• No results found

Poëzie zonder puntjes op de i

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Poëzie zonder puntjes op de i"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

32

Levende Talen Magazine 2016|6

33

Levende Talen Magazine 2016|6 schijnt voor het eerst dat onmiskenbaar

mannelijke volrijm. Bovendien presen- teert de tweede strofe, waarin Napoleon en Nero figureren, zich als het zwarte spiegelbeeld van ‘De Wandelaar’ van Nijhoff. Daarin verschijnt op soortgelijke wijze een aantal kunstenaars ten tonele (‘Dichter in de tijd van Baudelaire’). Als je er zo naar kijkt is ‘Herostratos’ veel meer poëzie dan het verhaaltje suggereert.

In het tweede gedicht, ‘Rien ne va plus’, komt de Franse dichter bovendien echt op de proppen: ‘Je zult maar zestien zijn en lelijk. Zoals jij. / Maar je wilde dichter worden, melkt de woorden van / Rimbaud en Baudelaire en slurpt je moe- ders soep / onder vijandig licht.’

De zestienjarige weet hoe hij succes zal hebben, in het leven en bij de meisjes.

‘Je bent dichter nu en haast elk meisje / trapt erin. Gretig ben je, slordig met geluk.’

Dat dat twintig jaar later allemaal nogal tegenvalt, tekent de romantische aard van de dichter:

En nu, haast zesendertig, ziek en men- senschuw,

door poëzie van alles om je heen ver- vreemd,

nu kijk je naar je hand en spuugt op je pen.

Is het walging? Onmacht? Zelfhaat misschien?

Had je maar nooit een gedicht ge- zien.

Die laatste regel verwijst naar een uit- spraak van Slauerhoff en is ook als motto aan dit gedicht meegegeven. Je kunt je bij dit slot opnieuw afvragen of de dichter hier niet te veel weggeeft.

Had hij die drie vragen bijvoorbeeld niet aan de lezer moeten laten? Was het met één regel minder niet meer poëzie geweest? Ik houd er niet van om een dichter op zijn vingers te tikken, maar ik had hier als lezer toch liever zelf het initiatief gehouden.

Dan zijn regels als ‘Vrijdag. Hij had niet Schopenhauer zitten lezen. / Hij dacht niet aan dood en niet aan later’

veel overtuigender. Regels als deze jagen de lezer zélf de vraagstand in. Hoezo heeft hij Schopenhauer niet gelezen? Wat dan wel? Heeft hij überhaupt wel zit- ten lezen? Wat moet ik met deze mede- deling? Waar dacht hij dan wel aan?

Enzovoort. Twee regels die meer vragen stellen dan de tekst had durven bevroe- den. Zulke regels maken een gedicht onbetaalbaar, zelfs al volgt meteen daarna een succesagenda-uitspraak als

‘Drinken is doodgaan en weer opstaan uit de dood’. Mooi hoor, daar niet van.

Maar helaas staat er opnieuw niet meer dan wat er staat.

Slordig met geluk van Menno Wigman mocht zich kort na het verschijnen, ver- heugen in een flink aantal positieve recensies. En terecht, want Wigman is een goed dichter. Maar soms is het nodig dat iemand even de puntjes op de i zet – liefst de dichter zelf. ■ Jan de Jong

Menno Wigman. (2016). Slordig met ge- luk. Amsterdam: Prometheus. Isbn 978 90 466 2363 5, € 14,95, 64 blz.

Dichterschap en hectiek, dat gaat meest- al niet goed samen. Bij dichten stellen we ons toch iets anders voor dan voortdurend achter de actualiteit aan hollen. Sommige dichters is het wel gegeven hoor. Die staan vooraan als er iets gebeurt en rennen ver- volgens alle media langs om te spuien wat ze daarvan vinden. Het Dichterschap des Vaderlands was Ramsey Nasr destijds op het lijf geschreven. Ik moet me sterk ver- gissen als hij niet de meest productieve poëet in het hele rijtje tot nu toe was. Bo- vendien was hij met angstwekkend grote regelmaat in alle vaderlandse talkshows te zien om minder ruimdenkenden bevlo- gen de les te lezen.

Hoe anders was dat bij de uitvinder van het nationale dichterdom, Gerrit Komrij.

Die bezag het nijvere gekrioel der Lage Landen vanuit het veilig ver weg gelegen Portugal. En dan nog gaf hij er vroegtijdig de brui aan. Want een beetje dichter, en zeker een romanticus als Komrij, heeft meer dan genoeg aan zichzelf.

Ook stadsdichters hebben hier wel onder te lijden. Niet voor niets memo- reert Menno Wigman zijn Amsterdamse stadsdichterschap als ‘twee koortsach- tige jaren’. Hij doet dat op het ach- terplat van zijn recente bundel Slordig met geluk. Waarna hij vervolgt met: ‘Nog geen halfjaar later spoelde hij met een mysterieuze hartkwaal op de intensive care aan. “Twee weken in mijn eigen graf gekeken,” heet het in een gedicht.’ En hij trekt hiermee een kaarsrechte lijn tussen de hartkwaal en die koortsachtige jaren.

