• No results found

Nieuwe ambitie voor het milieubeleid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwe ambitie voor het milieubeleid"

Copied!
120
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

3

column

Dag Job, we hebben een paar keer prettig samengewerkt, veel dank. Ik weet niet hoe je terugkijkt op deze twee jaar. Je hebt het te verduren gehad. Misschien had je niet aan die oppositierol moeten beginnen: een raspoliticus laat zich niet verleiden om zijn eigen partij op één lijn te stellen met een concurrent. Maar je bevindt je nu in een respectabel rijtje van beste premiers die Nederland nooit gehad heeft, met Wouter Bos, met Wiardi Beckman. Op één ding kun je trots zijn: dat je je nooit hebt laten ver- leiden om met modder terug te smijten. Allicht zullen je tegenstanders zeggen dat je dat niet deed omdat je er niet toe in staat bent. Volgens die redenering zijn alleen die mensen fatsoen- lijk, die in bereid zijn anderen te vermoorden maar het niet doen.

Neem de hoeveelheid anonieme bronnen die de sociaal-democratie bleek te hebben rond je aftreden: het reservoir aan halve en hele betrok- kenen dat bereid is zijn hak in een collega te planten, mits zonder naam. De functie van ano- nimiteit is het vermijden van gevaar, je krijgt een maffioos makkelijker achter tralies wan- neer de getuigen van zijn daden hem niet in de ogen hoeven te kijken. Maar welk gevaar lopen Tweede Kamerleden, ex-Tweede Kamerleden of aanstaande ex-Tweede Kamerleden? Hooguit dat hun carrière spaak loopt.

Iemand vertelde me dat dit de crisis van de sociaal-democratie is: te veel mensen voor te weinig baantjes. Maar hij wilde zijn naam niet vermeld zien. Alleen wie geen baantje meer kan krijgen, wil met naam in de krant. Wat is er met de Volkskrant of met Nederland of met de wereld aan de hand dat het vermeldenswaardig is dat Rob Oudkerk geen ambities heeft richting het

partijleiderschap van de PvdA? Job, naar verluidt wil Hamid Karzai je ook niet opvolgen. Ik heb de Volkskrant getipt, anoniem.

Het is misschien een kosmisch teken dat je vertrek parallel liep met de dood van de schrij- ver Anil Ramdas, die je van alles kunt verwijten maar niet dat hij streed met gesloten vizier.

Ramdas zocht hardnekkig het publieke debat en was daar lange tijd ook oorspronkelijker dan verreweg de meeste andere intellectuelen, hij zag bijvoorbeeld de negatieve kanten van de multiculturaliteit eerder en beter dan Bolkestein of wie ook. Ramdas was een groot bewonderaar van je, omdat je de redelijkheid altijd wilde laten zegevieren. Maar redelijk is niet het eerste bijvoeglijk naamwoord van deze jaren. Zelfs naasten van de wbs leverden hun commentaar liever anoniem in de krant dan in dialoog: van denktank tot voetbalclub.

Mijn naam is Niemand, zei Odysseus tegen de cycloop en stak hem in de slaap zijn oog uit.

Niemand probeert me te vermoorden, sloeg de gewonde reus alarm en zijn kameraden ant- woordden dat hij hen in dat geval maar met rust moest laten. Als mensen, kiezers, burgers, al dan niet ‘gewoon’ of ‘in de straat’, ergens een hekel aan hebben, als ze iets lelijk vinden aan de poli- tiek, dan aan achterbaksheid. Dag Job, het is een ambigue verdienste dat je daaraan voorbijging, maar het is er wel een. En omdat elk Nederlands gekroond hoofd een sociaal-democraat nodig heeft om uit de penarie te komen, wed ik dat de eerste crisis van koning Willem iv jouw com- missie wordt.

menno hurenkamp

Hoofdredacteur van s&d

Commissie

(2)

4

interventie

Voer snel een financiële transactiebelasting in

De financiële crisis van 2008 brengt de invoering van een Europese financiële transactiebelasting dichter bij dan ooit. Dit gaat niet zonder slag of stoot. Tegenstanders vrezen dat financiële instel­

lingen uit Europa zullen vertrekken. Anderen voorzien grote gevolgen voor de pensioensector.

De angst wordt gretig gevoed door een ijzersterke financiële lobby. Gelukkig zijn er nieuwe inzichten die de meeste bezwaren tegen een transactiebe­

lasting wegnemen. Het is nu aan de politiek om de knoop door te hakken.

De macht van de financiële markten is onge­

kend. De financiële crisis heeft ons een kijkje ge­

geven in de gaarkeuken van investeringsbanken, hedgefondsen en verzekeraars. Een keuken waar risico’s de pan uit zijn gerezen. Het voorkomen van een financiële catastrofe heeft de overheid veel geld gekost. Alleen al in de Europese Unie was

4600 mrd nodig om het financiële systeem over­

eind te houden. De staatsschuld in de Europese Unie is gestegen van minder dan 60% in 2007 naar ongeveer 80% nu.

Conservatieve leiders als Sarkozy en Merkel zijn uitgesproken voorstanders van een transactiebelas­

ting. Politiek Den Haag loopt er nog niet warm voor.

De Europese Commissie is vorig jaar al gekomen met een wetsvoorstel voor een Europese transac­

tiebelasting. Hierin wordt voorgesteld aandelenruil en uitwisseling van obligaties te belasten met 0,1%

en derivatencontracten te belasten met 0,01%. De transactiebelasting wordt geheven wanneer een van de deelnemende partijen binnen de eu gevestigd is.

De Commissie verwacht op deze wijze € 57 mrd per jaar te kunnen ophalen uit de financiële sector.

De bezwaren die steevast tegen een financiële transactiebelasting worden ingevoerd, kunnen stuk voor stuk ontkracht worden. Het eerste tegen­

argument komt rechtstreeks uit de effectrappor­

tage van de Commissie zelf. Hierin wordt gesteld dat invoering van een financiële transactiebelasting op termijn leidt tot een daling van het bbp in de eu met 0,53%. Een nieuwe studie van prof. Avinash Persaud en Stephany Griffith­Jones laat echter zien dat in deze berekening een aantal cruciale zaken niet zijn meegewogen. Zo wordt geen rekening gehouden met het effect dat het risico op toekom­

stige crises door de transactiebelasting afneemt.

Ook de verminderde belasting voor de reële econo­

mie is in de berekening niet meegenomen. Zou de Commissie deze factoren wel meerekenen, dan zou de transactiebelasting minimaal 0,25% groei voor het Europese bbp opleveren.

Een tweede bezwaar dat tegen invoering van de belasting wordt ingebracht is dat pensioenfond­

sen — die miljarden euro’s beleggen — er hinder van zouden ondervinden. Dat blijkt bij nadere beschouwing wel mee te vallen: niet alle gebruikers van financiële producten zullen namelijk evenveel belasting gaan betalen. Langetermijninvesteerders als pensioenfondsen en verzekeraars zullen minder betalen dan kortetermijninvesteerders zoals hedge­

fondsen of ‘high frequency’ handelaren (flitskapi­

talisten). Een gemiddeld pensioenfonds houdt zijn portefeuille minimaal twee jaar aan. Wanneer we ervan uitgaan dat er 0,1% belasting wordt geheven op de aan­ en verkoop van aandelen en obligaties en dat een pensioenfonds iedere twee jaar 50%

van zijn portefeuille koopt en verkoopt, dan komt dat neer op een effectieve jaarlijkse belasting van 0,05%. Flitskapitalisten kopen en verkopen hun ge­

hele portefeuille in één dag. Dit zou neerkomen op een jaarlijkse effectieve belasting van 50%, duizend keer meer dan de pensioenfondsen. De belasting zal dus minimaal zijn voor langetermijninvesterin­

gen en zal kortetermijnspeculatie ontmoedigen.

