• No results found

BUL LE TIN VAN VRA GEN EN AN TWOOR DEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BUL LE TIN VAN VRA GEN EN AN TWOOR DEN"

Copied!
1218
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zitting 2008-2009 Januari 2009

DEEL I

INHOUDSTAFEL

I. VRAGEN VAN DE VLAAMSE VOLKSVERTEGENWOORDIGERS EN ANTWOORDEN

VAN DE MINISTERS (REGLEMENT ARTIKEL 81, 1, 2, 3, 5 EN 7)... 1

A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn ... 2

Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid ... 3

Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening ... 93

Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming... 169

Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin... 337

Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel ... 421

Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur ... 501

Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering ... 619

Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen ... 697

(2)

Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en

Buitenlandse Handel... 785

B. Vragen waarop werd geantwoord na het verstrijken van de reglementaire termijn ... 789

Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid ... 791

Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening ... 835

Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming... 841

Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin... 877

Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel ... 901

Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur ... 919

Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen ... 1069

Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel... 1157

II. VRAGEN WAARVAN DE REGLEMENTAIRE TERMIJN VERSTREKEN IS EN WAAROP NOG NIET WERD GEANTWOORD (REGLEMENT ARTIKEL 81, 6)... 1197

Nihil... 1198

III. VRAGEN WAARVAN DE REGLEMENTAIRE TERMIJN VERSTREKEN IS EN DIE OP VERZOEK VAN DE VRAAGSTELLERS WERDEN OMGEZET IN VRAGEN OM UITLEG (REGLEMENT ARTIKEL 81, 4) ... 1199

(3)

I.

VRAGEN VAN DE VLAAMSE VOLKSVERTEGENWOORDIGERS EN ANTWOORDEN VAN DE MINISTERS

(4)
(5)

KRIS PEETERS,

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

(6)
(7)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 32

van 29 oktober 2008 van HELGA STEVENS

Vlaamse verenigingen - Deelname aan internationale koepelstructuren

Graag richt ik volgende vraag aan de minister naar aanleiding van het wedervaren van de Federatie van Vlaamse Dovenorganisaties (Fevlado) en de Fédération Francophone des Sourds de Belgique (FFSB).

Fevlado en FFSB hadden een vraag gericht aan de Wereldfederatie voor Doven (WFD) om allebei als lid te mogen toetreden. Zij ontvingen volgend antwoord:

"Your request to admit the two Belgian organisations as Ordinary Members from January 2009 was discussed at the recent WFD Board meeting in Ede, the Netherlands. The Board was of the opinion that it is a sensible question to admit more than one organisation from a country as OM. Therefore it was decided to leave this question to the newly established Legal Commission who has been given the task to revise the WTD Intemal Rules which usually are used as a guideline for explaining and defining the WFD Statutes. It is expected that the Legal Commission will come up with a proposal to define the words "at least" in connection with the revision of the Intemal Rules and the Statutes (in de statuten staat dat minstens één organisatie gewoon lid kan worden van de WFD, HS). This will take sometime and it is expected that a solution with regard to your request will be presented at the Board meeting in May 2009. The WTD Statutes may be amended again at the General Assembly in 2011 or later."

Mogelijk ondervinden ook andere Vlaamse (belangen)verenigingen, instellingen en instanties moeilijkheden om deel uit te maken van internationale koepelorganisaties en dus om internationaal te participeren.

De terughoudendheid van internationale koepelorganisaties kan enigszins worden begrepen, gezien het mogelijke misbruik. Maar tegen meerdere leden vanuit het gefederaliseerde België, met zijn specifieke bevoegdheidsverdeling en democratisch gelegitimeerde deelparlementen, zou er toch geen bezwaar mogen bestaan.

Heeft de minister binnen zijn/haar bevoegdheidsdomeinen weet van Vlaamse (belangen)verenigingen, instellingen en instanties die problemen ondervinden om deel uit te maken van internationale koepelorganisaties ten gevolge van de Belgische context?

Werd deze problematiek binnen de Vlaamse Regering reeds aangekaart met het oog op een gezamenlijke strategie?

(8)

N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers (Peeters vraag nr. 32, Van Mechelen nr. 22, Vandenbroucke nr. 51, Anciaux nr. 26, Keulen nr. 19, Van Brempt nr. 39, Vanackere nr. 50, Crevits nr. 60, Ceysens nr. 17).

(9)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

AANVULLEND GECOÖRDINEERD ANTWOORD op vraag nr.32van29oktober2008

van HELGA STEVENS

Antwoord Vlaams minister Van Brempt

Voor wat mijn bevoegdheidsdomein mobiliteit betreft, heb ik geen kennis van eventuele problemen die er zouden zijn bij de Vlaamse (belangen)verenigingen, instellingen en instanties om, als gevolg van de specifieke context, deel te kunnen uitmaken van internationale koepelorganisaties. Voor zover deze problemen er zouden zijn, werden ze nooit gesignaleerd.

Voor wat De Lijn betreft, is zij aangesloten bij verschillende Europese en internationale koepel-rganisaties en heeft nog nooit moeilijkheden ondervonden om als lid te worden opgenomen.

Zo is VVM De Lijn lid van onder andere de volgende organisaties: UITP (Union Internationale des Transports Publics)

VVM De Lijn is hier opgenomen als gewoon lid , binnen de groep "operatoren" Ook TEC en MIVB zijn lid .

NMBS maakt (nog) geen deel uit van UITP

In alle Commissies, divisies en werkgroepen van UITP treedt VVM De Lijn op in eigen naam. Binnen het UITP Europees Comité , het besluitvormingsorgaan van UITP inzake Europese aangelegenheden was VVM De Lijn tot 2004 rechtstreeks vertegenwoordigd in het EU-comité.

Naar aanleiding van de toetreding van 10 nieuwe lidstaten en de daaruit resulterende toename van het aantal vertegenwoordigers, werd besloten de UITP interne reglementering aan te passen en het aantal mandaten te beperken tot 1 per LIDSTAAT.

Het Belgische mandaat wordt sindsdien bij beurtrol bekleed door 1 van de 3 Belgische streek-en stadsvervoeroperatorstreek-en.

Tot nu toe nam TEC de Belgische zetel in, maar het mandaat zou nog dit jaar naar De Lijn worden overgedragen

CEEP: Koepel van Europese overheidsbedrijven en ondernemingen belast met de uitvoering van diensten van algemeen economisch belang (DAEB)

Ook hier is VVM De Lijn gewoon lid.

De Lijn is actief in vier commissies (Transport, Milieu, DAEB en sociale zaken) en, treedt altijd op in eigen naam.

Voor wat statutaire interne aangelegenheden betreft, is VVM De Lijn een onderdeel van de BENELUX -sectie, die 16 leden telt , waaronder drie Vlaamse (VVSG, Gemeentelijke Holding, en VVM De Lijn)

(10)

Verder is VVM De Lijn lid van CIRIEC, een denktank en studiecentrum gespecialiseerd in diensten van algemeen belang.

VVM De Lijn is hier opgenomen in de nationale afdeling "België"

VLEVA (Vlaams-Europees Verbindingsagentschap) Dit jaar werd de kandidatuur van VVM De Lijn om te worden opgenomen als "werkend lid" goedgekeurd door de Raad van Bestuur van VLEVA

Antwoord Vlaams viceminister-president Vandenbroucke Onderwijs

De deelname van Vlaamse (belangen)verenigingen, instellingen en instanties aan internationale koepelstructeren wordt soms, zoals de vraagsteller illustreert, bemoeilijkt door de statuten van de internationale instantie die niet toelaten meerdere leden van eenzelfde land te laten zetelen. Het dient echter te worden benadrukt dat dit niet noodzakelijk te maken heeft met de Belgische federale structuur, maar wel een probleem is voor alle landen die meer dan één vereniging, instelling of instantie willen afvaardigen, om welke reden ook.

Een mogelijke oplossing voor het probleem wordt vaak gevonden in een toerbeurtregeling, waarbij de twee of meerdere deelstatelijke organisaties alternerend zetelen. Betreffende mijn bevoegdheden Onderwijs en Vorming, bestaat een dergelijke regeling reeds voor de vertegenwoordiging van België in de Europese Raad voor Onderwijs.

