel-kundige aanleg, slécht onderhoud der tuinen, gebrekkige snoei en pluksysteem, zij zoowel voor de bevolking als voor onder-scheidene ondernemingen groote voordeden opleverde.

Als verbetering in den bestaanden toestand adviseerden zij de bevolking landbouw-technische voorlichting en leiding te ge-ven en haar tege-vens tot samenwerking op te wekken, waardoor de Inlandsche theeplanters veel krachtiger tegenover de tusschen-handelaren in theeblad zouden komen te staan en deze laatsten uitgeschakeld zouden kunnen worden. Deze tusschenhandelaren, die dikwijls den schakel vormen tusschen den Inlandschen planter en den Europeeschen of Chineeschen fabrikant, namen, naar hun oordeel, voor hunne bemiddeling een zeker deel van de winst, welke eerstgenoemde op zijn product zou kunnen maken. Ook de samen-werking tusschen Europeeschen fabrikant en Inlandschen plan-ter moest bevorderd worden.

Naar aanleiding van dit onderzoek bleek het Departement van Landbouw bereid, zich de bevolkingstheecultuur aan te trekken. De toenmalige Directeur LOVINK gaf aan zijne ambtenaren op-dracht zich intensief met die cultuur bezig te houden.

De middelen die beproefd werden om de kampongtheecultuur op te heffen kan men verdeelen in die, welke rechtstreeks werk-ten, o.a. het verstrekken van theezaad op crediet en tegen den halven kostprijs, aanleg van zaadtuinen, aanleg van theetuinen volgens het systeem der ondernemingen, onderhoud, snoei- en

*) Oud archief Iandbouwconsulent van West Priangan.

2) De Theecultuur in de Preanger Regentschappen, inzonderheid die van de bevolking. Uitgave Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, blz. 32.

(34)

2 1

plukdemonstraties, welke in gehuurde kampongtuinen plaats hadden, en indirect werkende, die ten doel hadden de overmatige onderlinge concurrentie der ondernemingen inzake den opkoop van kampongtheeblad tegen te gaan. 1)

Deze concurrentie verleidde, volgens de toentertijd gangbare meening, niet alleen de bevolking tot irrationeelen pluk, waar-door de tuinen sterk leden, doch ook zou de naam van de Java-thee door het fabriceeren van inferieure Java-theeën in gevaar worden gebracht.

Een groot aantal zgn. theemantries werden benoemd, die in alle centra der volkscultuur bovengenoemde demonstraties ga-ven. 2) Deze directe maatregelen leidden echter niet tot het ge-wenschte doel, wat het gevolg was van het feit, dat men de oor-zaak van de fouten, die de kampongtheecultuur aankleefden, toentertijd nog niet voldoende kende. Verbetering van den be-staanden toestand toch dient men niet op cultuurtechnisch, doch op economisch terrein te zoeken. Is dit bereikt, dan volgt een opheffing van de cultuur in landbouwtechnischen zin vanzelf. Het is de groote verdienste geweest van den toenmaligen land-bouwleeraar T. J. L E K K E B K E B K E B te Soekaboemi, de eerste maatregelen te hebben genomen om tot een betere samenwerking tusschen Europeeschen fabrikant en Inlandschen producent te komen en daarmede een poging te hebben gedaan het economisch gedeelte van het kampongtheevraagstuk tot klaarheid te bren-gen. Verder bevorderde hij de samenwerking tusschen de Inland-sche planters onderling «door het stichten van een aantal coöpe-ratieve vereenigingen. In 1 9 1 5 werden o.a. opgericht de associa-ties van Inlandsche theeplanters Mitra noe Tani en Madoe Ta-won, beide te Tjibadak (West-Priangan), die ten doel hadden voor gezamenlijke rekening theetuinen te ontginnen en te exploi-teeren 3) . Later werden in de residenties Oost- en West-Priangan nog diverse van dergelijke coöperaties gesticht, doch de meeste bleken geen levensvatbaarheid te hebben.

De vóórnaamste oorzaak van deze mislukking is, dat de coöpe-*) Jaarverslag Landbouwvoorh^htingsdienst, 1913, blz. 39.

2) Ibid., blz. 51.

3) Twee inlandsche theeplantersassociaties in de Preanger Regent-schappen. Uitgave Dep. v. Landbouw, Nijverheid en Handel, Afdeeling Landbouw, blz. 2.

