Vorm, vrijheid en gebondenheid bij de koop van een woning
Breedveld-De Voogd, C.G.
Citation
Breedveld-De Voogd, C. G. (2007, April 18). Vorm, vrijheid en gebondenheid bij de koop van een woning. Boom Juridische uitgevers,
Den Haag. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/11858
Version: Corrected Publisher’s Version
License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of
Leiden
Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/11858
Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).
Stellingen behorende bij het proefschrift
Vorm, vrijheid en gebondenheid bij de koop
van een woning
van Clementine Breedveld-de Voogd
1. Het voorschrijven van een akte voor de totstandkoming van een overeenkomst creëert een bedenktijd avant la lettre.
2. Rechtszekerheid is rechtsbescherming.
3. De regel dat een burger geacht wordt de wet te kennen moet niet per analogie worden toegepast op hetgeen bij de parlementaire behande- ling over een wetsvoorstel is opgemerkt.
4. Het verdient aanbeveling met betrekking tot het vormvoorschrift voor de totstandkoming van de koopovereenkomst geen verschil te maken tussen soorten onroerende zaken en ook niet tussen professioneel en niet professioneel handelende verkopers of kopers.
5. Voor de totstandkoming van de koopovereenkomst met betrekking tot een onroerende zaak moet op zijn minst een onderhandse akte worden voorgeschreven. Indien een verdergaande vorm van ver- kopers- en kopersbescherming wenselijk is, verdient de notariële akte de voorkeur boven de bedenktijd.
6. In het burgerlijk recht zou het uitgangspunt moeten gelden dat ook de consument een redelijk handelend mens is.
7. De verjaringstermijn van dertig jaren, die was neergelegd in artikel 2004 (oud)BW, had niet moeten worden vervangen door de vijfjaars- en twintigjaarstermijn van artikel 3:310 BW, dat sinds de inwerking- treding in 1992 al vijf keer is gewijzigd en dat al door verschillende arresten van de Hoge Raad is gerelativeerd.
8. Het gebruik om vanzelfsprekende gedragsregels, zoals het afzien van het gebruiken van geweld jegens medeleerlingen en leraren, op te nemen in overeenkomsten tussen de school enerzijds en de leerlingen en hun ouders anderzijds, gaat kennelijk uit van de veronderstelling dat mensen die tot zulke gedragingen in staat zijn zich wel aan een dergelijke overeenkomst houden.
9. De regel dat echtgenoten niet bij huwelijkse voorwaarden mogen bepalen dat hetgeen onder uitsluitingsclausule is verkregen toch binnen de gemeenschap van goederen valt, dient te worden afge- schaft.
10. In de collegezaal schuilt er dikwijls een vrijere geest onder een hoofddoek dan boven een navelpiercing.