Bij de uitwerking van dergelijke regelingen is mijns inziens samenwerking en overleg met de Franstalige zusterorganisatie de cruciale sleutel tot succes. Een tussenkomst van de Vlaamse regering lijkt mij in dit kader minder geschikt en is tot op heden ook nog niet aan de orde geweest.

Werk

Binnen het beleidsdomein Werk werden er aan de minister tot nog toe geen problemen gemeld van Vlaamse (belangen)verenigingen, instellingen en instanties die problemen ondervinden om deel uit te maken van internationale koepelorganisaties ten gevolge van de Belgische context.

Deze problematiek werd met betrekking tot Werk nog niet aangekaart binnen de Vlaamse regering, aangezien er nog geen dergelijke problemen zich eerder voordeden.

(11)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 38

van 12 november 2008 van GINO DE CRAEMER

Mestoverschot West-Vlaanderen - Maatregelen

Volgens de West-Vlaamse Milieufederatie wordt het heel moeilijk om tegen 2010 de Europese Nitratenrichtlijn te halen. Uit metingen van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) van juni 2008 blijkt dat in West-Vlaanderen in 60 % van de meetpunten de nitraatnorm wordt overschreden. Vooral in het IJzerbekken en de Brugse Polders blijkt er geen vooruitgang wat de nitraatconcentratie betreft. Nochtans stelt het Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking (VCM) voor Vlaanderen een positieve evolutie vast: in 2008 was er in 63 % van de meetpunten geen enkele overschrijding tegenover 58 % het jaar ervoor. De provincie West-Vlaanderen is vandaag wel goed voor 42 % van de Vlaamse mestproductie.

De West-Vlaamse Milieufederatie noemt een uitbreiding van de veestapel gezien deze ontwikkelingen onaanvaardbaar. Volgens het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, kan een uitbreiding “na mestverwerking” als uitzondering worden toegestaan. In het decreet wordt mestverwerking, naast een afbouw van de veestapel, voedertechnische maatregelen en een oordeelkundige bemesting, als de belangrijkste oplossing voor het mestoverschot naar voor geschoven.

Het “afwegingskader en de randvoorwaarden voor de inplanting van installaties voor mestbehandeling en vergisting” werden reeds omschreven in de omzendbrief van 19 mei 2006 (RO/2006/01). Uit een evaluatie van deze omzendbrief door het VCM in februari 2008 blijkt dat er overwogen kan worden om bepaalde aspecten te verfijnen, zoals het opleggen van een verplicht percentage mest, landschappelijke inkleding en het mobiliteitsaspect. Het VCM stelt ook verschillende interpretaties van de omzendbrief vast. Ook de juridische draagkracht is volgens het VCM te beperkt.

Vandaag heeft West-Vlaanderen 111 mestverwerkingsinstallaties waarvan er 86 operationeel zijn. 103 daarvan bevinden zich in agrarische zone tegenover slechts 8 op een bedrijventerrein. Ook het VCM stelde dat de inplanting op bedrijventerreinen geen haalbaar alternatief is. De provincie is goed voor 42 % van de operationele capaciteit in Vlaanderen. Toch stijgt de verwerkingscapaciteit niet zoals vaak gehoopt, aldus de VCM.

1. Klopt de analyse van de West-Vlaamse Milieufederatie? Hoe ziet de minister dat? Klopt het dat West-Vlaanderen beduidend slechter scoort inzake de verbetering van de waterkwaliteit dan de rest van Vlaanderen?

2. Wat heeft de Vlaamse Regering sinds de evaluatie van de omzendbrief door het VCM ondernomen inzake de geformuleerde aanbevelingen? Acht de minister het nodig een duidelijk

(12)

wettelijk kader inzake de inplanting van installaties voor mestbehandeling en vergisting te realiseren?

3. Blijkbaar is er vaak een gebrek aan een lokaal draagvlak voor dergelijke projecten en dit vaak omwille van mobiliteits- en visuele hinder.

Is deze bezorgdheid volgens de minister terecht en acht de minister ter zake bijkomende oplossingen zinvol dan wel nodig?

4. Kan de minister een stand van zaken geven betreffende de andere pistes van het Vlaamse driesporenbeleid om het mestoverschot weg te werken, zijnde voedertechnische maatregelen en een oordeelkundige bemesting?

(13)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

ANTWOORD

op vraag nr.38van12november2008 van GINO DE CRAEMER

(14)
(15)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 39

van 12 november 2008 van WARD KENNES

Jobstudenten Vlaamse overheid - Allochtonen en gehandicapten

In juli stelde ik een schriftelijke vraag aan de toenmalige minister van Bestuurszaken betreffende het aantal allochtone jobstudenten bij de Vlaamse overheid in de periode juli-augustus 2007 en 2008 (vraag nr. 147, Websitebulletin publicatiedatum 29-09-2008).

In zijn antwoord liet de minister weten dat er voor 2008 slechts voor 42 entiteiten gegevens beschikbaar waren en dat ook de gegevens voor september 2008 nog niet beschikbaar waren. Om een betere vergelijking met 2007 mogelijk te maken zouden deze later worden meegedeeld.

Zijn deze gegevens ondertussen beschikbaar?

Zo ja, hoeveel bedroeg het percentage allochtone jobstudenten dan in 2008, berekend voor dezelfde maanden (juli, augustus en september) en entiteiten als voor 2007?

Hoeveel bedroeg dit percentage in 2007 respectievelijk 2008 voor de kansengroep “Personen met een handicap”, zoals gedefinieerd door de dienst Emancipatiezaken?

(16)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

ANTWOORD

op vraag nr.39van12november2008 van WARD KENNES

Via een rondvraag zijn er momenteel gegevens over jobstudenten beschikbaar voor de maanden juli, augustus en september 2008 voor alle Vlaamse entiteiten die onder het Uitvoeringsbesluit van 24.12. 2004 vallen.

Uit de cijfers blijkt dat tijdens de maanden juli, augustus en september 2008 1.560 jobstudenten werden tewerkgesteld. Hiervan was 6,28 % van allochtone afkomst (98 jongeren) en had 0,32% een

handicap (5 jongeren).

2007 2008

Totaal tewerkgestelde jobstudenten

1.426 1.560 Aantal allochtone jobstudenten 74 98 Aantal jobstudenten met een

handicap

4 5 Percentage allochtone

jobstudenten

5,19% 6,28% Percentage jobstudenten met een

handicap

0,28% 0,32%

Een vergelijking tussen data van 2007 en 2008 levert volgende conclusies op:

- het totale aantal tewerkgestelde jobstudenten is gestegen, 1.560 in 2008 ten opzichte van 1.426 in 2007;

- het aantal allochtone jobstudenten is gestegen, namelijk 98 in 2008 ten opzichte van 74 in 2007; het aandeel allochtone jobstudenten binnen de totale populatie jobstudenten is ook gestegen, namelijk 6,28% in 2008 ten opzichte van 5,19% in 2007;

- het aantal jobstudenten met een handicap is ook gestegen, namelijk 5 in 2008 ten opzichte van 4 in 2007; het aandeel jobstudenten met een handicap binnen de totale populatie is ook gestegen, namelijk 0,32% in 2008 ten opzichte van 0,28 % in 2007.

Naar aanleiding van de eerste beschikbare cijfers voor vakantiewerk in 2008 (zie vraag nr.147 van 8 juli 2008), die erg laag waren voor jobstudenten met een handicap, had er een overleg plaats tussen de dienst Emancipatiezaken en het VEHHO (nu: Steunpunt Leren en Werken met Functiebeperking in het Hoger Onderwijs.) Uit dat gesprek bleek dat vakantiewerk verrichten voor heel wat studenten met een functiebeperking niet vanzelfsprekend is, omwille van tal van mogelijke obstakels:

- studenten met een functiebeperking hebben vaak gespreide examens en dus weinig vakantie; - de vakantieperiode is een recuperatieperiode voor sommige studenten met een handicap; - vakantiewerk uitvoeren betekent voor sommigen dat de uitkeringen die ze krijgen in gevaar

(17)

- door vakantiewerk op het einde van de studies te doen, wordt de wachttijd voor werkloos-heidsuitkering opgeschoven;

- de inspanningen voor aanpassingen nodig voor bepaalde studenten met een functiebeperking zijn soms relatief te groot voor een vakantiejob;

- de vacatures voor vakantiewerk worden vaak te laat bekend gemaakt.