De meest gehoorde reden dat de belasting er niet moet komen, is dat deze de grote financiële jongens zou wegjagen en met hen het kapitaal.

Bangmakerij, aangezien Zuid­Korea, Hong Kong,

(3)

5

interventie

India, Brazilië, Taiwan, Zuid­Afrika en Zwitserland al jaren hun financiële sector belasten zonder noemenswaardige gevolgen voor hun economieën.

Zelfs het Verenigd Koninkrijk, een fel tegenstander van de Europese belasting, heeft een belasting op het bezit van aandelen en obligaties. Door de belasting Europees in te voeren valt het wegloop­

effect mee, ook omdat Europa een te belangrijke markt is om te negeren.

Waar wachten we dus op? Het effect voor de economie is op de lange termijn positief en het wordt tijd dat de financiële sector zijn bijdrage gaat leveren aan de maatschappij. Consumen­

ten betalen ook belasting op de diensten die zij afnemen, waarom zou dat in de financiële sector anders zijn? Deze uitzonderingspositie op de sa­

menleving valt niet te verdedigen, te meer omdat de maatschappij zich over de failliete financiële sector heeft ontfermd.

thijs berman

Delegatieleider van de PvdA in het Europees Parlement

bernard noran

Beleidsmedewerker bij de PvdA in het Europees Parlement

Groene veren voor de PvdA

Onze welvaart komt niet uit de lucht vallen, die cre­

eren we zelf. We verkeren vaak in de veronderstel­

ling dat we in een postindustrieel tijdperk leven, maar niets is minder waar. Productie blijft een belangrijk fundament van onze economie, zij het dat productie efficiënter is geworden en de dien­

stenpoot gegroeid is. Ha­Joon Chang beschreef dit mooi in zijn (onbewuste) pleidooi voor de sociaal­

democratie, 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme: iedere gezonde economie draait nog steeds om productie. Maar nu die productie onder druk komt te staan van stijgende energieprijzen en schaarser wordende grondstoffen, komt ook onze welvaart in gevaar.

De discussie rond het opraken van de belang­

rijkste fossiele brandstof, olie, loopt al lang en is geïnitieerd door M. King Hubbert. Hij zag de eindigheid van deze grondstof en ontwikkelde een wiskundig model waarmee hij in 1956 voorspelde dat de Verenigde Staten vermoedelijk hun piek­

productie van olie zouden bereiken tussen 1965 en 1970. Hij had gelijk. Sinds het bereiken van de piekproductie zijn de vs netto importeur gewor­

den. De prijzen van olie fluctueerden de afgelo­

pen zestig jaar en werden sterk beïnvloed door politieke crisissituaties. Sinds 2000 is er meer aan de hand. De prijs van een vat olie is van $ 20 naar

$ 150 gestegen, na de economische crisis gedaald naar $ 35 en is nu weer opgeklommen naar $ 100.

Een pijnlijk neveneffect: stijgt de olieprijs, dan stijgen de voedselprijzen.

Ook de prijzen van metalen zijn omhoog gegaan. De koperprijs is bijvoorbeeld 236%

gestegen tussen eind 2008 en midden 2011. Sinds 2000 vertonen bijna alle grondstofprijzen een stijgende trend. Dit komt voornamelijk door de opkomst van de bric­landen: Brazilië, Rusland, India en China, die samen goed zijn voor 40% van de wereldbevolking. Deze hoge prijzen van ener­

gie, voedsel en metalen zetten een rem op onze economische groei.

De uitdaging voor de politiek voor de komende jaren is het zorgen voor welvaartsbehoud. Dit kunnen we bereiken door een zekere onafhanke­

lijkheid te creëren op het terrein van energie. De grondstoffenketen wordt door bedrijven steeds ef­

ficiënter ingericht, niet zozeer vanwege het klimaat maar vooral als overlevingsstrategie. Laten we ons goed realiseren dat we grondstoffen zoals metalen en ook veel energie steeds meer importeren. Van alle grondstoffen kunnen we alleen energie zelf creëren. Waarom doen we dit nog niet voldoende?

Het gaat hier niet om een linkse hobby, nee, het gaat om overleven van onze economie, om werk­

gelegenheid, onafhankelijkheid en stabiliteit.

Onze kersverse partijvoorzitter sprak de doelstelling uit om het aantal leden te verdubbe­

len tot honderdduizend. Dat is de juiste insteek, aangezien het kapitaal van zowel de partij als de staat ligt bij zijn burgers. Een heldere visie

(4)

6

vanuit de partij voor een bottom­up­beweging is in mijn optiek de weg naar succes. Dat gebeurt nu al op formidabele wijze met onder andere de ombudsteams, en dat moet op die manier ook gebeuren voor het thema duurzaamheid. Start lokale werkgroepen op dit thema, sluit aan bij de lokale (energie)coöperaties, ga lokaal aan de slag en lever kennis en kunde vanuit landelijk niveau waar gewenst. Politieke partijen zijn de afgelopen jaren leeggelopen en mensen zijn zich meer gaan aansluiten bij single­issue organisaties. We moe­

ten daarop inspelen en de partij op een dergelijke losse manier lokaal inrichten, juist op specifieke thema’s.

Als ondernemer zie ik door het land veel goede initiatieven bij gemeenten en regionale uitvoe­

ringsdiensten. Met name de koppeling van de portefeuilles economische zaken en duurzaam­

heid lijkt een succesverhaal. Het draait al lang niet meer om de vraag ‘of’ we gaan verduurzamen, maar ‘hoe snel’. Een heldere visie en sturing vanuit de politiek zijn essentieel waarbij de ‘duurzame’

boodschap continu herhaald moet worden.

Ondanks alle kennis en kunde binnen de PvdA zie ik helaas de balans naar het cda omslaan op dit moment. Het cda is zich sterk aan het profileren en verenigen rond het thema duurzaamheid, gekoppeld aan haar grondgedachte ‘rentmeester­

schap’. En terecht. Een landelijk netwerk binnen deze partij begint aan kracht te winnen. Haar ach­

terban, veelal agrariërs, begrijpt ook de noodzaak.

Straks nemen Herman Wijffels en consorten het stokje over van de club rond Verhagen, en claimen zij een sturende positie in het midden van het po­

litieke landschap op het allerbelangrijkste thema voor de komende generaties.

Het thema duurzaamheid gaat de komende decennia bepalen of mijn generatie ooit nog pensi­

oen zal ontvangen. De vraag voor de volgende regeerperiode luidt dan ook: krijgen we een eerste kabinet­Wijffels of ­Samsom?

rolf heynen

Ondernemer duurzame ontwikkeling, consultant en lid van de Landelijke werkgroep Milieu, Energie en Economie (lme) binnen de PvdA

Jan Schuurman Hess moet doorgaan

Halverwege zijn voetreis door Nederland deed Jan Schuurman Hess verslag in Warga. Voor de provin­

cialen uit de Randstad: Warga is het Friese dorp waar Afke’s Tiental van Nynke van Hichtum zich afspeelt. En voor de jongste lichting partijleden:

Nynke van Hichtum was de vrouw van Pieter Jelles Troelstra. Warga was dus een goed gekozen plek voor dat verslag.

