• No results found

Het vetrouwensbeginsel en de contractuele gebondenheid : beschouwingen omtrent de dogmatiek van het overeenkomstenrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het vetrouwensbeginsel en de contractuele gebondenheid : beschouwingen omtrent de dogmatiek van het overeenkomstenrecht"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het vetrouwensbeginsel en de contractuele

gebondenheid : beschouwingen omtrent de

dogmatiek van het overeenkomstenrecht

Smits, J.M.

Citation

Smits, J. M. (1995, November 14). Het vetrouwensbeginsel

en de contractuele gebondenheid : beschouwingen omtrent de dogmatiek van het overeenkomstenrecht. Gouda Quint

BV, Arnhem|Department of Private Law, Faculty of Law, Leiden University. Retrieved from

https://hdl.handle.net/1887/12296

Version: Corrected Publisher’s Version

License:

Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/12296

(2)

Inleiding

l. ORIÈNTATTE op DE PROBLEM^TIEK

)cz. srudie houdt zich bezig me! de betekenis van het zogenaamde ,ver ::tlu ensbeginsel ' in het verbintenissenrecht. Hoewel op het eerste gezicht .j:1 JeÍgelijke onderneming al vele n)alen lijkt te zijn ondernomen, is dit : _ nader inzien anders. Veel rcchtsgeleerde auteurs hebben zich in Neder-r-i. en daarbuiten, bezig gehouden met de betekenis van het .veÍtrouwen' ::-nen bepaalde leerstukken. waarbij dat van de totstandkoming van de

r..reenkomst wel het nrces! in het oog springt. Wat deze studies gemeen rÈltÈn. is dat het vertrouwenselement geïsoleerd binnen he! Ieerstuk woÍdt :Èirudeerd. Weliswaar wordt vrij algemeen aangenomen dat er zoiets is als :€r' \'ertrouwensbeginsel, en dat dat dus moet betekeDen dat soortgelijke =:iensen dat beginsel beheersen, oogeacht bij welk leerstuk hel opduikt, :j:1r nlet dat gegeven ts tot nu toe nog niet veel gedaan. Dat vertrouwen 3:: Íol speelt, daatover is men het wel eens. lnaar de vraag waarom eD in t.\erre dal het geval is, is nog niet aan een systematisch onderzoek

Intussen behoeft dit niet te verbazen. Veel auteu$ hebben er op gewe-Èi daÍ we in het 'vertrouwen' een elementaiÍe categoric, één der meest ri.mene beginselen van recht of zelfs de ultieme grondslag van samenle, 'i:. en dus van rccht, aantrefïen. Wil men aan een deÍgelijke algemene :,:(:e beschouwingen wijden, dan zou men eigenlijk het gehele recht op de :ne lraaÍin daar bescherming van vertrouwen plaatsvindt, moeten

onder-r-_ckÈn. Daarvoor ontbreekt ook ons de ruimte. Maar, belangrijker,

^rr!èndien zou dat uitlopen op een zinloze onderneming. Donner sprak dat :a Jie manier te werk gaan zou leiden tot 'een reis op de wolken'., Dir

\!l voor Nederlad in die zin bijv. A.S. H!Íkamr, De fuícric vàn her verrrouwen .rl hcr ontslaan van veíbinlenissen. I{P1VÀ 6024 (1991), p. 751. Zie voor E gelaÍd P S. Atiy^h, Prugnatkn atul Theory in Entlbh La]9, London 1987, p. 174: í...) rhar àe ehole rol€ ofrcljaDce rs a hasis of liability hàs ycr 10 be rdcquarely acrnowledsed in moderr la!. En voor Duitsland bijv. Jolnnres Kitndgen, Setbstbirtun? ohne l . r t d 8 , Tiibingen 1 9 8 1 , p . 9 8 .

(3)

hangt samen met een aspect dat men aan het veÍrouwenselement kan onáËrrcnn"rl omdat het gaat om zo'n algemeen begrip, is het niet zinvol oln h", u"araou*"n 'zo maar' te bestuderen, zoals men eÍfpacht' d€ excep-tio non adimpleti contractus of de risico-aanspÍakelijkheid voor gebrekkige .."a""0" t t'"n kan bestudercn. Bij die onderwerpen betreft het innners À"-oi."". scherp afgebakende instituten van het burgerlijk Íecht' die

weliswaar ook een 'Funktionswandel' kunnen doonnaken, en waarD! men

<ius steeds bedacht moet zijn op de vraag of zlj nog eenzelfde Íol vervullen als voorheen, maar waarbij die Íol wel mi' o/ m?er vaststaat in het geheel van het civijrechtelijk begrippenapparaat' Dit is in zoverre anders bij het vertrouwensbeginsel dat dit opduikt op vele ve$preide plaatsen in het recht, zonder àat kan worden gezegd wat de functie pÍecies is Een aartal voorbeelden kall dit veÍduidelijken

t.t Totstondkoming van de rechtshandeli S

Zoals bekend is in art 3:33 jo. 35 van het BW een dubbele grcndslag voor a"-"àntr""tua" gebondenheid neeÍgelegd'r In het noÍmale geval komt de i..trtsh"na"ting io, sland door de op elkaar aansluitende op íechlsgevolg n"rilfti.

"if *itf,r"tingen der panijen Als subsidiaiÍe

grondslag zal indien i. *it t"n a" u.tff"ting gedaan aan de wederpanij afwijkt toch gebonden-heid aanwezig zijn indien de wederpartij de verklaÍing oi ge4raglng redeliikerwijze heeft kunnen opvatten als een lot hem gerichte verKlarlng van een bepaalde slrekking {wilsverklaÍing)'

wellichi kan deze benadering van de pÍoblematiek rondom hêt vastsleF ra"

"ai-"ll*i"

voor de aanwezigheid van contractuele gebondenheida

inmiddels de heersencle worden genoemd Dat is dan echteÍ een diÍect

nïuorn u"n áa n..tr.gging van de leer der dubbele grondslag in het nieuw "eí. "D"i i" ae lireiiruí eênstemmigheid heersl kan iÍnmeÍs moeilijk i,oiotn uol!"noua* Hoewel verschillende invalshoeken denkbaaÍ zijn om de veelheii aan meningen in deze op een groÍe gemene deleÍ leÍug.le brengen, is de invatshoek via de mate waaÍin het verÍÍouwen van eên oer inn*ïiiounii"n

""n rol speett

bij de vaststelling van de gebondenheid een "Álrtit"i". cio 4.". *aag zijn vrijwel alle meningen

omtÍenl grondslag en crirerium bii áe contractue)e gebondenheid te heÍleiden en dan blll(t oal oe

I Zie Jc PC Boek 3 t 164 íTM' cn Bocl ó Í' 87ó IIM) SÍikl gen(rmen zou mcÍ '

;"hï;il ;;" .t*rali van tre term rcttit$anderinr' moercn hedhnen Ar nÀaÍ

;.ïy*{**

;'n:t:":g'!.ï"fl'ï"ifl:lJï,::iÍ:':i''lï"i:ïï:'"'"'Í'x:'"

ïl

wens heÍ G;Ímanhme Ïech$handchjk Lt vemtdeÍ

4- De wcttever, PG Boek o p E77 {MvA II\' ondeÍichcdt de !íaag Íaar de grunorraE

*

íí iïï'"i'ï;o1,ir'"r;l

à; ;"d"""

ir",

-"lnj;.

";,1

f tïàïï5Jï1ï,i"ii"Jï:f;

ff :ff l"'].:i:i.ï,il"ïï::ï":i"ï[&"J""'':ï"":i,;il;;';i;;d"";n

rrh'lsgevorsen

(4)

precreze rol van het vertÍouwen, in de heersende en in daarvan afwtk€nde opvattingen, veÍre van duidelijk is. Zonder reeds nu op deze meningen in

te gaan, kan dit voot de in het BW neergelegde leer met een eenvoudiq

voorbeelll worJrn verduidelijkt.