(35)

ratieve bedrijfsvorm zich. niet aansluit bjj de economische ont-wikkeling van den gewonen landbouwer in de desa. Hij onder-stelt om te slagen grooter economische individualiteit dan daar te vinden is. Maar de malaise in den theehandel in de na-oorlogsjaren, die zich in 1 9 2 1 op haar hevigst deed voelen, en die oorzaak was, dat de ondernemingen weinig blad van de bevolking opkochten, moet mede in aanmerking' worden genomen1).

Benarde tijden maakte de theeplantende bevolking door, toen zij in de jaren 1 9 1 8 en 1 9 2 1 haar product vrijwel niet kon slijten. Vooral in die streken, waar zij hoofdzakelijk van de theecultuur leeft, bv. in de districten Tjitjoefoeg en Tjibadak (West-Prian-gan), werden de gevolgen van die crisis ernstig'gevoeld. De in-landsche producent had geen reserves gevormd!

In 1 9 1 8 voelde de Regeering zich verplicht een theefabriek „Pasir Djedjieng" te Tjitjóeroeg in te huren, om de bevolking een gelegenheid te openen haar blad te slijten, al was het dan ook slechts tegen een even hoogen prijs als haarW- min of meer

willekeurig aangenomen — kostprijs, nl. 3 ^ cent per pond. Bij Gouvernementsbesluit van 25 Mei 1 9 1 8 stelde dé Regeering daar-toe f 1 3 . 0 0 0 , — per maand beschikbaar.2)

Nadat de theemarkt einde 1 9 2 1 zich had hersteld en de onder-nemingen wederom kampongblad gingen opkoopen, sloot de Regeering deze fabriek, dié van Mei 1 9 1 8 t/m. April 1920 gewerkt had. Door bovengenoemden maatregel konden de theetuinen in stand gehouden worden. Daar blad van zéér slechte aanplantin-gen niet werd opgekocht, verdwenen deze en werden zoovéél mogelijk voor andere doeleinden gebruikt. Hier en daar werden zij in sawahs omgezet, de meeste echter werden beplant met cas-save, pisang of albizzia, welke laatste boomsoort geschikt is voor brandhout.

Het zij hier terloops vermeld, dat Pasir Djedjieng een winst maakte van ruim f 70.000,—, welk bedrag in 's Lands Kas werd gestort, hoewel de toenmalige Directeur van Landbouw, SIBENGA MULDER, voorstelde, deze geldsom aan te wenden om daarmede theetuinen in sawahs om te zetten. 3) Het Departement scheen

1) Jaarverslag der Landbouwvoorlichtingsdienst, 1920, blz. 74. 2) Jaarverslag Landbouwvoorlichtingsdienst, 1918. Verslag Landbouw leeraar van Soekaboemi, blz. 15.

(36)

23

in dezen tijd, waarin het voedselvoorzieningsvraagstuk zeer acuut werd geacht, niets voor de theecultuur te voelen, daar zij gronden aan den voedsellandbouw onttrok. *)

Gestadig nam evenwel nadien de bevolkingsaanplant toe. De totale door de bevolking aan de fabrieken geleverde hoe-veelheid versch (nat) theeblad, bedroeg in 1921 26, in 1922 45£, in 1923 68j,in 1924 96J en in 1926 128 millioen pond. De produ-ceerende aanplant echter, die in 1924 19.697 ha besloeg, had zich tot en met 1926 slechts met 1.341 ha uitgebreid en nam toen dus 21.038 ha in beslag, zoodat de toename der productie der be-volkingstuinen zijn oorzaak niet vindt in verbetering van cultuur-methode, doch hoofdzakelijk in het feit, dat de bevolking bij goede betaling grover plukt dan bij slechte prijzen, waardoor het gewicht van het geplukte blad toeneemt.

Het is begrijpelijk^ dat bij eene hooge theemarkt de concur-rentie tusschen de ondernemingen bij den opkoop van het kam-pongblad toeneemt, met als direct gevolg, verhooging vandeprij-, zen voor het bevolkingsproduct. Deze concurrentie heeft tenge-volge, dat er minder op kwaliteit dan op kwantiteit gelet wordt, een omstandigheid, die indirect den naam van de Java-thee in gevaar kan brengen. Daarom zijn dan ook herhaaldelijk pogingen in het werk gesteld om den handel in kampoengtheeblad in betere banen te leiden. Aan commissies, die door het Bestuur der Soeka-boemische Landbouw-Vereeniging werden samengesteld en wier leden veelal uit vooraanstaande planters bestonden met een B. B.-ambtenaar als voorzitter, werd opgedragen het vraagstuk nader te bestudeeren en voorstellen te doen, die tot verbetering van den bestaanden toestand zouden kunnen leiden.

