• No results found

Integriteit, kwestie van persoonlijkheid?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Integriteit, kwestie van persoonlijkheid?"

Copied!
63
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Integriteit, kwestie van

persoonlijkheid?

Onderzoek naar de samenhang tussen

persoonlijkheid en integriteit van

(2)

VOORWOORD

Voor u ligt mijn thesis ter afsluiting van de Master of Science Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Deze opleiding heb ik gevolgd aan de AOG School of Management in Leusden naast mijn fulltime baan bij de Rabobank. Een vervolgstudie was voor mij een logische stap gezien mijn carrière binnen het bankwezen.

Het is inmiddels jaren geleden dat ik deze studie ben begonnen. Met het toenemen van inzichten en levenservaring nam ook mijn interesse in sociale vraagstukken toe. Hierdoor vertoont mijn thesis raakvlakken met de praktijk, gecombineerd met wetenschappelijk disciplines als psychologie en algemene bedrijfskunde. Het onderwerp integriteit boeit mij al jaren. Vragen als ‘’wat is nu integriteit?’’, ‘’zijn mijn klanten wel integer en hoe kan ik dat nu meten/weten?’’, ‘’ben ik zelf een integer persoon?‘’ zijn geregeld de revue gepasseerd in mijn werk. In mijn baan als relatiemanager dienstverlening & groothandel bij de Rabobank is het belangrijk om te weten of je een relatie opbouwt met een integer persoon. Je instinct heeft echter zo zijn beperkingen. Het ontbreken van praktische hulpmiddelen om integriteit te meten, vormde dan ook aanleiding voor mij om dit onderzoek te doen. Voor de Rabobank is een gedegen integriteitsbeleid een belangrijk speerpunt. Binnen deze thesis zoek ik naar een middel dat hiervoor als leidraad kan dienen en dat praktisch toepasbaar is en tegelijk ook maatschappelijk relevant.

Ik heb deze thesis uiteraard zelf geschreven, maar zo nu en dan heb ik daarbij gebruikgemaakt van hulp. Ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken de volgende personen te bedanken voor hun hulp en steun: Frank Schaap, Fleur Zuurbier, Mariska Schaap en Liesbeth Schaap. Tot slot gaat mijn dank uit naar mijn begeleider Gert Haanstra van de Rijksuniversiteit Groningen voor zijn kritische, maar constructieve houding en medewerking.

Jorick Schaap

(3)

SAMENVATTING

Kernwoorden: Integriteit, persoonlijkheid, persoonlijkheidskenmerken (integriteit, extraversie, emotionaliteit, verdraagzaamheid, consciëntieusheid, openheid voor ervaringen), intentie, gedrag, dienstverlening, groothandel.

Binnen dit onderzoek staat de integriteit van MKB-bestuurders centraal. Aanleiding hiervoor zijn de issues rondom integriteit van bestuurders binnen onze samenleving waarover in de media bijna dagelijks wordt gesproken. De media besteden voornamelijk aandacht aan bestuurders van multinationals en nauwelijks aan MKB-bestuurders. Dit wil echter niet zeggen dat bij deze groep bestuurders geen integriteitrisico’s bestaan. Voor bedrijven die actief zijn in de financiële sector is integriteit van groot belang. Als zij zaken doen met klanten die niet-integere bestuurders hebben, kan dit hen schade toebrengen. Om deze reden wordt in de financiële sector gewerkt met een integriteitbeleid om niet-integere relaties te identificeren en waar mogelijk te weren. Het integriteitsbeleid is een ‘risk-based’ benadering waarbij nauwelijks naar het individu en diens persoonlijkheid gekeken wordt. Dit terwijl uit literatuur blijkt dat persoonlijkheid wel degelijk een voorspeller kan vormen voor integriteit. Op basis van deze aanleiding is de volgende centrale vraag geformuleerd:

“In hoeverre is er samenhang tussen de persoonlijkheid en integriteit van MKB-bestuurders binnen de sectoren groothandel en dienstverlening?”

Deze centrale vraag is beantwoord met behulp van een kwantitatieve onderzoeksmethode. Allereerst is een literatuurstudie uitgevoerd naar integriteit en persoonlijkheid. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de HEXACO-vragenlijst een valide meetinstrument is om zowel integriteit als persoonlijkheid te meten. Deze enquête is afgenomen onder 69 MKB-bestuurders uit de sectoren groothandel en dienstverlening in de regio Amsterdam, waarmee de betrouwbaarheid van de steekproef ligt op 90%.

(4)

effect dan in de groothandel. Bij bestuurders die werkzaam zijn in de dienstverlening lijkt extraversie samen te hangen met een lagere mate van integriteit terwijl dit persoonlijkheidskenmerk in de groothandel juist samen lijkt te hangen met een hogere mate van integriteit.

Bestaand onderzoek van Vries et al. (2009) toont significante correlaties tussen integriteit en emotionaliteit, extraversie, verdraagzaamheid en consciëntieusheid. De uitkomsten van dit onderzoek stemmen daarmee grotendeels overeen met het onderzoek van Vries et al. (2009), met uitzondering van consciëntieusheid en extraversie. Verschillen in uitkomsten kunnen veroorzaakt worden door de verschillende onderzoekspopulaties en steekproefomvang.

Geconcludeerd wordt dat de integriteit van MKB-bestuurders slechts voor een klein deel kan worden voorspeld aan de hand van hun persoonlijkheidskenmerken. De kenmerken verdraagzaamheid en emotionaliteit vormen een voorspeller voor de mate waarin integriteit wordt getoond. Ook wordt geconcludeerd dat bij een sterkere mate van extraversie de kans op niet-integer handelen toeneemt. De sector speelt hiermee een rol van betekenis in de mate waarin integriteit wordt getoond.

(5)

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING ... 6

1.1 Inleiding ... 6 1.2 Probleemstelling ... 8 1.3 Onderzoeksvraag ... 9 1.4 Doelstelling ... 10

1.5 Wetenschappelijke en praktische relevantie ... 10

1.6 Methode ... 10 1.7 Leeswijzer ... 10

2. THEORETISCH KADER ... 11

2.1 Integriteit ... 11 2.1.1 Begrip Integriteit ... 11 2.1.2 Integriteit bestuurders ... 13

2.1.3 Meetinstrumenten voor integriteit ... 14

2.1.4 Deelconclusie integriteit ... 16

2.2Persoonlijkheid ... 17

2.2.1 Begrip persoonlijkheid ... 17

2.2.2 Meetinstrumenten voor persoonlijkheid ... 17

2.2.3 Deelconclusie persoonlijkheid ... 23

2.3 Integriteit & Persoonlijkheid ... 23

2.4 Gedrag ... 24

2.5 Conceptueel kader ... 27

2.5.1 Sector ... 27

2.5.2 Conceptueel model ... 27

2.5.3 Deelvragen ... 28

3. ONDERZOEKSDESIGN & METHODEN ... 30

(6)

3.2 Onderzoeksopzet ... 30 3.3 Steekproefselectie en afnameprocedure ... 31 3.4 Dataverwerking en analyse ... 33 3.5 Betrouwbaarheid en validiteit ... 33

4. ONDERZOEKSRESULTATEN ... 35

4.1 Validatie ... 35 4.2 Analyse en resultaten ... 36

5. CONCLUSIE & DISCUSSIE ... 43

5.1 Analyse ... 43 5.2 Conclusie ... 44 5.3 Discussie ... 45 5.3.1 Literatuurstudie ... 45 5.3.2 Validiteit vragenlijst ... 46 5.3.3 Steekproef ... 47 5.3.4 Onderzoeksproces ... 48 5.4 Aanbeveling ... 48

6. LITERATUURLIJST ... 50

6.1 Artikelen & boeken ... 50

6.2 Websites ... 55

Bijlage A. ... 56

De verkorte (100-item) HEXACO-PI-R (Vries et al. 2009) ... 56

Bijlage B. ... 62

(7)

1. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING

1.1 Inleiding

Welk bedrijf kent nu echt zijn klanten? Na de ramp van 11 september 2001 werd het voor bedrijven in de financiële sector steeds belangrijker om hun klanten goed te kennen. Inmiddels is in beleid vastgelegd dat integriteitsrisico’s zoals terrorisme moeten worden geïdentificeerd. De toezichthouders AFM en DNB leggen deze verplichting op aan alle bedrijven die actief zijn in de financiële sector (AFM, 2015). Vooral banken hebben door deze wettelijke vereisten een eigen integriteitsonderzoek ontwikkeld om risico’s te identificeren en de klant beter te leren kennen (Rabobank, 2014). Deze kennis resulteert volgens Grocz et al. (2012) uiteindelijk in betere klantbediening waardoor beide partijen hiervan profiteren.

Binnen dit onderzoek staat de integriteit van bestuurders centraal. Aanleiding hiervoor zijn de integriteitsissues in de samenleving. In de media wordt regelmatig aandacht besteed aan niet-integer handelen van bestuurders. Op de website van Berenschot (2013) valt hierover het volgende te lezen: ‘’Integriteit van bestuurders is een zichtbaar onderwerp. Allerlei incidenten hebben ervoor gezorgd dat het functioneren van het openbaar bestuur, maatschappelijke organisaties en bedrijven onder een vergrootglas is komen te liggen. Het aannemen van gunsten van een bedrijf, het bevoordelen van familieleden bij in dienst nemen, het bevoordelen van een bedrijf bij aanbesteding, het toekennen van subsidie aan een organisatie waar de bestuurder een belang heeft en het meestemmen in college of raad over zaken waar iemand zelf een belang bij heeft. Zomaar wat voorbeelden van incidenten rond bestuurders, managers, politici en topambtenaren die ertoe geleid hebben dat hun functioneren steeds kritischer gevolgd wordt door de samenleving en door de media’’. Niet-integer handelen wordt door toezichthouders en bedrijven actief in de financiële sector beschouwd als frauduleus (AFM, 2015).