WanneeÍ, zoals in het klassieke geval,r in een telegram het v€rklaarde niet overeenkomt me! de bedoeling van de aanbiedende paÍtij, dan zal in de opzet van het BW toch gebondenheid ontstaan op de grondslag van de rechtshandeling, wanneer de wederpaÍtij * koÍt gezegd - er op mocht vertrouwen dat de verklaring de bedoeling van de aanbied€r weergeeft. Het zoeken van de grondslag voor de gebondenheid in het veÍrouwen oD de wil, lijkt echteÍ slechls vruchtbaar wanneer dat vertrouwen in voldoende mate kan worden afgescheiden van de totstandkoming van de rechtshande-ling op de eerste grondslag, die van de wil. Wat iÍruneÍs is het nut van een 'dubbele grondslag' wanneer deze uiteindelijk hetzelfde criterium behelst?

Op de vraag of de primaire grondslag vooÍ oontractuele gebondenheid, zoals neergelegd in art. 3:33, zelfitandig kan worden begrcpen, moet het antwoord echter ontkennend luiden. Immers ook in de situatie waarin de

rechtshandeling wordt gegrond op de enkele wilsovereenstemming, kan

vertrouwen bU ieder d€r oontractspartUen worden geconstrueerd. Waar in bovenstaand voorbeeld de aanbiedende paÍtij haar wil in de verklaring neerlegt, wekt zij daarmee evenzeer vertrouwen op bij haar responderende wederpartij als in het geval dat wil en verklaring niet overeenstemmen.6

Daamee kan de vraag worden gesteld wat nu precies de functie is van dit veÍrouwenselement bij het vastslellen van de contractuele qebon-Jenleid. Wanneer mer iedere erkenning van een verklaring als wilsierkla-rrng veÍtrouwen wordt gehonoreerd, blijft de afgÍenzing var wil en vertrouwen probl€matisch. Weliswaar lijkt he! logisch om dan maar te stellen dat de grondslag voor gebondenheid moer liggen in,het bij de wederpartij gewekte vertrouwen',? maar daarmee zijn we niet geholpen zolang niet duidelijk is wanneer dat dan bestaat. De tegenwerping dat het niet gaat om een feitelijk begrip vertrouw€n. maar om .gerechtvaardigd, vertrouweÍI, kan daaraan niet àfdoen. Daamee wordt het probleem slechts verschoven naat de vraag welke factoÍen het zijn die b€palen of het vertrouwen gerechtvaardigd is of niet en ook daarop lijkt tot nu toe geen afdoende antwoord gegeven.

5 . IdmeÍs drt náa. áanleiding wrarván in Duitslxnd de discunsie omlrcnl wit, verHaring. veírouve! is begonnen. Zie voor een Ncderhnds voo.beeld Rb. Tiel T,nei 1909, W 8886 (Rnnpecks).

(5)

Over de vraag naal grondslag van en crite um voor de contractuele aansprakeltklEid is reeds zeer veel geschreven Vanuit alle mogelijke invJshoeken is het probleem aangevat. Toch lijkt één perspectief te ziin verwaarloosd. De discussie wordL namelijk vrij consequent leruggevoerd op de strijdvraag wil, verklaÍing of vertrouwen, zonder dat men zich de viaag lijkr te stellen of het wel juist is om deze elementen, hetzij ieder vooÍ zich, hetzij in verbinding met elkaar, als criterium te hanteren Voozover wel wordi veÍwezen naal andele Srondslagen en criteria, zoals naar de belofte, de ruilrechtvaardigheid of de algemene 'verwachtingen', wordt iuist weer het verband tussen die nieuwe theorieên en de oude strljdvraag niet gelegd. Wil men een nieuwe theo e invoeÍen, dan zal men echter' teneinde de aansluiting bij het oude begrippensysteem niet te verliezer, steeds moeten aangeven hoe deze zich verhoudt tot de eerdei gehanteerde Moeizaam ver\torven inzichten ten aanzien van de juiste wijze van lecht doen zullen anders tenietgaan.

1.2 Precontractuelefase

Zeer nauw samen met de problematiek van de contractuele gebondenheid' hanst het relatief nieuwe fenome€n van de aansprakeliikheid in de precon-traciuele fase. Hoewel het vraagstuk exact gelijk is - bepaling van de sebondenheid - woÍdt de precontÍactuele fase doorgaans als een afzonder-ii.jt, van an. 3133 en 35 afgescheiden probleem, behandeld

-

ilet vraagstuk wordt normaliteÍ eveneens in de veftÍouwenssleutel eeolaatst. ZJals bekend wordt sinds het arÍest Plas/Valburg3 de formule ieiranteerd dat het albreken van onderhandelingen in strijd kan komen met áe goede trouw wanneeÍ panljen 'over en weet mochten vertrouwen clat ""iíJ"i a"ti*a, in ieder'geval

uit de onderhandelingen z'u Íesulteren"e Dit-veÍtrouwen, dat dus gericht moet zijn op de totstandkoming, heeft aanleiding gegeven tot vÍagen van zowel praktische als van meer besplege-lende aard, PÍaktisch kan de vraag worden gesteld wanneer sprake is van een zodanig totstandkomingsvertrouwen dat dit ook de gebondenheid rechtvaardigt. Welke nadere criteÍia spelen hier een rol? Rechtssyste-matisch ddngt zich de vÍaag op of met het vertÍouwen een nleuwe Dron van verbinteiissen is aanuaard. Of is het aannemen van Íechtsgevolgen bij (schending van hel) totslandkomingsverlrouwen een bijzondere toepassing

HR 18.juni 1982. NJ 1983, 723 m.nt CJHB

Hocweirnen aanneenr aan rlàt afwiking van d.ze Íescl in twee nchlrnsën mosËltk.rs ln de eerqre nl.ats is atbrekeÍ niËt onteoorloofd. TtltÍ bÍ verlÍouccn wannêer Dlv de overheid ;m Áerronde Íeden€n een beleidswijziÈing dooÍvoen: rn de tweeoe pual.s rrn ook om andérÈ Íedencn dan allcen het Seschon'lcn venrouw€n arbr€ken on8€aor-loofd zijn. Zie bijv.,4rst'"ía ranPrl'no. t6t.

(6)

van de Sewone contractuele regels of zelfs een vorm van onrcchtmatis handelen.'

De rol van het vertrouwen in de pÍeconlractuele context is daarmee in elk geval nogal onduidelijk. Van een afzonderlijke behandeling van het vertrouwen in de precontractuele fase kan ook weinig resuhaat worden verwacht. Wil men een beter inzicht krijgen in het hoe en waarom van deze 'verlrouwensaansprakelijkheid', dan zal het verband met de gewone contractuele aanspÍakelijkheid rnoeten woÍden gelegd. Dat tigt ook vooÍ de hand nu het beginpunt van de onrwikkeling naar een integrale beooÍdeling van het gehele 'contractuele kader', teruggaat tot het jaar 195?. Met het

oordeel van de Hoge Raadr0 dat onderhandelende partijen zich elkaaÍs

belangen hebben aan te !Íekken, lijkt inrners afgestapt van de gedachte dat verbintenissen pas na het passeren van één vast punt kunnen ontstaan. Ook vóórdat van een 'oveÍeenkomst' in klassieke zin kan worden gesproken, kunnen rechtsgevolgen ontstaan. Slechts een integrale benadeÍing van en de precontÍactuele aansprakelijkheid en het klassieke contract oDent het zicht

op hun gemeenschappelijke grondslag en op de rol van het vertrouwen

daarbij.

Een dergelijke benadering heeft als bijkomend voordeel dat een belang-rijk methodisch probleem kan worden aangevat. Zojuist is gesproken van het 'klassieke' contract, dat zou hebben bestaan voo! BaÍis/Riezenlamo en dat daarna blijkbaar is veÍanderd. In die zin wordt ook wel gesproken van het 'klassieke contractsmodel', zoals dat op een gegeven moment in de geschiedenis zou hebben bestaan.rr En daarnet werd gesproken over een heersende leer die de precontractuele fase behandelt apart van de totstand-koming van de overeenkomst in stÍikte zin. Aan deze zienswijze ligt onmiskenbaar ten grondslag dat er een inhoudelijk criterium is waatdoor het contract kan worden afgescheiden van het niet-contmct.r2 ln hoeverre

hiermee de juridische meÍites van de materie woÍden weergegeven, kan

echter worden betwijfeld. Mede doel van dit onderzoek is om na te gaan of een dergelijk 'haÍd' criterium voor contractuele gebondenheid bestaat. Is dit niet het geval, dan kan de vraag worden gesteld waarom men die rechtsgevolgen die uiteindelijk leiden to! enigerlei voÍm vàn contmctuele

1 0 . HR 15 rovenbeÍ 1957. À./ 1958,67 m.Di. LEHR (Baris/Riezenlemp). Een oDval l e n d g e l i i k ( o o r U g e o v e r w e g i n t s i n B G H 4 n o \ € m b e r t 4 6 4 . r' / . t w I q ó 5 . 2 4 o (M À k t e r -veÍrag). Vgl. ook de rechtsvergelijkende noiities bjj J.B.M. y.^nkeí Mededetin!! , intunotic- pn .ntlp'2,'eIlpli.hpn h het rptbintpn^qarcr tr, Z$ole to8a. D. a4 v.. die dit arresi vrecmd genoeg niel noemt.