Want het is maar dat wij het weten: dat

drukke bestaan in het centrum van de plaatselijke actualiteit, da’s toch eigen- lijk niks voor een dichter.

Wigman is, net als Komrij, een romanticus. Na het drukke stadsleven komt de twijfel. Wat heeft het leven, de liefde, de poëzie hem eigenlijk gebracht?

In ‘Dingen die je niet zegt’ houdt hij één aspect van zijn leven tegen het licht:

Jij, hier, in je vierenveertigste winter, jij, gekwetst, gekwetst en ziek van gore jaloezie:

houd je nog steeds de wacht bij je ver- driet?

Je drinkt en drinkt en sleept maar da- mes naar je bed

en krijgt haar nooit lang uit je hoofd.

Een teek is ze,

ze heeft je huid, een teef. Maar: zij is zij.

Dingen die je niet zegt. Het bed waarin zij nu.

Zijn bril. Haar mond. Niet weer die slecht gefilmde pijn.

Blijf scherp. Zo kostbaar kan een kut niet zijn.

Het is getob dat de lezer (althans deze le- zer) niet zo erg kan boeien. Weinig beel- den, weinig vragen. Weinig, kortom, wat de noodzaak van poëzie onderschrijft.

Meer dan wat er staat, staat er niet. En dan komt vanzelf de vraag boven: als je precies dit wil zeggen, waarom doe je dat dan in een gedicht? Goede poëzie daagt de lezer alleen al door de vorm uit om met de geboden woorden aan de slag te gaan. Bij een gedicht als het bovenstaan- de, blijft de lezer dan met wel erg lege handen achter.

Gelukkig staan er ook goede gedich- ten in de bundel. De twee openings- gedichten ‘Herostratos’ en ‘Rien ne va plus’, bijvoorbeeld. Ik citeer het eerste helemaal (Herostratos was een Griek die in 356 v.Chr. een tempel in brand stak, om zo eeuwige roem te verwerven):

Er tikken pissebedden in mijn hoofd.

Ze naaien mijn gedachten op.

Ik denk al dagen aan een daad, zo groot,

zo hevig en dramatisch dat mijn naam in alle kranten komt te staan.

Napoleon, las ik, was kleurenblind en bloed was voor hem groen als gras.

En Nero, die bijziend was, hield het spel

in zijn arena bij door een smaragd.

Nu even stilstaan. Moet je horen: ik ga straks de straat op, ik besta het, schiet

me leeg en verf de feeststad groen.

Nog voor het eind van het festijn zal ik de grootste zoekterm zijn.

Ik las dit gedicht op de dag nadat in Enge- land het parlementslid Jo Cox werd dood- geschoten door een man wiens naam vervolgens ook door alle media klonk.

Dat helpt misschien. Maar het nodigt ook uit tot een te beperkte interpretatie.

Want draait het hier wel om moord? ‘Ik (…) schiet me leeg’ is toch net iets anders dan ‘ik schiet mijn pistool leeg’. Nee, de Herostratos die hier spreekt, zoekt een andere weg naar onsterfelijkheid. Met het aantal regels per strofe telt hij af: Vijf, vier, drie, twee. En in de laatste strofe ver-

poëzie

Poëzie zonder puntjes op de i

Menno Wigman. Foto: Bianca Sistermans | De Beeldunie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In zijn brief van 21 maart, 1953, aan Endt geeft Van Geel het fragment uit de brief van Nescio als volgt weer: ‘Nescio die me vroeg een huisje te zoeken voor hem [voor zomer-huur

Smallstonemediasongs.com printed & distributed by: GMC Choral Music, Dordrecht - www.gmc.nl Vermenigvuldigen van deze bladmuziek zonder toestemming van de uitgever is

1988 Talpa Music t/a Classic Music, Laren,

zijn voor onze tijd: weg van verouderde structuren en macht; gedragen door levende geloofsgemeenschappen, minder zelfverzekerd, maar zoekend en speurend naar Gods aanwezigheid;

Uw bijstaan houdt gaande doet hopen, vertrouwen dat ‘U er bent’. weer waar maakt uw naam en aan

Via de folder wil ik graag alle mensen die ieder jaar weer zo genieten van het Straatvoetbal Santpoort vragen om ons toernooi van 2011 eenmalig te steunen, middels een

‘De arbeidskansen van mensen met een arbeidsbeperking zijn geslonken, maar daarmee is de Participatiewet niet mislukt’.. ‘De organisatie van jeugdhulp sluit niet aan bij de manier

Daarom werkt Work First ook niet zo goed voor laagop- geleiden – onder wie de meeste laaggeletterdheid voorkomt: zij kunnen hun arbeidsmarktpositie pas significant verbeteren als