Om al deze redenen is het aangewezen dat de Vlaamse overheid haar verwachtingen om jobstudenten met een handicap aan te trekken niet te hoog legt, en dus bijstelt. De inspanningen van de Vlaamse overheid om jongeren met een handicap aan te trekken voor tewerkstellingsmaatregelen zouden zich beter richten op het creëren van stageplaatsen. Er zijn veel meer studenten met een handicap die een stageplaats zoeken dan dat er zijn die een vakantiejob wensen. De Vlaamse overheid kan hen hier kansen bieden.

Naar aanleiding van dit overleg heeft de dienst Emancipatiezaken de vertegenwoordigers van het Steunpunt Leren en Werken met Functiebeperking in het Hoger Onderwijs in contact gebracht met een medewerker van AGO die de verantwoordelijkheid zal opnemen om stageplaatsen binnen de Vlaamse overheid te zoeken voor studenten met een handicap.

(18)
(19)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 40

van 13 november 2008 van PAUL DELVA

Pelgrimstoerisme - Ondersteuning

In een schriftelijke vraag (nr.164, Websitebulletin publicatiedatum 24-07-2008) informeerde ik naar een stand van zaken bij minister Van Mechelen (als minister bevoegd voor onroerend erfgoed) over de pelgrimsroutes in Vlaanderen. Deze routes zijn meestal onderdeel van de route die naar Santiago de Compostela leidt. Ze maken deel uit van de langeafstandsroutes van de fietsnetwerken, van de GR-routes, van de zogenaamde trage wegen en van allerlei lokale initiatieven.

Zoals minister Van Mechelen vermeldt in zijn antwoord, kunnen deze historische routes op een groot maatschappelijk draagvlak rekenen. Dit komt goed tot uiting in de vele verenigingen en organisaties die zich inzetten voor het onderhoud en de organisatie van pelgrimstochten.

De zorg voor dergelijke routes heeft raakvlakken met verschillende bevoegdheden, waaronder toerisme.

1. Kan de minister een overzicht geven van de initiatieven die het toeristisch beleid neemt om het “pelgrimstoerisme” te ondersteunen en/of te stimuleren? Hoe is dit beleid geëvolueerd in de laatste jaren? Welke visie bestaat hieromtrent vanuit het domein toerisme?

2. Is er ter zake samenwerking met andere ministers? Kan de minister aangeven voor elke minister waaruit deze samenwerking bestaat (in het bijzonder voor het onroerend erfgoed)?

3. Heeft de minister initiatieven genomen of beslist om goedkope onderkomens (“pelgrimsherbergen”) te ondersteunen of uit te bouwen op de weer tot leven gewekte pelgrimspaden? Werd hiervoor inspiratie gehaald bij onze buurlanden?

(20)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

ANTWOORD

op vraag nr.40van13november2008 van PAUL DELVA

1. De initiatieven die vanuit het toeristische beleid werden ondernomen om het pelgrimstoerisme te ondersteunen of te stimuleren, verlopen via de samenwerkingsovereenkomst die Toerisme Vlaanderen heeft met de vzw Grote Routepaden (GR). Zoals in de vraagstelling wordt aangegeven, lopen de pelgrimsroutes samen met een deel van de GR-routes. GR staat in voor het goed onderhoud van die route. Ook de promotie van die routes gebeurt door de vzw Grote Routepaden.

2. Er is geen samenwerking met andere ministers op het vlak van ‘pelgrimtoerisme’.

3. Er werden geen specifieke initiatieven genomen om de uitbouw van logies, gericht op pelgrims, te gaan ontwikkelen. Echter, vanuit de werking ‘Toerisme voor Allen’ (in voege sedert 2004 ter vervanging van het vroegere sociale toerisme) wordt permanent werk gemaakt van kwaliteitsvolle en betaalbare logiesaccommodaties. Een groot aantal van de verblijven die in het kader van Toerisme voor Allen worden erkend en financieel ondersteund, staan open voor individuele reizigers. Zo bijvoorbeeld zijn de 23 jeugdherbergen die aangesloten zijn bij de Vlaamse Jeugdherbergen, allen erkend door Toerisme Vlaanderen.

Daarnaast richt Toerisme Vlaanderen zich specifiek op budgetvriendelijke overnachtings-mogelijkheden voor ‘trekkers’ door het aanbieden van trekkershutten. De trekkershut is een houten huisje waar je met vier personen kan overnachten. Je vindt deze terug op campings, provinciale domeinen, bij jeugdlogies en recreatiecentra. De meeste hutten liggen aan of in de onmiddellijke omgeving van het Landelijk Fiets-routenetwerk.

Ook de bezinningscentra in Vlaanderen bieden vaak logies aan die door ‘pelgrims’ kan gebruikt worden. De kwaliteitscontrole van dit logies wordt geregeld via het huidige logiesdecreet of het decreet Toerisme voor Allen. Toerisme Vlaanderen had in het verleden hieromtrent al overleg met de Federatie Bezinnings- en ontmoetingscentra. Ook door het nieuwe logiesdecreet zullen zij gevat worden en dit in de categorie hotel- of vakantielogies.

(21)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 41

van 14 november 2008 van CINDY FRANSSEN

Actieplannen gelijkekansenbeleid - Verslagfiche

In 2006 werden in het kader van de toepassing van de open coördinatiemethode in het Vlaamse gelijkekansenbeleid voor de periode 2006-2007 101 actieplannen goedgekeurd. Inmiddels zijn de verslagfiches aan het Vlaams Parlement overgemaakt. Deze bundel bevat 90 verslagfiches.

Van het actieplan “Advies van toegankelijkheidsbureaus aanvragen” is echter geen verslagfiche in de bundel opgenomen.

Met het actieplan “Advies van toegankelijkheidsbureaus aanvragen” wordt een integrale toegankelijkheid nagestreefd door het verhogen van de integrale toegankelijkheid van de publieke infrastructuur die verbonden is aan specifieke beleidsdomeinen (de gebouwen van de Vlaamse overheid).

Graag had ik van de minister de verslagfiche verkregen van bovenvermeld actieplan.

Kan de minister per fase ook vermelden wat de verwachte resultaten met betrekking tot de output zijn en wat de verwachte resultaten met betrekking tot de effecten zijn?

(22)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

ANTWOORD

op vraag nr.41van14november2008 van CINDY FRANSSEN

Het antwoord op deze vraag vindt u in bijlage. BIJLAGE

Verslagfiche actieplan gelijke kansen Bijlage(n):

(23)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 42

van 14 november 2008 van JAN ROEGIERS

Internationale organisaties - Vlaamse vertegenwoordiging

Vlaanderen heeft inspraak in de multilaterale debatten en draagt daartoe zowel financieel als technisch bij. Het Departement Internationaal Vlaanderen is verantwoordelijk voor het formuleren en bewaken van de Vlaamse standpunten binnen de multilaterale debatten enerzijds en het beheren van de financiële samenwerking met een aantal internationale organisaties anderzijds.

Vlaanderen beschikt daartoe onder andere over een eigen diplomatiek korps: een tiental vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering. Een aantal onder hen is ook verbindingsagent of vertegenwoordiger bij multilaterale organisaties zoals de UNESCO, OESO, Raad van Europa, EBWO, WTO, ILO, WHO en UNAIDS. Er is ook de permanente vertegenwoordiging van Vlaanderen bij de permanente vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie.

De meeste van deze organisaties hebben hun zetel trouwens in één van de steden waar Vlaamse vertegenwoordigers zitten, vandaar wellicht deze vertegenwoordiging.

Toch rijzen er nog vragen.

1. In welke multilaterale organisaties heeft Vlaanderen een vertegenwoordiging en welk statuut hebben die vertegenwoordigers?

2. In welke multilaterale organisaties heeft Vlaanderen de mogelijkheid te beschikken over een vertegenwoordiging maar heeft het die mogelijkheid (nog) niet benut? Wat zijn daarvan de redenen?

3. Zijn er multilaterale organisaties waarin – door de bevoegdheidsverdeling binnen ons land – de deelstaten rechtsreeks kunnen worden vertegenwoordigd? Welke zijn die organisaties en in welke van die organisaties heeft Vlaanderen een vertegenwoordiging? Wat is de reden indien er géén vertegenwoordiging is?

