• No results found

Voorwaarden voor de revolutie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorwaarden voor de revolutie"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voorwaarden voor de revolutie

Pola Oloixarac

(2)

2

Die morgen ging Mara langs het huis van haar moeder om schone kleding te halen. In de huiskamer schuifelde ze voorzichtig met jambische pasjes langs de stoelen en de met tijdschriften afgeladen bijzettafeltjes; ze wilde haar moeder niet tegenkomen. Op het bureau van de werkkamer toonde het beeldscherm, ingeklemd tussen boeken van Eduardo Galeano en Gabriel García Márquez, een onafgemaakt spelletje patience. Moeder Cris was afwezig. Ze was een beetje terneergeslagen omdat Quique, haar huidige vlam, geen moer te doen had. Het begon met dat hij door het huis slenterde, zijn tandenborstel vergat, en later heel attent (verdacht) aanbood om te koken, maar op een dag keek ze hem strak aan en zei: ‘Kijk, ik geloof dat het tegenwoordig in een relatie het belangrijkste is om elkaars ruimte te respecteren, maar als het moet, laat me uitspreken alsjeblieft, als het écht moet, dan kun je hier een tijdje blijven.’ Quique had kastanjebruine ogen, een gemiddelde bouw en een warrig voorkomen, weliswaar ontdaan van al wat van het warrige een aantrekkelijke of romantische eigenschap maakt.

‘Je herkent me niet omdat ik mijn haar nu grijs laat worden en het in een paardenstaartje draag’, zei hij terwijl hij met pruilende lip op haar afkwam.

Hoewel Quique een middelmatige alfastudie had afgerond, leek hij eigenlijk meer op een accountant. Misschien daarom, om dat tegen te gaan, deed hij zijn sluike, futloze haar in een paardenstaartje, al maakte dat het alleen maar erger. Het officiële verhaal, zoals hij het met een glaasje rode wijn in zijn hand aan iedereen die maar wilde luisteren vertelde tijdens de gloednieuwe Buurtvergadering “Palermo vooruit” (waar ze allebei vanaf het begin bij betrokken waren), luidde dat Quique en Cris in La Plata samen een korte periode hadden gestreden voor de PCR, de Partido

Comunista Revolucionario. Maar Quique verdraaide de feiten, en later kwam men erachter dat hij had

meegedaan aan de kant van de peronist Erminio Golández, ook daar niet veel voor betekend had, een tijdje letteren studeerde voordat hij sociologie ging doen, en altijd in Caballito gewoond had.

Cris had liever niet zo´n directe opmerking over zijn paardenstaartje gehoord; ze was een volwassen vrouw – alleenstaand en niet meer de jongste – en kon dus best de aanblik van het staartje verdragen, al wilde ze er liever geen woorden aan vuil maken. De zijdelingse blikken van Cris

schrokken Quique niet af. Ze leek afwezig en afgeleid tegelijk, maar hij zag het als een samenkomen van verschillende parameters; een vrouwelijke logica die zorgde voor het gesmeerde verloop van haar eigen versie van de verovering vlak voordat ze zich onverzadigbaar op de paring stortte. De zoete wanhoop was een onvervreemdbaar goed bij dames van middelbare leeftijd, voor wie vrijblijvende seks binnenkort nog slechts zou bestaan als waardevolle herinnering waarover in alle talen wordt gezwegen. Quique was een optimist, en het motto van de vergadering was “Handen uit de mouwen voor Verandering en Renovatie” (zijn ex had hem aangeklaagd wegens achterstallige alimentatie). Quique kneep zijn ogen halfdicht, hief het glas naar haar op en deed zijn burgerplicht als verleider:

(3)

3 ‘Toentertijd viel je me wel op, maar je ging al met iemand.’

Cris kneep haar lippen samen en probeerde aan iets anders te denken. Het lijdend voorwerp zijn van de versiertrucs van Quique was verre van vleiend, al wekte ‘iemand’ wel onverwachts haar interesse (ijdelheid vermomd als interesse), en ze maakte van de gelegenheid gebruik om vol van schuldgevoel in een hysterische lachbui uit te barsten: waarschijnlijk ging ze toen wel met iemand ja. Het was alsof een paar dikke mannen van de vakbond voor metaalbewerkers Quique met handgebaren wenkten voort te maken; alsof hij in een auto zat en wilde parkeren. ‘Maak jij maar voort’ dacht hij, terwijl hij behoedzaam zijn duim door de riemlus van de jeans van Cris stak. Met een vlugge blik merkte zij de hand op die bungelde bij haar trotse kont: de organisator van deze

ontmoeting. Niet in staat tot het weerstaan van de verleiding de coquette te spelen zei Cris: ‘Hmm… gevaarlijk hoor. Kijk, ik ben er zo eentje die verliefd wordt, dus als ik jou was zou ik wel twee keer nadenken.’ Als Quique twintig jaar jonger was zou hij met zichzelf hebben gewed hoe lang het zou duren voordat hij haar anaal zou penetreren. Nu, volwassen en sereen, stak hij zijn tong een beetje uit voordat hij haar lippen aanraakte.

Daarna vertelde hij hoe hij in ‘73 naar Spanje vertrokken was. Met haar ogen wijdgeopend staarde ze hem aan totdat ze geschokt uitriep: ‘Maar dat was het meest verlichte moment! Onze hele generatie, de hele jeugd als nooit tevoren op straat! Ik kan echt niet geloven dat je bent vertrokken in ‘73!’ Ze overdreef haar enthousiasme lichtelijk, er zich van bewust dat ze met de ogen wijd open en een verhoogde stem haar politieke engagement, haar passie, en dus ook zichzelf blootgaf. Haar vurige aanwezigheid en levendige, strijdlustige karakter werd opgemerkt door de groepjes kletsende

demonstranten die vlakbij stonden, en ze voelde zich meteen een stuk jonger. ‘En toen we de gevangenen bevrijdden! En toen we de Studentenraad overnamen en alle tegenstanders eruit lieten gooien! En toen…!’ Met een teder gebaar dat Cris irriteerde onderbrak Quique haar door haar zachtjes bij de kin te pakken.

