• No results found

BUL LE TIN VAN VRA GEN EN AN TWOOR DEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BUL LE TIN VAN VRA GEN EN AN TWOOR DEN"

Copied!
1525
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zitting 2008-2009 Maart 2009

DEEL I

INHOUDSTAFEL

I. VRAGEN VAN DE VLAAMSE VOLKSVERTEGENWOORDIGERS EN ANTWOORDEN

VAN DE MINISTERS (REGLEMENT ARTIKEL 81, 1, 2, 3, 5 EN 7)... 1

A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn ... 2

Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid... 3

Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening ... 97

Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming... 179

Veerle Heeren, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ... 349

Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel... 481

Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur... 559

Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering ... 729

BUL LE TIN VAN VRA GEN EN AN TWOOR DEN

(2)

Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke

Kansen ... 861

Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel... 973

B. Vragen waarop werd geantwoord na het verstrijken van de reglementaire termijn ... 985

Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid... 987

Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening ... 1009

Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming... 1017

Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin... 1025

Veerle Heeren, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ... 1029

Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel... 1057

Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur... 1067

Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering ... 1395

Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen ... 1415

Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel... 1457

II. VRAGEN WAARVAN DE REGLEMENTAIRE TERMIJN VERSTREKEN IS EN WAAROP NOG NIET WERD GEANTWOORD (REGLEMENT ARTIKEL 81, 6)... 1495

Nihil... 1496

III. VRAGEN WAARVAN DE REGLEMENTAIRE TERMIJN VERSTREKEN IS EN DIE OP VERZOEK VAN DE VRAAGSTELLERS WERDEN OMGEZET IN VRAGEN OM UITLEG (REGLEMENT ARTIKEL 81, 4) ... 1497

(3)

I.

VRAGEN VAN DE VLAAMSE VOLKSVERTEGENWOORDIGERS EN ANTWOORDEN VAN DE MINISTERS

(4)
(5)

KRIS PEETERS,

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN,

BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

(6)
(7)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 93 van 19 januari 2009 van JOS DE MEYER

VZW VELT - Erkenning en subsidiëring

VELT vzw, de Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren, werd dertig jaar geleden opgericht en telt zo’n 12.000 leden over 100 afdelingen in Vlaanderen en Nederland. VELT wil de ecologische leefwijze concreet gestalte geven: in huis, tuin, keuken en daarbuiten. De vereniging heeft ook een afdeling in Nederland.

Uit het antwoord op een eerdere schriftelijke vraag van 9 mei 2006 (nr. 60; Websitebulletin publicatiedatum 17-07-2006) bleek dat de vereniging structureel erkend en betoelaagd wordt vanuit verschillende kanalen: als centrum voor hobbylandbouwvorming, centrum voor landbouweducatie, als vereniging van het socio-cultureel volwassenenwerk en als gewestelijke milieu- en natuurvereniging. In vele van deze beleidsdomeinen kan er ook nog een beroep worden gedaan op projectsubsidies. Er wordt waardevol werk geleverd en het is dan ook terecht dat zij ondersteuning en waardering krijgen van de overheid.

1. Is de vereniging binnen het beleidsdomein van de minister structureel erkend? Zo ja, in welk kader? 2. Kan de verenging rekenen op een toelage? Zo ja, over welk bedrag ging dit in 2007, respectievelijk

2008?

3. Aan welke criteria moet worden voldaan om structureel erkend te worden?

4. Heeft de vereniging in 2007 of 2008 een beroep gedaan op projectsubsidies? Zo ja, voor welke projecten en welke toelages werden hiervoor toegekend?

5. Heeft de minster er zicht op op welke wijze en waarvoor de verleende subsidies worden aangewend? Kunnen deze ook gebruikt worden voor de werking van de Nederlandse tak?

N.B. Deze vraag werd gesteld aan de ministers Peeters (vraag nr. 93), Anciaux (nr. 93) en Crevits (nr. 313).

(8)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HER -VORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEE -VISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

ANTWOORD

op vraag nr.93van19januari2009 van JOS DE MEYER

1. A. Op 16 augustus 2005 werd de Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze vzw erkend

als centrum voor landbouweducatie op grond van artikel 21 van het Decreet van 3 maart

2004 inzake de subsidiëring van meer duurzame landbouwproductiemethoden en de erkenning van centra voor meer duurzame landbouw.

B. De vzw VELT is erkend als centrum voor hobbylandbouwvorming in het kader van: 1° het decreet van 3 maart 2004 inzake de subsidiëring van meer duurzame

landbouw-productiemethoden en de erkenning van centra voor meer duurzame landbouw;

2° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

2. A. In 2007 en 2008 werd geen project van VELT weerhouden en kreeg de vzw VELT dus geen subsidie in het kader van Landbouweducatie. In 2009 kan VELT het project "Mijn eigen groententuintje" uitvoeren en krijgt hiervoor maximaal 13.439 euro van het budget voor Landbouweducatie.

B. De erkende verenigingen voor hobbylandbouwvorming ontvingen in 2007 een forfaitaire subsidie van 75,23 euro en in 2008 een subsidie van 76,58 euro per ingerichte vormings-activiteit die voldeed aan de subsidievoorwaarden van het BVR van 4 juni 2004. De vzw VELT ontving in 2007 15.066,24 euro en in 2008 20.660,03 euro voor het inrichten van vormingsactiviteiten voor hobbylandbouwers.

3. A. Een vereniging kan als Centrum voor Landbouweducatie erkend worden als ze aan de volgende voorwaarden voldoet, zoals geformuleerd in artikel 21 van het Decreet van 3 maart 2004:

○ Ze is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk met als statutair doel de organisatie van landbouweducatieve activiteiten als bedoeld in artikel 20 van hetzelfde decreet;

Ze heeft een vestiging in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad met een secretariaat waar alle gegevens, nodig voor de controle en de uitvoe-ring van landbouweducatieve activiteiten als bedoeld in artikel 20 van hetzelfde decreet, ter beschikking zijn;

Ze heeft de nodige ervaring met betrekking tot educatieve initiatieven, al dan niet in de landbouwsfeer;

○ Ze biedt alle waarborgen voor een adequate organisatie en planning van de landbouweducatieve activiteiten, bedoeld in artikel 20 van hetzelfde decreet;

○ Ze aanvaardt de administratieve en financiële controle van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Europese Commissie.

B. De erkenningvoorwaarden voor een centrum voor hobbylandbouwvorming zijn de volgende: Artikel 10 van het decreet van 3 maart 2004:

(9)

1° ze is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk met als statutair doel de organisatie van naschoolse vormingsactiviteiten als bedoeld in artikel 8;

2° ze heeft een vestiging in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad met een secretariaat waar alle gegevens, nodig voor de controle en de uitvoering van de naschoolse vormingsactiviteiten, ter beschikking zijn;

3° ze biedt alle waarborgen voor een adequate organisatie en planning van de verschillende types vormingsactiviteiten, bepaald door de Vlaamse regering;

4° ze aanvaardt de administratieve en financiële controle van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Europese Commissie.

Artikel 27 van het BVR van 4 juni 2004:

Om als centrum voor hobbylandbouwvorming erkend te kunnen worden, moet het centrum als statutair doel de vorming van personen ingeschreven hebben die landbouwactiviteiten als hobby uitvoeren.

Een centrum voor hobbylandbouwvorming dat gedurende drie opeenvolgende jaren minder dan vijftig gesubsidieerde lesuren, als bedoeld in artikel 3, heeft georganiseerd, wordt ambtshalve geschrapt en verliest als dusdanig zijn erkenning. Het kan pas opnieuw een erkenning als centrum voor hobbylandbouwvorming aanvragen een jaar na de schrapping. 4.

o Project Bio met klasse (ontwikkeling van een lessenpakket) startte in september 2004. Het goedgekeurde projectbedrag bedroeg ongeveer 142.000 euro. De laatste schijf van 28.488,64 euro werd uitbetaald in oktober 2007.

o Project Lessenpakket biologische landbouw voor het secundair onderwijs werd goed-gekeurd voor een totaalbedrag van 85.503,65 euro in juni 2007. Een eerste schijf van 34.201,46 euro werd uitbetaald in juni 2007, een tweede schijf van 34.201,46 euro werd uitbetaald in augustus 2008, het saldo kan pas worden uitbetaald na afloop van het project (voorzien op 31 maart 2009).

o Velt ontving 29.870 euro als partner in het Netwerkproject biologische landbouw van Bioforum Vlaanderen voor de periode mei 2006-april 2007.

o Velt ontving 28.720 euro als partner in het Netwerkproject biologische landbouw van Bioforum Vlaanderen voor de periode mei 2007-april 2008.