Bjjvoorbeeld door J.H.M. vÀn Erp, Cohta4 at: rcchtsbetrckkoS, diss. Tilburg 1 9 9 0 . Z v o U e 1 9 9 0 . n . 2 v .

Warrbij opgemerkt moer *orden dat her me.endeel der aureuÍs di1 cri(erium nier

(7)

pebondenieid niel ondeí één en dezelfde noemeí brengt F Daármee zou i;;;;;;;; ;r;.e.. inhoudelijk criteriuÍn r€r bepalins van conuacruele

sebondenheid verdwijnen. maar op voorhand valt niel in le zlen waarom ïooi een aerg.ttLt. viranderde rol van het contractsbegrip Seen plaats zoll zijn in ons Íecht.

--_È"n

!o"a ou"tri"ttt van de materie waaÍin het velÍouwensbeginsel een rol soeelr. wordt eerst verkíegen wanneeí nog een derde probleemgebied bii d; beschouwingen wordt belroklen Dh betreft het vÍaagstuK van oe (eenzijdige) toezegging.

1.3 ToezeSSinSen

De laatste iaren valt iÍI de rechtspraak een tendens waaÍ te nemen om .""ftt*""ofi"" ,a tattinden aan uitlatingen van paÍlijen die niet onder hel *irÀiïn

"in de conlractuele

of delictuele gebondenheid lijken le kunnen worden gebracht Me! name in verhoudinBen waaÍin door een (al oan nlel

bevoesdi overheidsorgaan jegens een burger een dergelUke toezegglng

wordt-eedaan, ''"Ë"n'noJ bliikr zo'n aanspraketijkheid le woíden aangenomen '' '".iu..ra biedt het ariesr Heesch/Reijs uit l98l '5 De niel-nakomirig van de Íoezegging van het college van B&w van de gemeente Heesch àm een te sluilen overeenkomst voor te leggen aan de gemeê e_ .""ï L"i"i."""t niijs onoer omstandighedeí onrechBElig zijn Het is ."rà"tiJ"iuli àe beialing van de onrechrÍnatigheid een belangrijke rol zal toekomen aan de vraag in hoeveÍre door de toezegEeÍ opgew€lde

verwacn-tineen worden geschonden'o Daarmee woÍden de verwachtrngen ln oe

à"f"*".r"

"à"i ietrokken ook hier kan evenwel

de vÍaag worden gesrcld

ii'iïi"""itJ

"'i", ""n

oudsheÍ

hel leerstuk

is waar

vragen

van nakoming

.n

-nl.,lnuroÍning.

waarom

heÍ toch

ook bij de toezegging

tt!

i" c3l:

woÍden behandeid op zichzelf is eÍ vanuil een oogpunt van het oerelKen t"ï

"." i..r-t-Jig""i!koÍnst

niets op tegen om de onÍechtmalige daad le

gebÍuiken, maar o1 dar methodisch helemaal zuiver i6 mag woroen

betwiifeld."''àï

rt i n.ui"a van de loezegging blijkt de kwestieuze rol van hêÍ u".t.ol.rwen ils bindend eleme bij uitstek was in het bovenstaande arrest

ll. Mcn vsl. rn .irr vc't'and ook HR E jufi 1982 NJ 1983 Á56 m nt Bw (Culrkcr/

' "

l:.""1*l*;::::,

i#,iJ:l "'i."ilïlf'I$ïïï:Tiï'"'Jï1""""ff'ï'ff

',:"J:::

rÁ. zie biiv.

HR

25 ianudri

re85.

,vr re85

t.t"?ri

"lrrtit"Ï"lilÏ:";fl'];,:'lhï

in Danitulierc verhoudingen HR l:t sept' (Albada Jelgeísma n

1 5 . H R l l l i h í u a r i I9 8 1 . N . r I9 8 1 . 4 5 ó m n Í P A s ii. 2à

""raer r,oor*tutr u. Ecn mooi voorbèeld

van (ni€t schonoreeÍd) àrsaan op een

(8)

de onrechtmatige

daad de bepalende

bron van verbintenissen,

later heeft de

Hoge Raad

de precieze

grondslag

ook wel in het midden

gelaten.rT

waaÍ

steeds

de schending

van opgewekte

verwachlingen

een

gÍote,

zo niet

beslis-send€,

rol zal spelen

bij om het even

welke

grondslag,

dringt zich de vraag

op of een

ondeÍscheid

tussen

de bronnen

van verbintenis

nog wel mogelijk

is. Wanneer zowel contractuele

als delictuele aansprakelijkheid

kunnen

worden

teruggevoerd

op de schending

van vertrouwen,

is het dan niet beteÍ

om de leer aan te passen

aan de realiteit

en voortaan

het vertrouw€n

als

enige factor te hanteren

in situaties

als hier aan de orde?

Of die vraag

bevestigend

moet worden beantwoord

en dat is volstÍekt niet zeker

-zal mede afhangen

van de manier waarop

men tegen het systeem

van de

bronnen van verbintenis

aankijkt. Daartoe

is nader onderzoek

noodzake-I'jk,

1.4 Vervolg

De drie boven

geschetste

pÍoblemen

staan

in nauw verband

met elkaar'

zowel bij de traditionele

vraag naal de totstandkoming

van de

oveÍeen-komst,

als bÍ die naar

d€ aanspÍakelUkteid

in de precontractuele

fase

en

voor gedane

toezeggilgen,

is de rol die het 'vertrouwen'

speelt

onduide-lijk. Op het eerste

gezicht

lijkt het venrouwenselement

op een welhaast

'instrumentele'

manieÍ

te woÍden

gebruikt:

omdat

niet geheel

duidelijk

is

w&rnaar het element verwijst en wat het inhoudt, kan het in situaties

waarin met het bestaande

begrippenapparaat

niet woÍdl uitgekomen,

een

rol vewullen als factor waarop

steeds

weer kan worden teruggevallen

Als

zodanige

factor

lUkt het vertrouwen

ook wel bij uitstek

geschikti

er is al op

gewezen

dat het venrouwen

wel wordt beschouwd

als de grondslag

van

alle menselijke

verhouding

en waar

het recht

de taak heeft

die verhouding

te regelen, zàl het verhouwen

ook gtondslag

van recht zijn Of Ínet een

dergelijke

'gÍondleggende'

rol van het veÍrouwe! het Íecht werkelijk

wofdt gediend,

staat

echter

nog te bezien.

2. IIET TE IGZEN PI.RSPECTBT 2.I Vertrouwen op het Srens ak

De boven genoemde omstandigheid dat de rol van het veÍlouwen slechts kan worden begrepen vanuit een bepaald persp€ctief, maakt dat, teneinde 'een reis op de wolken' te voorkomen, een invalshoek moet worden gekozen. Eerder werd al duidelijk dat uitgangspunt niet de losstaande

(9)

leerstukke[ kunnen zrjn. In de dde boven aangehaalde gevallen zou dat leide[ tot een geisoleerd bezien van het vertrouwenselement in ieder der aan de orde zijnde instituten, zonder dat dwarsverbanden kunnen worden gelegd.

Aan de andere kant zou kiezen voor het perspectief van het beginsel op zichzelf evenmin tot vruchtbaÍe resultaten leiden. Weliswaar zou het veÍrouwensbeginsel daí als begi sel krJn.nen worden bestudeerd, eventueel in relatie met andere juridische principes zoals dat van de autonomie der handelende personen en van het voorkomen van ongerechtvaaÍdigde verrij-king, maar tot een toegankelijk maken van de Íesultaten van een dergelijk onderzoek voor d€ civielrechtelijke leerstukken zou dat niet kunnen leiden. Van een burgerlijkrechtelijke studie mag worden verwacht dat zij steeds tracht om aao te geven wat het verband is tussen een behaald ondeEoeksre-sultaat eÍ de al eerder tot stand gebrachte leerstukken.