‘Ik voelde dat er iets niet goed ging, Cris. De opkomst van de extremisten bracht het spoor van gebeurtenissen op een kruispunt in mijn leven. Bovendien had ik een tante die precies op dat moment verhuisde; al haar spullen stonden al aan boord en ik ging mee.’ Cris kneep haar lippen weer samen, haar gedachten dwaalden af, hij probeerde haar weer tot rede te brengen. ‘Cris, het was alsof alles opeens van plaats veranderd was. Logische verbindingen gingen in stof op. Ik liet het peronisme achter me toen ik merkte dat geweld het enige pad was dat ik nog kon bewandelen. Ik was altijd politiek actief, maar ik beschouwde me altijd meer gramsciaan dan peronist. Trotskist ook. Om precies te zijn had ik een methodologisch gezien marxistisch moment, maar dan onder de vlag van het peronisme.’

(4)

4

te brengen. De context hielp ook mee. De democratische desillusie na het vallen van de regering van De La Rúa vertaalde zich in een semantisch veld van “urgentie”, “verandering” en plannen voor de toekomst van de samenleving. Quique liet voorzichtig wat essentiële plaats- en eigennamen vallen, en hield daarbij nauwlettend in de gaten welk effect dit had op het gezicht van zijn toekomstige minnares. Het was een soort van Zeeslag in codetaal, waarbij de gekozen aanvalsroute diende te corresponderen met een affectieve oasis in het moerassige gevoelsleven van Cris. Sommige gezichtsuitdrukkingen hebben een één-op-één relatie met een verzameling van gegevens; het was Quique’s doel om snoepjes van informatie te verstrekken, en zo de vluchtige, zich bij vrouwen onderhuids nestelende beeldvorming te stimuleren die een man 'interessant' maakt. De coördinaten van het raster aftastend omvatte Quique’s zeeslag om de vrouwelijke fantasie: levenservaring als kameraad, een jong en opstandig karakter, oprechte betrokkenheid bij de gemeenschap en actieve participatie aan de gewapende strijd (gevlucht!). Quique glimlachte, bijna identieke woorden proevend herleefde hij een oude tactiek die hij in Barcelona en Parijs gebruikte om Spaanse, Uruguayaanse en lekkere, net aangekomen Argentijnse meisjes te versieren. Het politieke

engagement zorgde voor een sterke verbinding met eerdere levens. Tijdens hun ballingschap hadden Quique en Rodrigazo1 ontdekt dat de traumatische rekenkunde die de samensmelting van een verleden en een snor teweegbracht kon dienen als het bewijs voor een heel scala aan

geprivilegieerde ervaringen, net zo collectief als intiem, en in het licht van een mysterieuze schaduw zou het ware socialistische vaderland voor altijd in het hart van de kameraden en geliefden bestaan, zoals Walt Whitman in zijn woord aan de lezer predikte in Leaves of grass.

Iedere liefdesnacht was de laatste. Rodrigazo en hij stelden voldaan hun artillerie ten toon. Quique sprak af met een meisje in een cafeetje in het Quartier Latin, ze kletsen een beetje en na tien minuten kwam zijn partner het café binnen. Dan richtte Quique zijn blik op, zijn gezicht veranderde, hij kon het niet geloven, daar stond de Nieuwe Man, twijfelend in de deuropening, aandoenlijk verward, want weinig wist hij van de mondaine chaos en haar gewoonten. Met uitpuilende ogen (de ander was verrezen uit de dood) ging Quique naast de tafel in de houding staan. Het meisje in kwestie aanschouwde het spektakel met ingehouden adem, en Rodrigazo, “de Nieuwe Man” liep op hen af met onwrikbare overtuiging, met de tederheid van iemand die de toekomst heeft zien branden, met de vurige blik van een Soldaat van zijn Tijd. De twee gelijkgezinden gaven elkaar een omhelzing van dapperen, van Kozakken, van nieuwe mannen. Het meisje hield haar hand voor haar mond (een snik onderdrukkend, de geur van haar adem controlerend) en stamelde: ‘levende

1: Rodrigazo, hier de naam van een personage, wordt normaal gesproken gebuikt als benaming voor de serie van economische maatregelen die door Celestino Rodrigo, minister van Economische Zaken in de regering van Isabel Perón, in 1975 werd doorgevoerd. De maatregelen zorgden voor een enorme inflatie. (WS)

(5)

5

geschiedenis, pièces van levende geschiedenis!’ Snel ging ze van tafel om te bellen naar nog een andere beeldschone vriendin met zin om de maatschappij te veranderen.

‘Kom hier, dan hak ik je in pièces, kom hier sans culotte’ mompelden de twee trouw aan hun personages (hun gezichtsuitdrukkingen maakten duidelijk dat er dodelijke slachtoffers vielen). Rodrigazo speelde het precieze repertoire op de gitaar en de stem van Quique was niet slecht; naast de akkoorden van Canción para mi muerte, de verzamelaar Cuba Libre en de revolutie-hits hadden ze ook Mon légionnaire geleerd. Er was geen tijd te verliezen, ‘morgen zouden we wel dood kunnen zijn!’ De meisjes trokken hun kleren uit, klaar om de aangeboden staf van de liefde te consumeren. Of ze gingen lui in bed liggen en toonden speels hun rijpe rondingen (met een harmonie die de

schildersdoctrine van de revolutie, als gecodeerd in Les Demoiselles d’Avignon, reactionair en fascistisch zou vinden), klaar om de dolkstoten te ontvangen. Met het diafragma in de juiste positie zouden ze Rocamadour, bebé! schreeuwen, geïnspireerd door La Maga uit het gedicht van Julio Cortázar. De zomer ervoor waren Rodrigazo en Quique ertussenuit geknepen om samen door Latijns-Amerika te reizen. Kampvuren, protestliederen, gevechten en vriendschappen met trotskisten, Chinezen en keiharde peronisten. Rodrigazo droeg een klokvormige broek en hoge mocassins. Op zijn rugtas had hij een een sticker geplakt met een smiley die zei ‘glimlach, Perón houdt van je.´

Cris zuchtte, een beetje nerveus; ‘dit moet wel een lafaard zijn, een nep-activist die praatjes heeft maar eigenlijk van niets weet. ‘Ze liet haar ogen over de Buurtvergadering glijden, een korte stroomstoring verduisterde haar even. Quique bewoog zijn mond, hij was vast iets aan het vertellen. Cris opende haar mond half en liet haar blik rusten tussen de herinnering en de donshaartjes rond de adamsappel van de socioloog. Tussen het symbool en het geheugen lukte het Cris om te vluchten in de abstractie van het mannelijke, van waaruit ze zich voornam weerstand te bieden aan de slachting van haar libido, die gepaard ging met het door deze man verspreide luchtje van de nederlaag.