Bijkomstig, maar de moeite van het vermelden waard, is dat de bijeenkomst plaatsvond in een voormalige kerk die door de vrijwillige inzet van de dorpsbewoners omgetoverd was in een cultureel centrum van allure. Een voorbeeld van gemeen­

schapszin en culturele aspiratie.

Voor wie de columns van Schuurman Hess in s&d niet gevolgd heeft, was het plezierig met hem kennis te kunnen maken en zijn observaties uit eigen mond te horen. Hier was iemand aan het woord met een sensibel observatievermogen en een hard oordeel, al was dat regelmatig humoris­

tisch getoonzet. Zijn verhalen vormen de prakti­

sche achtergrond van het project van de wbs na te denken over de theoretische herijking van de sociaal­democratie.

Het was aan Bertus Mulder, oud­gedeputeerde van Friesland, en Lutz Jacobi, Tweede Kamerlid, om te reageren. De conclusies die zij trokken uit de ervaringen van Schuurman Hess betroffen de plaatsbepaling van de partij en de partijorgani­

satie. Ik vond ze nogal mild en niet ver genoeg gaan. Als de ervaringen van Schuurman Hess één ding aantonen dan is het wel dat de mensen die hij sprak — om het (te) kort te houden — zich niet thuis voelen in hun werk, op hun school en in het verpleeghuis — en dat ze zich in de steek gela­

ten voelen. De politiek lijkt hun belangen niet te vertegenwoordigen.

De diverse symptomen van dit ongenoegen duiden op een samenleving die tekortschiet. Het maffiose marktdenken waaraan de maatschappij ondergeschikt is gemaakt, is voor velen materieel

interventie

(5)

7

interventie

en mentaal schadelijk. Kortom: die ervaringen zijn terug te voeren op een falend kapitalisme. Mulder en Jacobi interpreteerden de ervaringen niet als kapitalismekritiek. Eigenlijk is dat ook geen won­

der: de partij heeft daar al decennialang niets meer mee op en heeft er zich bij neergelegd dat ze zelfs de ergste uitwassen van het kapitalisme niet weet te bestrijden. Het woord maatschappijkritiek hoor je niet meer en het woord ‘alternatieven’ is vervan­

gen door ‘aanpassingen’. De partij is neoliberaal met een sociaal randje dat steeds smaller wordt, en verschilt nog slechts gradueel van GroenLinks, d66 en het cda — waar de Heer ook al lang niet meer herder is.

Die ideologische ruk naar rechts heeft er ook mee te maken dat de partij een bestuurderspartij is.

Politiseren is taboe, meedoen met en beheersen van de bestaande orde zijn ervoor in de plaats gekomen.

Gedeputeerden en wethouders zijn mentaal in be­

stuursbeton gegoten en voeren rechts regeringsbe­

leid uit. De idee dat je zou kunnen opstappen is hun wezensvreemd. Hoe verzot ze op besturen zijn, blijkt uit hun reactie op de veranderingen binnen het cda.

Ze zijn nu al weer bezig uit te zoeken welke christen­

democraten hun vrienden kunnen zijn, zonder dat ze willen definiëren wie hun vijanden zijn. Het is echter tijd om die te noemen, om verschillen te markeren, om te polariseren.

De partij mag dan (nog) een volkspartij zijn, de­

genen die haar vertegenwoordigen zijn prototypen van een hoogopgeleide elite, voor wie na de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw het indivi­

duele welzijn boven het collectieve welzijn gaat en voor wie volksonderwijs, volksgezondheid, volks­

huisvesting, volksverzekering, volksopvoeding en volksverheffing loze woorden zijn. Zij redden zich daar wel zonder — zij wel. Maar de rest die hoog­

uit mbo heeft gehaald?

De partijorganisatie heeft zich volstrekt aan­

gepast aan deze gang van zaken. Nu is duidelijk welke desastreuze gevolgen het rapport van de commissie­Van Kemenade Een partij om mee te werken (uit 1991) heeft gehad. De partijdemocratie is volledig ingeperkt. De gewesten hebben het loodje gelegd ten gunste van de grote steden (in de Randstad). De gemeentelijke herindeling heeft

er nog eens voor gezorgd dat lokale afdelingen opgedoekt werden. De beslissingsmacht is ge­

concentreerd in de Randstad. Als Hans Spekman de partij wil revitaliseren dan moet hij beginnen met de gewesten en afdelingen. Dan is niet de ver­

plaatsing van het partijbureau naar een buitenwijk van Amsterdam, maar naar Apeldoorn — halver­

wege Groningen en Maastricht en Enschede en Amsterdam — meer dan een symbolische daad.

Als de partij niet opnieuw lokaal en gewestelijk uitgevonden wordt, dan gaat ze in de Randstad alleen ten onder.

Inhoud en vorm bij de partij zijn in het onge­

rede. Jan Schuurman Hess moet doorgaan met zijn voettocht en blijven observeren, de Wiardi Beck­

man Stichting moet doorgaan met de herijking van de sociaal­democratie, en de afdelingen en de gewesten moeten het weer voor het zeggen krijgen.

Die zijn lokaal ingebed en kunnen de dagelijkse ervaringen in eigen omgeving aangrijpen om poli­

tiek te bedrijven. De kracht van de partij manifes­

teert zich niet nationaal in Den Haag, maar lokaal in dorpen als Warga, waar vrijwilligers een cultureel centrum van een kerkgebouw maakten. Daar wordt klaar gemaakt wat Den Haag niet vermag. Terug naar de grondslagen dus.

klaas swaak

PvdA-lid en oud-wethouder sociale zaken te Groningen

Recht op arbeid, ook voor senioren

Mijn bestelling bij de supermarkt wordt aan de deur afgeleverd. De bezorger van mijn boodschap­

pen is niet meer de jongste — zeker 65­plus. Werkt hij uit noodzaak of voor zijn plezier? Feit is dat steeds meer senioren doorwerken na hun pensi­

oen. Ook mijn postbode ziet er ouder uit dan 65.

Zeker, sommige mensen maken graag gebruik van wat er nog aan vut­regelingen bestaat, ande­

ren tellen de dagen tot hun pensioen. Wie ‘op’ is, door zwaar (fysiek) werk of slechte gezondheid, moet natuurlijk kunnen stoppen op zijn 65ste

(6)

8

interventie

of zoveel eerder als nodig is. Maar er zijn veel werklustige 65­plussers. In plaats van betaald werk kunnen ze ook vrijwilligerswerk doen, oppassen op de kleinkinderen of reizen — maar niet iedereen voelt daarvoor.

Sommige werkende ouderen zullen het extra geld hard nodig hebben. Maar veel senioren zijn gewoon nog te gezond en vitaal om niet te werken.

