Vraag nr. 56 van 22 januari 1996
van de heer MANDUS VERLINDEN
Stedelijke Muziekschool Aarschot – Erkenning
Tot ontsteltenis van de beheerraad van de VZW Stede-lijke Muziekschool Arthur Meulemans en het Muzieka-telier Diridon, van de directie met haar 25 leerkrach-ten, van de meer dan 600 leerlingen en van de Aar-schotse publieke opinie, heeft de bevoegde schepen van de stad Aarschot meegedeeld dat de door hem her-haaldelijk beloofde en in de begroting 1995 opgenomen subsidie van circa 5 miljoen frank, niet zal worden uit-betaald. De aangehaalde redenen zijn niet van techni-sche aard, aangezien de ingediende boekhouding geen opmerkingen opleverde, maar politiek. De bevoegde schepen heeft in de media verklaard een stedelijke VZW te willen oprichten teneinde die "doorzichtiger" te maken. Momenteel bestaat deze VZW uit personen zonder politiek profiel die van deze school houden en er zich volledig belangeloos voor inzetten. De minister begrijpt hopelijk mijn bezorgdheid : om onduidelijke politieke redenen of om redenen van politisering van een VZW, waarvan de burger baalt, wordt het voortbe-staan van een nu reeds 26 jaar bevoortbe-staande en bloeiende muziekschool op onverantwoorde manier op de helling gezet.
Sinds 1978 poogt het Aarschots stadsbestuur bij het departement Onderwijs een belangrijk deel van deze school te laten erkennen, tot op heden zonder succes. Volledigheidshalve voeg ik eraan toe dat een deel van deze school niet voor erkenning vatbaar is. Het betreft de kleuters, de volwassenen en al die leerlingen die niet het volledig uurrooster volgen. Het probleem is dus duidelijk verbonden met het uitblijven van een erken-ning.
1. Wat is de stand van zaken in dit nu reeds sinds 1978 aanslepende dossier van al of niet erkenning ? Heeft de minister ter zake nog initiatieven geno-men ?
2. Mag ik uitzonderlijk op een spoedig antwoord reke-nen ?
Antwoord
In de vergaderingen van de ministerraad van 3 en 5 april 1976 werd beslist, "als maatregel van budgettaire soberheid", een stop af te kondigen op de uitbreiding van scholen voor kunstonderwijs. Dit werd meegedeeld in de omzendbrief van 9 juni 1976 aan de scholen, die werd ondertekend door mevrouw De Backer-Van Ocken, minister van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden.
Deze stop bleef van kracht tot 1 september 1990, datum van inwerkingtreding van de besluiten van de Vlaamse regering van 31 juli 1990, houdende de organisatie van het deeltijds kunstonderwijs. Artikel 56 paragraaf 1 van het besluit van 31 juli 1990 – studierichtingen Muziek, Woordkunst en Dans – bepaalde dat "vanaf het schooljaar 1993-1994 nieuwe instellingen kunnen wor-den opgericht".
Bij besluit van 1 september 1993 van de Vlaamse rege-ring tot wijziging van het besluit van 31 juli 1990, werd het programmeren van nieuwe instellingen om budget-taire redenen verschoven naar 1 september 1995. Elke aanvraag tot programmering werd sindsdien echter "in de koelkast gezet", omdat inmiddels werd gestart met een grondige evaluatie van het deeltijds kunstonder-wijs.
Inmiddels heeft de Vlaamse regering op 24 januari 1996 beslist om een voorontwerp van decreet houdende tij-delijke beperking inzake programmatie in sommige onderwijssectoren, in te dienen bij de Vlaamse Raad. Artikel 12 van dit voorontwerp bepaalt dat tijdens de schooljaren 1996-1997 en 1997-1998 in het deeltijds kunstonderwijs geen nieuwe instellingen door de Vlaamse Gemeenschap worden opgericht of gesubsi-dieerd.