Langzaam zei ze: ‘Het waren zware tijden, erg zware tijden, snap je, voor degenen die hier bleven.’ Zo mannelijk mogelijk trok hij haar tegen zich aan; hij begreep haar perfect. Uit de broekzak van Cris hing een sleutelhanger in de vorm van een hart, Quique had een harde erectie. Hij wilde hem tegen haar aan drukken, met het idee dat ze daar misschien wel blij van zou worden, toen precies op dat moment een nummer van Jose “Banana” Pueyrredón werd opgezet.

‘Het feest kan beginnen!’ zei Eduardo, die al balancerend met een schaal vol beignets en puntjes vlaai langskwam. Ze waren gemaakt door werkeloze kokkin en kameraad Irma, ter ere van de gloednieuwe Ruilclub die op die dag officieel geopend werd. Eduardo gaf Quique een knipoog, Cris had niets door. Het was gewoonte om wat muziek te draaien aangezien het de cohesie bevorderde. Iedereen bracht zelfgemaakte likeur mee, whisky, grenadine of wat men ook maar in huis had; men luisterde naar liedjes van Joan Manuel “Nano” Serrat, Celia Cruz, Juan Luis Guerra, en zo nu en dan de

(6)

6

Internationale. De vijftigers liepen rondjes met hun plastic bekertjes en de binnenkant van hun gerimpelde voorhoofden vol met hoop op verandering; de vrouwen bewogen zich op het ritme van een zelfbeeld dat beslist niet overeenstemde met dat van de rest van de mensheid; ze sloofden zich uit om te bewijzen dat als ze geen vrouw konden zijn, dan toch op zijn minst een remedie tegen depressie.

Na een paar bijeenkomsten waren te onderscheiden: de alleenstaanden, de gescheiden vrouwen, zij die geneigd waren tot het pure in-en-uit, en de typetjes die het leuk vonden om hard to

get te spelen, in ieder geval voor een tijdje, waaronder de moeder van Mara.

Maar nu werden de vergaderingen steeds slechter bezocht, en de door Quique en Eduardo opgerichte ruilclub werd binnenkort gesloten.

De heropleving van de kleine dingen des levens, die hem zo gunstig deed uitkomen, bleek een tijdelijk paradijs; Quique verloor aan geloofwaardigheid. Het herstel van de politieke rust schopte hem uit dat Eden waar hij met heel weinig, op spiritueel en economisch gebied, kon overleven. Het financiële en professionele fiasco van Quique, dat in die gouden tijden van de vergaderingen gezien werd als een bewijs van zijn eerlijkheid, had de balans tussen kosten en mogelijkheden verstoord; het was niet langer zo rendabel als voorheen, en zijn gebrek aan kapitaal kon niet langer eenvoudig worden omgezet in een bewijs van eerlijkheid. Het voorval met de bedorven vlaai was geëscaleerd; er waren mensen met een voedselvergiftiging in het ziekenhuis opgenomen. Zo begon de druk om de Ruilclub, en ook de Buurtvergaderingen te sluiten.

Quique voelde zich alleen, bedrogen, alsof ze hem benoemd hadden tot hoofd schoonmaak en na afloop van het feest allemaal verhuisd waren naar een andere vergadering, met een ander sociaal belang.

Het schemergebied rondom zijn ambities, dat zo goed paste bij de onbeduidendheid ervan, verstootte hem van de warmte van het samenzijn; weer was het de Omstandigheid, de

onvergankelijke godin van het excuus, die hem terugbracht in zijn hol, hem alleen latend met zijn ziel en het onvermogen daar iets interessants mee te doen in de maatschappij. Misschien was het niet zijn schuld, en was het een fout in het systeem. De overschatting van de maatschappij als

onderzoeksthema had hem getraind in het beheersen van een aantal intellectuele vluchtwegen die hem in staat stelden de notie van “eigen verantwoordelijkheid” te onderwaarderen ten opzichte van zijn relatie met de dingen. Hoewel deze veroverde wapens zinloos waren voor de ontwikkeling van een constructieve ethiek, boden ze hem een uitweg binnen het bereik van zijn mogelijkheden. Verstopt in het refrein van de “ideologische coherentie” vond Quique een simpel motto dat als verklaring diende. Hij begreep – en maakte bekend – dat er een dynamiek van de massa bestaat die het onmogelijk maakt de dingen goed te doen. Feitelijk voelde Quique zich in het accepteren van zijn

(7)

7

lafheid en nutteloosheid vergezeld door intellectuelen van het formaat van Michel Foucault, en wie weet, misschien zelfs wel door Gilles Deleuze. Je kunt niet voor altijd avant-garde zijn; de goede intenties van een paar gaan overboord wanneer ze de massa proberen te organiseren. Er bestaat een omgekeerde proportionele relatie tussen de puurheid van de bedoelingen en het aantal mensen, zo redeneerde Quique. Het debat over de begrenzing van de politiek en de politiek van de begrenzing zou zijn intellectuele bijdrage zijn aan die prachtige lente van pannen en protesten, die zo onterecht overschaduwd werd door een paar puntjes vlaai. Zijn goede bedoelingen waren een feit, nu had hij alleen nog een beetje geld nodig. Vooralsnog twijfelde hij er niet aan dat hij bij Cris kon gaan wonen. Het was onwaarschijnlijk dat hij ooit een schadevergoeding omwille van zijn ballingschap zou

ontvangen, aangezien hij officieel nooit in georganiseerd verband gestreden had. Cris geloofde echter dat Quique vol hoop op erkenning van de Staat wachtte, en hij kondigde aan dat hij Mara’s kamer zou nemen om een studeerkamer in te richten, waar hij vervolgens de hele dag zou liggen slapen. Althans, dat was de indruk die Mara kreeg toen ze haar oude kamer binnenliep en hem languit op haar ex-bed zag liggen met een open boek van Levinas als een dood vogeltje op zijn borst. Hij werd wakker van het kraken van de kastdeur. ‘Oei, Mara, wat zul je wel niet van me denken!’ Hij glimlachte, een hele rij sigarettenvlekken tonend, terwijl hij zijn boek pakte. ‘Snap jij hoe het zit met die Fransen? Soms slaan ze je gewoon knock-out.’