Eenmaal gestopt missen ze de sociale contacten, de structuur en waardering die werken oplevert. Ze hebben nog best wat te bieden, vinden ze zelf. Deze groep van werklustige 65­plussers zal alleen maar groter worden. De arbeidsparticipatie onder hen is sinds 2001 meer dan verdubbeld. Momenteel werkt 8% van de 65­plussers. Van de mensen tussen de 50 en 65 jaar werkt ongeveer 60% en bijna de helft van die groep geeft aan na zijn 65ste door te willen gaan. Maar daarvoor zullen ze flink wat belemme­

ringen moeten overwinnen. Arbeidsrechtelijk is het vaak niet toegestaan dat een pensioengerechtigde in dienst van zijn werkgever blijft. Een ontslagbe­

paling bij 65 jaar staat in ruim 90% van alle cao’s.

Bijna de helft van de huidige werkende 65­plussers heeft dan ook een eigen bedrijf.

Werkgevers zitten meestal niet op ouderen te wachten — ‘oud’ ben je trouwens al op je 55ste.

Ze zouden duur zijn en weinig flexibel. Maar is dat echt zo? De rijksoverheid zegt te streven naar grotere arbeidsparticipatie van senioren. Zij stelt echter weinig in het werk om dat streven ook te

realiseren. Er bestaan weliswaar plannen om de regels rond de pensioengerechtigde leeftijd te versoepelen, maar zover is het nog niet. En het Werkbedrijf van de uwv schrijft in de praktijk iedere werkloze boven de 55 jaar af, laat staan dat een 65­plusser daar terecht kan.

Ook de politieke partijen maken weinig woorden vuil aan deze verspilling van talent. Een rondje langs de verkiezingsprogramma’s stelt niet gerust. Blijkbaar wordt ervan uitgegaan dat dit probleem vanzelf verdwijnt. Alleen gespecia­

liseerde uitzendbureaus zien kansen. Het aantal oudere uitzendkrachten is de afgelopen jaren sterk gegroeid. Maar het kan toch niet zo zijn dat werkende ouderen volledig aangewezen zijn op het zelfstandig ondernemerschap en op uitzend­

werk? Het wordt tijd dat deze kwestie aandacht krijgt van de politiek. Zij zal met een goed voorstel moeten komen. Het zal een kwestie van geven en nemen zijn: de overheid zal het voor werkgevers aantrekkelijker moeten maken ouderen in dienst te hebben, werkgevers zullen de arbeidsomstan­

digheden moeten aanpassen. De oudere zelf zal soms genoegen moeten nemen met demotie, en vooral met minder loon. Het lijkt me niet meer dan logisch dat de PvdA bij de ontwikkeling van deze plannen het voortouw neemt.

ilonka de lange

Socioloog en oud-wethouder

(7)

9

Politiek als cultuurstrijd?

Een voorpublicatie uit ‘Makke schapen.

Over volgzame burgers en vluchtige politiek’

Het lukt maar niet om het neoliberale tijdperk af te sluiten. Het bankwezen deelt alweer ouderwets hoge bonussen uit en na dertig jaar bezuinigen op de collectieve sector gaan we weer… bezuinigen op

de collectieve sector. Ondertussen maakt links zich druk om culturele scheidslijnen. Die preoccupatie werkt linkse verdeeldheid in de hand

en leidt tot politieke beoordelingsfouten.

paul kalma

Wie naar de oorzaken zoekt van de verminderde electorale en politieke invloed van de sociaal-de- mocratie in West-Europa, heeft daarbij meestal de betreffende partijen op het oog. Daar is ook alle reden voor. De sociaal-democraten hebben zich de afgelopen vijfentwintig jaar, meer of minder tegenstribbelend, aan het neoliberale denken aangepast. Ze verwaarloosden het poli- tieke debat en hun maatschappelijke bindingen, en ontwikkelden zich, net als de andere volks- partijen van weleer, tot pure beleids- en campag- neorganisaties. Logisch dat de kloof tussen burgers en politiek is gegroeid. En al helemaal dat de PvdA en haar zusterpartijen veel, soms erg veel terrein verloren hebben.

Maar ligt het wel allemaal aan de politiek?

Is niet minstens zo belangrijk wat er met de

burgers, c.q. de kiezers, zelf is gebeurd? Dan komt bijvoorbeeld de toegenomen welvaart in beeld, net als de verminderde omvang van de arbeidersklasse (waarop de sociaal-democratie electoraal altijd sterk geleund heeft). Dan rijst de vraag of burgers andere problemen dan sociaal- economische misschien belangrijker zijn gaan vinden. Bijvoorbeeld op het gebied van veilig- heid en criminaliteitsbestrijding, van immi- gratie en integratie en van nationale identiteit.

Veranderen de politieke conflicten van karakter?

Gaan nieuwe, cultureel getinte scheidslijnen de tegenstelling tussen economisch links en economisch rechts verdringen?

Ja, zeggen de populistische partijen, wier groei aan dit debat mede ten grondslag ligt. Ze trekken ten strijde tegen de islam en tegen de

‘islamisering’ van de westerse samenleving. En ze bespotten een linkse politieke elite die vol- gens hen elk verzet tegen immigratie als discri- minatie afdoet, maar intussen zelf haar kinde- ren bij voorkeur op ‘witte’ scholen onderbrengt.

Over de auteur Paul Kalma was lid van de Tweede Kamer voor de PvdA van 2006 tot 2010 en is oud- directeur van de Wiardi Beckman Stichting Noten zie pagina 22

(8)

10

Ja, zeggen hun sociaalliberale tegenstanders op hun beurt. Ze beschouwen de strijd tussen een open, internationale opstelling en een bekrom- pen nationalisme, tussen de aanvaarding van het andere en de fixatie op het eigene als het meest wezenlijk ¬ en zouden links Nederland het liefst opdelen in een vrijzinnig, sociaalpro- gressief en een meer populistisch, sociaalcon- servatief blok.

Ook buiten de partijpolitiek wordt op de groeiende betekenis van culturele conflicten ge- wezen. Sociale wetenschappers spreken al lan- ger van nieuwe politieke tegenstellingen, in het bijzonder tussen ‘nationalisten’ en ‘kosmopo- lieten’, die de opmars van rechts-populistische stromingen in de Verenigde Staten en in Europa helpen verklaren.1 In het publieke debat in Nederland over het populisme wordt daar opval- lend veel nadruk op gelegd. De bestuurskundi- gen Mark Bovens en Anchrit Wille bijvoorbeeld wijzen op een ‘nieuwe culturele scheidslijn’

tussen hoog- en laagopgeleide kiezers die in ons land lang onzichtbaar is gebleven. Die scheids- lijn is niet sociaaleconomisch of religieus van aard maar betreft vooral de vraag ‘wat voor land Nederland zou moeten zijn’ ¬ wat is de natio- nale identiteit, moet er een nationale Leitkultur zijn? Ook het conflict tussen autoritaire en libertaire wereldbeelden speelt een rol.

Bovens en Wille laten overigens de ‘oude’

sociaaleconomische tegenstellingen niet ongenoemd. Ze wijzen op de sociale kosten van marktwerking binnen en rond de overheid, en op de druk die een open Europese markt op de werkgelegenheid van laaggeschoolden legt.