4. Welk statuut heeft Vlaanderen bij de Wereldorganisatie voor Toerisme?

5. Heeft de nakende opening van een Vlaams Huis in New York gevolgen voor de vertegenwoordiging van Vlaanderen in multilaterale organisaties die daar of in Washington zetelen?

6. Zijn er multilaterale organisaties waarbij Vlaanderen op korte termijn een vertegenwoordiging wil installeren? Welke?

(24)
(25)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

ANTWOORD

op vraag nr.42van14november2008 van JAN ROEGIERS

1. Hier volgt een overzicht van Vertegenwoordigingen van de Vlaamse Regering die bij internationale organisaties geaccrediteerd zijn:

-

Vertegenwoordiging van de Vlaamse Regering in Frankrijk - Parijs: geaccrediteerd bij de United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation (UNESCO), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Raad van Europa;

-

Vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering bij multilaterale organisaties in Genève, met standplaats in Brussel: geaccrediteerd bij het Bureau van de Verenigde Naties en de gespecialiseerde VN-instellingen, evenals bij de Wereldhandelsorganisatie (WHO).

-

Vertegenwoordiging van de Vlaamse Regering in Oostenrijk - Wenen: geaccrediteerd

bij de United Nations Industrial Development Organisation (UNIDO)

De Vlaamse Vertegenwoordigers staan op de diplomatieke lijst onder de titulatuur “Raad” waarbij de deelstaatvertegenwoordigers op hetzelfde protocollaire niveau behandeld worden als de eerste federale diplomatieke medewerker van het posthoofd. De Vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering maken dus integraal deel uit van de Permanente Vertegenwoordigingen van België bij de internationale organisaties en als delegatielid van deze Vertegenwoordiging worden zij geaccrediteerd bij internationale organisaties. Hierdoor kunnen ze, net zoals diplomaten van de federale overheid, deelnemen aan vergaderingen die in de schoot van de organisatie plaats vinden. Opdat zij de werkzaamheden in de organisatie kunnen opvolgen en actief kunnen deelnemen aan vergaderingen, kunnen zij zonder enig probleem (met speciale badge) de gebouwen van de organisatie betreden.

2. In dit verband verwijs ik naar het ‘kaderakkoord tot samenwerking tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten over de Vertegenwoordiging van het Koninkrijk België bij de internationale organisaties waarvan de werkzaamheden betrekking hebben op gemengde bevoegdheden’. Daarin staat vermeld dat de Gemeenschappen en/of de Gewesten die dit wensen in de schoot van de Permanente Vertegenwoordiging van België bij internationale organisaties een regionale Vertegenwoordiging kunnen laten opnemen. Concreet betekent dit dat de Vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering deel uitmaken van het Belgische diplomaten-korps (en dus ook van de Permanente Vertegenwoordigingen van België bij internationale organisaties). Het is dus technisch gesproken mogelijk dat de Vlaamse Vertegenwoordigers ook nog bij andere internationale organisaties geaccrediteerd zouden worden. Gelet echter op het beperkte netwerk van Vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering (10 in totaal) dringt zich een zekere prioriteitenrangorde op bij de accreditering van deze Vertegenwoordigers bij internationale organisaties.

3. De Vertegenwoordigers treden steeds op in naam van de Vlaamse Regering en nemen in die hoedanigheid deel aan allerhande vergaderingen, onder meer aan vergaderingen over het beheer van de middelen die ter beschikking gesteld worden van de internationale organisatie. In

(26)

officiële vergaderingen, zoals de algemene vergaderingen, is het steeds de lidstaat 'België' die deelneemt. De Vlaamse Vertegenwoordiger kan dan plaatsnemen achter het bordje ‘België’. Er bestaan in het VN-systeem ook andere statuten dan het volwaardig lidmaatschap, maar deze zijn niet altijd even interessant voor Vlaanderen. Ten aanzien van elke betrokken internationale organisatie wordt een afweging gemaakt om al dan niet te kiezen voor een volwaardig of een geassocieerd lidmaatschap.

4. Vlaanderen is geassocieerd lid bij de United Nations World Tourism Organisation (UNWTO). Als vertegenwoordiger van de geassocieerde leden is Vlaanderen lid van het programmacomité van UNWTO en plaatsvervangend lid van de ethische commissie. In het programmacomité is Vlaanderen stemgerechtigd (als vertegenwoordiger van de geassocieerde leden), in de algemene vergadering en de uitvoerende raad heeft Vlaanderen geen stemrecht. Vlaanderen heeft wel recht op toegang tot alle informatie, evenals onbeperkte toegang tot de online bibliotheek van de organisatie en werkt facultatief mee aan beleidsgericht onderzoek.

5. Neen. De directeur van het Vlaams Huis in New York heeft niet het statuut van Vlaams ambtenaar en is bijgevolg geen Vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering. Het Vlaams Huis in New York is dan ook geen politiek-diplomatieke vertegenwoordiging. Het Huis, opgericht onder de vorm van een VZW naar Amerikaans recht, heeft vooral een culturele opdracht. 6. De Vlaamse Regering zal daaromtrent tijdens deze legislatuur geen beslissingen meer nemen.

(27)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 43

van 14 november 2008 van TOM DEHAENE

Harmonisatiedecreet - Inwerkingtreding

Door de jaren heen kwamen er op verschillende domeinen voorkooprechten tot stand, vaak met verschillende procedures. Teneinde enige harmonisatie in die verschillende regelingen aangaande het voorkooprecht tot stand te brengen, werd vorig jaar een zogenaamd Harmonisatiedecreet goedgekeurd. Dat decreet werd ook reeds meer dan een jaar geleden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, maar is nog niet in al zijn aspecten in werking getreden.

1. Welke initiatieven heeft de minister-president reeds genomen inzake de inwerkingtreding van dit decreet?

2. Kan de minister-president verklaren om welke redenen dit decreet nog niet in zijn totaliteit in werking getreden is? Kan hij aangeven wanneer dit decreet wel in werking zal treden?

(28)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

ANTWOORD

op vraag nr.43van14november2008 van TOM DEHAENE

Het decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten bepaalt in artikel 43 dat de Vlaamse Regering de datum van inwerkingtreding dient te bepalen.

Met betrekking tot de inwerkingtreding kan vooreerst worden verwezen naar de beslissing van de Vlaamse Regering van 21 november 2008 ter bekrachtiging en afkondiging van het decreet houdende wijziging van het decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten. Hierdoor treden de artikelen 2 en 8 van het Harmonisatiedecreet in werking op 1 januari 2009. Dit biedt reeds een oplossing voor de huidige problemen rond het voorkooprecht van de pachter.

Het in werking treden van de overige bepalingen van dit decreet is afhankelijk van het operationaliseren van het e-voorkooploket door de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en het themabestand, ten behoeve van de werking van het e-voorkooploket, door het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV). Hieronder kan dan ook een algemene stand van zaken van beide projecten worden teruggevonden.

Stand van zaken VLM (e-voorkooploket)

Momenteel zit de conceptuele analyse in de fase van validatie (intern en extern)(fase 2). De definitieve oplevering is voorzien in februari 2009, waarna de aanbesteding kan plaatsvinden.

De opgelopen vertraging is te wijten aan het uitbreiden van de scope van het project eind juni 2008. Hierbij werd besloten het e-voorkooploket niet enkel online beschikbaar te maken, maar eveneens een geïntegreerd systeem met de backoffice van de KFBN (e-notariaat) aan te bieden. Dit betekent een betere dienstverlening voor het overgrote deel van de notarissen (c.q. de instrumenterende ambtenaren).

De conceptuele analyse werd hierbij vrij gedetailleerd uitgewerkt en bevat reeds een deel van de detailanalyse. De aanbesteding zal zowel de verdere detailanalyse, technische analyse als de ontwikkeling van het e-voorkooploket omvatten (fase 3-4-5). Na de oplevering van het project zal een testperiode plaatsvinden van 6 maanden, waarna het e-voorkooploket en bijgevolg het decreet houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten definitief in werking kan treden. De huidige planning voorziet dit in de eerste helft van 2011.

Stand van zaken AGIV (themabestand)

De proces-analyse 'to be' en de analyse van de nodige functionaliteiten voor de opbouw, het beheer en de bekendmaking van het themabestand zijn afgerond en in oktober gevalideerd door de projectstuurgroep. Momenteel worden met de begunstigden de nodige praktische afspraken gemaakt om het themabestand Vlaamse rechten van voorkoop te beginnen opbouwen.