Mara draaide zich met haar rug naar hem toe en begon shirts in een tas te stoppen. Quique deed een boekenlegger in het boek en bekeek haar kont. Die was anders dan die van haar moeder, maar toch ook niet zo heel anders. Hij zette zijn bril wat beter op zijn neus.

Het lichaamsaroma van Mara kwam tot hem; ze rook anders, heel anders dan alle andere meisjes. Quique bleef op bed zitten. Wat is de verbeelding toch iets prachtigs, dacht hij bij zichzelf, alles is aan- en afwezig op hetzelfde moment, todo paaasa y tooodo queeda, pero lo nuestro es pasar,

pasar haciendo caminos, caminos sobre la maaar.2 Opeens versomberde er iets in Quique, alsof

zware donderwolken van duistere gedachten zich in de bruine wateren van zijn verstand

weerspiegelden: wat een proletarisch orgaan is het toch, de kont, het orgaan waar je op zit, en al lijkt het alsof, of al is het zelfs zo dat het zich van zijn werk bewust is, feitelijk doet het niets anders dan wachten op de dood. ‘Ik moet wat zeggen’, zei hij bij zichzelf, ‘ik moet wat zeggen zodat het niet lijkt alsof we alleen zijn.’

‘Che Marita, heeft je moeder je wel eens verteld dat Rodrigazo en ik naar dezelfde middelbare school gingen?’

Als in een soapserie van Manuel Puig vouwt Mara een kledingstuk op en kijkt met een

2: Strofe uit een gedicht van Antonio Machado, gezongen door Joan Manuel Serrat, in Argentinië liefkozend “Nano” (dwerg) genoemd. De vertaling van de strofe is: ‘Alles gaat en alles blijft, maar het onze is gaan, gaan al paden vormend, paden over de zee’. (WS)

(8)

8

expressieloze blik op. Haar mentale blik verplaatst zich naar een andere tijd, haar gedachten vullen zich met beelden en herinneringen van dingen die ze al dan niet beleefd heeft; wanneer het de imaginaire films betreft die we gedachten noemen, blijken je iets herinneren en je iets inbeelden één en dezelfde handeling te zijn. Rodrigazo (wie kon het anders zijn?) was waarschijnlijk de ex van Silvia, een studievriendin van Cris die illegaal gevangen gezet was op de legerbasis Campo de Mayo en nu in Spanje woonde. Mara kende haar slechts als een hoofdstuk uit het verhaal dat haar moeder oneindig vaak vertelde: ‘Stel je voor, het arme kind, ze hadden haar geliefde, haar partner in de strijd,

vermoord, en zij zat daar opgesloten. Ze haalden de kap over haar hoofd er alleen af om iets smerigs in haar mond te proppen of om haar te dwingen met hem te zoenen. Met hem en met niemand anders. Het was een beeldschoon meisje, blond, niet zo heel lang, maar heel mooi. Goed, wat er toen gebeurde was dat Jaguar Gómez haar als liefje te pakken kreeg, en je kunt je voorstellen dat er toen geen ontsnappen meer mogelijk was. Hij was een grote, donkere, lelijke man, heel behaard, met zo’n typisch gezicht van de hoogvlakte, waarvan je wanneer je het ziet er rennend vandoor wilt gaan en die Jaguar was gemeen, alleen al van zijn aanblik scheet je in je broek van angst. Bovendien was hij de hoogste baas van de speciale eenheid, dus je kunt je voorstellen dat hij iedereen onder zijn duim had. Met hem was het tutti i fiocchi, je kon geen nee tegen hem zeggen, je moest simpelweg doen wat hij je opdroeg. Geloof me Mara, als ik met zo iemand naar bed had moeten gaan om jou en je broertje te redden had ik dat gedaan, laat daar geen twijfel over bestaan.’

Mara deed de tas met een ruk dicht en verdreef de beelden van haar netvlies. Tegelijkertijd boog Quique zich over haar heen met twee afwachtende armen, als een doelman wachtend op de penalty.

‘Ga aan de kant’ zei Mara.

Het zou voor Mara gemakkelijk geweest zijn dit mannelijke aspect van haar moeders depressie de verbanning in te sturen. Zij zou een actie als deze in geen geval tolereren; haar razernij zou woeste golven doen opleven waar Quique (half verdronken, ronddobberend) onmogelijk op zou kunnen surfen; ze zou hem uitwissen, hem voor altijd doen verdwijnen, nomen nescio, kaputt. Maar ze wilde haar moeder geen gunst verlenen noch nader tot haar komen. Het laatste Oedipus-achtige voorwendsel, Horacio, was een met haar moeder bevriende verslaggever. Horacio schreef een tijd voor een literair tijdschrift; met de terugkeer van de democratie vond hij werk als nutteloze

ambtenaar en wijdde zich daarnaast aan onderzoeksjournalistiek. Op een nacht in zijn kamer, nadat ze seks met hem had gehad, maakte Mara een bruuske beweging en trapte hem letterlijk uit bed. De man zat nu op zijn knieën naast haar, naakt en kwetsbaar. Zonder hem aan te kijken ging Mara rustig rechtop zitten en stak een sigaret op.

(9)

9 ‘Omdat ik daar zin in had’ antwoordde ze.

