• No results found

Acceptatieplicht en risicoverevening

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Acceptatieplicht en risicoverevening "

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlagen

Bijlage 1: Zorgverzekering 1

De zorgverzekeringswet die per 1 januari van kracht wordt, reguleert de zorgverzekeringsmarkt. Deze wet is de opvolger van de ziekenfondswet en integreert het ziekenfonds en de particuliere ziektekostenverzekering in één wetgevend kader. De “marktprikkels” die in beide systemen zaten, vinden we in de nieuwe wet terug. De wet is een verplichte verzekering voor iedereen met eenzelfde reikwijdte als die van de AWBZ (alle ingezetenen van Nederland). Het benodigde budget voor de onder de zorgverzekeringswet verzekerde zorg wordt voor de helft opgebracht via een inkomensafhankelijke premie (die feitelijk door de werkgevers wordt betaald) en voor de helft via direct bij de verzekerden te innen nominale premies. Met deze middelen moeten de zorgverzekeraars de benodigde zorg inkopen of vergoeden.

Acceptatieplicht en risicoverevening

De zorgverzekeraar heeft een acceptatieplicht (zoals nu in de ziekenfondswet) en heeft de plicht voldoende zorg voor haar verzekerden in te kopen. Verzekeraars krijgen hiervoor via een ingenieus ontworpen risicovereveningssysteem een compensatie indien zij relatief veel «dure» verzekerden hebben. Binnen de curatieve zorg is hier onder het regime van de ziekenfondswet al de nodige ervaring mee opgedaan. Dit vereveningssysteem is van groot belang voor chronisch zieken. De NPCF heeft dit systeem dan ook onlangs onder de loep genomen en pleit ervoor nog beter te letten op deze groep. Ze vreest dat zorgverzekeraars anders aan verkapte risicoselectie zullen gaan doen via de aanvullende verzekeringen (waarvoor geen acceptatieplicht geldt) en via een kwalitatief zuinige inkoop van de benodigde zorg. Het College van Zorgverzekeringen heeft de taak om binnen door VWS aangegeven spelregels de vereveningssystematiek te onderhouden en uit te voeren.

Polisbeleid en voorkeuraanbieders

Zorgverzekeraars krijgen verder de mogelijkheid om in hun polis op te nemen dat de zorg afgenomen dient te worden van aanbieders waarmee zij een contract hebben afgesloten (voorkeuraanbieders). Als een verzekerde deze beperking van de keuzevrijheid niet acceptabel vindt, dan kan hij een duurdere restitutiepolis aanschaffen. Een andere mogelijkheid is om bij een zorg-in-natura polis zelf het prijsverschil bij te betalen tussen een door de verzekeraar gecontracteerde aanbieder en de zelf

1

Pol, F, van der (2005). Gereguleerde marktwerking in de GGZ. In: Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, nr. 11, jrg. 60.

(2)

gekozen aanbieder.

De overheid gaat er vanuit dat er op de zorgverzekeringsmarkt concurrentie zal ontstaan. Hiertoe wordt jaarlijks gedurende de maanden januari en februari de markt opengesteld en kunnen verzekerden indien ze dat wensen overstappen naar een andere verzekeraar.

Deze maatregelen zouden de kosten van de polissen (en daarmee van de zorg) in bedwang moeten houden en tevens een hoog serviceniveau van de verzekeraar jegens zijn verzekerden moeten garanderen. Om de markt levendig te houden wordt een aparte website (kiesbeter.nl) geopend waarin verzekerden de polissen kunnen gaan vergelijken.

Verzekerd pakket

VWS blijft verantwoordelijk voor de vraag welke zorg is verzekerd. Tot nu toe had ze maar beperkte mogelijkheden om in het pakket te snijden omdat bijvoorbeeld de medisch specialistische zorg in zeer algemene termen werd beschreven. De ontwikkeling van de DBC-systematiek geeft mogelijkheden om met chirurgische precisie in de omvang van het verzekerde pakket te snijden. Per DBC kan besloten worden of deze al dan niet zal gaan behoren tot het verzekerde pakket. Hiervoor is een complete bureaucratie opgetuigd waarin eerst de stichting DBC-onderhoud (dbconderhoud.nl) beoordeelt of een (nieuwe) DBC wenselijk is. Vervolgens wordt via het DBC-loket (dbcloket.nl), waarin de zorgautoriteit en het CVZ participeren, beoordeeld of toevoeging aan het pakket wenselijk is. Tot slot beslist de minister. Te verwachten valt dat ook bestaande DBC’s opnieuw

beoordeeld gaan worden.

(3)

Bijlage 2: De enquête.

De enquêtes zijn via de mail verstuurd en konden door de respondenten on-line worden ingevuld. De enquête was dan ook opgemaakt in HTML. De vragen die in deze bijlage staan zijn ook gesteld in de enquête, alleen was het niet mogelijk om de lay-out van de enquête over te zetten naar Word. Hierdoor zijn ook de invulvelden en tabelvormen, waarin de vragen zijn gesteld waarbinnen simpel aangeklikt kon worden door de respondent wat voor hem of haar van toepassing is, vervallen.

Afstudeeronderzoek kennisbehoefte in de zorgsector.