In deze studie zal het veftrcuwensbeginsel daarom woÍden bestudeerd op het grcnsvlak van leerstuk en beginsel. Een dergelUke benaderingswijze heeft als voordeel dat het vertÍouwenselement als een intemediaiÍ tussen de al vaak lang bestaande leerstukken en de vrij Íecent opgekomen algeme-ne beginselen (dienend om een gewenste uitkomst te legitimeÍen) kan worden geschoven en dat een beteÍ inzicht in de werking van het

vertrou-wensbeginsel wellicht kan leiden tot een herijking van die bestaande

leerstukken, EÍ is een belangrijke reden waarom van een dergelijke bena-dering resultaten kunnen worden verwacht, HieÍto€ dient te worden inge-gaan op de zogênaamde 'crisis', die door verschillende auteurs in verschil-lende landen tên aanzien van het verbintenissênÍecht is gesignaleeÍd. 2.2 De 'cfisis'in het verbíntenitsenrecht

Veel auteurs hebben gewezen op de precaire situatie waarin zich met name het veÍbintenissenrecht, als het meest dynamische deel van het privaat-recht, in de loop van deze eeuw is komen te bevinden.rr Wanneer wordt aangenomen dat het in het buÍgêÍlijk recht gaat om toerekening, in de zin

(10)

van het leggen van een verband tussen een feit of gebeurtenis eneEÍds en een aan dat feit of die gebeurtenis te verbinden ju disch 8evol8 ander_ zijds,r' dan vindt die crisis met name daarin haar oozaak dat in veel gevallen niet langer duidelijk is ro€ en wot moet worden toegerekend.

De eerste vraag, die naar d€ wijze van toerckening, verwUst naar een

gedachtengoed waa an Paul Scholten voor Nederland wel de meest

*elsprekende en invloedrijke vertegenwoordiger is geweest.'?0 De alge-meen aÍrnvaarde idee dat uit de toepassing van een regel op'de'feiten nooit direct de beslissing volgen kan, omdat sleeds een keuze voor bepaal-de feiten en voor een bepaalbepaal-de regel moet worden gemaakt,rr is op zich-zelf nog geen reden om van een crisis te spÍeken. De aantasting van de schijnzekerheid dat door middel van het sy'logisme een regel kan woÍden roegepast, wÀs alleen een rechtzetling van wat feilelijk al gebeude; eerst

dankzij de veÍspreiding van die idee werd men zich er ook oP grotere

schaaL van bewust dat behalve de regel evenzeer de beslissing recht vorm_ de. Van een vermindering van de'Íechtszekerheid', opgevat in de zin van

zekerheid dat een bepaalde rcgel zor vtoÍdet\ toegepas!, kon dan ook geen sprake zijn. Het was Schollen zelf die steeds weer wees op de gebon-denheid van de rechter aan het bestaande hêgrippenapparaat De eigen. individuele, beslissing van de Íechter was een beslissing in Sebonden_ heid.'?z

Feit is echler dat dankzij de grole invloed van Scholten2r dit tweede a-\pect van het theorema enigszins op de aohteÍgrond is Seraakt. Men kan Íellen dat van Scholtens idee van rechtsvinding een al te fascinerende invloed is uitgegaan. Dat men met alleen de rcEel niet uit kan, heefl men niet z€lden zo opgeva! da! men met de Íegel in hel Seheel niet uitkan. Dit heeíl geleid tot een grote aandacht voor de vraag hoe d€ rechGvinder (lees: de rechter) dao wel tot zijn oordeel moet komen. Op diÍ vlak zijn vele lheori€ën verdedigd, die allemaal de activiteit van de Íechter centraal

19. Paul Scholtet, Mr. C. Assefs hàtdleiding ctc., Vefegenw.oÍdiging en Rcchtsper $ o Í , Z w o l l c 1 9 4 0 , p . t i n u i n d c b c w e r k i n g v á r W . C l - v r n d c r G r i e n . d l l , 7 e .1r.. Zvolle 1990, no. 5 v. Vgl. G.H.^. Schut. Toerekencn in he! àansprrkcliik h c i d s r e c h l . R M T , 1 9 8 9 , n . l 7 l .

:0. vsl. ook LH. Nieuwenhuis, Legitinade en heuristick lan he1 rechtcrl'Jk oodccl.

t l

R M T b 1 9 1 6 , p . 4 9 6 .

\ r l P d u l S ( l l o l r e n , U r . ( 4 s ' 4 ! h a t u l l P t J i t l r t . A l \ P r E P \ D . r l l e d r ' Zqull' 1 o l a , I. ll u en H. Drtun. I-urcrre. v i n Írcqr'regel. I n l ' Ê l flrvJrrreihr. in: Spe.uLun Langcheiet, Zwollc 1973, p. 51.

IIet is opmc.kel'jk dát Scholtcn op dil vlak nid zelden verkeeÍd is begrepcn Vgl. ook Bregstein. Dc befekkel,Jke waarde der vel. in: t4{, dl I, p 12

Vgl P.C. Kop, a?8sne s, ptiwatrc(hts'|eknschap,2e dr'. Delerler 1992, p ll 3t. VooÍ hel buitenlaÍd kÀn worden Scdacht aàt ruteuN rls Eser cn llewell)n. dic een drinslens elen Srote invlocd hádden in hun land Zie bijv. K.N Llewellvn- ot' fie 6ood, the TÍue. the Be.utilul ir l,aw, Uniretsq af ChitdSo LR 1912, p 224 !. en vgl. WeÍner Kraviclz, nccrl ah Àc8elryrte/r. Wiesbrden 1984. Í' 7

(11)

stellen. Er is wel opgemerkt dat dit voor het moderne recht heeft geleid tot een'gove rment of men, but not of law'.u

Hiemee he€ft zich, enigszins onopgemerkt, de aandacht vall de rechts_ wetenschap verplaatst. De nadruk is komen te liggen op de methodische voorbeÍeiding van het beslissen van een geval, waarmee de aandacht voor het belang van de materièle regel is afgezwakt. Het ware mogelijk geweest orn, tegenoveÍ de verminderde waarde van de regel in het r€chtsvindings-proces, een dusdanige tàcliek te volgen dat nieuwe regels wolden opge_ steld, die wèl in voldo€nde mate hadden L:unnen vorden 'toegepast' op nieuw te waarderen feitenconstellaties. Men koos echtel eerder voor een theoretiseÍen over de af te wegen belangen en oveÍ de vlaag hoé die te verwoorden in eeD Íechterliike uitspÍaak, alsmede voor aandacht voor de vmag van de 'praktjsche wijsheid' van de Íechter. Dit hee{l bijgedragen aan een'crisis', die vooÍal bestaat in een tamelijk eenzijdig accent op het geval. De bekrompen nadruk van de negentiende eeuw vooÍ de regel, heeft plaats gemaakt voor een evenzeer eenzijdige nadruk op de feiten van het geval in de huidige tijd.5 Dat leidt niet zozeer tot een mindeÍ zeker €n minder voorspelbaar rccht, maar wel tot een minder eenvoudiS onderken-nen van veÍbanden met eerder bestaande leeÍstukken.