5. De steun voor de hobbylandbouwvorming bestaat uit een forfaitaire subsidie per vormings-activiteit, die bestemd is voor de administratieve kosten, de huur van lokalen, de aanschaffing of huur van materialen, het onderschrijven van de nodige aansprakelijkheidsverzekeringen en de vergoeding van de lesgevers. De vormingsactiviteiten moeten plaatsvinden in het Nederlandse taalgebied (Vlaanderen) of in het tweetalige gebied Brussel-hoofdstad. Activiteiten die plaats-vinden in Nederland komen niet in aanmerking voor subsidiëring.

De toegekende subsidies zijn gericht op meer algemene taken: ontwikkelen van een lessenpakket, professionalisering van de sector. Het is niet uit te sluiten dat de Nederlandse tak mee geniet van een verbeterde werking of van de opgebouwde kennis maar het is zeker geen rechtstreeks doel van de gesubsidieerde projecten.

(10)
(11)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 95 van 21 januari 2009 van FILIP DEWINTER

VRT-programma’s - Vlaams Belang

In het weekblad “Primo” verscheen eind vorig jaar een interview met de eindredacteur van het VRT-programma “De slimste mens ter wereld”. De slotvraag van de journalist met dienst luidde: “Zijn er mensen die nooit gevraagd worden voor ‘De slimste mens’, politici van het Vlaams Belang bijvoorbeeld?”

De eindredacteur van het VRT-programma antwoordde daarop: “We hanteren geen zwarte lijsten, maar we houden ons wel aan de regels van het huis. Binnen de VRT geldt al sinds Bert De Graeve de regel dat Vlaams Belangers enkel voor een VRT-programma worden uitgenodigd als het politiek relevant is.”

1. Over welke regels heeft de eindredacteur het?

2. Betekent dit dat er bij de VRT intern regels of zelfs nota’s worden gehanteerd om één bepaalde politieke partij anders te behandelen dan andere politieke partijen?

3. Gaat de minister ervan uit dat dergelijke regels stroken met de bepalingen van zowel de gecoördineerde mediadecreten als de beheersovereenkomst met de VRT, waarin duidelijk wordt verwezen naar de neutraliteit en objectiviteit die een openbare omroep dient na te streven?

4. Acht de minister het hanteren van dergelijke regels of nota’s door een openbare omroep in overeenstemming met de geplogenheden van onze democratische samenleving?

5. Welke maatregelen heeft de minister genomen om de VRT erop te wijzen dat ze decretaal en overeenkomstig de beheersovereenkomst gebonden is aan neutraliteit en dus dergelijke regels niet kan hanteren?

(12)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

ANTWOORD

op vraag nr.95van21januari2009 van FILIP DEWINTER

1-2. Aangaande de aanwezigheid van politici in infotainment en entertainmentprogramma’s bestaan er inderdaad op de VRT richtlijnen. Deze richtlijnen worden in bijlage meegeleverd en houden geen verschil in tussen de politieke partijen. Daarin staat onder meer: “politici kunnen uitgeno-digd worden als centrale gast in een amusementsprogramma, als praatgast in een talkshow, als panellid in een quiz of spelletje ”

Tevens staat in die richtlijnen: “de keuze van individuele politici - wat betreft hun aanwezigheid in een programma – is en blijft de verantwoordelijkheid van de programmamakers.”

Het zijn dus de programmamakers die hierover individueel beslissen.

3-4. Deze regels stroken mijns inziens inderdaad met de mediadecreten, de beheersovereenkomst en de geplogenheden in een democratische samenleving.

5. Dergelijke maatregelen zijn bijgevolg niet nodig.

BIJLAGE

VRT-richtlijnen over de aanwezigheid van politici in infotainment en entertainment-programma’s. Bijlage(n):

(13)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 97 van 27 januari 2009 van JOHAN SAUWENS

Evaluatie Beter Bestuurlijk Beleid - Stand van zaken

In antwoord op een interpellatie (18.3.2008) over de voorstellen van het college van ambtenaren-generaal om de efficiëntie en effectiviteit binnen de Vlaamse overheid te verbeteren, stelde Geert Bourgeois, toenmalig Vlaams minister van Bestuurszaken: “Mijn administratie zal in 2008 een omvattende evaluatie van BBB opstarten. Aan deze evaluatie zullen beleidsaanbevelingen worden gekoppeld die worden toegevoegd aan de bijdrage voor het nieuwe regeerakkoord”.

Wat is de stand van zaken van deze evaluatie? Wat zijn de eventuele resultaten? Kan deze evaluatie aan het Vlaams Parlement worden bezorgd?

(14)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HER -VORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEE -VISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

ANTWOORD

op vraag nr.97van27januari2009 van JOHAN SAUWENS

Het rapport van de OESO (2007) waarin de werking van de Vlaamse overheid werd vergeleken met andere regio’s / landen, en de daaropvolgende voorstellen van het College van Ambtenaren-Generaal om de efficiëntie en de effectiviteit van de Vlaamse overheid gevoelig te verbeteren, heeft inderdaad geleid tot het opstarten van een aantal initiatieven die tot doel hebben de basisbeginselen van ‘Beter Bestuurlijk beleid’ (BBB) te toetsen aan de huidige realiteit.

Een rapport dat de 10 basisbeginselen van BBB systematisch screent en bij een aantal van hen gerichte beleidsaanbevelingen formuleert, zit momenteel in een eindfase en wordt in de loop van het voorjaar voorgelegd aan het College van Ambtenaren-Generaal, voor verdere bespreking en validatie.

De beleidsaanbevelingen in het rapport zullen ook systematisch worden toegevoegd in de bijdrage van de administratie aan het nieuwe regeerakkoord.

De rapporten kunnen via de gebruikelijke kanalen ter kennis worden gebracht aan het Vlaams Parlement.

(15)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 98 van 27 januari 2009 van PIET DE BRUYN

Vlaamse overheid - Suïcidepreventie

De Vlaamse overheid stelt meer dan 40.000 ambtenaren te werk. De Vlaamse overheid is daarmee een van de belangrijkste werkgevers in Vlaanderen.

Gezien de hoge frequentie van suïcidaire ideatie bij de Vlaamse bevolking in het algemeen, mag ook aangenomen worden dat vele Vlaamse ambtenaren geconfronteerd worden met suïcidale gedachten en/of gedragingen. Deze kunnen zich bij henzelf manifesteren, maar evenzeer bij collega’s of bij personen in hun thuisomgeving.

De Vlaamse ambtenaren kunnen bij problemen van persoonlijke, familiale of sociale aard, steeds een beroep doen op bevoegde vertrouwenspersonen binnen de dienst waarvoor zij werkzaam zijn.

Geconfronteerd worden met suïcidaal gedrag en suïcidale gedachten heeft vanzelfsprekend een negatieve invloed op het welbevinden van werknemers. Gekoppeld aan dit persoonlijk leed is er ook het economisch verlies aan productiviteit of functioneren als gevolg van verminderde concentratie, opgenomen ziektedagen en uiteraard een voortijdig overlijden. Het vroegtijdig detecteren en waar mogelijk terugdringen van suïcidaliteit is dus niet enkel van belang voor het persoonlijk welbevinden van de werknemer, maar ook voor het optimaal functioneren van de betrokken dienst.

Tussen het Agentschap voor Overheidspersoneel en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding vzw, werd enige tijd geleden een verkennend gesprek gevoerd over de wenselijkheid en mogelijkheid om een initiatief tot deskundigheidsbevordering aangaande preventie van suïcide te ontwikkelen gericht op de vertrouwenspersonen werkzaam binnen de Vlaamse overheid.

1. Gaat de minister ervan uit dat een beleid gericht op de preventie van zelfdoding bij werknemers van de Vlaamse overheid niet alleen veel persoonlijk leed kan helpen voorkomen, maar ook positief kan bijdragen tot het optimaal functioneren van de diensten van de Vlaamse overheid? 2. Wat was het resultaat van het gesprek tussen het Centrum ter Preventie van Zelfdoding en het

Agentschap voor Overheidspersoneel?