(8)

In de media wordt voornamelijk aandacht besteed aan bestuurders van grote multinationals. Voor bestuurders van kleinere ondernemingen in het MKB is beduidend minder aandacht. Dit wil echter niet zeggen dat bij deze groep geen soortgelijke integriteitsrisico’s bestaan.

Het is voor bedrijven binnen de financiële sector belangrijk om te weten of ze te maken hebben met integer handelende bestuurders. Zij zijn immers het gezicht van het bedrijf waardoor het corporate imago sterk afhankelijk is van hen. Het is belangrijk om te weten met wie zaken wordt gedaan. Samenwerking met niet-integere bestuurders of partijen kan namelijk resulteren in faillissement of naamsbeschadiging (Rabobank, 2014). Voor een grootbank als Rabobank waar dit onderzoek is uitgevoerd, is integriteit dan ook van groot belang. Integriteitsbeleid heeft als doel niet-integere partijen te identificeren en te weren. Hiermee moeten ook de kosten die fraude veroorzaakt worden teruggedrongen (Rabobank, 2014). Frauduleus gedrag kan verschillende vormen aannemen. Hierdoor heeft de bank geen exact zicht op de omvang en bijbehorende kosten van frauderende bedrijven. De omvang van deze specifieke kostenpost is wel te berekenen voor banken in het algemeen. Dit illustreert het belang van een gedegen integriteitsonderzoek. In 2013 was de totale schade als gevolg van fraude in het betalingsverkeer 33,3 miljoen euro. In 2012 was dit 81,8 miljoen euro en in 2011 was de schade 92,1 miljoen euro (NVB, 2014). Deze kostenpost wordt door het consortium van banken vergoed aan de klanten die zijn benadeeld. Dit voorbeeld legt ook het maatschappelijke belang bloot van een kwalitatief goed integriteitsbeleid bij banken.

Door de rol van de toezichthouders is de wet- en regelgeving rondom integriteit de laatste jaren behoorlijk aangescherpt. Dit verplicht banken onder meer de integriteit van bestaande en nieuwe relaties te toetsen. De Rabobank vindt het verplicht uitvoeren van een integriteitsonderzoek in het belang van zowel de bank als haar relaties (Rabobank, 2014). Klanten willen immers ook zaken doen met een correcte bank. De Rabobank streeft daarmee naar een imago van een nette bank voor nette mensen (Rabobank, 2007). In de gedragscode van de Rabobank (2007) wordt aangegeven dat de integriteit van een relatie voorop staat. Er wordt gestreefd naar openheid, overleg, geloofwaardigheid en consistentie. De bank werkt bij voorkeur samen met partijen die handelen in de geest van hun eigen geformuleerde gedragscode (Rabobank, 2007).

(9)

om bij de Rabobank te bankieren en om bepaalde producten af te nemen. Het huidige integriteitsonderzoek van de bank is gebaseerd op een ‘risk-based’ benadering (Rabobank, 2014). Opmerkelijk is dat de persoonlijkheid van MKB-bestuurders hierin niet of nauwelijks wordt getoetst. Voorbeelden hiervan zijn het zakendoen met een land waar politieke instabiliteit heerst of werkzaam zijn binnen een branche die vatbaar is voor witwassen van geld (Rabobank, 2014). Deze zaken worden veelal getoetst met gestandaardiseerde checklists, maar ook een ‘Google-toets’ is belangrijk om te zien of sprake is van een betrouwbare partij (Rabobank, 2014). Hiermee wil de Rabobank het risico op frauduleus handelen van klanten zoveel mogelijk voorkomen. In de bestaande integriteitvisie van de financiële sector wordt echter nauwelijks naar het individu gekeken waarmee zaken wordt gedaan. Hierdoor bestaat het risico dat in het integriteitsbeleid binnen de financiële sector een belangrijke factor over het hoofd wordt gezien.

1.2 Probleemstelling

Het gebrek aan aandacht voor het individu in integriteitsbeleid is een potentieel probleem. Individu en persoonlijkheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden (Pervin & John, 2001). Dit maakt het extra opmerkelijk dat in bestaande integriteitvisies van bedrijven binnen de financiële sector weinig aandacht is voor het inidividu. Wetenschappelijk onderzoek laat namelijk zien dat persoonlijkheid sterke invloed heeft op integriteit (Ashton & Lee, 2001, 2008; Ashton et al., 2004; Lee & Ashton, 2004, 2008; Vries et al., 2008; Vries et al., 2009). Dit aspect is voor zover bekend geen onderdeel van de integriteitsrichtlijnen van bedrijven die actief zijn binnen de financiële sector. Het is daarom voor hen mogelijk relevant om hun toets hiermee uit te breiden om zo het risico op integriteitissues na acceptatie van een klant te beperken. Een dergelijk toetsingsmiddel is een mogelijke stap richting kostenbesparing door frauderende klanten. Het is echter op dit moment niet helder of de relatie tussen integriteit en persoonlijkheid ook geldt voor bestuurders in het MKB. Terughoudendheid om dit aspect zonder meer in een integriteitstoets op te nemen ligt daardoor voor de hand. Het kan immers weerstand bij potentiële klanten opleveren, wat op zijn beurt de eventueel toekomstige relatie kan schaden. Er is daarom zowel wetenschappelijk als maatschappelijk behoefte aan meer inzicht in de relatie tussen de voornoemde aspecten. Op basis hiervan kan een weloverwogen afweging worden gemaakt om een toets op integer gedrag op te nemen in het integriteitsbeleid.

(10)

Vries et al., 2008; Vries et al., 2009). Er is jarenlang onderzoek gedaan naar de mate waarin beide methoden een geschikt instrument vormen om persoonlijkheid in kaart te brengen. Binnen de vijffactoroplossing, ook wel bekend als de ‘Big Five’ (Goldberg, 1981) wordt persoonlijkheid geoperationaliseerd aan de hand van vijf dimensies: extraversie, mildheid, ordelijk, emotionele stabiliteit en openheid (Vries et al., 2009). De zesfactoroplossing is een doorontwikkeling van de vijffactoroplossing en is bekend onder de naam HEXACO-model. In dit model is integriteit toegevoegd aan de vijf voornoemde dimensies (Vries et al., 2009).

1.3 Onderzoeksvraag

De hiervoor geschetste aanleiding en probleemstelling leiden tot de volgende onderzoeksvraag:

“In hoeverre is er samenhang tussen de persoonlijkheid en integriteit van MKB-bestuurders binnen de sectoren groothandel en dienstverlening?”

In bestaande literatuur is al het nodige geschreven over de veronderstelde relatie tussen persoonlijkheid en integriteit van bestuurders. Het is echter nog niet duidelijk in hoeverre deze wetenschappelijke inzichten ook gelden voor MKB-bestuurders. Verder is ervoor gekozen twee branches met elkaar te vergelijken. Door de groothandel en dienstverlening met elkaar te vergelijken, kan een bijdrage geleverd worden aan de inzichten uit bestaand integriteitsonderzoek. De data uit deze onderzoeken zijn vooral verzameld door studenten als respondent te gebruiken (Vries et al., 2009). Er mag echter aangenomen worden dat dit een minder betrouwbaar beeld geeft van de persoonlijkheid en integriteit van specifiek bestuurders. Het is daarom zowel wetenschappelijk als praktisch relevant om MKB-bestuurders zelf in dit onderzoek te betrekken. Op basis hiervan kunnen bedrijven die actief zijn binnen de financiële sector overwegen of zij dit aspect op moeten nemen in hun bestaande integriteitstoets.

Verklaring gebruik begrip bestuurder

(11)

1.4 Doelstelling

Doel van dit onderzoek is om inzicht te geven in de mate waarin een relatie bestaat tussen integriteit en persoonlijkheid. Op basis hiervan wordt een handreiking gedaan om het bestaande integriteitsonderzoek van de Rabobank uit te breiden. Dit onderzoek vormt zo eerste stap richting ontwikkeling van een hulpmiddel om de persoonlijkheid en vooral integriteit van de bestuurder te voorspellen.

1.5 Wetenschappelijke en praktische relevantie

De directe koppeling tussen persoonlijkheid en integriteit blijkt uit onderzoek naar de zesfactoroplossing door onderzoekers als Ashton en Lee (2001, 2008), Ashton et al., (2004), Lee en Ashton (2004, 2008), Vries et al., (2008) en Vries et al., (2009). Deze thesis richt zich op de integriteit van bestuurders en hun persoonlijkheid, waarbij met name MKB-bestuurders nog niet eerder onderwerp van wetenschappelijk onderzoek zijn geweest. Eerder onderzochten ook Marcus et al. (2007) en Hogan en Brinkmeyer (1997) het verband tussen persoonlijkheid en integriteit. Deze studies richtten zich echter niet specifiek op MKB-bestuurders.

1.6 Methode

De onderzoeksvraag is beantwoord aan de hand van een kwantitatieve onderzoeksmethode. Er zijn enquêtes afgenomen onder 69 MKB-bestuurders die actief zijn in de sectoren dienstverlening en groothandel in de regio Amsterdam. Daarbij zijn hun integriteit en persoonlijkheid gemeten aan de hand van de HEXACO-methode. In hoofdstuk drie worden de onderzoeksmethoden nader beschreven en verantwoord.