Het bestek is klaar en de gunningsprocedure om de beschreven functionaliteiten samen met een externe partner te ontwikkelen is ondertussen gestart. De technische en architecturale scope werd

(29)

grondig afgewogen en komt zo maximaal tegemoet aan de grote diversiteit van verwachtingen en behoeften die geformuleerd werden door de eindgebruikers.

Volgens de actuele planning zullen de eerste resultaten van de ontwikkeling beschikbaar zijn eind 2009 en het ligt het in de bedoeling om de ontwikkeling van het beheer- en bekendmakingssysteem te beëindigen in de eerste helft van 2010.

De technische afstemming van het AGIV RVV-systeem met het e-voorkooploket dat door de VLM moet ontwikkeld worden is een continu aandachtspunt. Pas na de testperiode van 6 maand die samenvalt met de testperiode van het e-voorkooploket, komt het AGIV RVV-systeem ter beschikking voor effectief gebruik door de begunstigden en notarissen.

(30)
(31)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 44

van 17 november 2008

van LUK VAN NIEUWENHUYSEN

Nederlandse vertalingen in de EU - Budget

In het kader van het zogenaamde “Request and Pay”-systeem beschikken Vlaanderen en Nederland samen over een enveloppe van 2 miljoen euro om de werkzaamheden van de diverse raadsgroepen binnen de Europese Unie naar het Nederlands te laten tolken.

Daarbij is er sprake van een 50/50-verdeling tussen de twee landen. Ongebruikt geld kan van het ene naar het andere semester worden overgeheveld. Niet-gebruikt reisgeld kan ook naar de taalenveloppe voor het volgende semester worden overgeheveld.

1. Kan de minister-president meedelen wat voor het eerste semester van dit jaar de taalenveloppe voor vertolking bedroeg en hoeveel er voorzien is voor het tweede semester?

2. Kan hij bevestigen dat Vlaanderen het Nederlands nog steeds aanvraagt voor alle werkgroepen waar Vlaanderen aanwezig is, zelfs als assessor?

(32)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

ANTWOORD

op vraag nr.44van17november2008 van LUK VAN NIEUWENHUYSEN

1. Om de werkzaamheden van de diverse raadsgroepen binnen de Europese Unie naar het Nederlands te laten vertalen, geldt sinds 1 mei 2004 een Request-and-Paysysteem (R&P). Op basis van dit systeem is voor de Nederlandse taal een budget beschikbaar van ongeveer 2.3 miljoen euro op jaarbasis. De vertaalkosten binnen het R&P systeem worden per semester berekend. Voor elk semester is dus een Nederlandse taalenveloppe van ongeveer 1.15 miljoen euro beschikbaar. Dit bedrag wordt door Nederland en Vlaanderen 50/50 gedeeld op basis van een gentleman’s agreement tussen de Belgische en de Nederlandse permanente vertegen-woordiging.

Op het einde van het eerste semester van 2008 hadden België en Nederland nog een overschot van ongeveer 141.000 euro in de Nederlandse taalenveloppe. Één derde hiervan vloeit, conform de geldende afspraken, terug naar de begroting van de Raad. Het resterende budget, 94.130 euro, werd op zijn beurt 50/50 verdeeld onder België en Nederland (cfr. supra). Er werd bijgevolg voor het eerste semester van 2008 voor België een overschot van 47.065 euro gerealiseerd, waardoor België geen extra financiële bijdrage moest leveren aan de Raad voor Nederlandse vertalingen.In geval van een overschot in de reisonkostenenveloppe wordt het overschot in de taalenveloppe overgedragen aan de Raad. Aangezien de Belgische reisonkostenenveloppe geen tekort vertoonde, werd het overschot aan de Raad overgedragen.

Voor het tweede semester van 2008 wordt een overschot van 76.606 euro in de Nederlandse taalenveloppe verwacht, waarvan de helft, met name 38.303 euro, naar België terugvloeien zal. Opnieuw zal er dus geen bijkomende financiële bijdrage van België aan de Raad vereist zijn. 2. België vraagt systematisch Nederlandstalige vertaling aan voor bijeenkomsten van

Raads-comités en Raadswerkgroepen wanneer een Vlaamse vertegenwoordiger hierop als woord-voerder of als assessor aanwezig is.

(33)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 45

van 17 november 2008 van ELS VAN WEERT

Vlaamse administratie - Kansengroepen

Voor heel de Vlaamse overheid werden streefcijfers voor vrouwen in middenkaderfuncties en topkaderfuncties, personen met een arbeidshandicap en personen van allochtone afkomst vastgelegd. Deze luiden als volgt:

- 4,5 % personen met een arbeidshandicap tegen 2010; - 4 % personen van allochtone afkomst tegen 2015; - 33 % vrouwen in middenkaderfuncties tegen 2010; - 33 % vrouwen in topfuncties tegen 2015.

Volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 24 december 2004 moet daarnaast ook elke minister voor zijn of haar beleidsdomein een eigen streefcijfer bepalen. Het besluit bepaalt ook dat elk beleidsdomein een gelijkekansen- en diversiteitsplan moet indienen tegen 1 juni van elk jaar.

1. Kan de minister-president een overzicht, opgesplitst per beleidsdomein, van de vooropgestelde streefcijfers bezorgen?

2. Kan hij eveneens een overzicht bezorgen van de vertegenwoordiging van deze kansengroepen op 31 oktober 2008, eveneens opgesplitst per beleidsdomein en per aparte entiteit in dit beleidsdomein, per kwalificatie (A-, B-, C- en D-niveau) en per statuut (statutair en contractueel)? 3. Heeft elke entiteit een gelijkekansen- en diversiteitsplan ingediend op 1 juni 2008? Welke

(34)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

ANTWOORD

op vraag nr.45van17oktober2008 van ELS VAN WEERT

1. In bijlage 1 vindt u een overzicht van de streefcijfers in de aansturingsinstrumenten voor elk van de entiteiten die onder het besluit van de Vlaamse Regering van 24 december 2004 vallen. Niet in alle gevallen is het streefcijfer hetzelfde voor het hele beleidsdomein: de entiteiten kunnen hun streefcijfers differentiëren.

2. Bijlage 2 geeft een overzicht van de vertegenwoordiging van kansengroepen per entiteit, telkens opgesplitst per niveau en statuut (personen met een arbeidshandicap, allochtonen en vrouwen in N-1 functies). De cijfers zijn van 31 december 2007 en niet van 31 oktober 2008 zoals gevraagd. De bevraging gebeurt jaarlijks op 31 december. Een tussentijdse bevraging levert weinig extra informatie op in verhouding tot de grote administratieve last die ze zou veroorzaken. Het is ook het meest zinvol om de evolutie op te volgen door jaarlijks op hetzelfde tijdstip te meten. Het aantal vrouwen in topfuncties is nog steeds 20%.

3. 67 van de 70 entiteiten (of 95%) die onder het besluit van 24 december 2004 vallen hebben een gelijkekansen- en diversiteitsplan opgemaakt. Het Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO), de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) en UZ Gent hebben dat niet gedaan. De meeste plannen bevatten verschillende concrete actiepunten.

BIJLAGEN

1. Overzicht van de streefcijfers in de aansturingsinstrumenten

2. Overzicht van de vertegenwoordiging van kansengroepen per entiteit Bijlage(n):

http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/schv/2008-2009/PEETERS/45/antw.045.bijl.001.doc http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/schv/2008-2009/PEETERS/45/antw.045.bijl.002.xls

(35)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 48

van 21 november 2008 van JAN VERFAILLIE

Herdenking 100 jaar Eerste Wereldoorlog - Initiatieven

De Westhoek was tijdens de Grote Oorlog het toneel van vele veldslagen en dat is nog steeds duidelijk zichtbaar.