3. Is er bij de bevoegde vertrouwenspersonen voldoende expertise aanwezig met betrekking tot de preventie van zelfdoding?

(16)

Zo neen, acht de minister het dan aangewezen om de nodige maatregelen te nemen zodanig dat de noodzakelijke deskundigheid wordt verworven? Op welke manier?

(17)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HER -VORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEE -VISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

ANTWOORD

op vraag nr.98van27januari2009 van PIET DE BRUYN

1. Psychisch lijden, lijdt in een aantal gevallen tot verminderd productief gedrag en in een aantal gevallen zelfs tot suïcidale neigingen, thuis en of op het werk. Vaak is interventie van de werk-gever niet mogelijk omdat mensen over dit soort lijden vanuit schaamte, angst of onvermogen om te reageren een langdurig stilzwijgen bewaren.

Mede door deze constatering wordt binnen de Vlaamse overheid veel aandacht besteed aan de uitwerking en uitvoering van een psychosociaal welzijnsbeleid. Dit preventiebeleid richt zich op het vroegtijdig detecteren van vormen van psychosociale belasting, die hun invloed hebben op de uitvoering van het werk. Dit preventiebeleid draagt bij tot een vermindering van suïcide intentie wat ook een positieve invloed heeft op het functioneren van de diensten binnen de Vlaamse overheid.

2. Het gesprek heeft geleid tot een beter inzicht in de werking van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding en meer in het bijzonder in de verschillende mogelijkheden tot samenwerking. Er werd een denkproces op gang gebracht dat, gezien zelfdoding nog als taboe bestempeld wordt, het nut en het belang aantoont van preventieve acties en dat mensen op het juiste moment moeten kunnen bereikt en ondersteund worden. Binnen de Sociale Dienst voor het Vlaams Overheidspersoneel is aandacht voor de basiselementen zoals weergegeven door het Centrum en worden in de werking van de Dienst opgenomen.

3. De doelstelling van vertrouwenspersonen is het bieden van een eerste lijnshulp. Bij ernstig gevaar dienen zij de personen in contact te brengen met de preventieadviseur arbeidsgeneeskunde of de preventieadviseur psychosociaal welzijn. Deze kunnen op hun beurt de mensen gepaste zorg verlenen en het lijnmanagement voldoende advies geven om het psychosomatische en psychische lijden te doen stoppen om zo suïcidale gedachten terug te dringen.

Om deze problematiek op te volgen en te voorkomen zal de cel psychosociaal welzijn, die valt onder de gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk (GDBP), dit jaar verder uitgebreid worden met de nodige expertise om het welzijnsbeleid van de Vlaamse overheid nog meer kracht bij te zetten.

(18)
(19)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 99 van 28 januari 2009 van ELOI GLORIEUX

Ontwikkelingssamenwerking - Gaza

Volgens het Palestijns Bureau voor de Statistiek in Ramallah heeft het recente Israëlische militaire offensief in Gaza voor twee miljard dollar schade veroorzaakt. Heel Gaza is een groot rampgebied. Duizenden woningen, hospitalen, scholen, administratieve gebouwen, nutsvoorzieningen, wegen, enzovoort, zijn grotendeels of volledig verwoest.

1. Hoeveel Vlaams ontwikkelingsgeld werd er de afgelopen tien jaar geïnvesteerd in Gaza? 2. Aan welke projecten werd dit geld besteed?

3. Hoeveel bedraagt de schade die door de Israëlische militaire acties aan de met Vlaams ontwikkelingsgeld betaalde infrastructuur en projecten werd toegebracht?

(20)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HER -VORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEE -VISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

ANTWOORD

op vraag nr.99van28januari2009 van ELOIX GLORIEUX

1. In de periode vóór 2005 subsidieerde Vlaanderen een aantal projecten op de Westelijke Jordaan-oever of de Palestijnse Gebieden maar er zijn geen afzonderlijke gegevens beschikbaar voor Gaza. Sinds 2005 financierde Vlaanderen vier projecten in Gaza voor een totaal bedrag van 699 411, 75 euro.

2. Volgende projecten in Gaza ontvingen Vlaamse subsidies:

• een project rond werkverschaffing dat door het FOS uitgevoerd werd;

• een project uitgevoerd door het UNWRA inzake psychosociale ondersteuning voor jongeren om op een positieve manier om te gaan met crisissituaties;

• de uitrusting van twee ambulances, waarvoor een subsidie gegeven werd aan Oxfam; • een project met betrekking tot de constructie van huizen uitgevoerd door het UNRWA. 3. Navraag leert dat geen materiële schade toegebracht werd naar aanleiding van de recente militaire

(21)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 100 van 28 januari 2009

van MARC VAN DEN ABEELEN

Hergebruik overheidsinformatie - Websites en computerprogramma's

Met het decreet van 27 april 2007 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie realiseerde de Vlaamse decreetgever de omzetting van Richtlijn 2003/98/EG (PB L 345, 17 november 2004, 90). Dit decreet sluit nauw aan bij het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. De twee decreten hebben echter een verschillend uitgangspunt. Bij het decreet van 2004 is de openbaarheid van overheidsdocumenten de regel. Het decreet van 2007 daarentegen geeft de overheden en de lokale besturen “de mogelijkheid” om zelf te bepalen welke overheidsdocumenten ze voor hergebruik ter beschikking stellen. In de concrete toepassing van het decreet rijzen evenwel een aantal interpretatieproblemen.

In de memorie van toelichting bij het decreet van 2007 bijvoorbeeld wordt gesteld dat computerprogramma’s niet onder de term bestuursdocument vallen. De Raad van State heeft in het kader van de interpretatie van de wet van 11 april 1994 nochtans bepaald dat computerprogramma’s als bestuursdocumenten moeten worden beschouwd (R.v.St., arrest Antoun, nr. 83.494 van 21 mei 2001).

Het decreet bepaalt niets specifieks over het onvoorwaardelijk gebruik van bestuursdocumenten. Voor elk hergebruik dient volgens het decreet telkenmale de toestemming te worden gevraagd. In de memorie van toelichting (Parl. St. Vl. Parl., 2006-2007, nr. 1077/1, 16) staat echter dat “voor bijvoorbeeld informatie die op de websites van de instantie vrijelijk te verkrijgen of te downloaden is, de instantie kan bepalen dat voor al die documenten hergebruik toegestaan is zonder enige voorwaarde of vergoeding.”

1. Hoe verenigt de minister het onvoorwaardelijk gebruik van informatie die op de websites vrij beschikbaar is zoals gestipuleerd in de memorie van toelichting, met de bepalingen in het decreet van 2007 die stellen dat voor hergebruik de toestemming moet worden gevraagd?

2. Vallen computerprogramma’s al dan niet onder het toepassingsgebied van het decreet van 27 april 2007 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie?

(22)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HER -VORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEE -VISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

ANTWOORD

op vraag nr.100van28januari2009 van MARC VAN DEN ABEELEN

1. Overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 27 april 2007 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie kunnen instanties toestemming geven voor het onvoorwaardelijke hergebruik van bestuursdocumenten of kunnen voorwaarden opleggen, indien nodig door middel van een licentie, waarin relevante kwesties geregeld worden. Die voorwaarden mogen de mogelijkheden van hergebruik niet nodeloos beperken noch gebruikt worden om de mededinging aan banden te leggen. De instanties kunnen in dit verband ook modellicenties opstellen.

In de memorie van toelichting bij artikel 8 wordt verduidelijkt dat de instantie – indien ze beslist dat hergebruik wordt toegestaan voor bepaalde soorten informatie – de keuze heeft hoe ze dit hergebruik regelt, mits het respecteren van de bepalingen van dit decreet. Een instantie kan niet aan één partij voorwaarden opleggen voor hergebruik van een bepaald soort informatie die verschillend zijn van de voorwaarden die aan een andere partij wordt opgelegd voor identiek dezelfde soort informatie die onder hetzelfde formaat ter beschikking wordt gesteld en voor hetzelfde (commerciële of niet-commerciële) doel zal worden gebruikt.