1.7 Leeswijzer

(12)

2. THEORETISCH KADER

In dit hoofdstuk worden de centrale begrippen uit de onderzoeksvraag nader verkend en geoperationaliseerd op basis van literatuurstudie. Daarbij wordt allereerst ingegaan op het begrip integriteit, gevolgd door persoonlijkheid en de mogelijke relatie tussen beide concepten. Ook wordt kort stilgestaan bij het onderscheid tussen intenties en gedrag als het aankomt op het meten van integriteit. Op basis van de bestudeerde literatuur worden aan het eind van dit hoofdstuk deelvragen geformuleerd en is een conceptueel model opgesteld.

2.1 Integriteit

2.1.1 Begrip Integriteit

Palanski en Yammarino (2007) constateren dat in bestaande literatuur geen eenduidige definitie van integriteit bestaat. Ook zijn relatief weinig empirische studies uitgevoerd naar dit onderwerp. Omdat er nog weinig theoretisch materiaal beschikbaar is, hanteren auteurs eigen invalshoeken die aansluiten bij hun eigen onderzoek. Dit leidt tot verschillende definities van integriteit.

Integriteit wordt afgeleid van het latijnse woord Integritas dat heelheid, intact zijn, eerlijkheid maar ook fatsoen kan betekenen (Pragt, 2001). Integriteit wordt vaak gebruikt om een breed scala ideeën en opvattingen aan te duiden die vaak overlappen met andere termen als moraliteit, ethiek, geweten, eerlijkheid en vertrouwen (Lowe et al., 2004 in Palanski & Yammarino, 2007). Hieronder wordt een aantal definities van het concept besproken:

 Koehn (2005 in Palanski & Yammarino, 2007) definieert integriteit als eerste vereiste van het mens zijn.

 Simmons (2002 in Palanski & Yammarino, 2007) ziet gedragsintegriteit als het waargenomen patroon van afstemming tussen woorden en daden van een individu.

 Palanski & Yammarino (2007) zien integriteit met name als consistentie in woord en daad door de handelende entiteit.

 Ashton en Lee (2001) zien integriteit als een maatstaf waarbij een individu bereid is een ander uit te buiten zonder hiervoor gestraft te worden.

 Vries et al. (2009) beschouwen integriteit als de mate waarin een idividu oprecht en/of rechtvaardig is en hebzucht vermijdt.

 Musschenga (2002) gebruikt de woorden consistentie, coherentie en correspondentie om de integriteit van een individu te definieren.

(13)

In de beschreven definities valt op dat de meeste auteurs de nadruk leggen op consistentie van handelen. Zo benadrukken Palanski en Yammarino (2007) en Musschenga (2002) dat consistentie van cruciaal belang is. Daarbij lijken vooral woord en daad handvatten te bieden om integriteit te meten. Een verschil is dat Vries et al. (2009) stellen dat integriteit een maatstaf is van intenties terwijl dit weerlegd wordt door Palanski en Yammarino (2007). Zij stellen dat integriteit een patroon van afstemming is tussen woorden en daden. Binnen dit onderzoek wordt de definitie van Vries et al. (2009) gehanteerd: integriteit is de mate waarin een individu oprecht en/of rechtvaardig is en hebzucht vermijdt. Reden hiervoor is dat MKB-bestuurders individueel veel macht hebben binnen bedrijven. Oprechtheid, rechtvaardigheid en het vermijden van hebzucht lijken dus eigenschappen te zijn waarover bestuurders van MKB-bedrijven moeten beschikken om integriteitsissues te vermijden.

Zoals uit de definities hierboven duidelijk wordt kan integriteit vanuit verschillende invalshoeken benaderd worden. Hieronder wordt ingegaan op de perspectieven van integriteit zoals onderscheiden door Palanski en Yammarino (2007):

- Integriteit gezien vanuit het geheel: het individu wordt vanuit deze theorie als geheel bekeken en er wordt niet ingegaan op specifieke aspecten van zijn persoonlijkheid.

- Integriteit gezien vanuit consistentie in woord en daad: in deze theorie wordt puur gekeken naar de consistentie van het sociale gedrag.

- Integriteit gezien vanuit consistentie in tegenspoed: theorie vanuit deze zienswijze op integriteit kijkt naar het onveranderende gedrag bij tegenspoed, verleiding en uitdaging. - Integriteit gezien vanuit trouw zijn aan jezelf: integriteit is het trouw zijn aan je eigen

geweten. Deze vorm van integriteit is meer intern gericht.

- Integriteit gezien vanuit moreel en ethisch gedrag: theorie gericht op moreel en ethisch refereren, met name naar acties die in overeenstemming zijn met sociaal geaccepteerd gedrag.

(14)

2.1.2 Integriteit bestuurders

Integriteit is een belangrijk vereiste voor het soepel functioneren van organisaties (Kaptein & Wempe, 2002). Het concept wordt mede daarom in veel literatuur gerelateerd aan leiderschap. Dit heeft volgens Grojean et al. (2004 in Palanski & Yammarino, 2007) te maken met de grote invloed die bestuurders uitoefenen op ondernemingen. Het is interessant om nader te kijken naar de rol van gedragsintegriteit van deze personen om de consistentie van woorden en acties te analyseren (Simmons, 2002 in Palanski & Yammarino, 2007). Personeel ziet de integriteit van de bestuurder en bestuurders van de organisatie als vanzelfsprekend (Baccili, 2001 in Palanski & Yammarino, 2007). Dit creëert een bepaalde blindheid en daarmee een gebrek aan feedback, waardoor de bestuurder feitelijk een vrijbrief tot handelen heeft. Dit kan de positie van de bestuurder en het bedrijf negatief beïnvloeden.

Zowel bestuurders of managers van multinationals als van MKB-bedrijven hebben een ieder in hun vakgebied te maken met integriteitskwesties. Kaptein (2002) stelt cruciale vragen over integriteit bij leidinggevenden: Wat onderscheidt de integere manager? Wat is typerend aan de integriteit van de manager? En zijn er algemeen toepasbare criteria vast te stellen? Om deze vragen te kunnen beantwoorden heeft hij een model ontwikkeld: ‘het diamant van de integriteit van managers’. Dit model kijkt enerzijds naar de integriteit van de manager als persoon en anderzijds hoe deze manager de integriteit van personeel stimuleert.

Kaptein (2002) ziet een integere manager als authentiek, constructief en betrouwbaar. Hij opertionaliseert integriteit van bestuurders aan de hand van drie dimensies:

1. Een authentieke manager geeft duidelijk zijn morele grenzen aan, heeft duidelijke idealen als het gaat om visie over wat hij wil bereiken en draagt waarden met zich mee die een richtsnoer vormen voor zijn handelen: ‘’Waarden verbinden onze idealen met onze morele grenzen’’ (Kaptein, 2002). 2. Een constructieve manager heeft een morele plicht financieel-economische waarde te creëren. Daarnaast moet hij echter ook ecologische en sociale waarde toevoegen om meerwaarde uit mensen te halen.

3. Een betrouwbare manager is consistent in de afspraken die hij maakt, verwachtingen die hij creëert en intenties die hij uitspreekt. Tevens treedt de manager coherent op.

Bovengenoemde visie van Kaptein (2002) toont hoe de integriteit van bestuurders

(15)

2.1.3 Meetinstrumenten voor integriteit

In deze paragraaf worden verschillende meetinstrumenten besproken en met elkaar vergeleken om zo de meest geschikte methode voor dit onderzoek te bepalen.

Integriteitstesten kunnen worden ingedeeld in twee categorieën. Allereerst is er de open test (‘overt’) en daarnaast de verborgen of gesloten test (‘covert’). Neuman en Baydoun (1998) hebben onderzoek gedaan naar de waarde van deze open en verborgen integriteitstesten. De literatuur geeft geen eenduidigheid welke test leidend moet zijn in gebruik (Camera & Schneider, 1994; Goldberg et al., 1991; Ones et al., 1993; Sackett et al., 1989; Sackett & Harris, 1984 in Neuman & Baydoun, 1998). Beide testen hebben typische en waardevolle kenmerken:

 De open test toont duidelijk het doel van het meetinstrument door de inhoud van de testvragen. Binnen dergelijke testen worden directe vragen gesteld om bepaald gedrag te meten (Ones et al., 1993 in Neuman & Baydoun, 1998). Deze open testen zijn nog steeds de dominante methode om integriteit te meten (Sackett & Harris, 1984 in Neuman & Baydoun 1998).

 Bij de gesloten test is het doel van het meetinstrument niet direct af te leiden uit de inhoud van de testvragen. Binnen dergelijke testen worden vragen gesteld om bepaald gedrag te voorspellen die gebaseerd zijn op persoonlijkheidsaspecten. Deze uitkomsten van deze test worden gedefinieerd in termen van al dan niet integer-zijn. De gesloten test wordt ook wel geheime test of persoonlijkheidstest genoemd omdat deze is gebaseerd op algemene onderliggende persoonlijkheidsconstructen. Zo wordt met deze test bijvoorbeeld geprobeerd contraproductief gedrag op het werk te voorspellen door samengestelde constructen als betrouwbaarheid, aanpassingsvermogen en consciëntieus-/ordelijkheid (Neuman & Baydoun, 1998). Dit lijkt raakvlakken te vertonen met de persoonlijkheidsstructuren uit de vijf- en zesfactoroplossing om persoonlijkheid te analyseren. Zoals eerder gesteld heeft persoonlijkheid sterke invloed op integriteit (Ashton & Lee, 2001, 2008; Ashton et al., 2004, Vries et al., 2008, Lee & Ashton, 2004, 2008; Vries et al., 2009. Gesloten testen resulteren in een meer genuanceerde schaal die de mate van integriteit aangeeft.