De commissies van 1910, 1915 en 1916 waren overtuigd, dat slechts een keur 2) (zie bijlage) aan de ongebreidelde concurrentie bij den opkoop van kampoengblad en het daaruit voortvloeiend gevaar van het in discrediet brengen van den naam van de Java-thee, waardoor de vraag naar dit product en daarmede de prijs sterk zouden achteruit loopen, een einde zou kunnen maken. De

*) Jaarverslag Landbouvrvoorlichtingsdienst, 1 9 2 0 , blz. 7 3 en 7 4 . 2) T. J. L E E E E B K E B K E B . De kampoengtheecultuur in de Preanger en de Indische overheid. Kol. Studiën, 1 9 1 7 , deel I, blz. 2 8 7 — 3 2 4 .

Dr. B . B B O E B S M A . Op den zelfkant van Java's theecultuur, blz. 3 8 9 — 3 9 0 .

(37)

commissie v a n 1923 echter, die haar t a a k zeer ernstig opvatte en die een enquête instelde, waarbij o.a. de Directeur v a n Landbouw, Nijverheid en Handel, die v a n het Proefstation voor Thee, verschillende directies v a n theé-ondernemingen, het theeexpertburèau te B a t a v i a en de landbouwconsulent der Preanger R e -gentschappen werden gehoord, k w a m tot de conclusie, dat het niet gewenscht leek om een keur in te voeren, en wel vooral o m d a t de meeste geraadpleegde directies omtrent het n u t v a n overheids-bemoeienis bij den opkoop verschillend oordeelden. D e com-missie publiceerde in haar rapport niet de reden v a n deze af-wijkende meeningen. Deze laten zich echter gemakkelijk raden. De ondernemingen werken toch op zeer verschillende econo-mische basis. E e n niet bij den opkoop v a n kampoengblad geïnteresseerde onderneming zal alle maatregelen, die den n a a m v a n de Java-thee op de wereldmarkt en daarmede den prijs be-schermen, toejuichen. Vele v a n den opkoop min of meer afhan-kelijke fabrieken echter blijven liever geheel vrij, omdat de een in verband met de willigheid v a n de theemarkt, kostprijs, voor-verkoopen e t c . e r voordeel in ziet, zooveel mogeHjk op te koopen, terwijl de ander op hetzelfde tijdstip wellicht minder belang bij den opkoop heeft.

Genoemde commissie zag echter wel heil in de invoering v a n een geregistreerd handelsmerk, ter waarborging v a n een stan-daardkwaliteit, op dezelfde wijze als eertijds de Nederlandsche Regeering den n a a m v a n de boter op de wereldmarkt beschermde. Voorts gaf zij den Directeur v a n L a n d b o u w , Nijverheid en Han-del in overweging wettelijke regelingen t e treffen ter bestrijding v a n ziekten en plagen, welke de theecultuur teisteren.

Tegen den eerst aanbevolen maatregel voerde het thee-expert-bureau — waaraan men de controle op dentheeuitvoer dacht op t e d r a g e n — aan, dat het een dergelijke controle niet mogelijk achtte, aangezien vele ondernemingen het kampoengblad met het eigen product mengden en verwerkten, terwijl zij een beschermend regeeringsmerk bovendien niet wenschelijk oordeelde, aangezien sommige ondernemingen steeds zeer goede kwaliteit kampong-thee opkochten. Tegen den tweeden maatregel bracht de Direc-teur v a n L a n d b o u w , Nijverheid en Handel RTJTGERS eenige be-zwaren in. Hij was v a n oordeel, dat dwangmaatregelen nimmer tot verbetering eener cultuur leiden en dat,,indien bepalingen