Dit betekent echter niet dat dit hergebruik altijd aan voorwaarden onderworpen is. Enerzijds kan de instantie beslissen dat er bepaalde soorten informatie ‘vrij’ is (d.w.z. niet onderworpen aan enige voorwaarde dan ook) anderzijds kunnen voorwaarden opgelegd worden onder verschillende vormen. Deze vormen zijn bijvoorbeeld bronvermelding, maar kunnen ook verder uitgewerkt zijn in specifieke contracten of licenties. Het woord licentie slaat hier op de term in haar gangbare vorm en algemene betekenis, zijnde een document dat tot doel heeft de voorwaarden voor hergebruik tussen de partijen vast te leggen. Voor bijvoorbeeld informatie die op de websites van de instantie vrijelijk te verkrijgen of te downloaden is, kan de instantie bepalen dat voor al die documenten hergebruik toegestaan is zonder enige voorwaarde of vergoeding. Zie blz. 15 linksboven http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2006-2007/g1077-1.pdf

Met andere woorden in de memorie van toelichting wordt niet bepaald dat voor informatie op de website hoe dan ook onvoorwaardelijk hergebruik is toegestaan. Het is aldus aan de instantie om te bepalen of voor de documenten die op de website van de instantie vrijelijk te verkrijgen of te downloaden zijn, hergebruik zonder enige voorwaarde of vergoeding kan worden toegestaan. Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie bij de diverse departementen binnen de Vlaamse ministeries en bij de intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid bepaalt dat voor de diverse departementen binnen de Vlaamse ministeries en voor de intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid het hergebruik van bestuursdocumenten, in de zin van artikel 2 van het decreet van 27 april 2007 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie, is toegestaan. De beslissing over een concrete aanvraag tot hergebruik van overheidsinformatie, vermeld in hoofdstuk III van voormeld decreet van 27 april 2007, wordt genomen door een bevoegd leidinggevend personeelslid van de Vlaamse overheid die met die overheidsinformatie vertrouwd is, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie.

(23)

Zo wordt op de website van de dienst Wetsmatiging (de RIAdatabank online) de RIA’s van de door de Vlaamse Regering principieel goedgekeurde ontwerpbesluiten gepubliceerd. Op die website staat expliciet een bepaling omtrent het hergebruik van RIA-documenten.

Zie http://www.wetsmatiging.be/nl/getpage.asp?i=113

“Hergebruik van de RIA-documenten

De RIA-documenten vallen onder de toepassing van regelgeving m.b.t. hergebruik van overheids-informatie.

De entiteit van de Vlaamse overheid die de RIA in kwestie heeft opgesteld, bepaalt autonoom of en onder welke voorwaarden hergebruik als vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 27 april 2007 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie, van de betreffende RIA is toegestaan. De beslissing over de concrete aanvraag tot hergebruik van de RIA wordt telkens genomen door het bevoegde leidinggevende personeelslid van de entiteit van de Vlaamse overheid die de RIA heeft opgesteld, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie.

Indien de entiteit die de RIA in kwestie heeft opgesteld, een departement of een intern verzelf-standigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid is, is het hergebruik toegestaan (art. 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 betreffende het hergebruik van overheids-informatie bij de diverse departementen binnen de Vlaamse ministeries en bij de intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid).

De bevoegde leidinggevende van de entiteit die de RIA in kwestie heeft opgesteld, beslist over de voorwaarden van het hergebruik en kan daartoe de modellicentie, gevoegd als bijlage I bij het ministerieel besluit van 8 oktober 2007 met betrekking tot vastlegging van de modellicentie inzake hergebruik van overheidsinformatie, gebruiken.”

2. In de memorie van toelichting bij artikel 2, 2° wordt verduidelijkt wat wordt verstaan onder “bestuursdocument”. Het gaat om de gegevens zelf, vervat in een document of drager. De term bestuursdocument werd overgenomen uit de definitie van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.

Het decreet van 27 april 2007 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie zet de bepalingen om van de Richtlijn 2003/98 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie. In overweging 9 van die Richtlijn staat expliciet dat de definitie van document niet geacht wordt computerprogramma's te bestrijken. Vandaar dat in de memorie van toelichting bij de definitie van bestuursdocument ook uitdrukkelijk is bepaald dat computerprogramma’s niet onder de term van bestuursdocument vallen. De memorie van toelichting is aldus conform de betreffende Europese Richtlijn.

Een computerprogramma is een verzameling instructies die aangeven wat een computer (de hardware) moet doen. Als een computerprogramma wordt uitgevoerd, leest de computer de instructies uit het programma en voert de programmacode volgens voorschrift uit. Computer-programma's komen in allerlei soorten en maten voor. Programma's worden in verschillende programmeertalen geschreven (programmeren). Software is de Engelse term voor alle computerprogramma's die niet aanwezig zijn bij het starten van een computer maar achteraf worden geladen. Het is daarom een zeer vage term.

Navraag bij de voorzitters van zowel de afdeling openbaarheid van bestuur als van de afdeling hergebruik van overheidsinformatie van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie (besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van

(24)

overheidsinformatie) leert dat tot op heden nog geen enkel beroep is behandeld omtrent een verzoek tot openbaarheid of tot hergebruik van een computerprogramma.

Wat betreft de casus Antoun (R.v.St., arresten Antoun, nr. 83.494 van 16 november 1999 en nr. 95.677 van 21 mei 2001) was een verzoek ingediend tot inzage in de interne procedures voor de automatisering van de stemming en in de technische documentatie, zowel van de software als de hardware, tot in de kleinste details (bv. bestek, technische eigenschappen van het besturings-systeem, programmering en analyse van de software die specifiek bestemd is voor de stemming, procedures in geval van storingen, overeenkomsten met de leveranciers, …). Bedoeling van het verzoek was om kennis te nemen van de algemene werking van het elektronische systeem om zich ervan te gewissen dat er geen gevaar voor fraude of geknoei in de verkiezingsuitslag is. Het bevoegde ministerie had beslist dat om veiligheidsredenen de inhoud van de programma’s niet werd meegedeeld en inzage niet werd toegestaan. De openbaarmaking van de inhoud van de programma’s voor de geautomatiseerde stemming zou kunnen leiden tot pogingen tot verkiezings-fraude, waarbij de hardware of de software voor de stemming beschadigd kan worden. De Raad van State heeft in die zaak de beslissing van het ministerie vernietigd. De Raad van State oordeelde dat het begrip ‘bestuursdocument’ ook ‘programma’s voor geautomatiseerd stemmen’ omvat. De gronden die door het ministerie werden aangevoerd om de inzage te weigeren waren volgens de Raad van State niet afdoend. Uit geen enkel gegeven van het administratief dossier bleek dat de bescherming van de veiligheid in het gedrang wordt gebracht door de aanvraag tot openbaarmaking. De publicatie van de broncode met inbegrip van de veiligheidsalgoritmen moet transparantie geven om de perceptie van verkiezingsfraude tegen te gaan.

Er is echter een wezenlijk verschil tussen enerzijds het openbaar maken van bestuursdocumenten door er inzage in te verlenen, er uitleg over te verschaffen of er een afschrift van te overhandigen aan ieder die erom verzoekt en anderzijds het toestaan van hergebruik van bestuursdocumenten voor zowel commerciële als voor niet-commerciële doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak waarvoor de bestuursdocumenten zijn geproduceerd. Bovendien is het begrip bestuursdocument in het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur gekoppeld aan een bepaalde drager. Voor de toepassing van het decreet betreffende het hergebruik van overheidsinformatie is het echter niet zozeer de drager die wordt hergebruikt waarin de gegevens vervat liggen, maar de gegevens zelf of de informatie die in die drager bevangen zit: hergebruik slaat niet op het hergebruiken van het document of een drager van informatie, doch van de gegevens die in dat document of die drager bevat zitten. Dit werd ook zo in de memorie van toelichting bij de definitie van bestuursdocument toegelicht. Het gaat dus niet om hergebruik van dragers (computerprogramma’s) maar van gegevens die computerprogramma’s generen.

Computerprogramma’s zijn trouwens vaak auteursrechtelijk beschermd en ingevolge artikel 2, 3°, van het decreet worden o.a. documenten waarvan de intellectuele eigendomsrechten bij derden berusten, niet als bestuursdocumenten voor toepassing van het decreet hergebruik beschouwd. Dit zou immers afbreuk doen aan de eigen rechten van de auteur of titularis van dat auteursrecht of intellectueel recht om dit te regelen.