(16)

stelen van geld of goederen, misbruik maken van bedrijfsprivileges of beschadiging van eigendom van het bedrijf. Gesloten integriteittesten worden meestal gevalideerd met behulp van meer algemene soorten van wangedrag op het werk, zoals prestaties, ziekteverzuim of te laat komen.’’ Beide testen worden voor dezelfde doeleinden gebruikt, alleen is de psychologische gedachte van de integriteittesten in het algemeen onduidelijk (Hogan & Brinkmeyer, 2007).

Meetinstrumenten om de integriteit van een persoon te kunnen testen, worden in de wetenschap ook wel COPS genoemd. COPS staat voor ‘Criterion Focused Occupational Personality Scale’ en is feitelijk een verzamelbegrip voor integriteittesten (Ones & Viswesvaran, 2001). In de literatuur worden de volgende gerenommeerde open en gesloten testen om integriteit te meten genoemd:

 PDI – (Personal DISCernment Inventory) Employment Inventory van Paajanan (1986). De Employment Inventory (EI) voorspelt resultaat, service en houding. De test wordt door grote bedrijven gebruikt voor personeelsselectie. PDI wordt gezien als een open integriteittest. De PDI Employment Inventory was in de jaren ‘90 de meest volledig ontwikkelde, op persoonlijkheid gebaseerde integriteittest (Keyser & Sweetland, 1991). Het invullen van de ongeveer 250 vragen tellende vragenlijst kost ongeveer 45 minuten.

 IBES - Inventar Berufsbezogener Einstellungen und Selbsteinschätzungen van Marcus (2006). Dit is een wetenschappelijk onderbouwde integriteittest die is ontwikkeld voor duitstalige landen. Het primaire doel van deze test is om contraproductief werkgedrag te signaleren. Ook deze test wordt met name ingezet voor personeelselectie. Deze test richt zich in tegenstelling tot de PDI niet op mate van geschikheid voor een bepaalde functie maar focust op menselijk gedrag. De IBES-test is een deels open en deels gesloten integriteittest. Hij telt ongeveer 115 vragen en duurt 20 minuten om volledig in te vullen.

 De Orpheustest is ontwikkeld door Rust (1996). Dit is een wetenschappelijk ontwikkelde integriteittest die is gevalideerd in het Verenigd Koninkrijk en internationaal toepasbaar is. Deze methode wordt hoofdzakelijk ingezet voor personeelsselectie doeleinden. Net zoals IBES is Orpheus een gecombineerde open en gesloten integriteittest. De Orpheustest bestaat uit vijf schalen die vergelijkbaar zijn met de ‘Big Five’ persoonlijkheids dimensies (Rust, 1996). De vragenlijst bevat 190 vragen en kost ongeveer 30 minuten om in te vullen.

(17)

et al. (2008) geschikt gemaakt voor de Nederlandse markt (zie hoofdstuk 2.2.2.). Vervolgonderzoek heeft geleid tot een herziene, Nederlandse HEXACO test: de HEXACO-PI-R.

De HEXACO-test lijkt het beste aan te sluiten bij het vraagstuk dat centraal staat in deze thesis. De toegevoegde waarde van de test is dat deze beide centrale concepten uit dit onderzoek meetbaar maakt. De andere beschreven testen worden hoofdzakelijk gebruikt voor personeelselectie om bepaald contraproductief gedrag te bepalen. Uit het onderzoek van Lee et al. (2005) blijkt dat de integriteitsvragen uit de HEXACO-methode sterke overeenkomst vertonen met verschillende commerciële integriteitstestsen zoals de ‘Employee Integrity Index’ van Ryan en Sackett (1987 in Lee et al., 2005). De gesloten HEXACO-test vertoont raakvlakken met de persoonlijkheidsstructuren van de vijffactoroplossing (Neuman & Baydoun, 1998). Dit is van toegevoegde waarde voor dit onderzoek naar de samenhang tussen integriteit en persoonlijkheid. Een kanttekening voor zowel open als gesloten testen is dat deze over het algemeen worden ingezet om wangedrag op het werk inzichtelijk te maken (Hogan & Brinkmeyer, 2007). De gesloten HEXACO-test kan echter breder worden ingezet en toegepast door toevoeging van de factor integriteit. Dit maakt het mogelijk de mate van (on)ethisch handelen in arbeids- en organisatiesettings te voorspellen (Vries et al., 2009) waarvan ook MKB-bestuurders onderdeel uitmaken.

2.1.4 Deelconclusie integriteit

In voorgaande paragraaf is ingegaan op het concept integriteit. Binnen deze thesis wordt dit gedefinieerd als consistentie in woord en daad. Daarbij gaat het met name om de maatstaf van intenties zoals Vries et al. (2009) omschrijven. De MKB-bestuurder staat centraal in dit onderzoek. Dit is iemand die veel macht heeft binnen een organisatie (Palanski & Yammarino, 2007). Er zijn tal van valide en bruikbare methoden die ingezet kunnen worden om de integriteit van een bestuurder te toetsen. De gesloten HEXACO-test is gezien de relatie met persoonlijkheid het meest bruikbaar voor dit onderzoek. Dit is namelijk het enige meetinstrument dat meerdere persoonlijkheidskenmerken meet en integriteit als een daarvan beschouwt. In de andere methoden wordt integriteit meer benaderd als op zichzelf staande onderzoeksvariabele, wat ze minder geschikt maakt om te kijken naar de samenhang met andere persoonlijkheidskenmerken.

(18)

2.2Persoonlijkheid

2.2.1 Begrip persoonlijkheid

Persoonlijkheid is in sterke mate een voorspeller voor integriteit en kan gezien worden als persoonlijkheidskenmerk (Ashton & Lee, 2001, 2008; Ashton et al., 2004; Vries et al., 2008, Lee & Ashton, 2004, 2008; Vries et al., 2009). Het is daarom een relevante factor om in dit onderzoek naar integriteit te betrekken. In deze paragraaf wordt het concept persoonlijkheid verder uitgewerkt aan de hand van literatuur.

Persoonlijkheid is een breed begrip. Freud heeft in zijn leven geen standpunt ingenomen over de definitie van persoonlijkheid. Zo is binnen zijn werk nergens een expliciete definitie van persoonlijkheid te vinden (Nawas, 1986). Meer recent durven wetenschappers zich wel uit te spreken over het begrip persoonlijkheid. Zo heeft Mayer (2007) geprobeerd duidelijkheid te verschaffen over de verschillende definities van persoonlijkheid:

 Mayer (2007) ziet persoonlijkheid als een geordend systeem van onderdelen dat ontwikkelt en zich uitdrukt in de acties van een persoon.

 Funder (2004 in Mayer, 2007) kijkt naar persoonlijkheid als individueel karakteristiek patroon van gedachten, emoties en gedrag.

 Pervin et al. (2005 in Mayer, 2007) bekijkt persoonlijkheid als die kenmerken van een persoon die zorgen voor consistente patronen van gevoelens, gedachten en gedrag.

De hiervoor beschreven definities van persoonlijkheid vertonen de nodige overlap in die zin dat de nadruk ligt op patronen en ontwikkeling. Mayer (2007) benadert persoonlijkheid als een systeem terwijl Pervin (2005 in Mayer, 2007) persoonlijkheid ziet als een set kenmerken. De definitie van persoonlijkheid van Mayer (2007) wordt binnen deze thesis gehanteerd. Hierin ligt de focus niet op emotie maar puur op actie/handelen, wat beter meetbaar is. De persoonlijkheidskenmerken van een individu uiten zich in gedrag. Deze persoonlijkheidskenmerken worden hieronder verder beschreven en geoperationaliseerd.

2.2.2 Meetinstrumenten voor persoonlijkheid

(19)

wordt door wetenschappers gezien als het dominante model (Roccas et al., 2002). John en Srivastava (1999) stellen echter dat de ‘Big Five’ methode niet impliceert dat persoonlijkheidsverschillen kunnen worden gereduceerd tot slechts vijf eigenschappen. Integendeel, deze vijf dimensies vertegenwoordigen persoonlijkheid op het breedste niveau van abstractie en geeft elke dimensie een overzicht van een groot aantal verschillende specifieke persoonlijkheidskenmerken. John en Srivastava (1999) impliceren hiermee dat persoonlijkheid wordt gesimplificeerd en dat mensen zichzelf en anderen eenvoudiger kunnen omschrijven. De zesfactoroplossing is een doorontwikkeling van de vijffactoroplossing en is vertaald in het eerder genoemde HEXACO-model. De belangrijkste toevoeging is de dimensie integriteit (Vries et al., 2009).

Er zijn verschillende vijffactorinstrumenten die aangewend kunnen worden voor de identificatie van persoonlijkheidskenmerken. Gosling et al. (2003) onderscheiden de volgende, valide methoden:

 NEO-PI-R: Costa en McCrae’s (1992) hebben het NEO-PI-R systeem ontwikkeld. Dit staat voor NEO Personality Inventory’ systeem en is de meest uitgebreide ‘Big Five’ test die bestaat. Het instrument heeft 240 vragen die iedere dimensie uitgebreid in beeld brengen. Deze

dimensies zijn weer onderverdeeld in clusters met daarin specifieke vragen, tezamen vormen deze clusters de dimensie. Deze methode wordt de ‘Multi item inventory’ genoemd (Gosling et al., 2003). De ‘Multi item inventory’ instrumenten worden als betrouwbaarder gezien dan de ‘Single item inventory’ (Gosling et al., 2003). Het invullen van deze vragenlijst kost 45 minuten, wat te lang gevonden wordt voor de meeste onderzoeksdoeleinden (Gosling et al., 2003).