In de tweede plaats vond een in de tijd parallelle ontwikkeling plaats omtÍent de vraag ltdt nu pÍecies moest worden toegerekend aan de eerd€r plaats gegrepen h€bbende feiten en Sebeurtenissen waarmee de rechter weÍd geconfronteerd en die hij van zijn oordeel moest voorzien. ln het syllogistisch modcl kon dit geen probleem zijn omdat daaÍin werd uÍge-gaan van de onveÍmijdelijke toepasselijkheid van regels op Sevallen, naar toen die gevallen steeds diveÍser weÍden en steeds mindeÍ aansloten bij die. die de wetgever van 1838 voor ogen had (voor de ons omringende landen met een codificatie gelden soortgelijke overwegingen), kwam de vraag op welke rechtsgevolgen voor die gevallen gepast waren Dê opkoÍnst van de in de codificaties neergelegde'open normen', oorspronkelijk niet als zodanig bedoeld, maaÍ langzamerhand uitgroeiend tot 'koninklijke artike-Ien'r moet in dit licht worden gezien: zij boden de mogelijkheid om, bij

24. Teke$eíd is Drisschien wcl .làt nÀ het verschiincn wn Lssets votve^tàndnix unl Methoden\|ahl in der RechryindurS, FÍankfiirt rm Màin 1970, À?/ bock voor de ií her heuristiscl proccs geïntercsscctde jurist van de jrrcn zevenlig, vrUwcl allc aandnchr is uiqegaan nalr de problematiek van hcr 'Vo efstiindnis" terwijl voor Esscr\ opvatting omtreÍt wal hij Íocmt Dogmàtik veel min.leÍ belangÍellitg be_ srond. Vgl. J.M. van Dunnó, De wanrde vrn de rechtsdogmatiek voor hcl Pnvaat' Í e c h t , À & , ' l 1 9 7 4 , p . 7 9 .

25. Atiy^l\, PruEMtLn ítnd Theory, p. ó9 en 128_129, spreckt in dil verblnd tÍeffend ván 'ad hockery. Vgl. Josef Esser, Wandlungen von Billigkcit und Billigkeits' Íechtspfechung im modernen PrivatÍecht. in: Sunnun lur Sunna Iniuria; Ituiritlu' ulgercchti?keit md det Sthutz tLLteueinet Weíe in Rc.*uler.r' Tiibingen l9ó3, p 2 5 .

26. Narr dc bekende uii:praàk van Justus Wilhelm Hedemmr, We en und Wa.hsen m

(12)

afwezigheid van meer passende Íegels, toch het gewenste Íesultaat te bereiken.

Deze vÍa g naar de inhord van de toerekening heetl zich vootal als een

crisis gemanifesteerd op het terrein van de zogenaamde 'bromen van

verbintenis'. Dit is niet verwonderllk aangezien de vraag waaruit veÍbinte-nissen ontstaan de centrale vraag van het verbintenissenrecht kan worden genoemd, waar alle andere pÍobleemgebieden, zoals wagen van nakoming en schadevergoeding, omheen kunnen worden gegroepeerd. De vraag hoe de maatschappelijke ontwikkelingen juridisch moeten woÍden veÍtaald, komt in eerste insEntie têrecht bij het bronnenvraagstuk. De structuur van dit denken in bronnen van verbintenis leidt er inuners toe dat wanneer eenmaal is vastgesteld dat de bron bestaat, de daaraan te v€rbinden g€vof gen (dus met name de rechten op nakoming €n schadevergoeding) als het ware automatisch vol8en. De bronnen vormen, zoals wel is opgemerkt, de 'zeef' waaÍdooÍ de steeds wisselende maatschappelijke werkelijkteid woÍdt beoordeeld op haaÍ juridische Íelevantie. Uit de sociale werkelijkleid moeten de verbintenissen woÍden'losgemaakt','z7

Met name de vtuaï naat de verhouding van overeenkomst en onrecht-matige daad is de laatste tientallen jaren nogal eens aan de orde gesteld. Beide, in ieder geval sinds Gaius' Instituten onderscheiden,'?s belangrijke bÍonnen zouden langzaam maar zeker ineenvloeien, of zelfs al ineenge-vloeid zijn, tot één algeheel verbintenissenrecht. Deze tendens wordt dan in velband gebracht met de grondslag van de contractuele gebondenheid. In veel gevall€n is dat niet langer de, al dan niet oveÍ de band van het objec-tieve lecht gesp€€lde, privaatautonomie (de'wil') van de contracterende partijen, maar een àndere omstandigheid die, of geheel van omstandighe-óen dat, de rcchter doet besluiten tot het aannemen van contÍactu€le gebon-denheid.

Voolal in de Anglo-Amerikaanse ÍechtsweÍeld is deze 'interaction' van overeenkomst en onrechtmatige daad vooÍwerp van uitgebreide discussie geweest.re Maar ook in Nederlànd is, meer in het bijzonder naar

aanlei-ding van gevallen zoals zojuist aan de orde kwamen, gewezen op de

problematische veÍhouding van beide categorieèn. Dit ging deels gepaard met aandacht voor de inbedding van deze nieuwe aansprakelijkheden in het

2 7 .

Riiryetlichen Retht, Beílin 1913, p.9.

Vgl. Joachin Gernhubcr, voorwoord bij Herrnann Lange, ,Lladen.rizrz [: Hànd-buch dcs SchuldÍechls Bd. ll, 2. 4ufl., Tnbi!8eÍ 1990 . p- !.

Zie over de Gàiaànse 'sDnmÀ divisio'ván contract e! delicl ArnÀldo Aiscardi. Some critical remarts on the Roman Law of Oblisàtions, Zre lrish lut4t 12 (1977) P. 371 v . e ! , n t d h o o l d s t u k v , $ 3.2.1.

In de V.S. vooral door de geschriíen van lriednàn en MÀcÀulay. Zie Gilltore, ?rd Ddfi of Conttutt, o.c., p. 3 v. Zie voor Engeland bijv. P.S. Aliyah, P/onrÍzs, Monls, and Ln||, Oxfo ll98iIen meeÍ receÍl Kit BaÍker, Àfe we uplo expectatr

otst. Otlor.i Joumot oÍ Le?at Stulies 1,4 (1994) p. ),17 t.

2 9 .

(13)

licht van de onderscheiding tussen verbintenissen en algemene rechtsplich-ten. In Duitsland he€ft de discussie er toe geleid dat het Bundesgerichtshof, in het vo€tspooÍ van de liteÍatuur, een'Haftung zwischen Vertrag und Delikt' heeft aangenomen.ro Maar bepaald niet gezegd kan worden dat het er daarmee in het Duitse recht duidelijker op is geworden wat de veÍhou-ding tussen beide bronnen aangaat.

De beide hier ondeÍscheiden redenen waarom van een'crisist wordt

gesproken beïnvloeden elkaar wederzijds. EneÍzijds zal de afwezigheid van een eerder door wetg€ver, rechter of wetenschap geformuleerde, en als juist aanvaarde, r€gel leiden tot een grotere nadruk op de Íranier hoe de rechter in een vrUe waardedng van de te wegen belangen tot zijn ooadeel komt, anderzijds leidt deze praktijk niet tot foÍmulering van nieuwe regels die de rechteÍ wederom in staat zouden kuÍnen stellen om op grcnd daarvan tol zijn ootdeel te komeí.

Er zij nog op gewezen dat de geschetste 'crisis' tot nu toe vooml is opgehangen aan de mani\eÍ !'Jaarcp de techter tot zijn oordeel moet komen. Ook op een ander niveau kan evenwel van een pÍecaire situatie worden gesproken. Dit betreft de mate waarin de wetenschap zich druk maakt om de genoemde tendensen. In de liteÍauur lijk men hier namelijk vrij scep-tisch tegenover te staan. VoorzoveÍ de problemen al worden erkend, hangt men zich er vooÍal aan op dat in de praktijk toch op een redelijke manier recht wordt gedaan. Onder het motto dat apert onrechtvaaÍdige uitkomsten niet of zeer zelden vooÍkomen, gaat men ook grotendeels op de oude voet

vêrder zondet zich al te druk te maken om een herijking.3r Dat deze

passiviteit nauw samenhangt met een opvatting van burgeÍlijk recht die niet kan woÍdên aanvaard, zal nog worden uiteengêzet; dan zal blijken dat ook de idee van een crisis uiteindelijk berust op een keuze aangaande de visie

^ h h , , r o ê r l i i L Í Ê . h r

Alvorens

terug

te keren

tot de afbakening

van het onderwerp

van deze

studie, moet nog op één omstandigheid

worden gewezen.

Voorzover

auteurs

wijzen op de benaide

situatie waarin het verbintenissenrecht

zich

bevindt,

geeft men vooral een iutalyse

van de bestaande

toestand.r,

De

oorzaak

van de problemen

woldt op eên meêr tbeoretisch

niveau

van

3 1 . 32.

walrover voofal Eduafd Pickef, Positive ForderunssveÍletzung und culpa in contra-hendo; zur Problematik der Hatungcn 'zwiichen 'Vearag' und D€likr, ,4.? 183 ( 1 9 8 3 ) D . 3 ó 9 v .