Het is in ieder geval aan de instanties om ieder concreet verzoek tot hergebruik te beoordelen, na te gaan wat precies wordt gevraagd en te onderzoeken of het verzoek al dan niet onder het toepassingsgebied van het decreet inzake hergebruik valt. De instantie bepaalt autonoom of het bestuursdocument ter beschikking mag worden gesteld met toepassing van het voornoemde decreet en onder welke voorwaarden. Indien het verzoek tot hergebruik wordt afgewezen, kan de verzoeker beroep instellen bij de afdeling hergebruik van overheidsinformatie van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie.

(25)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 101 van 29 januari 2009 van BART VAN MALDEREN

Departement Landbouw en Visserij - Richtlijn “geschakelde stallingen”

Uit een aantal concrete dossiers blijkt dat het departement Landbouw en Visserij, afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, niet toestaat dat een woonvolume geschakeld wordt aan stallingen, dit vanuit landbouwkundig oogpunt en in het kader van een duurzame plattelandsontwikkeling.

Bijgevolg worden stedenbouwkundige aanvragen negatief geadviseerd. Het gaat naar verluidt over een interne richtlijn.

1. Bevestigt de minister het bestaan van dergelijke interne richtlijn van de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling?

2. Hoe motiveert de minister deze specifieke richtlijn?

(26)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HER -VORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEE -VISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

ANTWOORD

op vraag nr.101van29januari2009 van BART VAN MALDEREN

Alle adviesverleningen van de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling gebeuren enerzijds in het kader van de wetgeving terzake, zijnde het Decreet Ruimtelijke Ordening en in het licht van het beoordelingskader, een intern document (antwoord vraag 1) dat een uniforme beoordeling van dossiers in heel Vlaanderen beoogt (antwoord vraag 2). Dit beoordelingskader wordt gehanteerd door de vijf provinciale buitendiensten en het hoofdbestuur van de afdeling Duurzame Landbouw-ontwikkeling (antwoord vraag 3).

Bij het beoordelen van dossiers waarin woongelegenheid wordt gevraagd bij een landbouwbedrijf worden diverse afwegingen gemaakt.

Een bedrijfswoning kan enkel toegestaan worden in het kader van een volwaardig in hoofdberoep uitgebaat landbouwbedrijf. Hierbij moeten de bedrijfsgebouwen opgericht, ingericht en in gebruik genomen zijn. Een tweede bedrijfswoning kan slechts wanneer het een dubbelvolwaardig bedrijf betreft, uitgebaat door twee bedrijfsleiders waarbij daarenboven, wanneer dit in het kader van een generatiewissel gebeurt, een voldoende lange beroepsloopbaan (min15 jaar) van beide bedrijfsleiders inhoudt. Indien aan deze eis niet wordt voldaan, is er nog steeds de mogelijkheid om de bestaande bedrijfswoning uit te breiden tot een maximaal totaalvolume van 1250m³.

De woning(en) moeten een ruimtelijk geheel vormen met de bestaande bedrijfsinfrastructuur (dwz fysisch geïntegreerd met de bestaande gebouwen of integrerend deel uit maken van een gebouwen-complex) zodat een afsplitsing tot zonevreemde woning onmogelijk wordt.

Over het al dan niet aanpalend aan stallen bouwen of het geïntegreerd in een loods bouwen doet de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling geen uitspraken. Met betrekking tot het begrip noodwoning, opgericht in functie van een opstartend landbouwbedrijf, wordt er bovendien juist vanuit gegaan dat deze beperkte woongelegenheid een fysisch onderdeel vormt van de bedrijfsgebouwen zodat bij de bouw van een definitieve bedrijfswoning deze noodwoning de functie van bedrijfsgebouw kan krijgen.

Het geschakeld bouwen vermindert de kans op afsplitsen en zal bijgevolg niet negatief geadviseerd worden. Een geschakelde woning wordt echter niet geëist of opgelegd.

De ruimtelijke inplanting van de woning wordt afgewogen aan de hand van het door de aanvrager ingediende dossier waarin hij in eerste instantie de vrije keuze heeft over het al dan niet gekoppeld wonen.

Een tweede geschakelde bedrijfswoning, naast een losstaande bedrijfswoning zal echter wel aanzien worden als een volwaardige tweede bedrijfswoning en kan bijgevolg enkel positief worden geadviseerd indien voldaan is aan hoger genoemde voorwaarden van dubbelvolwaardigheid en voldoende beroepsloopbaan van beide bedrijfsleiders.

(27)

VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HERVORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEEVISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

Vraag nr. 102 van 29 januari 2009 van JOHAN SAUWENS

Subsidieregelingen - Rationalisering

In de voorstellen van het college van ambtenaren-generaal (CAG) om de efficiëntie en effectiviteit binnen de Vlaamse overheid te verbeteren (2007), wordt geopperd om de subsidiestromen en -regelingen te rationaliseren. Het college van ambtenaren-generaal stelt: “het aantal subsidieregelingen, vaak met een specifieke procedure, blijft toenemen. Het CAG stelt voor om het proces van het verlenen van subsidies te onderwerpen aan een evaluatie, zowel naar efficiëntie als naar effectiviteit”.

1. Welke subsidieregelingen zijn er sinds 2004 bijgekomen en welke zijn er verdwenen? 2. Tot welke personeelsaangroei hebben die nieuwe subsidieregelingen aanleiding gegeven? 3. Wat was het personeelseffect van de afschaffing van subsidieregelingen?

N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers (Peeters vraag nr. 102, Van Mechelen nr. 93, Vandenbroucke nr. 158, Anciaux nr. 101, Keulen nr. 84, Van Brempt nr. 150, Crevits nr. 362, Ceysens nr. 53, Heeren nr. 162).

(28)

KRIS PEETERS

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INSTITUTIONELE HER -VORMINGEN, BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA, TOERISME, HAVENS, LANDBOUW, ZEE -VISSERIJ EN PLATTELANDSBELEID

GECOÖRDINEERD ANTWOORD op vraag nr.102van29januari2009 van JOHAN SAUWENS

Dit is een gedeeltelijk antwoord. Voor de bijdragen van de ministers Anciaux, Crevits en Ceysens wordt een aanvullend antwoord gegeven.

Antwoord Vlaams minister-president

Bestuurszaken

1. Voor mijn bevoegdheden binnen Bestuurszaken zijn er sinds 2004 geen subsidieregelingen bijgekomen of verdwenen.

2. Aangezien er voor mijn bevoegdheden binnen Bestuurszaken sinds 2004 geen subsidieregelingen zijn bijgekomen, is deze vraag niet relevant.

3. Aangezien er voor mijn bevoegdheden Bestuurszaken sinds 2004 geen subsidieregelingen zijn verdwenen, is deze vraag niet relevant.

Landbouw en Zeevisserij

1. Binnen het beleidsdomein Landbouw en Visserij zijn er sinds 2004 volgende subsidieregelingen bijgekomen. :

- bedrijfstoeslagregeling

- premie voor mechanische onkruidbestrijding - grasklaverpremie

- premie voor reductie van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in de sierteelt - subsidie voor de verstrekking van fruit aan leerlingen

- investeringssteun agrovoedingssector - investeringssteun omkaderingssector - bedrijfsadviessysteem land- en tuinbouwers - subsidiëring zorgboerderijen

Volgende subsidieregelingen zijn verdwenen: - slachtpremie voor volwassen runderen - premie voor mannelijke runderen - premie voor ooien

- extensiveringpremie - melkpremie

- akkerbouw- en braakleggingspremie - premie voor graszaadvermeerdering

- premie voor de geïntegreerde productie voor pitfruit - premie voor inzaai van groenbedekker (verdwijnt in 2010)

(29)

2. De nieuwe subsidieregelingen hebben geen aanleiding gegeven tot personeelsaangroei. 3. De afschaffing had evenmin een effect op het personeelsbestand.

Beleidsveld Buitenlands Beleid

Op het begrotingsprogramma DD (algemeen Buitenlands Beleid) worden overwegend facultatieve subsidies aangerekend. Er zijn geen subsidieregelingen bijgekomen, noch verdwenen.

Beleidsveld Internationale Samenwerking

Op het begrotingsprogramma DE (Internationale Samenwerking) worden zowel gereglementeerde, als niet-gereglementeerde subsidies aangerekend. Er zijn geen subsidieregelingen bijgekomen, noch verdwenen.