 BFI: Benet-Martinez en John (1998) en John en Srivastava (1999) hebben het

gerenommeerde Big-Five Inventory system ontwikkeld (Gosling et al., 2003). Dit is een lijst met 44 vragen op basis van een ‘Single item inventory’. Dit betekent dat de vragenlijst geen losse clusters heeft zoals in de hierboven beschreven NEO-PI-R (Gosling et al., 2003). Het invullen van deze vragenlijst kost 5 minuten.

 Goldberg (1992) heeft het Goldberg’s instrument ontwikkeld (Gosling et al., 2003). Dit is een ‘Multi item inventory’ met 100 vragen die iedere dimensie uitgebreid in beeld brengt. Invullen kost 15 minuten. Gezien de roep om meetmethoden die niet teveel tijd in beslag nemen heeft Saucier (1994) een 40 ‘Single item inventory’ ontwikkeld dat is afgeleid van Goldberg (1992).

(20)

De belangrijkste zesfactormethode om persoonlijkheid te meten is zoals gezegd de Hexaco-methode die is ontwikkeld door Lee, Gizzarone en Ashton (2003). Zij hebben een 108 ‘Multi item inventory’ instrument opgesteld. Vries et al. (2009) hebben voor de Nederlandse markt een aantal versies van het HEXACO-instrument ontwikkeld met respectievelijk 200, 100 en 60 items.

Gosling et al. (2003) stellen dat de ‘Big Five’ methode veel wordt toegepast in wetenschappelijk onderzoek. Hoewel eigenlijk uitsluitend gewerkt zou moeten worden met meetinstrumenten met de hoogst haalbare betrouwbaarheid, worden in de praktijk minder tijdrovende, korte meetinstrumenten gebruikt (Gosling et al., 2003). Als persoonlijkheid niet de centrale factor is in een onderzoek dan biedt TIPI uitkomst (Gosling et al., 2003). Barrick en Mount (1991) zien het gebruik van een korte methode als robuust systeem om de ‘Big Five’ te toetsen en een goede uitgangspositie voor het formuleren en toetsen van hypothesen over de verschillende persoonlijkheidsdimensies. Jonason et al. (2011) hebben onderzoek gedaan naar de TIPI-methode van Gosling et al. (2003). Zij concluderen dat TIPI redelijkerwijs een valide en effectieve onderzoeksmethode is, hoewel dit laatste de interne consistentie beperkt. Gosling et al. (2003) kwamen eerder tot eenzelfde constatering.

De HEXACO-methode maakt het mogelijk om naast persoonlijkheid ook integriteit te meten. Daarmee kan een betere voorspelling worden gemaakt van de integriteit van werknemers en eventuele onethische besluitvorming (Ashton & Lee, 2008; Lee et al., 2008). Vries et al. (2009) zeggen hierover: ‘’Daar waar het gaat om de voorspelling van manipulatief en onethisch gedrag, lijkt het HEXACO-model superieur te zijn aan het Big Five model’’ (p. 243).

De ‘Big Five’ bestaat uit de volgende dimensies:

 I - Vriendelijkheid: De mate waarin iemand het belang van een ander boven zijn eigen belang plaatst. Personen die hoog op deze dimensie scoren, staan meer open voor de wensen en belangen van een ander terwijl een lage score duidt op gerichtheid op het eigen belang.

 II – Emotionele stabiliteit: De mate waarin iemand emotioneel stabiel is. Personen die hoog op deze dimensie scoren, worden als emotioneel standvastig gezien. Personen die laag op deze dimensie scoren zijn emotioneel instabieler en voelen meer angst.

 III - Extraversie: De mate waarin iemand gericht is op de buitenwereld. Personen die hoog op deze dimensie scoren, worden als extravert gezien terwijl een lage score duidt op introversie.

(21)

 V - Autonomie: De mate waarin iemand open staat voor het ‘nieuwe’ in het leven. Personen die hoog op deze dimensie scoren, worden als fantasten en diepzinnig gezien. Personen die laag op deze dimensie scoren worden geduid als conservatief en kritisch.

Onder figuur 1 (Vries et al., 2009) staan de belangrijkste karaktereigenschapen die worden toegekend aan de vijf persoonlijkheidsdimensies.

Figuur 1: Operationalisering dimensies Big Five (Vries et al., 2009)

De zes HEXACO-dimensies wijken iets af van de Big Five:

 I - Extraversie: De mate waarin iemand gericht is op de buitenwereld. Personen die hoog op deze dimensie scoren worden als extravert gezien terwijl een lage score duidt op introversie.

 II – Verdraagzaamheid: De mate waarin iemand zachtaardig, vergevingsgezind, aanpassingsbereid en geduldig is. Personen die hoog scoren op deze dimensie worden als sociaal gezien, een lage score duidt op een asociale persoonlijkheid.

(22)

 IV - Consciëntieusheid: De mate waarin iemand geordend en gestructureerd zijn dagelijks leven vormgeeft. Personen die hoog op deze dimensie scoren, worden als consciëntieus gezien. Personen die laag in deze dimensie scoren, worden als flexibel of wanordelijk gezien.

 V - Openheid: De mate waarin iemand open staat voor het ‘nieuwe’ in het leven. Personen die hoog op deze dimensie scoren, worden als fantasten gezien. Dit in tegenstelling tot een lage score die duidt op conservatisme.

 VI - Integriteit: De mate waarin iemand oprecht, rechtvaardig en bescheiden is en hebzucht vermijdt. Personen die hoog scoren op deze dimensie, worden gezien als integer terwijl een lage score duidt op een gebrek aan integriteit.

In figuur 2 (Vries et al., 2009) zijn de belangrijkste aspecten van de zes HEXACO-dimensies weergegeven.

(23)

Alle dimensies van de Big Five en HEXACO zijn bipolair van aard (Gosling et al., 2003). Zo staat extraversie bijvoorbeeld tegenover introversie. Van deze afzonderlijke dimensies zijn aspecten afgeleid in de vorm van de meest belangrijkste karaktereigenschapen van een persoon (zie figuur 1 en 2) (Vries et al., 2009). Gosling et al. (2003) stellen dat iedere dimensie zich uit in specifeke karaktertrekken of uitingen. Deze zijn door de Vries et al. (2009) uitgedrukt in bijvoegelijk naamwoorden.

Het HEXACO-model is gebaseerd op veelal dezelfde lexiale studies en theoretische invalshoeken als het Big Five model (Ashton & Lee, 2001). Vries et al. (2009) zeggen hierover: ‘’De belangrijkste toevoeging van het HEXACO-model is de toevoeging van de integriteitsdimensie (Honesty-Humility), maar daarnaast bevat het model ook wijzigingen in de posities van de assen van verdraagzaamheid en emotionaliteit; deze zijn geroteerd ten opzichte van de assen van vriendelijkheid en emotionele stabiliteit in het ‘Big Five’ model.’’ (p. 233). Naast de toevoeging van integriteit als dimensie bevat het HEXACO-model een heroriëntatie van de genoemde Big Five dimensies:

 De HEXACO- dimensie verdraagzaamheid wordt geoperationaliseerd met hardvochtigheid en prikkelbaarheid. In het Big Five model wordt deze dimensie gelijkmoedigheid genoemd, wat zich uit in emotionele stabiliteit, zachtmoedigheid en geduld (Vries et al., 2009).

 De HEXACO-dimensie emotionaliteit wordt uitgedrukt in kwetsbaarheid en sentimentaliteit, terwijl dit in het Big Five model onbevreesdheid en onafhankelijkheid zijn (Vries et al., 2009).

 De dimensies extraversie, consciëntieusheid en openheid lijken een gelijke betekenis te krijgen in zowel het HEXACO- als Big Five model (Vries et al., 2009).

(24)

Het meten van integriteit is relevant omdat het gezien wordt als een voorspeller van daadwerkelijk vertoonde integriteit op de werkplek (Vries et al., 2009). Vries et al. (2009) inventariseerden diverse integriteitsonderzoeken die op de werkvloer en binnen verschillende thema’s zijn uitgevoerd:

 delinquentie op de werkplek (Lee et al., 2005)

 anti-sociaal gedrag op de werkplek (Lee et al., 2005)

 onethische besluitvorming in organisaties (Ashton & Lee, 2008)

De relevantie ervan voor dit onderzoek is echter beperkt. De reden hiervoor is dat de genoemde studies zich richten op integriteit op de werkvloer. De persoonlijkheid van het individu is daarbij buiten beschouwing gelaten. Dit terwijl Vries et al. (2009) juist constateerden dat de HEXACO-dimensie integriteit een belangrijke voorspeller is voor ethisch gedrag en studie- en werkprestaties.

2.2.3 Deelconclusie persoonlijkheid

In deze paragraaf is het begrip persoonlijkheid nader verkend. Binnen dit onderzoek wordt dit begrip benaderd als de algemene focus op individuele verschillen van iemands persoonlijkheid waardoor je van elkaar verschilt (Mayer, 2007). Geconcludeerd wordt dat de HEXACO-methode de meest geschikte methode is om de persoonlijkheid en integriteit van MKB-bestuurders te meten. De combinatie van beide concepten in een vragenlijst sluiten goed aan bij de focus van dit onderzoek. Bovendien wordt deze methode gezien als een betrouwbaardere voorspeller van manipulatief en onethisch gedrag.