Toen hij haar een klap op haar wang gaf die haar sigaret deed wegvliegen, richtte zij zich in razernij op, met haar neusvleugels uitdagend wijdgeopend. Hij gaf haar nog een klap op haar wang, en ze vluchtte snel naar badkamer en deed de deur op slot. Ze krulde zich op naast de bidet en wachtte. Ze wachtte tot hij haar zou vinden, tot hij haar onder de deur door zou proberen te schoppen onder begeleiding van scherpe bedreigingen. Zittend op de koude vloer merkte ze dat ze helemaal nat was. Daarna hoorde ze het hek van de liftdeur open en weer dicht gaan.

Dat met Horacio was een paar dagen voor de protesten geweest, Mara kon het zich perfect herinneren. Haar moeder kwam als een wervelwind het appartement binnen met een

gepassioneerde blik in haar ogen (net zoals die van die ene vriendin van haar, gevangene in Rawson, als ze het had over de leider van de FAR, die haar met een Ithaca shotgun in de hand en een intense glinstering in zijn ogen kwam bevrijden terwijl zij rillend en ineengekruld op de celvloer op hem lag te wachten). Cris sloot zich op in de badkamer, omhuld door een stilte die schreeuwde om aandacht. Mara duwde de deur open, enigszins geamuseerd. Haar moeder opende haar mond half terwijl ze zich opmaakte; ze had haar make-uptasje gepakt en trok snelle, maar precieze lijnen. ‘Doe de tv aan, Mara, het systeem staat op instorten, iedereen is de straten opgegaan (je moeder was de eerste van wie je het hoorde).’

Vijftien verdiepingen lager, platgedrukt tegen het asfalt, verscheen en verdween een bont gekleurd dier. Vanuit de ramen van dichtbijgelegen gebouwen, waar de andere mensen uit gluurden, schoten metalen flitsen van licht die de muren beklommen en de straten deden dreunen. Mara ging terug naar de kamer van haar moeder, die nu kleding uit de kast trok en over het bed verspreidde. ‘Waar ga je naartoe? Moet ik ook inpakken?’ ‘Nee, Mara, waarom zouden we ergens heengaan? We moeten juist hier blijven, als steun voor het volk dat is opgestaan. Vluchten is voor lafaards. Al die tijd hebben we volhard en verdragen, maar nu wordt de wil van het volk verdedigd en steekt men de vuisten in de lucht. Wat denk jij, een spijkerrokje of iets soberders, een linnen broek?’ Het was negen uur ’s avonds, de nieuwsberichten over de plunderingen in heel Buenos Aires werden afgewisseld met beelden van de door verontwaardigde burgers opgeworpen wegblokkades verspreid over de hoofdstad. Verwilderde gezichten sloopten winkelruiten en de Chinese eigenaars van supermarkten probeerden zich te verdedigen. De hele stad werd één dankzij het ritme dat door de demonstranten op potten en pannen geslagen werd; uiteindelijk koos Cris voor een spijkerbroek en sneakers. Want als je de middenklasse eenmaal op je dak hebt dan ben je ver van huis, beredeneerde de moeder van Mara terwijl ze op haar roestvrijstalen pan sloeg en over de Coronel Díaz-laan liep. De orthodoxe politieke analyses van haar moeder mengden zich met die van andere ‘meiden die ze kende’; vrouwen van haar leeftijd die ze weleens in de stomerij had gezien zonder enige vorm van

(10)

10

interactie met ze gehad te hebben. Mara liep aan haar zijde. Lopen waar normaal gesproken auto’s rijden deed haar denken aan het WK 1990 in Italië, aan haar vader met de hemelsblauw met witte vlag. Waar ze ook keken, overal liepen de rustige hordes in dezelfde richting. Sommige mensen wandelden met hun honden, die opgewonden blaften of kalm in de perken poepten. Men praatte met degene naast zich, zonder het ritme van de pannen te verwaarlozen. De straatstalletjes waren geopend; als je naar boven keek zag je de verlichte vensters met nog meer mensen die de metalen geleiders van de politieke hitte beroerden. Mara was bang dat een doorgedraaide buschauffeur van de gelegenheid gebruik zou maken om ‘zich te uiten’ en honderden mensen te vermoorden. Er was geen politie op straat.

De colonne demonstranten ging in de richting van het Congres en Plaza de Mayo via de hoofdwegen van de stad. Op de kruising van Santa Fe en Riobamba zag Mara een klasgenoot, Lucía. Ze hadden elkaar al een tijd niet gezien; Mara forceerde de ontmoeting door op haar af te stappen, bang dat Lucía anders het tegenovergestelde zou doen om haar te ontwijken. Lucía vertelde dat ze net terug was uit Bolivia, waar de ‘situatie op het platteland echt niet langer kon.’ Ze werkte als grafisch journalist voor een NGO voor onafhankelijke journalistiek, en ze had de laatste dramatische uren uitvoerig vastgelegd. De fotograaf met wie ze werkte kwam keer op keer terug in het verhaal, en het was duidelijk dat Lucía uren over hem zou kunnen praten. Mara luisterde gefascineerd naar haar; ze kon altijd al zo heerlijk verhalen vertellen en op mensen verliefd worden. Lucía keek op haar horloge; ze werd ergens anders verwacht. Om duidelijk te maken dat ze graag met haar meeging overdreef Mara in haar bescheidenheid en legde snel uit dat ze van haar moeder wilde ontsnappen. De beslissing om samen te lopen hing nu meer af van Lucía’s altruïsme dan van haar animo, en ze stemde toe. Ze wandelden samen te midden van leuzen, trommels, mensenmassa’s en dranghekken. Toen ze bij het Congres aankwamen greep Lucía Mara bij de arm: ‘Pas op’, zei ze, ‘met zo veel

demonstranten komen we hier niet levend vandaan.’

De kus van Mara en Lucía had plaatsgevonden tijdens een zomer in Buenos Aires. Ze spraken iedere dag af bij Lucía thuis, samen met nog een andere vriendin, Liti, een lange, erg bleke brunette die op een soort van punkversie van Marilyn Monroe leek. Om zes uur, wanneer de moeder van Lucía thuiskwam van het werk en het licht aan alles een paarse gloed gaf, gingen ze uit elkaar. Ze praatten de hele tijd, ze hadden elkaar zo veel te vertellen! Ze deelden informatie over het dringende

universum dat op de loer lag, wachtend op het moment om zich over hun heen te werpen. Alles wees erop dat ze sinds hun twaalfde de volgepiste wateren van een zwembad op een vakantiepark hadden betreden, waar de jongens haaitje speelden en probeerden de meisjes onder water te pakken te krijgen om vervolgens met een triomfantelijke gil van ‘ik heb haar aangeraakt’ weer boven te komen. Vragen als: ‘Wanneer is het de bedoeling dat je hun ballen aanraakt?’ en ´Wat is het perineum, en

(11)

11

waar bevindt het zich precies?’ hadden hun aandacht. Beetje bij beetje veranderde het tempo van de zinsvorming, en de theorieën over seks mengden zich met griezelverhalen.