(38)

ge-25

maakt werden, welke den Inlandschen theeplanter moesten dwin-gen tot het nemen van bepaalde cultuurtechnische maatregelen, b.v. het bestrijden van ziekten, deze niet alleen voor den Inland-schen, maar ook voor den Europeeschen planter zouden gelden, terwijl hij, en oA. terecht betwijfelde, of noodlijdende thee-onder-nemingen in slechte tijden, waarin de uiterste bezuiniging be-tracht moet worden, wel gesteld zouden zijn op een verplichte ziektebestrijding. Het bestrijden van ziekten en plagen, o.m. de helopeltis, brengt dikwijls zeer hooge onkosten met zich mede. Ook de voorstellen van deze commissie bleken, evenmin als een keur, wier handhaving bovendien groote finaneieele offers van de ondernemers of van het Gouvernement zou hebben geëischt, niet practisch uitvoerbaar te zijn; Beschouwt men den arbeid van de commissies, dan valt het op, dat zij steeds de bevolkingscultuur aan banden wilden leggen en den Inlandschen theeplanter in zijn vrijheid wilden beperken, zonder hem daarvoor iets anders in de plaats te stellen dan de bloote mededeeling, dat de aanbevolen maatregelen de producties zijner tuinen zou verhoogen, zoodat zij óók voor hem, zij het dan indirect, ten voordeele waren. -1)

De hevige concurrentie in het jaar 1924 was oorzaak dat een aantal ondernemingen in West-Priangan, moede van het instellen van commissies, een vereeniging oprichtten, welke den naam droeg van „Vereeniging tot bevordering en behoud van de thee-cultuur in Nederlandsch-Indië", welke vereeniging, georganiseerd als een trust, de theebladprijzen door het verminderen der onder-linge concurrentie tot een normaler niveau hoopte terug te brengen. Elke fabriek zag zich een rayon aangewezen, waarbuiten zij geen blad van de bevolking mocht opkoopen, tenzij met toe-stemming van het bestuur der vereeniging en uitsluitend tegen den, door dit college vastgestelden opkoopprijs, welke — het zij hier vermeld — wel eenigszins met den prijs van de thee op de wereldmarkt varieerde, doch zeer belangrijk lager was dan. die, welke door de ondernemers vroeger werd betaald. Deze maatregel deed onder de Inlandsche bevolking een storm van verontwaar-diging opgaan, die tot verschillende zeer ongewenschte toestan-*) Rapport van de commissie voor de volkstheecultuur. Gepubliceerd in het Gewestelijk Blad, uitgegeven voor rekening van het Gewest Prean-ger Regentschappen, blz. 147, 149, 161.

(39)

den aanleiding gaf. Zoo werd in het district Tjitjoeroeg op insti-gatie van communistische elementen, die rékenden op de weinige solidariteit, die de ondernemingen bij den opkoop tot nog toe had-den betracht, eveneens een trust gevormd, die juist het tegenover-gestelde doel beoogde als die van de ondernemers. Aangezien de fabrikanten echter nu eens wel eensgezind bleken en geen hunner het blad van de bevolkingsassociatie wensehte op te koopen, werd deze, zonder eenig kapitaal werkende organisatie, in twee dagen tijds reeds de kop ingedrukt, waartoe het feit, dat het theeblad niet langer dan 24 uür bewaard kan worden, medewerkte. Vele Inlandsche planters vérlorert daardoor niet onbelangrijke be-dragen. De ontevredenheid van de bevolking steeg met den dag. De zooeven genoemde communistische elementen lieten echter niet af en stichtten in het district Tjibadak een Vereeniging van Inlandsche theeplanters, welke echter, om geheel onafhankelijk te zijn van de ondernemingen, het theeblad, afkomstig uit de tuinen harer leden, zelve zou verwerken. Ook deze werkwijze liep op een fiasco uit. x) Hunne voormannen, die stemming hadden gemaakt tegen de Europeesche ondernemers, verdwenen, een economisch geheel uit haar evenwicht geraakte streek achter-latende. 2)

Doch ook de ondernemerstrust" bleek op den duur geen levens-vatbaarheid te bezitten.

In de eerste plaats traden niet alle ondernemingen tot de or-ganisatie toe, zoodat van een trust eigenlijk géén sprake was, doch het bleek verder al ras, dat de leden zich niet hielden aan hunne rayons en daarbuiten opkochten tegen prijzen, die hooger warén dan de vereenigingsprijs, wanneer zulks in verband met de markt-situatie van voordeel scheen.

Daardoor ontstond toch weder concurrentie, tegen welk euvel men juist maatregelen had willen nemen.