2.3 Integriteit & Persoonlijkheid

In bestaand onderzoek wordt een relatie vastgesteld tussen de persoonlijkheiddimensies van Big Five en integriteit. Zo blijkt uit onderzoek van Ones et al. (1993) dat correlaties zichtbaar zijn tussen integriteit en respectievelijk consciëntieusheid, vriendelijkheid en emotionele stabiliteit. Dit werd bevestigd in vervolgonderzoek van Ones et al. (2001) waarin de correlaties variereerden tussen 0,45 en 0,60. Zij constateerden verder dat de aangetoonde correlaties tussen persoonlijkheidsconstructen en integriteit in de kern lijken op COPS-schalen. Ook uit onderzoek van Hogan en Brinkmeyer (2007) komt naar voren dat overlap bestaat voor de factoren consciëntieusheid en emotionele stabiliteit. Vries et al. (2009) beschreven dat met name de dimensie consciëntieusheid sterke correlatie vertoont voor Big Five en HEXACO.

(25)

bekijkt. Dit wil zeggen dat naast de persoonlijkheidsdimensies ook ethisch gedrag wordt voorspeld. Vries et al. (2009) zegt dat: ‘’de incrementele validiteit van integriteitstests, boven die van algemene intelligentie, zelfs hoger te zijn dan de incrementele validiteit van consciëntieusheid (Schmidt & Hunter, 1998). Volgens Schmidt en Hunter (1998) is het mogelijk dat consciëntieusheid en integriteit overlappende constructen zijn, maar onderzoek van Lee et al. (2005a) laat zien dat HEXACO consciëntieusheid, dat een grote overlap vertoont met ffm consciëntieusheid, niet sterk gerelateerd was aan de ‘Employee Integrity Index’ (eii; Ryan & Sackett, 1987), een ‘overte’ integriteitstest die sterke overeenkomst vertoont met verschillende commerciële integriteitstests, terwijl HEXACO Integriteit wel sterk positief gerelateerd was aan deze integriteitstest.’’ (p. 242). Wat Vries et al. (2009) hiermee aangeven is dat binnen het HEXACO-model sterk gekeken wordt naar zowel persoonlijkheids- als integriteitskenmerken. Volgens de literatuur kan integriteit daarbij gezien worden als onderdeel van iemands persoonlijkheid. De vijf persoonlijkheidskenmerken verklaren dus samen het zesde HEXACO-kenmerk integriteit, waarbij met name consciëntieusheid en emotionele stabiliteit een rol lijken te spelen. Integriteit kan dan als afzonderlijke factor gemeten worden, maar ook voorspeld worden vanuit andere persoonlijkheidskenmerken. Dit maakt het relevant de persoonlijkheid van bestuurders te meten en te onderzoeken in hoeverre bepaalde kenmerken relatie vertonen met integriteit. Er zijn in bovengenoemde hoofdstukken verscheidene methoden beschreven die hiervoor mogelijk geschikt zijn. Binnen dit onderzoek wordt zoals gezegd de HEXACO-methode gehanteerd.

De betrouwbaarheid van de Nederlandse HEXACO-vragenlijst is vastgesteld aan de hand van Cronbach’s alpha. De factorschalen toonden hoge betrouwbaarheden die varieerden tussen α 0,75 en α 0,84. Deze betrouwbaarheden liggen iets lager dan in het oorspronkelijke onderzoek van Lee en Ashton (2004 in Vries et al., 2009). Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de HEXACO-methode een solide meetinstrument is.

2.4 Gedrag

De hierboven beschreven persoonlijkheidskenmerken vormen de bouwstenen om patronen in gedrag inzichtelijk te krijgen. In voorgaande paragrafen bleek uit de definities van integriteit dat dit tot uiting komt in gedrag. Daarom is gedrag een relevante factor om te betrekken in dit onderzoek.

(26)

belang dat bestuurders zich bewust zijn van het gedrag dat ze vertonen, de afspraken die zij maken en uitspraken die zij doen. Het niet nakomen hiervan kan gevolgen hebben voor bedrijfsvoering, imago en voortbestaan van de organisatie. Wat gebeurt er als een bestuurder een keuze moet maken voor zijn eigen integriteit of die van de organisatie? Grojean (2004 in Palanski & Yammarino, 2009) geeft aan dat bestuurders eerst de activiteiten moeten erkennen en benadrukken het belang van verbetering van zowel de persoonlijke als organisatorische integriteit. Dit kan voor kleinere organisaties lastiger zijn dan voor grotere omdat de kleinere afhankelijker is van de invloed en rol van de bestuurder. Gesteld kan worden dat de bestuurder van een kleine organisatie verantwoordelijk is voor het beleid en richtlijnen en daarmee ook voor het klimaat binnen de organisatie.

Palanski en Yammarino (2009) hebben een relatie gelegd tussen het gedrag van de bestuurder en integriteit. Gedrag beschouwen zij daarbij als de zichtbare activiteit van een persoon. Hieruit kan worden afgeleid dat een niet integere handeling het vertonen van bepaald gedrag is en dat integriteit dus aan gedrag kan worden afgelezen.

Dit onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan het voorspellen van integer gedrag. Er is veel onderzoek gedaan naar gedragsvoorspellende factoren. Binnen deze stroom aan literatuur worden Ajzen en Madden (1986) als een van de grondleggers gezien. Hun inzichten zijn mogelijk relevant voor dit onderzoek omdat ze mede kunnen verklaren wat de relatie is tussen persoonlijkheidskenmerken en gedrag(sintentie).

Ajzen en Madden (1986) stellen dat ‘’hoe sterker iemands intentie, hoe meer de persoon wordt verwacht dit te proberen en dus hoe groter de kans dat het gedrag daadwerkelijk wordt uitgevoerd.’’ Dit is feitelijk de kern van beredeneerd gedrag; het hebben van controle en vrijheid over eigen gedrag. Dit is is vertaald in een gedragsmodel door Ajzen & Madden (1986) (zie figuur 3). Iedere factor uit dit model draagt bij aan het voorspellen van gedrag en dus ook integriteit. Intentie wordt in dit model gezien als de drijfveer voor gedrag. Deze intentie wordt op zijn beurt bepaald door drie onafhankelijke determinanten:

 Houding ten opzichte van gedrag.

 Subjectieve norm, ook wel normatieve overtuigingen genoemd. Deze heeft betrekking op de afweging tussen prestatiedrang en uit te voeren gedrag. Door bepaalde externe invloeden, personen of groepen wordt bepaald gedrag wel of juist niet vertoond.

(27)

Mensen wegen deze determinanten naar hun belang op dat moment, op basis waarvan zich een gedragsintentie vormt (Ajzen & Madden, 1986). Het daaropvolgende vertoonde gedrag is dus het directe gevolg van deze intentie (Ajzen & Madden, 1986). Overigens blijkt dat gedrag niet altijd een vrije keuze is, maar dat het min of meer beredeneerd en onder controle vertoond wordt (Ajzen & Madden, 1986).

Figuur 3: Theorie van gepland gedrag (Ajzen & Madden, 1986)

Het gedragsmodel zoals weergegeven in figuur 3 laat zien dat waargenomen gedragscontrole, houding ten opzichte van gedrag en subjectieve norm bepalende factoren zijn bij het vormen van de gedragsintentie. Ajzen en Madden (1986) zeggen over de toevoeging van de determinant waargenomen gedragscontrole: ‘’hoe meer het bereiken van een bepaald gedrag als doel wordt gesteld, onder wilskrachtige controle, des te sterker de intentie van de persoon wordt om het te proberen.’’ (p.472). Het gaat hier dus om gedragsbeheersing. Ajzen (1991) geeft aan dat een persoon ook de benodigde middelen en kansen nodig heeft om gedrag te vertonen. Vertoond gedrag kan daarmee worden beïnvloed door externe factoren. Te denken valt aan omgeving, economisch klimaat, et cetera. In relatie tot deze thesis kan dus worden gesteld dat ook de branche waarin de bestuurder actief is, mogelijk een rol speelt bij integriteit.

(28)

en kan leiden tot bepaald gedrag. Deze aanvullende zienswijze wordt binnen deze thesis niet verder uitgediept maar wordt wel gebruikt als handvat voor kritische reflectie op de onderzoeksresultaten in het discussiehoofdstuk.

2.5 Conceptueel kader

Op basis van het geschetste theoretisch kader wordt in deze paragraaf het conceptueel model geformuleerd en toegelicht.

2.5.1 Sector

De onderzoekspopulatie bestaat uit bestuurders van MKB-ondernemingen uit de sectoren groothandel en dienstverlening. De sector wordt als variabele toegevoegd aan het conceptueel kader omdat deze invloed van belang kan zijn bij het interpreteren van de resultaten. In bestaande literatuur wordt de samenhang tussen sector en integriteit of tussen sector en persoonlijkheid niet geadresseerd.

Een groothandel wordt in dit onderzoek gedefinieerd als een organisatie die gericht is op het drijven van handel tussen bedrijven, met als kenmerk het voortstuwen van producten. Binnen deze sector kunnen bestuurders in aanraking komen met landen waar politieke onrust heerst, andere wet- en regelgeving geldt en/of andere normen gelden voor zakendoen. Gesteld kan worden dat daardoor binnen deze sector integriteitsrisico’s bestaan.