Een uitzonderins moet worden gemaakt vooÍ Schoordjjk en Van Dunné. Zij wiizen in hun geschriften consèquent op de problemen van het hedêndaagse rêch1. Zie mecr r€cènt ook Nièskens, Itr /lit acconpli, p.151.

Al dan niel nàdeÍ gesp€ciliceèrd: Kramer, Die 'Krise' des liberalen v€rlrÀgsdên-kens. o.r., Í,. 9. wijsl er op dar eeí crhis in het contÍactenrecht in veèl landen wordt crvlren, zondef dat precies aangegeven kan wordcn w{arin zij bestaat: 'es herrccht ein àllgemeinês tjnbêhàgên, ein Málaise, das serade weil es so diffus isl, umso

(14)

:3nken beschreven. Uiteraard heell dat zin; een dergelijke 'kritisch-histoÍi-{he DarstellungÍ'maakt ons bewust van de veranderliikheid van het Íecht,

,ln zijn temporele dimensic in het licht van de eisen waaraan het recht zou r.€len voldoen om op etlèctieve wijze te k'unnen werken. Aldus woÍdt |rdelijk dat het recht een ontwikkeling doormaakt en dal op het ene Íoment in de geschiedenis het recht beteÍ voldoet aan zijD doel - recht lrirdige regeling van de menselijke verhoudingeD - daD op een andeÍ

Het bezwaar dat tegen een dergelijke gang van zaken kitn worden :ngebracht, is echter dat weliswaar duidelijk wordt wat de oc, rzaken v^n de lrnder lioede aansluiting van het regelstelsel bij de maatscluppeljjke i.rkelijkheid zijn, fiaaÍ dat eeí oplossing niet woÍdt geboden. Dit kan niet r! redigcn- In de civiclrechtsweteoschap hlijft de praklijk van de rechtsoe r.r.ssing op zijn nrinst op de achtergrond neespelen. De 'crisis' col1slàteren z.rnder aan te geven hoe het anders zou kunnen, vergroot de problemen i.Èchts. In het navolgende zal dan ook waar een diagnose wordt Sesteld, z.\eel mogellik worden aangegeven hoe'genezinS' mogeltk is.

: I Naderc bepaling van de opzet van le studie

hnriddels kan het doel van dit onderzoek nader worden gepreciseerd.

Opzet van deze sludie is om het genoemde 'veÍlrouwensbeginsel' in !erbinding rc brengen met het systeem der bronnen van verbintenis. Zoals :ezegd dient dat systeem er toe om uit de maatschappelijke werkelijkheid Jre gevallcn uif fe licht€)r die juridisch relevant zijn en daarmee kunnen l3iden tot gebondenheid. Het oorspronkelijke systeen van naast elkaar

iuande broDn€n, die scherp van elkaar waÍen gescheiden door eigen

.rÍeria (bij contract de wil der handelende peÍsonen, bij onÍechtmalige

Jaad de inbreuk op een w€tt€lijk beschermd recho, heef! het moeten

.rfleggen tegen een sysleem waarin de scheidingen veel mirder scherp zijn. Hier zal worden beweerd dat deze ontwikkeling gÍotendeels op het conto lan dc veÍtrouwensleer kan worden Seschreven en dat daarbij vr:utgtekens L_unIeD worden geplaatst vanuit het oogpunt van de eisen die men aan t'urgerlijk recht mag stellen.

Bij een deÍgelijke exercitie zijrr dÍie doelen Sediend. In de eerste plaats {ordt een beter inzicht verkregen in het vertrouwensbeginsel zelf. Zijn qrondslagen moeten woÍden blootgelegd op een zodanige wijze dat duide_ liik wordt waar het vertrouwen wel en waar het niet een rol speell dàn wel

mag spelen. Inspiratie kan daarbij woÍden gevonden in wàt Íeeds de

(15)

filosoof Jeremy Bentham (1748-1832) over de juristen van zijn tijd op-merkle:r3

'The word expeclalion is s*cely lo be tbund in thoir v@bulary; d argwnênt @n s@cely be found in theií vorks, íounded upon this principle. They have followed ir, wíhour doubt, in mány insrancs, but it has been fmn instinct, and no1 from reason. If they had knowr its exlreme imponànej they would n(Í have omitted to mme it ,

Dit is sinds Ber$ams tijd in die zin verbeterd dat een beroep op vertrou-wen inmiddels wel expliciet wordt gedaan. Wat de precieze plaats et van is, blijft echter weinig duidelijk.

In de tweede plaats kan worden gettacht om het ondeuoeksresultaat ten aanzien van dat beginsel ook toegankelijk te maken voor het systeem van de bronnen van verbintenis. DaaÍmee wordt tevens inzicht verkregen in de beweerde 'crisis' van het veabintenisseffecht. Spreken van een crisis heeft nu eeffnaal als nad€€l dat men geneigd is om het bestaande, blijkbaar niet bêvredigende, begÍippenstelsel opzij te zetten voor een geheel andere manier van recht doen,x of om verdet maar af te zien van het zoeken van welke achterliggende beginsêlen dan ook,ri terwijl wellicht kleine aanpas-singen van het bestaande stelsel ook al voldoende zouden kunnen zijn.36 Voor zover hier een remedie woÍdt gezocht, geschiedt dat dooÍ teíug !e keren naar de grondslagen van de bronnen vaÍ verbintenis, Daarmee wordt beoogd een ervaring van eeuwen niet telooÍ te laten gaan,3? Dat lijkt de aangewezen methode juilt in tijden van crisis.38

In de derde plaatc zijn met het vertrouwensbeginsel vmgen van mee!

rechtstheoretische aaÍd zeer nauw verbonden. In h€t Íavolgende zal

daarom niet alleen iets worden gezegd oveÍ de positiefrêchteluke implica-ties van het vertrouwen, naar zal eveneens worden ingegaan op vragen als die naaÍ de 'dogÍnatiek' van het vermogensrecht of zelfs naat de verhou-ding van regel en geval. Het spreekt vooÍ zich dat dit onzes inziens nood-zakeluk is om juist die pociaiefrechtelijke betekenis van het vertrouwensbe-ginsel beter te begrijpen. De lezeÍ moet er dan ook begrip voor hebben dat

33. PÍinciples of the Civil co.rê, inr John Bo\rring (ed.), The wotk! oÍJerenr Benthan, vol. I. Edinbursh 1843, p. 308.

34. Zoals Van Bry, Contract als rcchxbetrêkki^g,lijkt te willen. Zie terecht kririsch Jac. HÍma, Bbespr., rwNrw 7 (l9t'0), p. 118 v.

35. Zie Dennis M. Patlerson, An opcn lettef to Professor JÀÍnês cordley, lyir.rafln rR 1991 , p. 1432 y .

36. vgl. Emsl A. Kramer, GrundÍragen der venngnch.n Ekigung, Mtlncher' etr,. 1972, p . 1 5 .

31. Ygl. Ltjfah, Pragnatisn and Theory, p.34.

38. Dat een bredeíè bfik juisl dan nodis is. is hèt dlem| vn Hàtotit L Betmaí, Law and Retolutior: The Forration oÍ the Western Lesal Trudifion. Cambfidge Mass. €!c., 1 9 8 3 , n . v i i .

(16)

:E : _Jrí behandelde casusposities in dc eersle hoofdstukkeD nict meer aan :c :i. zullen konrcni laler konren wii echter uitgebrcid op hell terug.