Het Departement van Landbouw achtte nu den tqjdrijpomte beproeven partijen tot elkander te brengen en begon met het propageeren van zgn. theebladleveringscontracten, die nader uit-voerig besproken zullen worden.

J) Zie hoofdstuk III.

(40)

HOOFDSTUK II.

BESCHRIJVING VAN DE BEVOLKINGSTHEECULTUUR.

Geografische verspreiding.

De bevolking in de voormalige Preanger Regentschappen is daar tot de cultuur van thee overgegaan, waar zij een afzetgebied vónd vóór haar product. Overal dus, waar men Europeesche en Chineesche theefabrieken aantreft, die het kampoengtheeblad opkoopen eü verwerken, kan men ook theetuinen van de bevol-king verwachten. En daar een groot deel der fabrieken in de Preanger Regentschappen het bevolkingsproduct opkoopt, ter-wijl de thee aan cultuurfactoren als klimaat en grond geen al te zware eischen stelt, zoodat men dit gewas in dit gewest vindt gecultiveerd zoowel op 500 als op 5000 voet, zoowel op jongvul-kanische als jongtertiaire gronden1), is het gebied, waarover de

bevolkingscultuur zich heeft verspreid, eveneens groot.

x) De thee groeit in de landen waar zij inheemsen is of eeuwenlang ge-cultiveerd wordt, nl. Britsch-Indië, China en Japan, in een subtropisch klimaat, dat een koud en een warm jaargetijde kent. De omstandigheden op Java zijn geheel anders, aangezien men hier niet met een koud en warm, doch met een droog en nat seizoen te maken heeft. Toch is men door jarenlange ondervinding tot de slotsom gekomen, dat thee op Java het beste gedijt in eèn koel en vochtig klimaat, dat hoofdzakelijk in de hoo-gere bergstreken wordt gevonden. De meest gunstige gemiddelde tempe-ratuur is 15 a 22° C , die gevonden wordt tusschen 20Ó a 2000 m boven zee. Vgl. C. A. B A C K E B en Dr. D. F. V A N S L O O T E N . Geïll. Handboek der

Javaansche theeonkruiden én hunne beteekenis voor de cultuur, blz. 13. De grootste uitbreiding kreeg de theecultuur dan ook in het bergland van West-Java. Gaat men de geografische verspreiding van de thee echter na, dan ziet men dat dit gewas op Java zoowel op 300 voet (Buitenzorg) als op 7000 voet (Kedoe) groeit, m.a.w. zou de thee ten deze niet zeer kieskeurig zijn. De thee stelt echter wel groote eischen aan den regenval en de wijze waarop deze over het jaar verdeeld is. Een neerslag van 3000 mm regelmatig over het jaar verdeeld is gunstig. Dit schijnt wel de voor-naamste factor voor een gunstige ontwikkeling te zijn; zoo zijn er in de voormalige Preanger Regentschappen streken die zelfs hooger liggen dan

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kaart 2.1 Mogelijke uitbreiding (mln. kg fosfaat) van melkveehouderij per gebied door voeder- mestovereenkomsten, op basis van het areaal voedergewassen (inclusief

Bij ds a..uminium-bepaling geeft de oxychinoline-methode dezelfde waarde als sterk gloeien bij de gravimetrische methode, terwijl gewoon gloeien bij deze lautste methode een

In het Nationaal Waterplan en de Beleidsnota Noordzee is vermeld dat het aanwijzen van extra windenergie- gebieden voor de Hollandse Kust en ten noorden van de Waddeneilanden zal

De verteringscoëfficiënten (tabel 1) van alle organische bestanddeelen van dit loof waren zeer hoog; ze bedroegen voor de organische stof 89, voor de eiwitachtige stof "87,

Belgian stakeholders, focusing on the Belgian healthcare system, where there is (too) much freedom for providers, state that P4Q may serve as a solution to deal with the

Door de informatie uit deze gebieden met elkaar te combineren kan een volgend beeld van het ecologisch netwerk afgelijnd worden en waarbinnen dan ook een gradiënt van

Een ruimtelijke "gevoeligheid" is de eigenschap van karteringseenheden (bvb.. ecotopen) of van een andere landschapscomponent (bvb. faunagroep, geomorfologie, bodem,

Ondanks het feit dat dit de algemene regel is, lijkt het mij toch nuttig om te discussiëren over de toepassing ervan in dit geval, gezien de problemen bij