Een dienstverlenend bedrijf levert een dienst of pakket van diensten aan een andere partij. Dit

kunnen bedrijven, instanties of particulieren zijn. Deze sector draait op sociale contacten, waardoor

gesteld kan worden dat intenties voor zakendoen mogelijk niet altijd gelijk zijn. Hierdoor ontstaan de nodige integriteitsrisico’s.

Binnen de sectoren spelen eigen risico’s die mogelijk invloed kunnen hebben op integriteit van de bestuurder. Voorafgaand aan het onderzoek werden geen verschillen verwacht tussen de sectoren.

2.5.2 Conceptueel model

(29)

verondersteld dat deze kunnen leiden tot de intentie tot en/of integer gedrag. De veronderstelde verbanden zijn weergegeven in figuur 4.

Figuur 4: Conceptueel model

2.5.3 Deelvragen

Het bovenstaande conceptueel model toont de veronderstelde verbanden tussen persoonlijkheid, integriteit en sector. De toevoeging van intentie en gedrag zijn opgenomen als expansiemogelijkheid van dit onderzoek en kan richting geven bij vervolgonderzoek. Deze paragraaf toont de bijbehorende deelvragen die richting geven aan het onderzoek, dat toetsend van aard is.

(30)

3. Vormt het persoonlijkheidskenmerk mate van consciëntieusheid een voorspeller voor integriteit? 4. Vormt het persoonlijkheidskenmerk mate van emotionaliteit een voorspeller voor integriteit? 5. Vormt het persoonlijkheidskenmerk mate van openheid een voorspeller voor integriteit? 6. Vormt de sector een voorspeller voor integriteit alsmede de afzonderlijke

persoonlijkheidskenmerken?

Om de deelvragen te kunnen beantwoorden, worden persoonlijkheid en integriteit

(31)

3. ONDERZOEKSDESIGN & METHODEN

Binnen dit hoofdstuk worden de onderzoeksmethoden beschreven en verantwoord. In paragraaf 3.1. wordt allereerst ingegaan op de onderzoeksbenadering, gevolgd door de onderzoeksopzet in paragraaf 3.2, de steekproefselectie en afnameprocedure in paragraaf 3.3, de data-verwerking en analyse in paragraaf 3.4. Er wordt afgesloten met de validiteit en betrouwbaarheid in paragraaf 3.5.

3.1 Onderzoeksbenadering

Er is gekozen voor een toetsende onderzoeksbenadering. Er is immers al het nodige bekend over persoonlijkheid en integriteit in bestaande literatuur. Dit maakt het begrip goed te operationaliseren en toetsbaar. Bestuurders van MKB-ondernemingen uit de sectoren groothandel en dienstverlening in en rond de regio Amsterdam is gevraagd een vragenlijst in te vullen. Het werken met een vragenlijst past bij beschrijvend onderzoek waarbij kwantitatieve data worden verzameld. Dit wordt gedaan door een steekproef te trekken uit een geselecteerde populatie waardoor een relatie vastgesteld kan worden tussen verschillende variabelen (Saunders et al., 2009). Kwantitatief onderzoek is een geschikte methode om een theorie uit te werken aan de hand van een conceptueel model (Jonker & Pennink, 2004).

3.2 Onderzoeksopzet

Er wordt gewerkt met de Nederlandse, gevalideerde versie van de HEXACO-vragenlijst. Er is voor gekozen de methode zoals ontwikkeld door Vries et al. (2009) te hanteren waarin gebruik wordt gemaakt van een 5-punts likertschaal. Kritische opmerking is wel dat dit bestuurders minder ruimte geeft voor het kiezen van een gewenste antwoord. De auteur heeft alleen de inleiding aangepast en vragen over demografische gegevens toegevoegd aan het einde van de vragenlijst. Hier is voor gekozen omdat het een bijdrage kan leveren aan de interpretatie van de onderzoeksresultaten. Er zijn vragen opgenomen over geslacht, leeftijd, sector en actieve jaren als bestuurder van de onderneming. De definitieve versie van de vragenlijst is terug te vinden in bijlage A. Alle respondenten die mee hebben gewerkt aan het onderzoek zijn aan het eind van de vragenlijst direct bedankt voor hun bijdrage.

(32)

De vragenlijst is door Vries et al. (2009) zo opgesteld dat alle concepten worden gemeten. De sleutel hiervan is zichtbaar in de scoretabel onder figuur 5. De nummers in deze figuur komen overeen met de vragen uit de enquête. Deze sleutel is bedoeld om aan te geven welke persoonlijkheidskenmerken horen bij welke vragen. De R achter de nummers zijn bedoeld om de schalen te construeren en negatief gestelde items om te poolen. De subdimensie oprechtheid bestaat uit een viertal vragen, uitgewerkt staan deze binnen het onderzoek als oprechtheid1, oprechtheid2, en verder. Deze opbouw geldt ook voor de andere subdimensies.

Figuur 5. Scoretabel HEXACO 100-item vragenlijst (Vries et al., 2009)

3.3 Steekproefselectie en afnameprocedure

(33)

De theoretische onderzoekspopulatie omvat alle bedrijven in Amsterdam die actief zijn binnen de sectoren groothandel en dienstverlening. Rabobank heeft een marktaandeel van 33% in de zakelijke markt in Amsterdam (Rabobank 2014). Dit is vrijwel gelijk binnen beide sectoren. De Rabobank Amsterdam heeft in totaal met 1.480 bedrijven een financiële relatie waarvan 259 klanten binnen de sector Groothandel actief zijn en 1.221 klanten binnen de sector Dienstverlening (Rabobank, 2014). De theoretische onderzoekspopulatie van de steekproef is daarmee 4.485. Om een 90% betrouwbaarheid te realiseren moesten 67 vragenlijsten ingevuld worden. Dit is de minimaal aanbevolen omvang voor een representatieve steekproef van deze onderzoekspopulatie. Dit aantal is berekend op basis van de volgende formule N = (z2 x p (1-p))/((z2 x (p(1-p)/N))+b2) (Kaap, 2006). Het aanhouden van een betrouwbaarheid van 90% is acceptabel omdat aan de uitkomsten van dit onderzoek geen consequenties worden verbonden die directe weerslag hebben op bestuurders uit de beschreven sectoren. Grote onderzoeksbureaus werken veelal met betrouwbaarheden van 95%. Lagere betrouwbaarheden van bijvoorbeeld 90% worden gebruikt als het moeilijk of duur is respondenten te vinden voor het desbetreffende onderzoek (Rustenburg et al., 2000).

De foutmarge is ingesteld op 10%, wat aangeeft dat de resultaten 10% hoger of lager kunnen uitvallen dan de gevonden waarden. De foutmarge wordt gebruikelijk lager ingesteld, maar binnen deze thesis is 10% acceptabel gezien de beperkte omvang van de steekproef. Tenslotte is de variatie vastgesteld op 50. Dit is de variabele die aangeeft welk antwoord wordt verwacht bij iedere vraag. Als dat vooraf niet in te schatten is, wordt 50 als meest conservatieve standaard gebruikt (Israel, 1992).

De vragenlijsten zijn verspreid onder de klantportefeuille en in het eigen netwerk van de onderzoeker. Dit lijkt op een aselecte, niet-toevalsgestuurde steekproef maar is in feite een aselecte, toevalsgestuurde steekproef waarbij sprake is van clustering. Een geclusterde steekproef is een simpele, effectieve methode (Blumberg et al., 2008).

(34)

versturen van de vragenlijsten is geen onderscheid gemaakt tussen sectoren. Er zijn voor dit onderzoek 80 vragenlijsten verspreid, hiervan zijn 69 vragenlijsten retour gekomen. Dit komt neer op een responspercentage van 86%. Omdat de enquête persoonlijk is afgegeven bij respondenten en deze geregeld zijn herinnerd via e-mail, is de non-respons aanzienlijk verlaagd.

Samenstelling van de steekproef is ingestoken om een zo’n hoog mogelijke representativiteit te waarborgen. De bestuurders die de vragenlijsten hebben geretourneerd vertonen een evenwichtige spreiding in geslacht, leeftijd en ervaring. Zie bijlage B.

3.4 Dataverwerking en analyse

Om de resultaten van de vragenlijst op een goede manier te analyseren, zijn de afhankelijke en onafhankelijke variabelen geïdentificeerd. Een onafhankelijke variabele is een voorspellende variabele die de afhankelijke variabele verandert (Saunders et al., 2009). Binnen deze thesis is de afhankelijke variabele integriteit, de voorspellende onafhankelijke variabelen zijn de persoonlijkheidskenmerken. De sector kan gezien worden als modererende variabele.

De ruwe data uit de enquêtes zijn eerst verwerkt in een Exceldocument waarna ze zijn overgezet en geanalyseerd met SPSS®. Dit statistische programma wordt gebruikt voor het meten van betrouwbaarheden, correlaties, regressies, verbanden en significanties. Om de verbanden tussen de

variabelen uit het conceptueel model te onderzoeken, is een exploratieve factoranalyse uitgevoerd.