Op initiatief van de Vlaamse Regering werd vorig jaar het plan bekend gemaakt om 100 jaar Eerste Wereldoorlog in de Westhoek te herdenken. Het evenement moet alle activiteiten in de periode 2014-2018 coördineren. Het Vlaams Agentschap Toerisme Vlaanderen en het West-Vlaamse provinciebedrijf Westtoer sloten daartoe een samenwerkingsakkoord af. Een studie moet de visie op de toeristische beleving naar aanleiding van 100 jaar Eerste Wereldoorlog voeden. Op basis daarvan wordt er een uitvoerig actieplan uitgewerkt dat de maximale valorisatie van het WO I-toerisme in de Westhoek beoogt. Het plan bevat concrete initiatieven op diverse vlakken zoals onthaal, toeristische attracties, logiesfaciliteiten, maar ook evenementen en animatie.

1. Wat is de stand van zaken in dit gehele dossier?

2. Wanneer verwacht men de studie die de visie op de toeristische beleving naar aanleiding van 100 jaar Eerste Wereldoorlog moet voeden?

3. Welke concrete initiatieven zullen worden genomen op het vlak van onthaal?

4. Welke concrete initiatieven zullen worden genomen op het vlak van toeristische attracties? 5. Welke concrete initiatieven zullen worden genomen op het vlak van logiesfaciliteiten? 6. Welke concrete initiatieven zullen worden genomen op het vlak van evenementen? 7. Welke concrete initiatieven zullen worden genomen op het vlak van animatie?

(36)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

ANTWOORD

op vraag nr.48van21november2008 van JAN VERFAILLIE

In het kader van het samenwerkingsakkoord dat werd gesloten tussen Toerisme Vlaanderen en Westtoer zal begin januari 2009 een definitief studierapport worden opgeleverd. In dit rapport worden de mogelijkheden bekeken die op verschillende vlakken (onthaal, attracties, logies, promotie…) nodig zijn om van de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog een hefboomproject te maken. Een raming van de kosten zal eveneens opgenomen worden in de studie.

De antwoorden op de vragen 2 tot en met 8 staan in relatie tot de resultaten van de studie van Toerisme Vlaanderen en Westtoer waarnaar in punt 1 verwezen wordt.

(37)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 49

van 21 november 2008 van CARL DECALUWE

Vlaamse Infolijn - Digitaal contact

De Vlaamse Infolijn stelt geen emailadres te beschikking maar een contactformulier. Daardoor beschikt de instuurder niet over een bewijs van de gestelde vraag.

Uit de ervaring blijkt bovendien dat het enige tijd duurt vooraleer een antwoord volgt en dan gebeurt het wel eens dat de betrokkene niet meer exact weet waarover het ging. Als men dan nog bijkomende vragen heeft, moet men herbeginnen met het invullen van een contactformulier.

1. Waarom werd geopteerd voor een digitaal contactformulier en niet voor een emailadres? 2. Wat wordt er gedaan om dit euvel op te lossen?

3. Zijn er klachten over de werking van de Vlaamse Infolijn? Zo ja, wat is de meest voorkomende klacht?

(38)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

ANTWOORD

op vraag nr.49van21oktober2008 van CARL DECALUWE

1. Tot in december 2006 werd door de Vlaamse Infolijn een gewoon mailadres gepromoot voor het stellen van vragen. Begin december 2006, samen met de start van 1700 als nieuw telefoonnummer, werd bewust geopteerd voor een mailformulier in plaats van een gewoon mailadres.

De keuze voor een mailformulier was gebaseerd op volgende argumenten: a) het verlagen van het aantal spammails.

Het instellen van een mailformulier had als doel het aandeel spam in de mailafhandeling te verminderen.

Het resultaat hiervan was direct na de invoering van het mailformulier merkbaar. Het aandeel spam bedroeg voor de invoering van het mailformulier 40 % van het totale aantal binnenkomende mails. Na de invoering van het mailformulier bedroeg het aandeel spam nog slecht 15 à 20 % van het totale aantal binnenkomende berichten.

b) efficiëntie en kostenbeheersing

De gegevens, ingegeven in het mailformulier, kunnen makkelijker in ons afhandelsysteem worden ingelezen. Hierdoor moeten de voorlichters minder stappen doorlopen om een mail te beantwoorden, is de foutmarge bij de afhandeling kleiner en is de afhandeltijd van de voorlichters korter. De gemiddelde afhandeltijd per mail is door de invoering van het mailformulier met 15 seconden verminderd.

2. Volgende functionaliteiten zijn beschikbaar:

a) Wanneer een burger een antwoord krijgt op zijn/haar vraag, gesteld via het webformulier, is onderaan het antwoord de gestelde vraag zichtbaar. Enkel wanneer de vraag zeer lang was, zal deze niet volledig zichtbaar zijn onderaan de mail.

b) Heeft een burger nog een bijkomende vraag nadat hij / zij een antwoord ontving? Dan kan de bijvraag via een gewone antwoordmail gesteld worden. In dat geval is het niet noodzakelijk om de bijvraag via het webformulier in te dienen. Met een gewone antwoordmail moet er wel een bijkomende manuele actie binnen de eigen dienst gebeuren, waardoor het antwoord in dat geval iets langer op zich kan laten wachten.

Aan volgende functionaliteit wordt gewerkt:

Een aantal weken geleden werd gestart met de ontwikkeling van een extra functionaliteit waardoor de burger die het mailformulier op de website invult, direct een kopie toegestuurd krijgen van de gestelde vraag. Hierdoor zal de burger dan wel een bewijs hebben van de vraag die hij / zij via het webformulier stelde. Deze extra functionaliteit is momenteel in testfase. Bedoeling is dit voor het einde van het jaar in productie te kunnen zetten.

(39)

Twee daarvan werden gemeld via de klachtenmanager, vijf kwamen binnen via de ombudsdienst.

In vijf gevallen was de persoon niet tevreden met de informatie die 1700 kon verstrekken. Na onderzoek bleek dat drie van deze klachten onterecht waren. In twee andere gevallen werd door de voorlichter de procedure niet correct toegepast.

De twee andere klachten gingen over een onvoldoende telefonische bereikbaarheid van 1700 waarvan 1 terecht.

Alle klachten worden grondig onderzocht en steeds wordt het resultaat van het onderzoek aan de indiener van de klacht meegedeeld. In geval de klacht terecht was wordt deze zo snel mogelijk rechtgezet en worden de bestaande procedures bijgestuurd.

4. De Infolijn beschikt over verschillende instrumenten om de werking te evalueren. De werking van de Vlaamse Infolijn wordt op permanente wijze geëvalueerd zowel kwantitatief als kwalitatief door onder meer volgende instrumenten:

Kwantitatief

- Iedere werkdag tijdens de openingsuren wordt het aantal oproepen opgevolgd en wordt het inzetten van voorlichters afhankelijk van de volumes bijgestuurd door middel van verschillende acties (spreiden van pauzes, uitstellen van briefings, …);

- Dagelijks wordt het aantal oproepen, de opgenomen oproepen, de afhandeltijden en de service levels opgevolgd en gerapporteerd;

- Op maandelijkse basis worden de algemene lijnen rond aantal oproepen en vragen, de bereikbaarheid en snelheid van antwoorden bekeken, om te bepalen of er extra voorlichters moeten worden aangeworven en of voorlichters die vertrekken vervangen dienen te worden.

- Maandelijks overzicht prestaties voorlichters Kwalitatief

- Dagelijks wordt via steekproeven een aantal gesprekken beluisterd en beoordeeld op kwaliteit;

- Maandelijks wordt per voorlichter een 10-tal oproepen beluisterd en gescoord. Dit gebeurd via een vastgelegde procedure en om de maandelijkse kwaliteitsindex te vast te leggen. De kwaliteit wordt gescoord, zowel op inhoud (was het antwoord juist en op maat) als op vorm (was de voorlichter correct, vriendelijk,…). Scoren voorlichters of een groep voorlichters onder de norm, dan wordt voor de betrokken voorlichter een actieplan opgesteld;

- Samen met de beoordeling van het gesprek, wordt beoordeeld de correcte registratie van het dossier beoordeeld. De beoordeling van de registratie gebeurt aan de hand van het opgestelde beoordelingsformulier;

- Maandelijks wordt per voorlichter een ‘check & coach-sessie’ ingepland. Deze sessie peilt naar zowel de inhoudelijke kennis als de kennis van het gebruik van het Content Management Systeem. De voorlichter krijgt een aantal vragen voorgelegd en deze moet beantwoorden. De antwoorden worden beoordeeld aan de hand van het opgestelde beoordelingsformulier

- Maandelijkse analyse van de vraagstelling en het gegeven antwoord

- Onderzoek van klachten om bijkomende pijnpunten vast te stellen en bij te sturen. Daarnaast gebeurt jaarlijks:

- een onderzoek naar de kwaliteit van de voorlichting, zowel naar vorm als naar inhoud, door een extern bedrijf via mistery calls en mails;

- een klantentevredenheidsonderzoek.