Beleidsveld Toerisme

1. Op het begrotingsprogramma DG (Toerisme) zijn volgende subsidieregelingen verdwenen:

Het Koninklijk Besluit van 14 februari 1967 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden van de subsidies door de Staat verleend voor de ontwikkeling van de toeristische uitrusting.

Het Ministerieel Besluit van 6 maart 1967 waarbij de regelen worden gesteld voor het indienen van de aanvragen om subsidies voor ontwikkeling van de toeristische uitrusting te verkrijgen. Het Koninklijk Besluit van 24 december 1980 houdende verordening betreffende het verlenen van toelagen tot bevordering van de arbeidersvakantie en het volkstoerisme, voor wat de Vlaamse Gemeenschap betreft.

Het Koninklijk Besluit van 19 oktober 1971 tot regeling van de toekenning van subsidies tot bevordering van de vakanties van de zelfstandige arbeiders, voor wat de Vlaamse Gemeenschap. Het Besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 houdende vaststelling van de nadere regels betreffende de subsidiëring voor projecten in het kader van het Kustactieplan.

Op het begrotingsprogramma DG (Toerisme) zijn volgende subsidieregelingen bijgekomen of vervangen volgende subsidieregelingen andere regelingen:

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 betreffende erkenning en financiële ondersteuning van toeristisch-recreatieve projecten en strategische plannen.

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 houdende de toekenning van subsidies aan toeristische verenigingen voor de tewerkstelling van personeelsleden, gewijzigd bij Besluit van 30 maart 2007 en zijn Ministerieel Besluit van 4 april 2007 (nieuwe opdracht).

Het decreet van 18 juli 2003 betreffende de erkenning en financiële ondersteuning van ondersteuningspunten in het kader van “Toerisme voor Allen” en zijn uitvoeringsbesluiten. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2005 houdende vaststelling van de nadere regels betreffende de subsidieverlening voor projecten in het kader van het Kustactieplan 2005-2009, afgekort KAP III (nieuwe opdracht).

2. Noch voor het Departement internationaal Vlaanderen, noch voor het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking hebben de vernoemde subsidieregelingen aanleiding gegeven tot de aanwerving van bijkomend personeel.

Bij Toerisme Vlaanderen werden er voor de gewijzigde en nieuwe opdrachten 1,5 FTE aange-worven in vast en 2 FTE in tijdelijk verband (KAP III).

(30)

3. Voor Toerisme Vlaanderen hebben de verdwenen subsidieregelingen geen positief effect gehad op de personeelscapaciteit, rekening houdende met het aantal extra dossiers dat behandeld moet worden.

DAR

1. Vanaf 2006 is in de begroting een programma opgenomen inzake Duurzame Ontwikkeling. Dit programma voorziet financiële middelen om het middenveld en de lokale overheden bij de uitvoering van de Vlaamse strategie te betrekken en om voorbeeldprojecten op het vlak van duurzame ontwikkeling te stimuleren. Daartoe worden in dat begrotingsprogramma subsidies voorzien voor middenveldorganisaties en voor lokale overheden.

Er werden geen subsidieregelingen afgeschaft sinds 2004.

2. Het personeelseffectief dat nodig is om uitvoering te kunnen geven aan de subsidieregeling voor Duurzame Ontwikkeling wordt geschat op 0, 75 VTE.

3. Niet van toepassing. MOW

Wat het departement Mobiliteit en Openbare Werken betreft, dateren de subsidiebesluiten die uitvoering geven aan het Havendecreet van voor 2004 (nl. 2001).

Het nieuwe besluit van 2007 betreffende de voorwaarden voor en de procedures tot toekenning, wijziging en intrekking van projectgebonden subsidies en medefinanciering aan de havenbedrijven, alsmede betreffende de subsidie- en medefinancieringspercentages is in feite ook een update van een besluit van 2001 en dus geen nieuwe subsidieregeling.

Er is geen spectaculaire aangroei van het personeelsbestand geweest om dit te verwerken. De subsidie-regelingen zijn meestal ook slechts een toepassing op 4 havenbedrijven die aanvragen indienen. Voor het agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust zijn er sinds 2004 geen subsidie-regelingen bijgekomen, noch verdwenen.

Antwoord Vlaams minister Heeren

1. Binnen het departement WVG, afdeling Welzijn en Samenleving voorziet het decreet betreffende de armoedebestrijding van 21 maart 2003 dat de Vlaamse Regering binnen de beschikbare begrotingskredieten en aanvullend op de reguliere subsidies middelen aanwendt om projecten met een experimenteel, aanvullend en/of vernieuwend karakter te ondersteunen. Dit werd in 2008 voor het eerst toegepast met de projectoproep armoedebestrijding die mijn voorganger Steven Vanackere organiseerde. Met de decretale middelen werden in 2008 negen projecten gesubsidieerd.

Het decreet van 18 juli 2008 houdende wijziging van het decreet betreffende de armoedebestrijding van 21 maart 2003 voorziet in de rechtstreekse erkenning en subsidiëring door de Vlaamse overheid van de verenigingen waar armen het woord nemen (50 organisaties). In afwachting van een Besluit van de Vlaamse Regering voor de uitvoering, gaat dit met een overgangsmaatregel in vanaf 1 april 2009.

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden

Aangelegenheden (VIPA) (B.S.24.X.2006) is voor de verzorgingsvoorzieningen,

ouderenvoor-zieningen en voorouderenvoor-zieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap in de plaats gekomen van het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden (B.S. 10.IX.1999) en dit in

(31)

uitvoering van artikel 7bis van het Decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.

Binnen het agentschap Jongerenwelzijn regelt het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand de erkenning en subsidiëring van de private voorzieningen in de bijzondere jeugdbijstand. Tevens regelt dit besluit de subsidiëring van de projecten, zoals bedoeld in artikel 2, e) van de gecoördineerde decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990.

Sinds 2004 stellen we binnen de contouren van dit besluit vast dat de capaciteit van en het aantal erkende voorzieningen en projecten aanzienlijk is gestegen. Deze stijging van het aanbod is het gevolg van de input in het raam van de middelen VIA-akkoord 2006 en vooral door de uitvoering van het Globaal Plan Jeugdzorg. Voor de uitvoering en de opvolging werd in het raam van het Globaal Plan Jeugdzorg voorzien in de personele versterking met 2 VTE binnen het agentschap Jongerenwelzijn.

Naast deze uitbreiding van het hulpaanbod werd het besluit op 16 januari 2009 gewijzigd. Twee nieuwe erkenningscategorieën werden toegevoegd, i.c. categorie 8: de diensten voor herstel-gerichte en constructieve afhandeling en categorie 9: de diensten voor Crisishulp aan Huis. Hierdoor wordt een aanzienlijk aanbod, dat voorheen projectmatig werd gefinancierd, regulier gemaakt. Het hulpaanbod dat behoort tot duidelijke beleidskeuzes wordt erkend, waardoor de continuïteit en de rechtszekerheid van dit aanbod geborgd worden. De verschuiving van projectmatige financiering naar regulier erkend aanbod geeft een gunstige impact inzake de administratieve lastenverlaging, zowel voor de subsidieontvanger als voor de dossierbehandeling door het agentschap Jongerenwelzijn.

Bij het agentschap Zorg en Gezondheid bevinden zich de aanpassingen in de subsidieregelingen gedurende deze legislatuur, voornamelijk in de preventieve gezondheidszorg, in de thuiszorg en de eerstelijnsgezondheidszorg.

Preventieve gezondheidszorg

De wijziging van het decreet van 23 mei 2003 betreffende de indeling in zorgregio’s en betreffen-de betreffen-de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen met ingang van 01.12.2008 heeft tot gevolg dat de Logo’s zich moeten reorganiseren en dat de SIT omgevormd worden tot SEL. Deze reorganisatie brengt een financieringsverandering met zich mee.

Op 30 januari 2009 werd het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de Logo’s goed-gekeurd. Tot eind 2009 krijgen de Logo’s een semi-gereglementeerde subsidie op basis van het aantal inwoners in het Logogebied. Vanaf 1 januari 2010 worden de Logo’s erkend en de erkenning geeft het Logo recht op een gereglementeerde subsidie bestaande uit een basisbedrag van 60.000 euro, vermeerderd met 0,53 euro per inwoner in het werkgebied van het Logo. Jaarlijks wordt rekening gehouden met de index.