De ouders van Liti waren van de ERP, het Revolutionaire Volksleger; Liti had een beeld van haar moeder op het netvlies gegrift staan: zwanger, de kogels ontwijkend in Ezeiza. Haar vader had het nooit toegegeven, maar ze wist het zeker; iets zei haar dat hij er wel “een paar had neergeknald”. De ouders van Lucía leerden elkaar kennen in de Christelijke Jeugdbeweging, in een dorp waar de catechismus verkondigd werd. Ze raakten nooit betrokken bij de gewapende strijd, maar

accepteerden wel de verantwoordelijkheid voor het opvangen van verschillende bevriende guerrillastrijders, die even later zouden sterven danwel vluchten. Van haar klasgenoten waren de meesten de zoons en dochters van ex-militanten. In sommige gevallen waren de ouders onderlinge vijanden geweest; omdat ze behoorden tot het kamp van Perón (zoals de vader van een van de vriendjes van Lucía) dat de anderen (zoals toekomstige vriendjes of vaders van vriendjes van Mara) naar het front stuurde. Of ouders die een pact sloten met de leiders (van het leger of van de guerrillabeweging) en zo de rest onbeschermd lieten, zoals de beruchte vader wiens vrouw werd vrijgelaten in ruil voor een lijst van strijdende kameraden (vermeende ouders van klasgenoten). Lucía had in Belgrano op de basisschool gezeten; op een nonnenschool waar veel andere dochters van militairen naartoe gingen. Ze had een vriendin, Mariu, die was opgevoed door haar grootouders: vrouw en kolonel in het leger. Mariu zei dat haar ouders waren omgekomen in een auto-ongeluk, maar later ging het verhaal dat haar moeder, dochter van een kolonel, verliefd was geworden op een guerrillastrijder. Zich van het gevaar bewust lieten ze hun twee dochtertjes achter bij de grootouders; kort daarna werden ze ontvoerd. Haar opa had verteld dat haar ouders zich soldaten achtten; dat was wat zijn dochter hem had gezegd nadat ze zijn wapens en zijn legeruniform die hij thuis bewaarde van hem had gestolen. ´Ik wilde ze beschermen, maar ze lieten het niet toe’ zei de opa beschaamd en met pijn in zijn hart. Al met al, wat Mariu als klein meisje het leukst vond was rondrijden in een tank. Maar het was moeilijk dat aan anderen te vertellen zonder dat ze medelijden met haar kregen en haar uitscholden, al dan niet achter de rug van haar grootouders om. Ieder detail was een coherente bundel van licht die zich op één lijn stelde met de rest; als laserstralen van liefde en kwaad die hen in staat stelden de gloeiend hete scène van hun eigen geboorte bij te wonen. Ze waren de belezen dochters van een vreemd literair land, bevolkt door monsters van een ernstig proza en gotische

Facundo’s verlicht onder een bewolkte hemel. Net zoals de tragedie de morele schoonheid van

Antigone doet schitteren, verheerlijkten deze verhalen het wonder van hun eigen bestaan; het schetste hen als pure en unieke wezens, afkomstig van een nationale aristocratie van passie en moed. Als meisjes die zich het gezicht besmeren met modder om elkaar bang te maken, merkten ze

(12)

12 gezichtsuitdrukkingen.

Mara miste die zomer nog steeds. Eigenlijk wilde ze Lucía omarmen en haar vertellen dat ze er prachtig uitzag, maar de menigte duwde hen richting de hoek van een smalle straat, grenzend aan het Congres, en ze zag dat Lucía paranoïde werd. Mara was dol van vreugde, ze waren tenminste samen aan het protesteren!

‘Nee, niet deze kant op,’ had Lucía gezegd. Met het gevaar op de loer had ze haar even aangeraakt. ‘Met zo veel demonstranten komen we hier niet levend vandaan.’

In de stampvolle straat zag het zwart van de mensen. Ze konden nauwelijks

gezichtsuitdrukkingen onderscheiden; een klinkende schaduw omcirkelde de lichamen en bracht de spieren in staat van paraatheid. Mara ging op haar tenen staan om verder te kunnen kijken; het waren er honderden, gevolgd door duizenden. Ze bad dat de cavalerie hen zou komen opjagen; ze zou Lucía bij de hand nemen en samen met haar ontsnappen. De blik van Lucía was gespannen en afwachtend; ze hield Mara nog steeds bij de arm. Allebei waren ze bang en opgewonden tegelijk. Om zich heen hoorden ze uitingen van onvrede, afgewisseld met pieken van euforie en opwinding. Oude vrouwtjes vervloekten luid de politici die het gebouw verlieten, zonder zich iets aan te trekken van de algemene melodie. Hun bijdragen syncopeerden snel, verpletterd door de kracht van het geheel. Tieners met haveloze T-shirts pogoden tussen de mensen door, anderen volgden slechts vrolijk het ritme en kletsten met de persoon naast zich. De jeugdige spanning bracht hen naar de voorste rijen, nieuwsgierig naar de mogelijkheid van een confrontatie met de politie. De sfeer kwam overeen met die van een glorieuze gebeurtenis, en er was geen gebrek aan redeneringen in de trant van: ‘kijk eens met hoeveel we zijn, meer dan honderdduizend; als slechts een derde van ons de wapens opneemt is het land van ons.’