Maar de successen van lpf en pvv schrijven ze toch vooral toe aan hun vermogen om culturele conflicten politiek te agenderen. De door hen geconstateerde sterke ondervertegenwoordi- ging van laaggeschoolden in politiek en bestuur in Nederland zou niet zo’n probleem zijn ‘als hoger en lager opgeleiden dezelfde politieke voorkeuren hadden. Maar met name rond soci- aal-culturele kwesties als immigratie, integratie, criminaliteit en Europese eenwording hebben zij verschillende opvattingen. Hoger opgeleiden

zijn kosmopolitisch georiënteerd, lager opgelei- den veelal nationalistischer. Hoger opgeleiden willen meer asielzoekers toelaten, zien minder in een strenge aanpak van de criminaliteit en staan positiever tegenover Europa.’2

Essayist Bas Heijne neemt in een beschou- wing over het populisme zelfs alleen nog maar culturele tegenstellingen waar. Een stem op de pvv noemt hij een ‘schreeuw om gemeen- schap’. En die hang naar samenhang en binding is volgens hem volstrekt legitiem. Populisten bestrijden door hen met abstracte verlichtings- idealen om de oren te slaan, helpt in ieder geval niet. Sterker nog: het populistisch verlangen naar gemeenschap maakt, bij al zijn schreeuwe- righeid en scandaleuze standpunten, deel uit van een respectabele traditie; van een visie op de moderniteit die het verlichtingsdenken met zijn

nadruk op gelijkheid en tolerantie al een paar eeuwen tegenspel biedt. Progressieven, aldus Heijne, moeten eens ophouden om die botsing als een strijd tussen goed en kwaad op te vat- ten. Ze beseffen niet dat ‘de naoorlogse idealen van sociale gelijkheid en rechtvaardigheid niet langer in staat (blijken) een natie te binden’.3 Vooral dat laatste is een slag in de lucht.

De opmars van cultureel geladen conflicten is onmiskenbaar. Maar ze uitroepen tot nieuwe politieke scheidslijn is merkwaardig, zeker in een tijd van aanhoudende financiële crisis, en ook kortzichtig en riskant. Het negeert de toegenomen sociaaleconomische kwetsbaarheid van veel burgers en de zorgen en frustraties die daarvan het gevolg zijn. Het culturaliseert problemen die dat maar zeer gedeeltelijk zijn.

En het gaat voorbij aan de onmatig toegenomen afhankelijkheid van de politiek van internatio- nale markten en economische lobby’s ¬ en aan Paul Kalma Politiek als cultuurstrijd?

Sommigen ¬ zoals Bas Heijne ¬ nemen alleen nog maar culturele tegenstellingen waar

(9)

11 de prijs die de samenleving daarvoor betaalt.

Daar moet verandering in komen, in plaats van te gaan schreeuwen om gemeenschap.

‘It’s the economy, stupid’, zei Bill Clinton toen hij de Amerikaanse presidentsverkiezingen won door zijn campagne vooral op de zorgen van het electoraat over werk en inkomen te richten. ‘Het is de onderbouw, stupid’, zo zouden we inmid- dels, vrij naar Karl Marx, moeten zeggen, nu economische systeemvragen zich weer opdrin- gen en we een uit de hand gelopen financieel kapitalisme moeten hervormen ¬ vóór er nog meer ernstige ongelukken gebeuren. Die schade is, behalve economisch en sociaal, ook zeker cultureel van aard. Maar dat is heel wat anders dan politiek tot cultuurstrijd te reduceren en de traditionele sociaaleconomische tegenstelling tussen links en rechts als min of meer achter- haald terzijde te schuiven.

afscheid van de linkse arbeiders?

Dat standpunt wil ik hier nader toelichten aan de hand van een publicatie van de sociologen Dick Houtman, Peter Achterberg en Anton Derks, getiteld Farewell to the Leftist Working Class (2008). Ik ga uitgebreid op hun onderzoek in omdat het, bij al zijn kwaliteiten, ‘voorbeeldig’

de zwakten laat zien van een benadering waarin genoemde nieuwe culturele scheidslijnen in de politiek zwaar worden aangezet. Vervolgens be- spreek ik de politieke conclusies die de auteurs (en in hun voetspoor Dick Pels van het weten- schappelijk bureau van GroenLinks) in latere artikelen uit hun analyse hebben getrokken, vooral met betrekking tot de samenwerking tus- sen linkse partijen. Die conclusies zijn redelijk consistent, maar wel erg onverstandig.

Houtman c.s. betrekken met hun boek4 stel- ling in een al decennia lang lopend debat onder sociale wetenschappers over klasse en stem- gedrag. Tot ver na de oorlog stemden de lagere inkomensgroepen in westerse landen over het algemeen links, de hogere inkomensgroepen rechts. Amerikaanse politicologen omschreven verkiezingen daarom als een vorm van ‘demo-

cratische klassenstrijd’. Maar dit verband is, onder invloed van de gestegen welvaart, minder sterk geworden. Welke kant gaat het dan wel uit? Sommige onderzoekers voorspelden ‘the end of class politics’. Anderen wezen op de groeiende invloed van ‘post-materialistische’

waarden als persoonlijke vrijheid en zelfont- plooiing. Als gevolg daarvan zou, getuige de successen van sociaalliberale en groene partijen, een nieuwe scheidslijn in de politiek ontstaan:

die tussen materialisten en post-materialisten.

In Farewell to the Leftist Working Class worden beide opvattingen gekritiseerd. Er is, conclude- ren de auteurs op basis van verkiezingsonder- zoek in een groot aantal Europese landen, nog wel degelijk sprake van economisch klassenge- bonden stemmen. Het verband tussen de keuze voor een linkse partij en klassenkenmerken als een relatief laag inkomen, loonafhanke- lijkheid en arbeidsonzekerheid, is allerminst verdwenen. Maar tegelijkertijd gaat een andere politieke tegenstelling het onderscheid tussen links en rechts concurrentie aandoen: niet tus- sen materialistisme en post-materialisme, maar tussen een autoritair en een libertair waarde- patroon. Die tegenstelling manifesteert zich in sterk gepolariseerde opvattingen over, bijvoor- beeld, immigratie en nationale identiteit, over veiligheid en criminaliteit, en over gezag en hoe dat te handhaven.

Uit het onderzoek blijkt verder de ontvanke- lijkheid van groepen met weinig opleiding res- pectievelijk cultureel kapitaal voor de populisti- sche, ‘morele’ kritiek op de verzorgingsstaat ¬ van een afkeer van belastingen tot wantrouwen in de bureaucratie. Ook in dat opzicht zijn de verbanden die vroeger gelegd konden worden tussen arbeidsklasse en steun voor overheids- Paul Kalma Politiek als cultuurstrijd?

Traditionele sociaaleconomische tegenstellingen kunnen niet zomaar terzijde worden geschoven

(10)

12

ingrijpen op sociaal en economisch gebied nog maar gedeeltelijk werkzaam. Dat sluit overigens egalitaristische opvattingen bij de betreffende kiezers over de inkomens- en vermogensverde- ling allerminst uit. Steun voor de bestrijding van economische ongelijkheid (‘pak de rijken aan’) kan heel goed samengaan met negatieve opvattingen over uitkeringstrekkers, in het bijzonder van allochtone afkomst (‘weg met die profiteurs’).

Of het traditionele klassengebonden stem- men van de arbeidersklasse verder terrein verliest, zal volgens de auteurs van land tot land verschillen, maar dat culturele polarisatie zal aanhouden is volgens hen wel zeker. Met de verzwakking van het christendom en van traditionele morele waarden is een culturele onzekerheid ontstaan, waarin vraagstukken van orde en vrijheid zich gemakkelijk laten politise- ren. Houtman, Achterberg en Derks achten het zelfs waarschijnlijk dat de conflicten rond dit soort vraagstukken in westerse democratieën verder zullen toenemen. Waarna ze hun positie in het al decennia durende debat over klasse en stemgedrag als volgt samenvatten: ‘class is not dead but has been buried alive under the increa- sing weight of cultural politics’.