Voor een aantal thema’s binnen de preventieve gezondheidszorg is gewerkt met subsidies op basis van oproepen. Het is de bedoeling deze werkwijze in de toekomst meer toe te passen. In de oproep geeft de minister het kader voor de subsidie aan evenals de wijze van toekennen van de subsidie en de essentiële randvoorwaarden. Op die manier kunnen diverse organisaties op een transparante manier mee participeren aan de uitvoering van het preventieve gezondheidsbeleid.

(32)

Aanpassing regelgeving diensten voor oppashulp (Besluit Vlaamse Regering van 18/12/1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van de welzijnsvoorzieningen en verenigingen in de thuiszorg)

Op 8 september 2006 werd het nieuwe subsidiëringsmechanisme voor de oppasdiensten goed-gekeurd door de Vlaamse Regering. Daarmee werd een belangrijke stap gezet naar de uitbreiding van oppasaanbod in Vlaanderen.

Voorheen ontvingen de diensten een vaste subsidie-enveloppe, waarvoor zij minstens 10.000 uren oppas, waarvan 5.000 uren door vrijwilligers, dienden te coördineren. De subsidie-enveloppe was dezelfde, ongeacht of een dienst 11.000 uren of 55.000 uren oppas coördineerde. Een dergelijke financiering stimuleerde de diensten dan ook niet meteen om hun aanbod uit te breiden of om nieuwe initiatieven op te starten. Op termijn zou het aanbod stagneren terwijl verwacht wordt dat de vraag zal toenemen.

Om deze evolutie te vermijden werd een alternatief financieringmechanisme uitgewerkt dat voldoende stimuli biedt met het oog op de uitbreiding van het totale aanbod aan oppas. Voortaan worden de diensten namelijk gedeeltelijk gesubsidieerd op basis van hun effectieve prestaties. De norm wordt gesteld op 5.000 uren oppas door vrijwilligers. Daarvoor krijgt elke dienst een basissubsidie. In 2009 bedraagt die 11.732,54 euro. Alle uren boven de norm van 5.000 worden gesubsidieerd aan het bedrag van 1,08 euro per uur.

Deze subsidiëringswijze heeft tot gevolg dat de grotere diensten beloond worden voor de inspanningen die zij leveren en waarbij de kleinere diensten er op een positieve manier toe aangezet worden om meer uren (vrijwilligers) oppas te gaan presteren.

Aanpassing regelgeving diensten voor gezinshulp (BVR 18/12/1998)

Vanaf 2008 ontvangen de erkende diensten voor gezinszorg een toeslag “milieubewuste verplaatsingen” met het oog op het realiseren van:

- een duurzaam mobiliteitsbeleid waarbij er gestreefd wordt naar een permanente aandacht voor minimale verplaatsingsafstanden en verplaatsingstijd;

- een sensibiliserend beleid inzake een adequaat gebruik van verplaatsingsmiddelen. Jaarlijks is hiervoor een vast budget beschikbaar, dat evenredig verdeeld wordt tussen de diensten voor gezinszorg.

Aanpassing regelgeving diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2001 tot regeling van de subsidiëring van de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg werd gewijzigd op 14 december 2007 zodat de klaverbladfinanciering van de doelgroepwerknemers uit de lokale diensteneconomie mogelijk werd. De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin moet jaarlijks per dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg het aantal VTE doelgroepwerknemers bepalen dat in aanmerking komt voor subsidiëring.

Aanpassing regelgeving Eerstelijnsgezondheidszorg

Met ingang van 1 januari 2005 werd de facultatieve subsidiëring voor de deskundigheids-bevordering palliatieve zorg stopgezet.

De facultatieve subsidiëring van de Federatie Palliatieve zorg Vlaanderen werd vanaf 2006 vervangen door een subsidiëring op basis van een driejaarlijks convenant.

Bij Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 betreffende de Samenwerkings-initiatieven eerstelijnsgezondheidszorg (SEL’s) vervalt, vanaf 1 januari 2010, de subsidiëring van samenwerkingsinitiatieven inzake thuisverzorging (SIT’s).

(33)

Vanaf dan wordt voorzien in een subsidiëring van samenwerkingsinitiatieven eerstelijns-gezondheidszorg (SEL’s). De subsidiëring van deze SEL’s gebeurt niet langer op basis van goedgekeurde zorgplannen, zoals dat bij de SIT’s wel het geval was. De SEL’s ontvangen een jaarlijkse subsidie van 60.000 euro, vermeerderd met 0.20 euro per inwoner van het werkgebied van een SEL.

Bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) zijn er sinds 2004 volgende subsidieregelingen bijgekomen:

- BVR 17 maart 2006 betreffende de regie van de zorg en bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap en betreffende de erkenning en subsidiering van een Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap.

- BVR 17 november 2006 betreffende de goedkeuring en subsidiering van geïntegreerde woonprojecten voor personen met een handicap, gewijzigd bij BVR van 4 juli 2008.

- BVR van 7 november 2008 betreffende het opzetten van een experiment voor de toekenning van een persoonsgebonden budget aan bepaalde personen met een handicap. Er werden geen subsidieregelingen afgeschaft.

Subsidieregelingen bij het agentschap Kind en Gezin Voor wat kinderopvang betreft:

2004-2005

• KB van 25 april 2004 tot wijziging, wat de onthaalouders betreft, van het KB van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorgingen en uitkeringen, gecoördineerd op 14/7/1994 (BS 18/05/2004)

• MB van 9 februari 2004 tot wijziging van de forfaitaire subsidiebedragen (BS 19/02/2004) • MB van 13 april 2005 tot wijziging van het MB van 9 juli 2001 houdende de voorwaarden tot

toekenning van een extra financiële ondersteuning voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte aan opvangvoorzieningen die erkend zijn door of onder toezicht staan van Kind en Gezin (BS 29/4/2005)

Overzicht van de aanvullingen en/of wijzigingen Vanaf 7 juli 2005 tot en met 31 december 2006 Basisregelgeving

I. 2. Agentschap K&G-decreet

Het decreet van 29 mei 1984 wordt opgeheven door het nieuwe decreet van 30 april 2004 (BS 7 juni 2004). Dit decreet richt het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin op, bepaalt de taken, bevoegdheden en middelen, alsook de organisatie en het beheer van het agentschap.

+ nieuw Besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 (BS 31 mei 2006) betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regel-geving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein.

Regelgeving zelfstandige opvang

Wijzigingsbesluit van 12 mei 2006 (BS 17 juli 2006) betreffende het Besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 2001 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van zelfstandige opvangvoorzieningen.

+ Indexatie van de bedragen. + Herwerkte mededeling.

(34)

Nieuw ministerieel besluit van 22 september 2006 (BS 12 oktober 2006) betreffende de forfaitaire subsidiebedragen voor het aanbod van de buurt- en nabijheidsdiensten die vastgelegd zijn door de Raad van Bestuur door Kind en Gezin op basis van het experimentele kader dat goedgekeurd is door de Raad van Bestuur van Kind en Gezin op 26 mei 2006.

Aanvulling van de bestaande mededeling met de mededeling over de opvolging van de projecten kinderopvang Buurt- en nabijheidsdiensten.

Regelgeving kinderdagverblijven/diensten voor opvanggezinnen

Wijzigingsbesluiten van 20 mei 2005 (BS 1 december 2005), 27 mei 2005 (BS 28 juni 2005), 30 juni 2006 en 29 september 2006 (BS 7 december 2006) betreffende het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van de kinderdagverblijven en de diensten voor opvanggezinnen.

+ aanvulling van de bestaande mededeling

Wijzigingsbesluit van 22 september 2006 (BS 20 oktober 2006) tot wijziging van het besluit van 9 juli 2001 betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen voor het basisaanbod van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen.

Indexatie van de bedragen.

Wijzigingsbesluit van 22 september 2006 (BS 12 oktober 2006) -VIA Indexatie van de bedragen.

Het ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende de vaststelling van de bedragen voor het verlenen van de subsidie voor het medisch –sociaal toezicht en de preventieve medisch-sociale consulten in kinderdagverblijven wordt opgeheven door het ministerieel besluit van 16 mei 2006 (BS 30 mei 2006). Dit besluit treedt in werking vanaf 1 januari 2007.

