• No results found

Het vetrouwensbeginsel en de contractuele gebondenheid : beschouwingen omtrent de dogmatiek van het overeenkomstenrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het vetrouwensbeginsel en de contractuele gebondenheid : beschouwingen omtrent de dogmatiek van het overeenkomstenrecht"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het vetrouwensbeginsel en de contractuele

gebondenheid : beschouwingen omtrent de

dogmatiek van het overeenkomstenrecht

Smits, J.M.

Citation

Smits, J. M. (1995, November 14). Het vetrouwensbeginsel

en de contractuele gebondenheid : beschouwingen omtrent de dogmatiek van het overeenkomstenrecht. Gouda Quint

BV, Arnhem|Department of Private Law, Faculty of Law, Leiden University. Retrieved from

https://hdl.handle.net/1887/12296

Version: Corrected Publisher’s Version

License:

Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/12296

Note: To cite this publication please use the final published

(2)

Slotbeschouwing

In de inleiding tot deze studie is gesproken \an een'crisis'die eigen zou zljn aan het twintigste-eeuwse bufgerlijk recht. WanneeÍ in het ioorafgaande iets duidelijk moet zijn gewoÍden, dan is het d8t een dergelijke oplatting slechts kan beslaan bij de gratie van de oplttting dat de jurist zelve in dat recht geen plaats zou hebben. lvie het recht echteÍ ziet als een pÍodukt van mcnselijk denken, moet aaÍ&aardeí dat steeds waar problemen lijken !e ontstaan, die kunnen \aorden opgelost door ielug te \"allen op minder voor de hand liggen-de, vergeten lijkende, oplossingen die in de loop !"an dc lange ontwikkelings-geschiedenis \an het civiele recht zijn o wikkeld.r

Dit boek trachtte dit te doen looÍ het terrein van de contÍactuele gebon-denheid. DaaÍoe werd betoogd dat de huidige problernatiek rondom de grondslag \an de overeenkomst slechts kan worden opgelost door af te stap-pen van de suprcmatie !"n de niet als 'dragend' ie beschouwen wil, verkla-Íing en vertlouwen en op zo€k te gaan naar een mee! inhoudelijke rechtvaar-diging van de gebondenheid. Dat daarbU minde! dan gebÍuikelijk in een civi-listisch proefschrift aandacht weÍd besleed aan rechtspraak (die zich uit de aard der zaak met de theoretische grondslag deÍ gebondenheid niet kan bezig-houden), \Ius onveÍmijdelijk, In zoverre werd daÍl ook 'relolutionair' tewelk gegsan dat een op tting o.ÊÍ de methoale \àn rechtsbeoefening wêrd toegepast op het positieve Íecht, wÀar men doorgaans ande$om urtdl het

positieve recht de toegepasÍ? methode weDst te ontdekken-In de eeuwige strijd tussen, zoals Friedmam dat zegt,'

'thosc who b€liw€ thàr law should cssènliallv follw, nor leàd and thàt il should do sÓ dNlv iÍ re|Do6. to olea.ly formulàt€d social sennncnt - md thosè who belide thal th€ law should be a deleÍnined agent in the cHtion of new no.ms'

2 .

l Zie no! Rich.rd A. Posner, The Declite of La* as an Aubnomous Discipline: l9ó2' tstz, izn too (tqe7), p. 261 v. Hï wijst er op dat de schuld voor dê cíisis waàdn het rechi zich zou bevinden ligt bij de jurist ,€'f, die door leveel de nadruk te leggen op rcgels de iítelectuele geschiedênis van het rccht ontkent

woftàÍg F.iednann, lrp ttr a Chansins SociêtJ, hd ed tHarmondsvord' 19721' p'

(3)

werd dáarmee onomwonden voor de tweede opvatting gekozen. Dat de wijzf, ndrr.op de inhoudelijke recht\rÀardiging der contractuele gebondenheid daarbij door ons weÍd gefomuleerd, zeker voor kritiek latbaar is, is dan een betrekkelijk onbelangdjk gegeven. Er zijn atrdere benaderingen denkbaar waarop men de geschetsie problemen te lijf katr gaaÍr. Zo is de hier verwoor-de opvatting, met een nadruk op verwoor-de objectieve rechtva4rdigíng \"noÍ verwoor-de gebondenheid, nogal paternalistisch. Maar dat de overeenkomst (zo men wil: de Íechtlhandeling) nieuwe tundering lerdient in wat wel woÍdt genoemd de 'contmctuele rcchtvaardigheid',3 zoveel is zeker.

3. Vgl. Konnd Zwcig.n, 'Rechbgeschàfr' und '\'tÍng hEluD, int lus hiwatn G.ntiun (Fesschrifi Max Rhêinsbin zum 70. Ccbu|66g), Bd. II, ïlbingfl 1969, p. 504. M€n sprcekt tnn '\!Íràg0gÊrÉ.htigk€it' of vln tubsbntivc conÍacoral jwtice' (AÍhu. von M€hrên, IECZ VII-9i Th€ Pormatior of coDirÀcl8 tl992l, no. 62).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een derde factor die naast waàrschijnlijkheid en nadeel meespeelt bij de bepaling van de intensiteit van het vertrouwen, betreft de mate waatin de verhouding tussen personen

MaaÍ er is meeÍ. Met een indeling in bronnen van verbintenis werd niet alleen enig hou\ast geboden aan de rechtstoepasser, bovendien werd daaÍ- mee, zoals ook in hootilstuk I

Dit criterium (ttdlree. is er gebondenheid?) zal slechts als zodanig kunnel worden aaN?ard wanneer dat ook in staat is om de gebondenheid mel zich te brcDEeD (waarom is

4.6 \brho ling iussetl causa en voordeel; ongerechtwardiSde verriking Als uitgangspunt wordt genomeÍr dat personen doorgaans contractereÍr omdat dit \oordelig voor hen is.

Naarmale de gedane uitspÍaak meer kan worden geachl in oveteen- sremming te zijn met de aan de contractspartij toe te schrijven wil (hetgeen dus het zij nogmaals herhaald -

EerdeÍ werd al gewezen op het in essentie wederkerige karaker lan de schenking.r Dat ook de schenking slechts als geldige overeenkomst zal kunnen worden aanvaard indien

In $ 5 van hoofdstuk VIII wordt dan uiteengezet hoe de aansprakelijkheid in dê precontractuele fase kan worden ingepast in de geschetste theorie. Aan een apart vraagstuk

The issuel?ovto reform - which inour theory is nothing but the question how to treat established rules when confronted with a case - is treated uoder the heading of'Dogmatik'