Farewell to the Leftist Working Class biedt interessante inzichten, zoals het blijvende, zij het verminderde verband tussen economische positie en ‘klassiek’ links stemgedrag en de am- bivalentie van een deel van de laaggeschoolden en laagbetaalden tegenover de verzorgingsstaat.

Maar de studie roept vooral ook heel veel vragen op. De omschrijving van wat onder ‘cultureel’

moet worden verstaan is beperkt. Op de neer- gang dan wel herleving van religieuze scheids- lijnen en conflicten in de wereld wordt niet nader ingegaan. Ook de waardegebonden kant van ecologische bewegingen (en de intrigerende verhouding tot vraagstukken van economische groei en herverdeling) wordt niet besproken.

Maar het meest verrassend is het gemak waar- mee de tegenstelling tussen libertair en auto- ritair, tussen vrijheid en orde tot hét politieke conflict van de toekomst wordt uitgeroepen ¬

en de suggestie dat sociaaleconomische conflic- ten evenredig aan invloed zullen verliezen.

Op twee belangrijke punten schiet de studie in het bijzonder tekort. Ten eerste: wat brengt werkenden in het lagere segment van de arbeidsmarkt en de inkomensverdeling er nu eigenlijk toe om niet traditioneel-links maar rechts-populistisch te stemmen? De auteurs schermen met het begrip ‘cultureel kapitaal’.

Daarmee wordt niet alleen de hoeveelheid ge- noten onderwijs bedoeld, maar ook de mate van culturele participatie en het vermogen om indi- viduele vrijheid en culturele diversiteit te appre- ciëren. Kiezers met weinig cultureel kapitaal, zo laat het onderzoek zien, zijn gevoeliger voor het rechts-populisme dan kiezers met veel cultureel kapitaal. Maar dat verheldert weinig omdat een beperkt cultureel kapitaal en een zwakke arbeidsmarkt- en inkomenspositie elkaar sterk overlappen. En wat de auteurs geheel onbespro-

ken laten zijn de veranderde verhoudingen in bedrijven en hun invloed op de belevingswereld van de betrokken werknemers.

De socioloog Richard Sennett heeft dergelijke verbanden wel onderzocht. Hij baseerde zijn studies over het nieuwe, ‘culturele’ (!) kapita- lisme mede op interviews met laaggeschoolden en laagbetaalden. Ze gingen over de aard en inrichting van hun werk, over veranderende machts- en gezagsverhoudingen in bedrijven, over het carrièreperspectief van betrokkenen en over de invloed van dat alles op hun visie op samenleving en politiek.5 Dat is een heel ander soort onderzoek, zullen Houtman c.s.

zeggen. Misschien, maar dan hadden ze wel wat voorzichtiger kunnen zijn met hun uitspraken Paul Kalma Politiek als cultuurstrijd?

Belangrijke politieke vraag­

stukken worden ten onrechte als uitgesproken culturele problemen gepresenteerd

(11)

13 Paul Kalma Politiek als cultuurstrijd?

over gloednieuwe conflictlijnen in de politiek.

En ze hadden in hun analyse op z’n minst ruimte kunnen laten voor werknemers die, vanwege onzekerheid over hun werk of verontwaardiging over de toenemende sociale ongelijkheid, op een rechts-populistische anti-establishment-partij stemmen ¬ en niet vanwege hun opvattingen over recht en orde in een geseculariseerde en geïndividualiseerde samenleving.

Ook sociaaleconomische en politieke ont- wikkelingen op macroniveau komen in Farewell to the Leftist Working Class niet aan de orde. Ten onrechte, want de electorale afkalving van linkse, in het bijzonder sociaal-democratische partijen is daar niet los van te zien. De na de oorlog gevestigde sociale markteconomie is de afgelopen dertig jaar afgebrokkeld. De rol van de overheid nam af, onder invloed van de globalise- ring van de economie en van deregulering van het financiële verkeer. Delen van de publieke sector werden geprivatiseerd. Verder kwam het beleid van grote ondernemingen sterk in het teken van de aandeelhouderswaarde te staan.

Reorganisaties werden regel; onderaannemer- schap en flexibele arbeidscontracten namen een grote vlucht. Als gevolg van deze ontwikkelin- gen nam de werknemersinvloed economisch en politiek af, met een daling van de loon/winst- verhouding in vrijwel alle westerse landen als symptoom.

Houtman c.s. besteden geen enkele aandacht aan deze economische en politieke verschuivin- gen, aan hun effect op de belevingswereld van arbeiders en aan landelijke of regionale variaties op dit patroon. Als gevolg daarvan ontbreekt het de studie aan elke verklaringskracht. De auteurs kunnen de veranderingen in het stemgedrag die ze op het oog hebben, wel aanwijzen, maar niet uitleggen. Culturele issues zijn in het politieke leven meer ‘salient’ (saillant) geworden, zoals ze het noemen, behalve wanneer traditionele soci- aaleconomische issues ‘salient’ bleven. ‘Cultural voting is at its strongest, if (people) feel that the most important problem facing the country is of a cultural or moral nature.’ Voor zo’n conclusie is helemaal geen onderzoek nodig.

integratie en europa als culturele problemen

Een tweede meer specifiek bezwaar tegen de analyse van de Rotterdamse sociologen betreft hun verklaring voor de opkomst van culturele conflicten in de politiek als zodanig. Dat er iets te verklaren valt, is juist. Het electorale succes van partijen met een conservatieve respectieve- lijk progressieve culturele inslag verdient inder- daad aandacht. Maar hoe nieuw is die ontwik- keling eigenlijk? Waarop is ze terug te voeren?

En waarom zou ze de politiek steeds meer gaan beheersen?

De auteurs voeren daarvoor eigenlijk maar één zeer algemeen argument aan: het seculari- serings- en individualiseringsproces dat zich in de westerse wereld heeft voorgedaan ¬ in de afgelopen decennia in versnelde mate.

Het christelijk geloof en traditionele morele waarden hebben, zo constateren ze, sterk aan betekenis verloren. Een dergelijke detraditiona- lisering leidt tot nieuwe vormen van onvrede en ongenoegen en levert toenemende identiteits- problemen op. Cultuurpolitieke conflicten over individuele vrijheid en maatschappelijke dwang, over recht en orde, zijn daardoor steeds meer op de voorgrond komen te staan. En dat zal niet snel veranderen. ‘(I)n modern societies’, zo cite- ren ze de Amerikaanse socioloog Peter Berger,

‘certainty is hard to come by.’

Maar waarom zou die onzekerheid, behalve culturele, niet ook sociaaleconomische ach- tergronden kunnen hebben? En waarom zou deze onder invloed van de sociaaleconomische ontwikkeling Niet juist beheersbaar kunnen blijven? Houtman c.s. hebben daar geen enkele aandacht voor. Typerend is de vanzelfsprekend- heid waarmee in Farewell to the Leftist Working Class belangrijke politieke vraagstukken als uitgesproken culturele problemen worden ge- presenteerd. De welgemeende overtuiging van de auteurs dat cultuurpolitieke conflicten de toe- komst hebben, brengt hen ertoe om aanwijzin- gen voor dat culturele karakter maar meteen als een sluitend bewijs op te vatten ¬ en niet ver-

(12)

14

der door te vragen. Dat geldt voor het immigra- tie- en integratievraagstuk, maar bijvoorbeeld ook voor de toegenomen controverses over Nederland en de Europese Unie. Maar waarom zijn integratie en ‘Europa’ culturele problemen?