Regelgeving buitenschoolse kinderopvang

Wijzigingsbesluit van 14 februari 2006 (BS 3 maart 2006) en 22 september 2006 (BS 12 oktober 2006) van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende de voorwaarden inzake subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang.

+ Nieuwe mededeling met betrekking tot de achtergestelde gebieden

Aanvullende mededeling van 1 augustus 2005 over de richtlijnen voor toepassing van artikel 8 uit het gewijzigde ministerieel besluit tot bepaling van kwaliteitszorg van 13 april 2005.

Nieuwe mededeling van 26 mei 2005 over de uitbreiding van de fiscale aftrek van opvangkosten van kinderen tot 12 jaar.

Herwerkte mededeling betreffende de twee nieuwe besluiten en de gewijzigde vzw-regelgeving. Het gaat over de volgende twee nieuwe besluiten:

- Het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 (BS 15 mei 2006) betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

- Het ministerieel besluit van 17 mei 2006 (BS 15 juni 2006) houdende uitvoering van bovenvermeld Besluit van de Vlaamse Regering in de kinderdagverblijven, de initiatieven voor buitenschoolse opvang en de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning.

Wijzigingsbesluit van 8 september 2006 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2001 houdende de toekenning van subsidies aan de initiatiefnemers die personeelsleden te werk stellen in een gewezen DAC-statuut.

(35)

Wijzigingsbesluit van 22 september 2006 (BS 12 oktober 2006) en 9 oktober 2006 (BS 24 oktober 2006) tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 november 2003 houdende de voorwaarden tot toekenning van een financiële ondersteuning aan door Kind en Gezin erkende kinderdagverblijven en initiatieven voor buitenschoolse opvang voor het realiseren van flexibele opvang ter uitvoering van het Vlaamse werkgelegenheidsakkoord 2003-2004.

Indexatie van de bedragen.

Nieuw ministerieel besluit van 4 maart 2005 (BS 25 maart 2005) houdende de samenstelling van een technische commissie brandveiligheid in de kinderopvang.

Overzicht van de aanvullingen en/of wijzigingen Vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 Basisregelgeving

I. 2. K&G-decreet

Nieuw ministerieel besluit van 5 maart 2007 (BS 23 maart 2007) tot toekenning van een aanvullende delegatie aan het hoofd van het intern verzelfstandigd Agentschap met rechtspersoonlijkheid.

Nieuw Besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2007 (BS 28 juni 2007) tot regeling van de werking van het Intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin. I. 3. ECEGO BVR

Nieuw Besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2007 houdende toekenning van een subsidie aan het Expertisecentrum Ervaringsgericht Onderwijs van de Katholieke Universiteit Leuven. I.4. Proefprojecten BVR

Nieuw Besluit van de Vlaamse Regering van 29 juni 2007 (BS 20 juli 2007) tot bepaling van het kader en van de financiële ondersteuning van proefprojecten ‘Centrum voor Kinderopvang’.

Regelgeving zelfstandige sector

Nieuw Besluit van de Vlaams Regering van 23 maart 2007 (BS 18 juni 2007) regelt de voorwaarden inzake de financiële ondersteuning van zelfstandige opvangvoorzieningen.

Nieuw ministerieel besluit van 23 april 2007 (BS 16 mei 2007) regelt de bepaling van de minimale kwaliteitsnorm en het diploma of het getuigschrift opdat een mini-crèche of zelfstandig kinderdagverblijf in aanmerking kan komen voor de financiële ondersteuning.

Nieuw besluit van 5 oktober 2007 regelt de bepaling van de minimale kwaliteitsnorm en het diploma of het getuigschrift opdat een mini-crèche of zelfstandig kinderdagverblijf in aanmerking kan komen voor de financiële ondersteuning. Dit nieuw besluit heft het nieuwe besluit van 23 april 2007 op.

Wijzigingsbesluit van 26 juli 2007 (BS 7 september 2007) van het ministerieel besluit van 22 september 2006 betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen van het aanbod van buurt- en nabijheidsdiensten die vastgelegd zijn door de Raad van Bestuur van Kind en Gezin op basis van het experimentele kader dat goedgekeurd is door de Raad van Bestuur van Kind en Gezin op 26 mei 2004.

(36)

Wijzigingsbesluit van 30 maart 2007 (BS 19 juni 2007) van het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van kinderdag-verblijven en diensten voor onthaalouders. (herverdeelsleutel van de subsidies, schijvensysteem) Nieuw ministerieel besluit van 20 april 2007 (BS 14 mei 2007) regelt de voorwaarden voor het herstel van capaciteit bij een dienst voor onthaalouders in 2008.

Wijzigingsbesluit van 17 januari 2007 (BS 5 februari 2007) van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen voor het basisaanbod voor kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders.

(openbare besturen-vzw’s)

Nieuw ministerieel besluit van 16 mei 2007 mei 2007 (BS 8 juni 2007) betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen van het basisaanbod voor kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders heft het oude ministerieel besluit van 9 juli 2001 met alle daaraan verbonden wijzigingsbesluiten betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen voor het basisaanbod voor kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders op. Dit besluit werd reeds gewijzigd door het wijzigingsbesluit van 26 juli 2007 (BS 7 september 2007)=VIA-besluit.

Wijzigingsbesluit van 13 juli 2007 (BS 1 augustus 2007) tot wijziging van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende de voorwaarden voor het organiseren van en de bepalingen over toestemming voor en de subsidiëring van buitenschoolse opvang in aparte lokalen in de kinderdagverblijven.

Wijzigingsbesluit van 26 juli 2007 (BS 7 september 2007) tot wijziging van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende de voorwaarden voor het organiseren van en de bepalingen over toestemming voor en de subsidiëring van buitenschoolse opvang in aparte lokalen in de kinderdagverblijven. = VIA-besluit

Het ministerieel besluit van 9 juli 2001 (BS 6 september 2001) wat het bedrag van de subsidie voor het medisch-sociaal toezicht en de preventieve medisch-sociale consulten in kinderdagverblijven vastlegt, wordt opgeheven door het besluit van 16 mei 2006 (BS 30 mei 2006). Dit besluit treedt in werking vanaf 1 januari 2007.

Nieuw decreet van 2 juni 2006 (24 augustus 2006) tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden (BS 24 augustus 2006). Dit decreet vervangt het decreet van 23 februari 1994 (BS 1 juni 1994) + nieuwe mededeling.

Nieuw koninklijk besluit van 3 juni 2007 (BS 14 juni 2007) tot wijziging van artikel 65 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidreglementering en tot wijziging van artikel 2, § 3, van het koninklijk besluit van 26 maart 2003 tot uitvoering van atikel 7, § 1, derde lid, q, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijk zekerheid der arbeiders, betreffende de onthaalouders.

Regelgeving buitenschoolse opvang

Wijzigingsbesluit van 29 juni 2007 (BS 31 juli 2007) van het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

-172- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.10 - Juli 2008 niveau van de regionale stad, uitgaande van een weging 80% voor het vastgestelde tekort gezinszorg en 20% voor

In het huidige convenant (2006-2008) werd overeengekomen met de organisaties dat ze zouden proberen om een zicht te krijgen op het aantal en de aard van de doorverwijzingen die werden

afgevaardigden ingesteld in de specifieke oprichtingsdecreten of besluiten van de Vlaamse Regering (cf. de navolgende individuele antwoorden per minister). a) Voor

op vraag nr. Sinds 2006 kunnen scholen een beroep doen op DBSO-leerlingen voor taken met betrekking tot de renovatie en het onderhoud van de schoolinfrastructuur. Het gaat

Conform de bijzondere wet tot hervorming der instellingen is de bemiddeling van Selor verplicht voor de statutaire selectieprocedures van de Vlaamse ministeries (zie ook deelvraag

In antwoord op verschillende vragen liet de minister weten dat de gegevens, verkregen na analyse van de vragenlijst die ouders van alle kinderen uit het gewoon basis- en

Meer informatie over de projecten die in het schooljaar 2008-2009 geselecteerd werden, kan de vraagsteller terugvinden op onze website: www.ond.vlaanderen.be/nascholing.. In

Het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) en het Vlaams Bureau voor Sportbegeleiding (Vlabus) worden vanaf 1 januari 2008 gesubsidieerd in het kader van