!{31 op clkmr betrekken van de dric geschetste doelstellingen betekenr ' . : : : r : r l \ sowieso d a t w i j o n s n i n d e r dan in een civilislisch p r o c f s c h r i f t r : _ . i r k e l i j k i s , z u l l e n bczighouden m e t casuistick c n , k r r l l n e t v r a g e n d i e

. . : n ( i p h e t terreir van dc álllenene rechtslecr. U i t c i l l d c l i j k b e v a t dit 1 E r , i . l r fogirrg oln dc gau.nrr. Srondslaccn v a n h e l contractenrecht h l o o l : : ..'!cr. ccrdef d.rn een beschouwiltg o v e r h o e h e l thans i,r. IliervooÍ is ' ! . . \ \ u s t gekozen: in een liid vrn hcweerde 'crisis zullcn itnnrers i : : r r l r e v e w e l l e n ln o e t e n wordcn gewczcn c n d i e k u n n e n n i e t w o r d e n ! : . , r J e n i n d c r e c h t s p r a i L k . d c o n t w i k k e l i n l l w a a r v r D n u

' u i s t

d e v o o r L 4 \ r e r c d c n \/ o r n r d e \ r o o r h e l siglurlercn v r n die cÍisis.

l , \ J t I ('ttj \ \\ kt ( t\\ t_t{(;t I t . t h l N ( ;

- E i r o b l c n r l t i c k d i c h i o r i l i t n d c o r ( l o w o r d l g c s t e l d s p c e l t nict allecn in \ : : . r [ n d I n t e ! ] e n d e e l i s d e v r L r a g n a a r rl c b r r ) m c n v l r n v e r b i n t e t r i s s r o e o : : : : r g r h c c l c o r l i n e n t a | l I. l L r r o p a o 0 d c z c l l i l c w i i z c w r ) r d l g e s l c l ( l l J i ( c r i - : : : r \ d i l l ' j c n d i r c c l g e v o l g v i r r dr nti ol ltrceÍ uuili'rrDc r c c c p t i c v . t l r d c i . l . r n \ f c c h t e l i i k e i u d e l i l l g van de rechtsslof i o d c z c l . r D d e t . l l o e w e l de - : r J r h n F v r n d c s p e c i l i e k e e i s c n d i c à a o h c l b c s t l r a u v r o o v c r e e n k ( n n s t e r r :::.hlnr.r1i80 daad worden gesleld vrn hnd kÍ hrd vcrschill. is de vr&tg - ! : hct bestaxn v r D alzonderliikc b r o r ) n e D e n d a í r n r e e v n n h u n o n d e f l i n € i e

. i ' . r.J |lÉ rc \rJJj: \i r ll(l Ëcnl( c r(.ht.

Lcrdcr werd er al op gewezen drt ook buitcnlÍlldsc utcurs d(j sLtrd valt : r { J n \ o o r w a 1 b e t r e l i h e t verbintenisscnrcchl i n h u n l Í l n d a l s e e n crisis' L , : . l t e f i s e e r d e n . I n b e d o e k l e r e c h l s s t e l s e l s b l i j k t de precieze r o l v a D h e t : 1 Í , J u ! \ ' e n s b e g i n s e l e v e n e e u s p r o b l e l n a t i s c h . I n deze zin is de aangesDe : : r n i e r i e i n t e m a f i o D a a l . I n b c l b e t ( n g z a l de Nede andse sjtuarie a l s - : i r n c s p u n t w o r d e n g e n o m e n ; w a a Í r n o ! : e l i j k z u l l e n . in d i e n d a t d i e n s t i g i s

. : dc liJn van het betoog. cvcnwel argumenten w o r d e n ontleend a a n - . - t : . n l l n d s c f c c h t s s t e l s e l s .

\\ ar berreft dc ethodische vrageD, die vooral in her ecrstc gedeeltc van :.: .irudie mn de orde zullen komen, is die horizontalc rech6vergelUking :. ri prominent. Vooral het Duitse recht zal een belangrijkc 'Irundgrube' _ _icr) 1e zijn. Mlrar ook aaD een juist nict contincntaal srelsel als her :..iel\e. dat overigens ook sterk de irvloed hecft ondeÍgaan va de i :nirnistische rechtswetenschrp. worden methodische argumentcn ont

: In Firats vrn ius comnuDc' wordl hief er in her leÍlolg de mi'rder n'lcÍiàtiorrlÈ re'D genreen recl'l gebezigd.

(17)

Waar het niet zozger g?.?'t om methode, maaÍ me€r om het positieve recht, is de nationale situatie uiteraard van groter belang. Ondanks de o ëntatie op het gemene recht doen de invloed van een nationale codifica-tie, alsmede de aanwezigheid van een hoogste rechter per land, zich hier gevoelen. Toch verschillen de civielrechtelijke begrippen wat dir aangaat niet zozeer van elkaar dat ook hier geen gemeenschappelijke conclusies mogelijk zoud€n zijn. Die worden dan ook zoveel als mogelijk is gerrok-ken.

Behalve met andere landen zal in bescheiden mate ook met andere pe oden worden vergeleken. De historische rechtsvergelijking heeft als voordeel boven de horizontale dat nauwerc aansluiting bij het eigen

nationale systeem van regels en beginselen mogelijk is.a Hoewel de

contiouïteit binnen dat systeem in zekeÍe mate door de codificatie is verctoord, behoeft dat toch niet in de weg te staan aan een vÍuchtbare vergelUking. Uiteindelijk is het uitgangspunt vooÍ de hier gepraktizeerde rechtsveÍgelijkende methode dat een leerstuk uit het NedeÍlandse positieve rccht slechts kan worden begrepen door dit zoveel mogelijk Íechtsvergelu-kend (waarondeÍ begrepen rechtshistorisch) te benadeten.ar

4. VERAÀïWooRDÀIG TE BEHANDELE}I MATERIE

Er is al op gewezen dat deze studie dde gedachten beoogt te verenigen. Enerzijds willen we conclusies trekken aangaande de betekenis van het vertÍouwensbeginsel in het algemeen, anderzijds willen we ingaan op de 'crisis' in het verbintenissenrecht aan de hand van de vraag wat een juiste dogmatische opvatting is én aan de hand van de drie eeÍder geschetste pro-bleemterreinen. Dit laatste maakt de verleiding groot om ook slêchts voor die gevallen het vertrouwensbeginsel te behandelen. Dat zou echter onvol-doende zUn om de algehele stelling aangaande de betekenis van veÍrouwen in het algemeen zoals die in het eerste gedeelte van dezê studie wordt verdedigd, te onderbouwen. Aan de andere kant voeÍ het te veÍ om het veÍtrouwen$element in het gehele veÍmogenslecht te onderzoeken.

Wil men dit laatste op verantwoorde wUze doen, dan moet men irnmers beschouwingen wijden aan het vertrouwen als basis voor de intermenselijke verhoudingen.o Een delgelijke benadeling stuit dan al snel op ook

niet-Zie Reinhafd ZiÍnlnermann, Legul Hktory: Doei it Still DeseNê its pkce in the Cutricul,n?. iíawt nl lec$re CàÍ,c Town 1981, t.4.

Zie daaÍtoe ons Dc noodzaal( en de mogelij*hcid vaÍ fechrsveígetijkins in her civiele rechl, WPNÀ ó154 (1994) p.728 v., waaÍin wofdt vefdedigd dar hèt inlcrprelercn vaÍ rechtsegels naaÍ huidig rechl in wezen selijk h aan het vcrgelijken mel een 'rndel (builenlands of historisch) stehel.

Vgl. over de feikwijdre van het vedouwensheginsel ool A.J. ColiJn. De

wrtrou-4 0 . 4 1 .

(18)

-rndischc aspecten in die zin dat zorder bescheflning van vertrouwen geen !3ordend maatschappelijk verkeer mogelijk is. Over vertrouwen in die :ctekenis zijn al de nodige (uieFjuÍidische) studies verschenen.ar Flier ;,rrdt geen aandacht besteed aan..fiÍ vertrouwen dan voor zoveÍ het van :Èlang is voor ook de juridische gevolgen.

Bovenstaand dilemma wordt aldus opgelost da! zoveel mogelijk voor het :3hele verbintenissenr€cht algemene conclusies worden getrokken aangaan-je de belekenis van het vertrouweDsbeginsel, maaí dat de positiefrechtelij-(3 uhwcÍking wordt bepeÍkt tot de drie llenoemde probleemgebieden. :)mdat de 'crisis' zich vooral daar zou uiten. is dit verantwooÍd. Dit ttekent dat het vertrouwensbeginsel wordt onderzocht voor het veÍbin-:3nisrenrecht aan de hand vttn (zo men wil: geïllustreeÍd dooo drie uit!!e-{.rzen problemen, waar zich een crisis het mecst Iiikt le uiten.