Of is dat er geleidelijk aan van gemaakt?

Zo had de komst van Turkse en Marokkaanse migranten naar Nederland een uitgesproken economische achtergrond. Ze werden hier niet naartoe gehaald door naïeve linkse multicul- turalisten, zoals tegenwoordig alom wordt beweerd, maar door ondernemers. En het waren de liberalen en de confessionelen die daar het hardste in meegingen en op het zinnige uit- gangspunt van ‘integratie met behoud van eigen identiteit’ de nadruk legden.6 Linkse partijen stonden, net als de vakbeweging, juist gereser- veerd tegenover de immigratie. Het integra- tievraagstuk dat zich vervolgens bij de tweede en derde generatie migranten manifesteerde, is door alle partijen sterk onderschat. En links aarzelde om een ambitieus arbeidsmarkt- en on- derwijsbeleid voor deze groepen te ontwikkelen en om het integratieprobleem als een essentiële sociale kwestie te presenteren. Aldus werd het initiatief aan de populisten gelaten ¬ en kon een culturele interpretatie (‘hoofddoekjes af’,

‘weg met de islam’) gaan domineren.

Iets dergelijks is van toepassing op Eu- ropa. Natuurlijk spelen bij elke discussie over supranationaal bestuur thema’s als nationale identiteit en zelfbeschikking een belangrijke rol, maar dat ze het debat hier zo sterk zijn gaan beheersen, is voor een groot deel het gevolg van de verregaande acceptatie van de economisch liberale koers van de Europese Unie. Ook PvdA, GroenLinks en d66 lieten zich op de stroom meedrijven en de sp zei van de weeromstuit alleen nog maar ‘nee’. Waar het echt om had moeten gaan, namelijk een socialer beleid in heel Europa en veel minder volgzaamheid te- genover de neoliberalisering van de Unie, werd nauwelijks besproken. En voor zover ‘links’ en

‘rechts’ wel verschillende posities innamen in het Europees Parlement, was dat voor burgers nauwelijks zichtbaar. Geen wonder dat culturele

conflicten (kosmopolitisme versus nationalis- me, wereldburgers versus Heimat-denkers) het vacu∑m vulden en ook hier de overhand kregen.

De gevestigde partijen rolden de loper voor het anti-europeanisme van Wilders als het ware uit.

Het volledig vrijgeven van het werknemers- verkeer binnen de Europese Unie is (om op de immigratie terug te komen) van dat neoliberale beleid een goed voorbeeld. Het bood werkgevers in sectoren als de bouw, het transport en de levensmiddelenindustrie de gelegenheid om cao’s en sociale regelgeving in de ‘ontvangende’

landen te ondergraven. En het leidde, zeker na de toetreding tot de Unie van lidstaten met een aanzienlijk lager welvaartspeil, tot een toename van illegale arbeid en een vermenigvuldiging van malafide uitzendbureaus. Hoe verregaand de invloed van werknemers en hun organisaties ondergraven dreigt te worden, laten vonnissen van het Europees Hof van Justitie op dit terrein

zien. Een in Finland gevestigd ferrybedrijf bleek zijn Finse werknemers te mogen ontslaan in ruil voor veel goedkopere Estlanders. En de poging van een Duitse deelstaat om de Poolse onderaannemer van een Duitse onderneming aan het minimumloon te binden, bleek geen rechtsgrond te hebben.

Onvermijdelijk was die ontwikkeling al- lerminst. Een meer geclausuleerde openstelling van de nationale arbeidsmarkten voor werkne- mers uit andere eu-landen was zeker mogelijk geweest. In eu-verdragen hadden harde garan- ties kunnen worden vastgelegd dat de in het land van ‘aankomst’ geldende arbeidsvoorwaar- den onverkort van toepassing zouden blijven.

Afspraken over een geleidelijke verhoging van Paul Kalma Politiek als cultuurstrijd?

Het volledig vrijgeven van het werknemersverkeer binnen de Europese Unie is een goed voorbeeld van neoliberaal beleid

(13)

15 de minimumlonen in de nieuwe eu-landen had

de migratiebehoefte daar op den duur kunnen verminderen. En invoering van vormen van immigratieplanning, zoals in de jaren negentig binnen de Partij van de Arbeid bepleit, had de problemen met de huisvesting van arbeidsmi- granten en de druk op publieke voorzieningen kunnen beperken. In een gecombineerd natio-

naal en Europees immigratiebeleid, schreef een wbs-werkgroep in de discussienota Immigratie:

waar ligt de grens?, ‘moet tot uitdrukking komen dat het sluiten van de grenzen even ongewenst en onhaalbaar is als het toelaten van ongebrei- delde immigratie’.7

Niets van dit alles, zo moet worden vast- gesteld, is gerealiseerd. Zoals een volledige openheid ten opzichte van buitenlands kapitaal, inclusief overnames, binnen de Europese Unie als norm ging gelden, zo werd ook de arbeids- migratie, op enkele overgangsmaatregelen na, vrijgegeven. De positie van werknemers en werknemersorganisaties is daardoor ontegen- zeggelijk verzwakt. Maar minstens zo ernstig is dat met deze vergaande verschuiving in liberale richting elke politieke beïnvloeding van de betreffende immigratiestromen binnen Europa onmogelijk werd gemaakt. Dat bood rechts-populisten in Europa een uitgelezen kans om het immigratievraagstuk als geheel te culturaliseren. Het gaf Geert Wilders en zijn pvv de gelegenheid om de buitenlandervijandigheid onder de Nederlandse bevolking op te stoken en om migranten uit alle windstreken (zelfs uit Polen) als voertuig van de ‘islamisering’ van de samenleving af te schilderen.

Houtman c.s. gaan aan deze schaduwzijden van de culturalisering van de politiek geheel voorbij. Ze hebben veel te weinig oog voor een

belangrijk aspect van de politiek: die van defini- tiestrijd. Ze nemen terecht een politisering van culturele vraagstukken waar. Maar ze misken- nen dat die voor een groot deel het gevolg is van een verregaande depolitisering op ander gebied, namelijk van het sociaaleconomisch beleid. ‘Oude’ sociaaleconomische en ‘nieuwe’

culturele conflicten zijn in veel opzichten com- municerende vaten. Scherper gezegd: als politici niet in staat blijken om de economie aan sociale spelregels te binden (en, zoals in het besproken voorbeeld, nationale bevoegdheden zonder tegenprestaties en zonder voorbehoud bij de Europese Unie afgeven) loopt de politiek grote kans om tot cultuurstrijd te degenereren.

Of zoals de Amerikaanse publicist Robert Kuttner het in The Squandering of America formu- leert: ‘When politics does not deliver for people, the people give up on politics. Or they see politics as a realm mainly for cultural warfare, for battles over patriotism, or as something for other people.’8

de pvda in nood?