Mara zag de troep van stencilaars, bestaande uit Powa, Toni en twee, best knappe, blonde jongens. Ze werden omcirkeld door een aantal vrouwelijke satellieten met geschoren hoofden en baretten in de stijl van mei ’68. Na middernacht liepen de gemoederen hoog op, en de menigte dreunde tegen de dranghekken die om het Congres stonden. Na wat geschreeuwd te hebben klommen de meisjes op de schouders van Powa en een van de schattige blonde jongens. Ze haalden hun mini-DV camera’s tevoorschijn en filmden van elkaar hoe ze deelnamen aan de protestactie. Met de vuist in de lucht schreeuwden de meisjes dingen als ‘Gaan met die banaan’, ‘Hou vol’ en andere vreugdevolle uitingen afkomstig uit het voetbaljargon. De jongens hielden ze vast en keken in de camera. Vervolgens klom Toni op de schouders van een andere vriend en zoende een van de meisjes met de volksstrijd op de achtergrond; het was een mooie ansichtkaart. Toen Mara hen verticaal boven de mensenmassa uit zag stijgen herinnerde ze zich dat Toni verlangde naar een andere hecatombe, weliswaar met wat kleine aanpassingen aan het decor. Het was zijn droom om van liaan

(13)

13

naar liaan te slingeren in een Jurassic Buenos Aires, bestaande uit tropisch bos en verroeste ijzeren constructies; om voor eens en voor altijd dit corrupte kapitalistische systeem te vernietigen. ‘Weer dieren zijn, Mara, hangend in de bomen!’

Toni’s Neanderthalische utopie bewaarde een klein marxistisch hart, geïnjecteerd met de ecologische, anti-globalistische chic waarmee men in Europa de verveling probeert te bestrijden; Mara was te veel een snob om hierin mee te gaan. Etián was er ook, opgesteld met microfoons en een minidisk aan zijn riem nam hij de percussie van de potten en pannen op. Op zijn T-shirt stond “We zijn allemaal drummers”. Lucía observeerde hen van een afstand, zonder gehaast commentaar te leveren dat de zuivere bedoelingen van de volksuiting zou kunnen vertroebelen.

Op dat moment zag Mara haar moeder. Ze was aan het kletsen met een van de maatjes van Powa: Jerom, een lange aantrekkelijke man met donker haar die erom bekend stond de meisjes met wie hij naar bed ging te filmen. Cris lachte te veel, ze had haar mond steeds dichterbij en verder open. Mara, lid van het menselijk ras, wist wat dat betekende, net zoals een maansteen verbonden is met zijn hemellichaam voordat hij er op gewelddadige wijze van losgerukt wordt. De pas

aangekomen hordes duwden haar; het waren voornamelijk tieners die al schreeuwend pogoden. Mara hield de hand van Lucía stevig vast en sloot haar ogen, ze beeldde zich in dat er in de verte paarden steigerden, in bedwang gehouden door de sterke arm van de wet. Ze konden ieder moment de teugels laten vieren. Mara kon niet wachten.

Haar moeder en Jerom zagen elkaar weer op de buurtvergadering van Palermo. Jerom was gekomen uit nieuwsgierigheid, omdat hij dichtbij woonde. Cris ging met hem mee om wat stencils te maken; zij hield de plaat omhoog en Jerom bediende de spuitbus. Met deze operatie verminkte ze haar nagels, maar het deed haar weinig; ze was in de zevende hemel. Mara deed al het mogelijke om zo min mogelijk te weten te komen over de nieuwe hobby’s van haar moeder, maar de zekerheid is als een konijntje dat zijn best doet gevangen te worden, en al gauw kwam de dag waarop ze met z’n drieën aan de keukentafel zaten te ontbijten. Jerom, in zijn blote bast omdat het warm was, zat aan het hoofd van de tafel; het gebrek aan persoonlijke hygiëne verhoogde zijn mannelijkheid. Enigszins verkrampt door de daad zette Cris de fluitketel op het vuur.

Mara ging zonder een woord te zeggen aan tafel zitten. Jerom begreep direct de hele situatie en zakte onderuit in zijn stoel en gaf een knipoog aan Cris. Ieder commentaar van zijn kant zou als een verklaring gelden; hij hoefde aan niemand verantwoording af te leggen.

‘Cris en ik hebben wat stencils gemaakt.’

‘Je zou ze moeten zien!’ De stem van Cris klonk veel hoger dan normaal. ‘Het is veel beter zo, veel netter.’ Ze pauzeerde, het idee was er maar half uit gekomen. ‘Dan graffiti bedoel ik.’

(14)

14

nemen, bang dat ze zich zou laten meeslepen in de psychomotorische staat van opwinding waarin haar moeder zich bevond.

‘Als je geïnteresseerd bent’, en Jerom leek geïnteresseerd, ‘kun je met ons meekomen. We hebben commando’s die de verschillende zones van de stad bestrijken; Powa en de rest zorgen voor de organisatie. Soms krijgen we de chaotische delen van de stad, soms de rustige. Altijd ’s nachts, dan is het onopvallender, en vetter. We gaan met groepjes van drie of vier personen per auto. We maken de stencils, documenteren alles door middel van foto’s en mini-DV, en daarna verzamelen we al het materiaal in de Cyborga, de schuilplaats van Powa en de rest.’

‘Aha. En wat voor dingen schilderen jullie dan?’ Mara wist het al; een paar maanden daarvoor was ze met hem naar bed geweest, maar blijkbaar kon hij het zich niet herinneren.’

‘Nou, dingen tegen Bush, tegen het imperialisme, de oorlog, het kapitalisme, dat soort dingen…’ antwoordde Jerom, die het zich wel degelijk herinnerde.

‘Het is ongelooflijk hoe de geschiedenis zichzelf herhaalt, niet?’ Cris leunde met haar ellebogen op tafel en keek beiden aan. Ze voelde zich zekerder van zichzelf als ze bekende zinnetjes herhaalde. ‘Ik bedoel, een paar jaar geleden vochten wij voor dezelfde dingen. Kijk ze nou, de jongens en meisjes van de nieuwe generatie, met z’n allen in opstand, meeprotesterend, strijdend voor een rechtvaardige wereld. Dat is toch indrukwekkend?’

‘De huidige demonstratie is pacifistisch en die van jullie was dat niet, dat is een wereld van verschil. Bovendien is deze opstand niets meer dan de bourgeoisie die zichzelf probeert te

verdedigen’ zei Mara.