Met deze metingen wordt de werking van de Vlaamse Infolijn constant bijgestuurd om zowel betreffende de bereikbaarheid als wat betreft de kwaliteit van de voorlichting met het oog op een zo goed mogelijke dienstverlening.

(40)

In oktober 2008 werd door een externe firma ook een bevraging gedaan bij het algemene publiek rond onze werking. Deze bevraging moest vaststellen hoe bekend 1700 is bij het algemene publiek. Bij de bevraagde groep die 1700 al gebruikte, werd ook gepeild naar de tevredenheid over onze dienstverlening.

Het aantal respondenten in deze bevraging die ervaring hadden met onze mailbeantwoording was beperkt.

3.33 % van deze respondenten zei ontevreden te zijn met onze mailbeantwoording 36.88% was hierover tevreden

51.82% was zeer tevreden 7.97% was uiterst tevreden

Uiteraard zullen na de nodige analyse meer gegevens uit dit onderzoek verwerkt worden in ons volgende jaarverslag.

(41)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 51

van 21 november 2008 van JAN PEUMANS

Overheidsopdrachten - “Groep C”, “Slangen & Partners” en “Connect”

Graag ontving ik van alle ministers, voor alle beleidsdomeinen en overheidsdiensten, EVA’s en IVA’s en alle instellingen en organisaties die verbonden zijn aan de Vlaamse overheid (gewest of gemeenschap), een overzicht van alle projecten betreffende communicatie, consultancy, supervisie, adviezen, projectplanning, marketingopdrachten, studies, onderzoeken en opiniemanagement, enzovoort, die sinds het jaar 2000 toegewezen werden aan de firma’s “Groep C”, “Slangen & Partners” en “Connect”.

In dit overzicht ontving ik bij elk van deze toegewezen projecten graag ook: - een gedetailleerd overzicht van de kostprijs;

- een gedetailleerde omschrijving van het project in kwestie;

- de vermelding van de andere firma’s die inschreven op het project;

- de vermelding van eventuele andere firma’s die als partners van “Groep C”, “Slangen & Partners” of “Connect” deelnamen aan het project;

- een omschrijving van de wijze waarop deze projecten uiteindelijk geïmplementeerd werden in het beleid. M.a.w., welk concreet gevolg kenden deze projecten? En met welke concrete resultaten? N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers (Peeters vraag nr. 51, Van Mechelen nr. 46,

Vandenbroucke nr. 99, Anciaux nr. 59, Keulen nr. 39, Van Brempt nr. 83, Vanackere nr. 91, Crevits nr. 128, Ceysens nr. 30).

(42)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

GECOÖRDINEERD ANTWOORD op vraag nr.51van21november2008 van JAN PEUMANS

Dit is een gedeeltelijk antwoord. Voor de ontbrekende bijdragen wordt een aanvullend antwoord gegeven.

Antwoord Vlaams minister-president Peeters

Als minister-president ben ik bevoegd voor alle beleidsmateries die administratief ondersteund worden door het beleidsdomein "Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid" behoudens de beleidsitems "de Rand", "Brussel" en "Gelijke kansen". Binnen het kader van die bevoegdheden werd sedert het jaar 2000 slechts één opdracht toegekend aan één van de betrokken firma's.

Meer bepaald werd in 2001 een opdracht toevertrouwd aan Slangen & Partners voor het project "Kleurrijk Vlaanderen" (kostprijs : 306.336 EUR). De opdracht behelsde het uitwerken van een communicatiestrategie voor, en de strategische begeleiding van, het project, ter ondersteuning en advisering van de minister-president en zijn diensten. Het project werd gedragen door de voltallige Vlaamse Regering.

De toewijzing van de opdracht geschiedde na een getrapte prijsvraag :

- longlist: Du Bosch ; Eco Consult ; EurO&M ; F-Twee ; Link Inc ; Slangen & Partners ; Texys. - shortlist: Du Bosch ; EurO&M ; Link Inc ; Slangen & Partners.

Er waren géén andere firma's die als partner van de firma Slangen deelnamen aan het project.

De Vlaamse Regering beoogde met het project Kleurrijk Vlaanderen ("Nu nadenken over het Vlaanderen van morgen") het langetermijndenken in Vlaanderen aan te wakkeren en te stimuleren. Alle Vlamingen werden uitgenodigd mee te debatteren over de uitdagingen voor dewelke Vlaanderen de komende 20 jaar wordt gesteld op diverse maatschappelijke vlakken.

Tijdens de eerste fase van het project werden "Vlaamse conferenties" georganiseerd, die resulteerden in een gezamenlijk engagement van de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners, geconcretiseerd in het "Pact van Vilvoorde" van 22 november 2001. Dat pact bevatte 21 doelstellingen voor de 21ste eeuw, te realiseren tegen 2010. De Studiedienst van de Vlaamse Regering rapporteert regelmatig over de beleidsrealisaties in het kader van het Pact van Vilvoorde.

In een tweede fase (2002-2003) werd een ruim publiek van verenigingen, organisaties en individuele burgers bij het debat betrokken. Het interactief project van toekomstdenken werd opgebouwd rond elf thema's. Na een inleidende mediacampagne om het project algemeen te introduceren kregen tussen maart en juli 2002 drie thema's hun beslag : mobiliteit, ondernemen en cultuur. Daarbij werd een brede waaier van instrumenten aangewend (informatiebrochures, publieke debatten, perscolumns en vrije tribunes, krantenadvertenties,…). Ook over de andere thema’s werd het debat in 2002 en 2003 levendig gehouden. In deze fase werd de tijdshorizon verlengd van 2010 naar 2020.

(43)

Vlaanderen had heel weinig traditie inzake toekomstdenken op breed maatschappelijk vlak. Met het project Kleurrijk Vlaanderen werd het langetermijndenken op een structurele manier opgenomen in het beleid en in het maatschappelijk debat daaromtrent. De daartoe gehanteerde communicatiestrategie heeft daar aan bijgedragen.

Op de e-Forum-conferentie in Valencia in 2003 werd het project Kleurrijk Vlaanderen onthaald als een van de meest concrete toepassingen van e-democracy die in Europa werd georganiseerd.

Het maatschappelijk debat over de ontwikkeling en de implementatie van een toekomstvisie voor Vlaanderen vindt onder de huidige legislatuur zijn vervolg in het project "Vlaanderen in Actie’.

Sinds het jaar 2000 zijn door het beleidsdomein Landbouw en Visserij (DLV - ALV- ILVO en vzw VLAM) geen projecten betreffende communicatie, consultancy, supervisie, adviezen, project-planning, marketingopdrachten, studies, onderzoeken en opiniemanagement, enzovoort, toegewezen aan de firma’s “Groep C”, “Slangen & Partners” en “Connect”

Antwoord Vlaams viceminister-president Van Mechelen

Noch het beleidsdomein Financiën en Begroting, noch haar voorganger, de administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management (ABAFIM) binnen het departement Algemene Zaken en Financiën (AZF), hebben gebruik gemaakt van de diensten van Groep C, Slangen & Partners of Connect sinds 2000.

Het Departement RWO, R-O Vlaanderen, Inspectie RWO en het VIOE werkten tot op heden niet samen met “Groep C”, “Slangen en Partners” of “Connect”.

Vòòr de Beter Bestuurlijk Beleid-hervorming binnen de Vlaamse overheid werkte de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (AROHM) in 2000 samen met Slangen en Partners, wat de bevoegdheid van mijn collega Keulen betreft verwijs ik naar vraag 39. Op 10 januari 2000 schreef AROHM een opdracht voor een communicatiestrategie uit, inclusief conceptie, productie, advies en begeleiding, via een onderhandelingsprocedure met Europese bekendmaking.