Zo zijn eerst de schalen geconstrueerd waarbij rekening is gehouden met het ompoolen van negatief

gestelde items. Omdat er gekozen is gebruik te maken van een bestaande gevalideerde vragenlijst

was het samenstellen van variabelen, zie scoretabel onder figuur 5, eenvoudig. Het proces van ompoolen en herleiden was wel noodzakelijk om tot significante data te komen, dit om het bewijs van de in deze thesis bepaalde stelling van geldigheid te voorzien. Vervolgens is gekeken naar de validiteit van de resultaten, waarna werd ingezoomd op de invloed van persoonlijkheidskenmerken op integriteit. Tot slot is ook de relatie van beide met de sector erbij betrokken. Deze analyses zijn uitgevoerd aan de hand van de Pearson correlatiecoëfficiënt en een regressie-analyse voor deze correlaties.

3.5 Betrouwbaarheid en validiteit

(35)

Betrouwbaarheid beschrijft de kwaliteit van de vragenlijst en in hoeverre deze foutloos is. Door te werken met een gestandaardiseerd meetinstrument dat gebruikmaakt van gesloten stellingen is getracht de betrouwbaarheid te optimaliseren. Er zijn verschillende methoden om betrouwbaarheid te meten. Binnen dit onderzoek wordt hiervoor Cronbach’s Alpha gehanteerd. Deze methode geeft aan hoe homogeen de vragen uit de steekproef zijn om een specifiek construct te meten. Dit is bepaald door de correlatiecoëfficient te berekenen. Deze moet idealiter liggen tussen de -1 en +1 maar omdat varianties alleen positieve waarden hebben, is de coëfficient vastgesteld tussen de 0 en 1. Hoe dichter de score bij 1 ligt, hoe betrouwbaarder het meetinstrument. In hoofdstuk 4 wordt de betrouwbaarheid van dit onderzoek verder toegelicht.

Validiteit heeft betrekking op de geldigheid van de vragenlijst en gaat over de vraag of gemeten wordt wat gemeten moest worden. Binnen deze thesis is validiteit geborgd door gebruik te maken van een reeds gevalideerd meetinstrument dat gestandaardiseerd is voor de Nederlandse markt. Een pretest van de vragenlijst heeft hierdoor al plaatsgevonden. Hanteren van een gevalideerd meetinstrument zorgt zowel voor inhoudsvaliditeit als interne validiteit. De vragenlijst meet dus de relevante constructen zodat daadwerkelijk conclusies getrokken kunnen worden over de onderzoekspopulatie.

(36)

4. ONDERZOEKSRESULTATEN

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de enquêtes besproken en geanalyseerd. Allereerst wordt echter ingegaan op de validatie van deze resultaten in paragraaf 4.1.

4.1 Validatie

Binnen deze thesis is gebruik gemaakt van bestaande schalen. De validiteit hiervan is opnieuw gecontroleerd door middel van verschillende analyses. Eerst is gekeken naar de betrouwbaarheid van de schaalitems aan de hand van Cronbach’s Alpha (α). Dit is de meest gangbare en betrouwbare statistische methode om betrouwbaarheid te meten (Cronbach, 1951). Er moet altijd gestreefd worden naar een zo betrouwbaar mogelijk onderzoek. Nunnaly (1978) hanteert een betrouwbaarheid van 0,7 als richtlijn voor een acceptabele betrouwbaarheid. Wel geeft hij aan dat een lagere betrouwbaarheid óók wordt gehanteerd in wetenschappelijke literatuur. Binnen dit onderzoek zijn zes schalen gebruikt die elk bestonden uit 16 tot 20 items. De resultaten van de uitgevoerde betrouwbaarheidsanalyse zijn weergegeven in tabel 1. In bijlage 2 is de uitgebreide analyse opgenomen waarin ook staat welke vragen de variabelen meten.

Variabele Aantal items in test Cronbach’s Alpha (α) Gemiddelde (M) (n=69) Standaard deviatie (SD) (H) Integriteit 16 ,862 3,44 ,617 (E) Emotionaliteit 16 ,818 2,80 ,543 (X) Extraversie 16 ,757 3,72 ,420 (A) Verdraagzaamheid 16 ,816 2,82 ,502 (C) Consciëntieusheid 16 ,734 3,52 ,441

(O) Openheid voor Ervaringen 20 ,780 3,22 ,479

Tabel 1: Cronbach's alpha, gemiddelde en standaarddeviatie

(37)

gelaten bij de betrouwbaarheidstest omdat de betrouwbaarheid en onderlinge verbanden geen onderdeel vormen van deze thesis. Het doel was om integriteit af te zetten tegen de overige vijf persoonlijkheidskenmerken. Hierdoor zijn de subschalen van ondergeschikt belang.

De items zijn niet opgeschoond om een hogere validiteit te bewerkstelligen. Reden hiervoor is dat de betrouwbaarheid al hoog was. Er is daarom voor gekozen de oorspronkelijke vragen aan te houden om zo de inhoudsvaliditeit te borgen.

4.2 Analyse en resultaten

In tabel 1 en 2 zijn de gemiddelden van de verschillende variabelen weergegeven. Nadere analyse van deze gemiddelden geeft inzicht in de variatie in scores van de respondenten op de zes

kenmerken. Dit is uitgesplitst naar sector. Voor de resultaten hiervan wordt verwezen naar tabel 2 waarin de items die dezelfde variabelen meten met elkaar zijn vergeleken. De gemiddelde scores per variabele en ook uitgesplitst naar sector liggen rond de drie. Dit kan mogelijk verklaard worden doordat met een vijfpunts likertschaal is gewerkt. Er zijn geen opmerkelijke uitschieters. Er kan dus gesteld worden dat er geen noemenswaardige verschillen bestaan tussen de sectoren

dienstverlening en groothandel. Op de variabelen emotionaliteit (M 2,80, SD 0617),

verdraagzaamheid (M 2,82, SD 0,502) en openheid voor ervaringen (M 3,22, SD 0,479) scoren de respondenten uit beide sectoren redelijk neutraal (zie tabel 1). Respondenten uit zowel de sectoren dienstverlening (M 3,44, SD 0,85) als groothandel (M 3,41, SD 0,71) scoren gemiddeld hoger op integriteit, extraversie en consciëntieusheid (zie tabel 1 en 2). Als wordt gekeken naar extraversie van respondenten in de sector dienstverlening (M 3,74, SD 0,41) en groothandel (M 3,76, SD 0,44)

ontstaat de indruk dat zij extraverter zijn dan de gemiddelde persoon. Ook scoren respondenten gemiddeld hoger op consciëntieusheid. Dit geldt zowel voor respondenten in de sector

(38)

Sector Sector N Mean Std. Deviation Integriteit 1 Dienstverlening 41 3,44 ,581 2 Groothandel 22 3,42 ,711 Emotionaliteit 1 Dienstverlening 41 2,75 ,514 2 Groothandel 22 2,89 ,620 Extraversie 1 Dienstverlening 41 3,74 ,412 2 Groothandel 22 3,76 ,442 Verdraagzaamheid 1 Dienstverlening 41 2,84 ,496 2 Groothandel 22 2,74 ,550 Consciëntieusheid 1 Dienstverlening 41 3,53 ,416 2 Groothandel 22 3,52 ,527

Openheid voor Ervaringen 1 Dienstverlening 41 3,21 ,476

2 Groothandel 22 3,21 ,526

Tabel 2: T-Test: gemiddelde per sector en standaarddeviatie per sector

Er bestaan nauwelijk verschillen tussen de sectoren dienstverlening en groothandel (zie tabel 2). Het is daarom relevant om de subschalen van integriteit nader te analyseren (zie tabel 3).

Mean Std. Deviation N Oprechtheid1 3,14 1,004 69 Oprechtheid2 3,38 1,059 69 Oprechtheid3 3,74 ,902 69 Oprechtheid4 3,25 ,991 69 Rechtvaardigheid1 3,80 1,389 69 Rechtvaardigheid2 3,51 1,208 69 Rechtvaardigheid3 3,75 1,181 69 Rechtvaardigheid4 3,74 1,184 69 Hebzuchtvermijding1 2,64 1,000 69 Hebzuchtvermijding2 3,28 1,042 69 Hebzuchtvermijding3 3,52 1,145 69 Hebzuchtvermijding4 2,94 1,042 69 Bescheidenheid1 3,42 1,077 69 Bescheidenheid2 3,65 ,921 69 Bescheidenheid3 3,71 1,086 69 Bescheidenheid4 3,55 ,978 69

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

It consists of three main elements, the channel (in light red) between source (S) and drain (D), a gate dielectric (insulator) and the gate itself. Applying a voltage to the

Employees’ Ambidextrous Behaviour and the Supportive Role of Group Managers’ Leadership. What It Takes and Costs to Be an Ambidextrous Manager: Linking Leadership and

In deze analyse werd geen aandacht besteed aan de subjectieve definitie van binge drinking omdat uit tabel 7 naar voren kwam dat persoonlijkheid maar 9,0% van de variantie in

De tegenstrijdigheid dat er wel een significant verband wordt gevonden tussen extraversie en het aantal vrienden op Facebook, maar niet tussen extraversie en het aantal vrienden

However, a vortex ring is formed at the disk edge, which influences the shape of the entrained oil, resulting in a qualitative and quantitative difference compared to the potential

• Jiapan Guo, Chenyu Shi, George Azzopardi, and Nicolai Petkov, Recognition of archi- tectural and electrical symbols by COSFIRE filters with inhibition, In Computer Analysis of

Arend aarzelt vervolgens zijn vriendin te bellen en pas na het weekend geeft hij Cathy antwoord dat hij liever niet werkt in week 30 omdat ze toch wel graag een week samen

Nabije variabelen zoals doeloriëntatie en zelfeffectiviteit hebben mogelijk een directer effect op bijvoorbeeld prestatie-intenties dan persoonlijkheidsken- merken (Elliot