In 2009 publiceerden Houtman en Achterberg, in het verlengde van Farewell to the Leftist Wor­

king Class, een meer politiek getint, op Neder- land toegespitst artikel. Het verscheen in het s&d onder de titel ‘Arbeiders en schoolmeesters.

Een huwelijk in crisis’.9 De gevaren van een cul- turalisering van de politiek blijven in het stuk onbesproken. Maar de auteurs laten ditmaal ook de nuances die hun boek wel degelijk bevat, geheel varen. De strijd tussen libertairen en autoritairen, tussen cultuurprogressieven en cultuurconservatieven, stellen ze vast, beheerst inmiddels de politieke agenda ¬ ook in ons land. In een tijd van ‘postchristelijke polarisatie’

is het ‘steevast de laagopgeleide maatschap- pelijke onderlaag die de rechtse en autoritaire standpunten huldigt, terwijl de middengroepen juist pleiten voor individuele vrijheid, zelfbe- schikking en aanvaarding van cultureel ver- schil’. Voor de PvdA is dat een groot probleem. Ze zit ‘met een sociaal-cultureel rechtse achterban Paul Kalma Politiek als cultuurstrijd?

‘Oude’ sociaaleconomische en

‘nieuwe’ culturele conflicten zijn communicerende vaten

(14)

16

Paul Kalma Politiek als cultuurstrijd?

die (haar) zo maar de rug toe kan keren als het culturele beleid te progressief wordt’. En zo’n progressief beleid is juist de grote voorkeur van de in de PvdA vertegenwoordigde middengroe- pen (de ‘schoolmeesters’).

Dat een deel van de laagbetaalden en laag- geschoolden nog traditioneel klassenconform stemt, komt in het artikel niet meer voor. De auteurs spreken nog slechts van een ‘erosie van de vertrouwde samenhang tussen klasse en stemgedrag’. En hoop op het (terug)winnen van stemmen uit deze groepen als gevolg van de economische crisis, hoeft de PvdA ook niet te hebben. Arbeiders voelen zich tegenwoor- dig niet zo zeer door het kapitaal, als wel door

‘politieke, bestuurlijke en ambtelijke elites (...) uitgebuit’. Ze hebben, met de pvv, ‘een duidelij- ke afkeer van de verzorgingsstaat ¬ daar moet volgens hen gewoon het mes in worden gezet’.

En laat dat nu weer erg tegen het zere been van de ‘schoolmeesters’ zijn. De conclusie verrast daarna niet meer: de PvdA moet voor haar leven vrezen. En als zij uiteenvalt hebben, gegeven de aanwezigheid van de linkspopulistische sp en van de linksliberalen van d66 en GroenLinks,

‘zelfs de resterende brokstukken wellicht niet eens meer bestaansrecht’.

Een mooie apocalyptische visie is nooit weg, maar hier wordt de werkelijkheid wel erg op maat van de auteurs gesneden. Van de geschil- len in en rond de PvdA over immigratie en integratie wordt een karikatuur gemaakt, net als van de opvattingen van ‘de’ laaggeschoolden in haar achterban. Zijn kiezers met autoritaire opvattingen niet al lang weg bij de PvdA? Zijn er inderdaad zo veel verzorgingsstaat-haters onder de laagopgeleiden? Zo ja, wat hebben ze te zoeken bij de pvv, die uitkeringstrekkers stevig wil aanpakken, maar de verzorgingsstaat ook wel verdedigt en (anders dan rechtspopulisten elders) geen anti-belastingpartij is? Waarom de sp keiharde anti-immigrantenopvattingen in de schoenen geschoven die zij niet heeft? Waar is ¬ in een betoog over de opmars van waarde- politiek ¬ de christendemocratie gebleven? En waarom de riskante (en inmiddels gefalsificeer-

de) voorspelling gedaan dat de oud-rechtse vvd door de nieuwrechtse pvv electoraal zal worden leeggegeten?

Het antwoord op al deze vragen is eenvoudig:

omdat hypotheses, wanneer ze niet getoetst worden maar heilig verklaard, het zicht op de werkelijkheid beperken in plaats van vergroten.

Omdat de verdringing van ‘oude’ sociaalecono- mische door ‘nieuwe’ culturele scheidslijnen bij Houtman c.s., als we op ‘Arbeiders en school- meesters’ afgaan, geen veronderstelling meer is maar een heftig beleden geloof.

De politieke voorzet die de auteurs in s&d gaven, werd door Dick Pels, directeur van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks, al in hetzelfde nummer van het tijdschrift ingekopt.10 Wat zij suggereren, formuleert hij als concreet politiek programma: de PvdA zal moeten kiezen tussen de sociaalconservatieven van de sp en de sociaalprogressieven van GroenLinks en d66.

Zo niet, dan zal ze inderdaad uiteenvallen. Erg rouwig over dat vooruitzicht is Pels niet. ‘Het is veel interessanter en urgenter om te zien in welke richting de breuklijnen lopen dan om de boel krampachtig bij elkaar te houden.’

De Partij van de Arbeid, zo valt hij Houtman c.s. bij, is in een pijnlijke spagaat terechtgeko- men. Ze komt daar alleen nog uit door voor een linksliberaal en vrijzinnig profiel te kiezen en afstand te nemen van een sp-gerichte, ‘klassieke’

sociaal-democratie. ‘Voorwaarde is wel dat er een nieuwe ideologische koppeling tot stand wordt gebracht tussen individualisme, interna- tionalisme, kansengelijkheid en herverdeling (spreiding van kennis, inkomen en macht).’

Op basis daarvan zou de PvdA met GroenLinks, d66 en progressieve vvd-ers fusiebesprekingen moeten openen. Naast een sociaalconservatief blok rond de sp zou aldus een brede centrum- linkse combinatie ontstaan. Die kan de spreek-

De politiek loopt grote kans om tot cultuurstrijd te degenereren

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De in februari 2007 aangetreden minister van Volksgezond- heid, Welzijn en Sport ( vws), cda’er Ab Klink, claimt dit als ware het zijn eigen uitvinding, maar vvd’ers wijzen er met

Dwang en drang zijn niet per definitie slecht: cliënten kunnen baat hebben van zorg onder dwang, drang en sterke externe druk; dit is aangetoond voor lang‑... durig verslaafden

o~ang kampung. yt-iereka menyampaikan bukti bahwo. dulu orang kampus banyak yan g suka dntang kc krunpung dan bergaul dengan oraug krunpung , tetapi sekarang ini

kukan untuk melengs' pi data. Bahan-bahe~ yang dipublikasi - kan merupakan data !:iekunder dan data bandingan. Penfl,umpuJ a'1 data berp€'doMan pada asumsi bah na

Gubernur Daerah Ietimewa Aceh , Walikotam..."ldya Banda Aceh , Bupati A ceh Besar, para Camat, Keuchik dan informa.n yang telah bersusah payah ~emberikan

wanneer vrijdag 18.03 tijdstip om 19.30 uur doelgroep iedereen is welkom locatie hoofdbibliotheek kostprijs gratis

„twee wolven in schaapsvacht”, omdat ze mensen uit de armoede kunnen halen, maar voor anderen dan weer de kortste weg zijn naar armoede.. Tegenover het lage aantal kort-

77 Gebaseerd op: Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland (actualisering februari 2012), provinciale woonvisie 2011-2020, Startnotitie Beleidsvisie Mobiliteit 2030 (27 augustus