Volgende firma’s schreven zich in: - D.G.- S.C. bvba

- Kate Thomas & Kleyn

- ECO Consult Milieucommunicatie bvba - Sylvester Productions

- Slangen & Partners - Du Bosch Reclamebureau - Burson-Marsteller - Lighthouse - Texys Consulting - Gruppo Due - Vandekerckhove – Devos

Na een eerste selectie door een beoordelingscomité bestaande uit één persoon van AROHM, één persoon van de communicatiecel van LIN (Leefmilieu en Infrastructuur) en één persoon van de cel van de informatieambtenaar van de Vlaamse regering, bleven drie kandidaten over, zijnde Slangen en Partners, EcoConsult en Burson-Marsteller.

(44)

De opdracht werd in april 2000 voor een bedrag van 21.011.456,00 BEF toegewezen aan Slangen en Partners. Er waren geen andere firma’s die als partner deelnamen aan het project.

De opdracht resulteerde in de daarop volgende jaren (tot 2003) in een waaier van producten: - folder zonevreemd: conceptie en productie

- folder handhaving: conceptie en productie - TV-spot (huis in stadion): conceptie en productie

- Rapporten i.v.m. strategische communicatiedoelstellingen

- Communicatieadviezen naar aanleiding van concrete handhavingsdossiers - Folders preventiecampagne (bv. niet-vergunningsplichtige werken, ...)

Antwoord Vlaams minister Vanackere

In het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid werd er sinds het jaar 2000 geen enkel project toegewezen aan de firma’s “Groep C”, “Slangen & Partners” en “Connect”.

(45)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID.

AANVULLEND GECOÖRDINEERD ANTWOORD op vraag nr.51van21november2008

van JAN PEUMANS

Aanvullend antwoord Vlaams minister-president Peeters Beleidsveld internationale samenwerking

Binnen het beleidsveld internationale samenwerking werden er geen projecten toegewezen aan de firma’s “Groep C”, “Slangen & Partners” en “Connect”.

Beleidsveld toerisme

Project : “Begeleiden opstellen en invoeren communicatieplan”- Groep C

 gedetailleerd overzicht van de kostprijs: 24.124,98 euro (2007) voor het uitwerken van een strategisch communicatieplan (opstellen en invoeren communicatieplan) en 2.334,09 euro (2008) voor de presentatie van het strategisch communicatieplan.

 omschrijving van het project: het opstellen van een communicatieplan, met een visie op het te voeren communicatiebeleid, taken en rol van de communicatiedienst, en het aanduiden van de gepaste methodologie om het vooropgestelde communicatiebeleid te ontplooien.

 er schreven twee andere firma’s in op het project: Think BBDO (Scheldestraat 122, 1080 Brussel) en BBC-Business to Business Communication (Veldkant 37, 2550 Kontich)

 er namen geen andere firma’s als partners van “Groep C”, “Slangen & Partners” of “Connect” deel aan het project

 implementatie van het project in het beleid: het voorstel van Groep C werd besproken en van commentaar voorzien door zowel het College van Afdelingshoofden van Toerisme Vlaanderen als het Raadgevend Comité van Toerisme Vlaanderen. Het plan wordt momenteel geïmplementeerd binnen de voorziene en beschikbare middelen en dit zowel financieel als personeelsmatig.

Beleidsveld buitenlands beleid

Project: Ontwikkeling en uitvoering van een jongerencampagne naar aanleiding van het Belgisch EU-voorzitterschap in 2001

 gedetailleerd overzicht van de kostprijs: totaal budget van 569.178,6 euro: externe kosten: 316.798,2 euro, waarvan: Europa-boot: 254.988,43 euro, drukwerk : 16.817,1 euro en website: 44.992,67 euro; bureaukosten: (consultancy en strategische planning, centrale creatie visibiliteits-campagne en aandachtstrekkers; productie TV-spot, fotografie, technische kosten drukwerk, redactie, analyse en opvolging website, opvolging boot-concept) 252.380,39 euro

 omschrijving van het project: één van de 3 prioriteiten van Vlaanderen tijdens het EU-voorzitterschap was ‘een mobiliserende rol spelen om Europa ten aanzien van de openbare opinie, en in de eerste plaats de jongeren, opnieuw een draagvlak en legitimatie te geven’. De taak van de

(46)

opdrachtnemer was een sensibiliserende en informerende multimedia campagne uit te werken (strategisch plan, creatie, productie en distributie van verschillende communicatieproducten, met uitzondering van de aankoop van de mediaruimte die via het systeem van centrale media aankoop (Statt) is gebeurd). Doel hiervan was de grote impact van Europa op het dagelijkse leven duidelijk te maken en dit aan de hand van de Vlaamse bevoegdheden, met als doel opnieuw een draagvlak en interesse voor Europa bij de Vlaamse jongeren te creëren. De primaire doelgroep van het project waren jongeren tussen 15en 25 jaar, de secundaire doelgroep waren de intermediairen (scholen, ouders, jeugdbewegingen en sportverenigingen).

 er schreef één andere firma in op het project: LG &F.

 er namen geen andere firma’s als partners van “Groep C”, “Slangen & Partners” of “Connect” deel aan het project.

 De campagne is volledig gerealiseerd. Er werden geen specifieke effectmetingen uitgevoerd. Wat het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken betreft, werd er door het agentschap voor

Maritieme Dienstverlening en het departement Mobiliteit en Openbare Werken geen contracten

afgesloten met de betrokken bureaus.

Antwoord Vlaams viceminister-president Vandenbroucke Beleidsdomein Onderwijs en Vorming

Het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming (beleidsdomein Onderwijs en Vorming) heeft sinds 2000 tot nu slechts eenmaal een opdracht toegewezen aan een van de firma’s Groep C, Slangen & Partners of Connect.

In 2003 werd de opdracht ‘opmaak van een strategisch plan sensibilisatie DIVA voor de periode 2004-2006’ na een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking, toegewezen aan Groep C. DIVA (Dienst Informatie Vorming en Afstemming) maakte toen deel uit van de administratie Permanente Vorming van het Departement Onderwijs.

De kostprijs van de opdracht bedroeg € 24.885,00 exclusief BTW (of € 30.110,85 BTW inclusief) De opdracht bestond uit de volgende onderdelen:

analyse van de bestaande situatie met aandacht voor diverse doelgroepen; ontwerpen van een concept;

ontwerpen van een stappenplan met vermelding van termijnen.

De andere inschrijvers voor deze opdracht waren Banama BVBA uit 9220 Hamme en Vanden Bogaert/Naert NV uit 1160 Brussel. Geen van deze firma’s had connecties met de firma’s Groep C, Slangen & Partners of Connect.

De uitvoering van de opdracht leverde een advies op voor wijziging van de bestaande sensibiliserings-campagne, met volgende inhoudelijke inslag:

er nood is aan een nieuw begrip voor LLL;

de campagne blijft best gericht op een breed doelpubliek, de DIVA-partners kunnen zich richten op specifieke doelgroepen;

het grote jaarlijks evenement (De Grote Leerweek) wordt best vervangen door meer gespreide evenementen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat kan het geval zijn voor een website met een inschrijvingsformulier voor een evenement.In andere gevallen wordt de levensduur niet op voorhand vastgelegd maar komt er een

-172- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.10 - Juli 2008 niveau van de regionale stad, uitgaande van een weging 80% voor het vastgestelde tekort gezinszorg en 20% voor

In het huidige convenant (2006-2008) werd overeengekomen met de organisaties dat ze zouden proberen om een zicht te krijgen op het aantal en de aard van de doorverwijzingen die werden

afgevaardigden ingesteld in de specifieke oprichtingsdecreten of besluiten van de Vlaamse Regering (cf. de navolgende individuele antwoorden per minister). a) Voor

op vraag nr. Sinds 2006 kunnen scholen een beroep doen op DBSO-leerlingen voor taken met betrekking tot de renovatie en het onderhoud van de schoolinfrastructuur. Het gaat

Conform de bijzondere wet tot hervorming der instellingen is de bemiddeling van Selor verplicht voor de statutaire selectieprocedures van de Vlaamse ministeries (zie ook deelvraag

Meer informatie over de projecten die in het schooljaar 2008-2009 geselecteerd werden, kan de vraagsteller terugvinden op onze website: www.ond.vlaanderen.be/nascholing.. In

Wijzigingsbesluit van 8 januari 2008 (BS 23 januari 2008) van het ministerieel besluit van 17 mei 2006 houdende de uitvoering van het Besluit van de Vlaamse Regering van 13