Drl houdt in dat nrct name het goederenrecht niet aan de orde komt. Dr:]rvooÍ is als Íeden aan te voercn dat, nog los van de vraag of een scherp rÍrlerscheid kan worden gemaakt tussen peÍsoonliike en zakelijke rech-:.:.: het in ieder êleval zo is dat hel goederenrecht ten doel heetl de :..ht\bctrekking Iussen persoon en goed vast te stelleo, Daarmee is dit _..hr nirar zijn aard stalischer vaDwege hel - gelel op het verkeersbelan!:

ircperkte AAntal Ínanieren waarop een rccht ten aanzien van daf goed kan :ir5txtl . Wanncer nlen zich nu bczighoudt met €€n ontwikkeling van È:r\tukken tegen de achtergrond van het vert rou wensbegi nsel , is die .r\! ikkeling op hel terrein vaD het goedereorecha veel minder prcnnineDf. ]\.Í he! Íbrmele en gcsloten karakter van dat rechtsllebied is dit in -r:rJcrc mate heïnvloed door dc maatschappelijke ontwikkeling. De nrart-rhppelijk gewenst€ resultaten zijn juridirch vorm gegeven binnen juisr ?r ! e rbintenissenrecht, dat wel voldoende ruimte bood. Dal was zogezegd _d nlinst moeilijke kanaal, waar de rechtsgevolgen konden wordcn terug-:-'!oerd op het enkele bestaan van een relatier zonder terug te hoeven

'illen op de verhouding persoon goed.4r

\Íaàr ook binnen het verbintenissenÍecht worden accenten gclegd. De :i-rnnen van verbintenis die mef name aan de orde komen ziin de overeen-(r:1rs( en in mindere nute de onÍechtmatige daad. De zogenaamde 'crisis'

rorte$li, het eeqenrerk.e^p.rr, l)elli ls.r.l. p. 17 v.

\'.or ccn $ciologische benaderiig Nitks Luhmrm, y./rrdrer, eih Me.hani\"u\ llt Red&tiut soridler KonpL:vrár. L Aufl.. StuÍgrÍ 1989 xlsnede Hàns werneÍ tstèíl\tll, Vettr.tu(n und sa.iok Interuktioh, Márburg l9ti4i cen mceÍ economischc \nie op her begrip hij Mn0rius OÍicnnanns, Brrrtlzr? ,t11 turtaaen. Bèncn,Btrtlat NàaÍoleÍ rece telijk E B Rrnt Berenschor, Ovr de schcidsl4n tursa roulertn en \ (r bint.rn!?nre&t, niss. Leiden 1992, I)everter 1992. F. 35 v. cD ]07 v.

r,e loor dczc lcrkhring Rxnk BerenschoL, o (., p ll5. ove,igcns woÍI1 cvendin dlegaa! op het lertrouwensbcgmsel in bijv. dÍie pa'rler ve oudingei ol ir hcr \urdopatierenreclt of meer álgeneen ot dc dcrdcnbcschcflnirg

(19)

werd vooral gesignaleerd naár aanleiding van hun problematische verhou-ding. Dit verbaast niet omdat zij binnen het wettelijk systeem van bronnen van verbintenis veueweg de belangrijkste zijn. Voor de overeeDkomst is dat het geval omdat zij in de klassieke, nog heersende, benadering bij uitstek de mogelijkheid biedt om privaatautonomie te effectueren; voor de omechtmatige daad geldt dat zij als bron het meest toegank€Iijk is voor de maatschappelijke werkelijkheid omdat zij de 'grondnorm' van het mense-Iijk samenleven, het gebod van zoÍgvr dig handelen, juridisch beoogr re vatten.

VooÍ de andere bronnen van verbintenis bestaat een dergelijke promi-nente rol thans veel minder. De zogenaamde zaakwaafireming is een wette-lijk strikt onrschÍeven figuur die tot betrekkelijk weinig afgrenzingsproble-men aar eiding geeft. Hetzelfde geldt vooÍ de 'onverschuldigde betaling'. Dit ligt enigszins anders bij de in he! BW van 1992 uitdÍukkelijk eÍkende figuuÍ van de ongeÍechtvaardigde verrijking. Hier speelt eveneens het probleem van het in principe grote toepassingsbereik, waarmee de vraag opkomt wat het verband is met de beide andere te behandelen bronnen van verbintenis. In het navolgende zullen zaakwaameming en ver.ijking op verschillende plaatsen aan de orde komen en zal hun functie in de hieÍ te veÍdedigen opvatting worden heroverwogeni h!,n rystenotische behande-ling is echter nier deel van het betoog.

5. INDELING vaN DE sruDIE

De verschillende hoofdstukken van deze studie kunnen niet los van êlkaar worden gezien. Wie hen achteÍeenvolgens leest, vifldt in hen één lang-gerekt betoog. Dit vangt aan met de vraag hoe in het burgerlijk Íecht moet worden aangekeken tegen de veÍhouding van regel en geval. Nadat daar-omtrent twee visies tegenover elkaar zijn gez€t (hoofdstuk l), kan men zich afuragen welke thans nog de betekenis van de regel in het burgerlijk recht kan zijn. Daaftoe wordt ingegaan op enige 'dogmatische' opvattingen. Zou blÍken dat de theoÍieën dienaangaande dienen te worden verworpen, dan moêt wordeD aangegeven welke Íol de regel nog wel zou kunneD vervullen ett welke rnethodische rechtsopva$ing daarmee veÍbonden is (hoofdstuk II),

(20)

vooÍ het positieve

recht de criteria voor de 'gerechtvaardigdheid'

van

,rcrtÍouwen &n e€n Mder onderzoek te ondêtwemen.

Xcht de rol van het veÍrouwensbeginsel

in het algeme€n

als negatief

Sewaardeerd, dan zal om mo€ten worden gezien ftur een alterna-In dat licht za.l aandacht worden besteed aan het vraaÊstuk van de

van v€rbintenis

en aan de daarmee

nauw verbonden

opvattingen

vêrbintenis

en rerhtsplicht (hoofdstuk

V). Het resterende

gedeelte

dar in het teken van het vinden van een iuist criterium vooÍ de

ctuele gebondenheid,

Nadat ic ingegaan

op een aantal

eerder

verde-visies op de grondslag

van de overeenkomst

(hoofdstuk

VI), wordt

rrzet gegeven

voor een alteÍratieve

benadedng

(hoofdstuk

VII), Deze

uilwerking in de hoofdstukken

VIII en IX, waarbij ook - met de

kennie - kan worden teruggekeerd

naar de in deze inleiding

'probleerngevallen',

In hoeveÍre

zij dat werkeluk

zijn, kan

,oÍden uitgem.akt.

De vÍaag

naar

een 'crisis' van het

verbintenissen-lomt ten slotte nog eens

aan de orde in de slotbeschouwing.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit criterium (ttdlree. is er gebondenheid?) zal slechts als zodanig kunnel worden aaN?ard wanneer dat ook in staat is om de gebondenheid mel zich te brcDEeD (waarom is

4.6 \brho ling iussetl causa en voordeel; ongerechtwardiSde verriking Als uitgangspunt wordt genomeÍr dat personen doorgaans contractereÍr omdat dit \oordelig voor hen is.

Naarmale de gedane uitspÍaak meer kan worden geachl in oveteen- sremming te zijn met de aan de contractspartij toe te schrijven wil (hetgeen dus het zij nogmaals herhaald -

EerdeÍ werd al gewezen op het in essentie wederkerige karaker lan de schenking.r Dat ook de schenking slechts als geldige overeenkomst zal kunnen worden aanvaard indien

lvie het recht echteÍ ziet als een pÍodukt van mcnselijk denken, moet aaÍ&amp;aardeí dat steeds waar problemen lijken !e ontstaan, die kunnen \aorden opgelost door ielug

In $ 5 van hoofdstuk VIII wordt dan uiteengezet hoe de aansprakelijkheid in dê precontractuele fase kan worden ingepast in de geschetste theorie. Aan een apart vraagstuk

The issuel?ovto reform - which inour theory is nothing but the question how to treat established rules when confronted with a case - is treated uoder the heading of'Dogmatik'

Barendrecht, 1.M., Recht als nod.el van rechtvaadigheid; beschouwingen ot)er vage en scherpe normen, over binding aan het recht en over rechtr- vorminï, diss. M,H, Bre4stein,2