‘Dat heeft er niets mee te maken’ zei Cris geïrriteerd. Ze haalde haar hand door het haar en keek hoe Jerom reageerde. ‘Ieder tijdperk heeft zijn eigen discours, maar alleen de essentie is belangrijk, namelijk het breken met het individualisme en werken voor een betere wereld, of niet soms? Het is jou allemaal maar aan komen waaien. Je bent hier in alle rust geboren, ik kon het me veroorloven te betalen voor je opleiding met bijbehorend sociaal netwerk. Maar er zijn anderen die niet kregen wat jij kreeg, snap je?’

‘En wat heeft dat ermee te maken?’

‘Wat ik probeer te zeggen is dat als je zou vechten voor andermans recht om te studeren, te eten, te werken, enzovoorts, je zou begrijpen dat rustig en egoïstisch je leven leiden iets heel anders is dan op iedere mogelijke manier een ander proberen te helpen, koste wat het kost, met wapens of met je tanden, als het zo moet zijn, als dat is waar het precieze moment in de geschiedenis om vraagt.’

Cris slurpte aan de mate. Op het einde had ze een beetje haar stem verheven, dat moest ze toegeven, maar dat viel haar toch niet te verwijten? Ze was een energiek, gepassioneerd persoon, al

(15)

15

zei ze het zelf. Haar bijdrage leek Jerom echter niet te overtuigen. Tijdens dat Mara beredeneerde dat alle soorten fascisme de meest verheven idealen naar voren brengen om geweld te rechtvaardigen (Bush zwaaide bijvoorbeeld met de waarden van vrijheid en democratie), zag Cris dat Jerom zijn hoofd synchroon met dat van haar leek te bewegen. Cris schonk nog een mate in en gaf hem aan Jerom, die zijn mond bij de bombilla bracht zonder haar aan te kijken.

Verbitterd dacht Cris terug aan dat ene cursusje “Emotioneel Kapitaal en Neuro-Linguïstisch Programmeren” dat ze in ´99 gedaan had. De toon, het microritme en de snelheid van het knipperen met je ogen waren de overdrachtsbuizen van empathie, de besmette glazen van de gedeelde ideeën die uitgroeien tot “levensvisies”. Was ze niet langer in staat om te geven en te nemen? Ze dacht aan haar leraar, Sami Wasskam, en hoe hij de controle kreeg over haar empathie toen hij eenmaal gebruikmaakte van die bioritmen. Sami was eigenlijk ook een imbeciel. Ze was nooit met hem naar bed gegaan als hij die bioritmen niet zo goed onder controle had gehad. Lelijk, dat was hij; lelijk en inferieur aan haar. Buiten haar macht verdween de glimlach van Cris voor een moment; teleurgesteld bemerkte ze dat het niet langer uitmaakte wat ze zei. Zoals Sami zei is het niet langer het “wat” maar het “hoe” dat ertoe doet. De kunst om over de hedendaagse waarheden te surfen ontglipte haar; Jerom praatte niet meer met haar, sterker nog, hij leek haar zelfs niet meer waar te nemen.

Op de dag dat de Ruilclub officieel geopend werd kwam Jerom naar de buurtvergadering in het gezelschap van een Japans meisje met roze haar en, tegen alle verwachtingen in, tieten; iets dat toch niet heel gebruikelijk is bij Aziaten. Cris had haar al rond de stencil-commando’s zien hangen: het meisje lachte regelmatig, maar wist zich ook stil te houden, met haar spleetogen wijd geopend, alsof de woorden via haar ogen beter tot haar doordrongen dan via haar oren. De zelfvoldane houding van Jerom maakte duidelijk dat het hem geen enkele moeite had gekost om haar in bed te krijgen; die kleine Japanse zou wel erg fotogeniek zijn. Terwijl Quique en zijn kompanen puntjes vlaai uitdeelden, die Jerom en de spleetoog niet eens wilden proeven, drong het tot Cris door dat, zonder al te veel ophef, haar romance met de nieuwe belichamingen van de guerrilla tot een einde was gekomen. Naast de andere teleurstellingen van die zomer is de gevreesde Cavalerie met haar

Pretoriaanse aanhang nooit gekomen. Er zouden enkele dagen voorbijgaan voordat het witgloeiende gelaat van de brute kracht zich verwaardigde tot herstel: door te gooien met traangas en het tonen van de schietklare mitrailleurs met honger naar onschuldige slachtoffers. De demonstraties van december waren niet langer zo leuk als vroeger; eenmaal opgegaan in de menigte was de magie van de ontmoeting met Lucía snel verdwenen. Mara nam zich voor om haar op te zoeken bij een van de meetings van de Arbeiderspartij, waar de fotograaf die ze zo leuk vond naartoe ging, maar ze heeft het nooit gedaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Meer dan twee derde is er voorstander van dat de mediator zich over kansen en risico’s uitlaat om de partijen richting mee te geven, terwijl bijna alle advocaten

Of gemeenten met hun budget jeugdhulp uitkomen hangt met veel factoren samen, die te maken hebben met het beleid van de desbetreffende gemeente, de wijze waarop zij de zorg

gemaakt van alle vaste en variabele kosten in de keten van het transportproces vanaf leverancier naar BouwHub, het interne logistieke proces op de BouwHub, het

 wanneer we een persoonlijke mening uiten over de dienstverlening of het beleid, moet het voor de burger volkomen duidelijk zijn dat we in eigen naam spreken en niet

Voor veel bijenonderzoekers is duidelijk dat deze sterfte niet door de nieuwe groep van bestrij- dingsmiddelen werd veroorzaakt, maar door virussen die worden overgebracht

Waarom heeft Gartner in zijn onderzoek niet naar de kwaliteit van de broncode gekeken, waarom heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken hier niet naar gevraagd en waarom is het

Wanneer een programma of een project moeilijk in tussentijdse producten kan worden opgedeeld, dan moet bekeken worden hoe dat in beheersbare stappen uitgevoerd kan worden.. Zoals

Ik houd er niet van om een dichter op zijn vingers te tikken, maar ik had hier als lezer toch liever zelf het initiatief gehouden?. Dan zijn regels