1. Naam van uw organisatie?

2. Naam en functie van de respondent?

Naam Functie

3. Wat is (ongeveer) het aantal werknemers binnen uw organisatie?

1-10 11-50 51-100 101-250 Meer dan 250

4. Hoeveel % van deze werknemers heeft een Hbo-opleiding of hoger?

Minder dan 25%

Tussen 25-50%

Tussen de 50-75%

Meer dan 75%

5. Zijn er medewerkers binnen uw organisatie specifiek verantwoordelijk voor het verkrijgen en verspreiden van kennis?

Ja

(4)

Nee Weet niet

6. Welke rechtsvorm heeft uw organisatie?

Stichting Maatschap Eenmanszaak

Vennootschap Onder Firma (VOF) Besloten Vennootschap (BV) Naamloze Vennootschap (NV) Coöperatieve Vereniging (coöperatie) Vereniging

Anders,………….

7. In de tabel ziet u methoden/manieren staan van kennisoverdracht tussen universiteit/ kenniscentrum en een organisatie. Kunt aanvinken welke methoden binnen uw organisatie op dit moment gebruikt worden en vervolgens het belang van deze aangevinkte methoden aangeven voor uw organisatie (niet belangrijk, gemiddeld belangrijk, heel belangrijk).

o Vergaande samenwerking met universiteit/kennisinstelling: zoals gezamenlijke onderneming of kenniscentrum.

o Onderzoek: gezamenlijk of in opdracht.

o Gezamenlijk publiceren.

o Assistentie m.b.t. intellectueel eigendom en/of afname van octrooien en licenties.

o Gebruik van faciliteiten van universiteit en kennisinstelling zoals proefopstellingen, laboratoria, etc.

o Raadplegen van experts, advisering en consultancy producten.

o Onderwijs, training en nascholing.

o Dubbelaanstellingen en uitwisseling van personeel.

o Stages studenten/afstudeerders.

o Raadplegen wetenschappelijke publicaties.

o Informele contacten.

(5)

8. Kunt u aangeven wat voor type kennis middels de door u afgevinkte methoden (vraag 7) wordt verkregen? Hierbij zijn meerdere typen kennis per methode mogelijk:

Technologische kennis: nieuwe technieken/processen/producten, medicijnen, behandelmethoden, vakinhoudelijke kennis, etc.

Marktkennis: kennis over marktonderzoek, omgeving van uw organisatie, afstemmen van uw producten en diensten op de klant, marketingkennis, klanttevredenheid etc.

Organisatorische kennis: kennis over samenwerking van teams, interne organisatie, samenwerkings vormen, implementeren nieuwe ideeën en kennis, HRM, strategiebepaling, ondernemerschap, leiderschap etc.

Financiële kennis: kennis over financiën, budgettering, investeringen, risicoafdekking etc.

ICT kennis: informatie en communicatie technologieën, product toepassingen, etc.

o Vergaande samenwerking met universiteit/kennisinstelling: zoals gezamenlijke onderneming of kenniscentrum.

o Onderzoek: gezamenlijk of in opdracht.

o Gezamenlijk publiceren.

o Assistentie m.b.t. intellectueel eigendom en/of afname van octrooien en licenties.

o Gebruik van faciliteiten van universiteit en kennisinstelling zoals proefopstellingen, laboratoria, etc.

o Raadplegen van experts, advisering en consultancy producten.

o Onderwijs, training en nascholing.

o Dubbelaanstellingen en uitwisseling van personeel.

o Stages studenten/afstudeerders.

o Raadplegen wetenschappelijke publicaties.

o Informele contacten.

9. Welk type kennis zou uw organisatie graag meer willen verkrijgen van een universiteit en/of kennisinstelling? U kunt dit aangeven door de kennistypen te rangschikken met de nummers 1 t/m 5.

Hierbij is nummer 1 het minst gewilde kennistype en nummer 5 het meest.

o Technologische o Markt

o Organisatorische

(6)

o Financiële o ICT

10. In welke mate denkt u dat uw organisatie op de hoogte is van de kennis die beschikbaar is binnen universiteiten en kennisinstellingen?

o Uitstekend o Goed o Redelijk o Matig o Slecht

11. Kunt u bij elk van de volgende stellingen aangeven in hoeverre deze binnen uw organisatie een barrière vormen bij het verkrijgen van kennis van een universiteit en/of kennisinstelling (geen, matige, redelijke, grote).

o Middelen zoals geld, tijd, personeel, etc.

o Onze organisatie heeft onvoldoende capaciteit en vaardigheden om kennis te implementeren.

o Cultuur aspecten: onze organisatie is bijvoorbeeld niet gewend om kennis extern te betrekken.

o Wij hebben (nog) geen concurrentie, hierdoor hoeven wij ons niet te onderscheiden.

o Binnen onze organisatie zijn weinig initiërende en ondernemende werknemers die met nieuwe ideeën aankomen waarvoor wij extra kennis nodig hebben.

o Als organisatie weten wij niet goed wat deze kennis ons kan opleveren.

o Onze organisatie heeft moeite met de herkenning, definiëring en formulering van de kennisbehoefte.

o De aangeboden kennis van universiteit en/of kennisinstelling sluit niet aan op onze behoefte.

12. Welke van de volgende stellingen over het belang van kennis van universiteiten en kennisinstellingen sluit het meest aan bij uw organisatie?

o Zonder deze kennis heeft onze organisatie geen bestaansrecht. We werken nauw samen met universiteit en/of kennisinstelling. Door deze samenwerking kunnen wij ons onderscheiden en kerncompetenties ontwikkelen.

o Met deze kennis blijven onze diensten en producten op niveau. Het gaat hierbij vooral om

vakkennis zoals nieuwe producten, behandelmethoden, nascholing etc.

(7)

o Deze kennis is van aanvullend belang en geeft extra inzicht. Het is voor een beperkt aantal onderdelen of werknemers van onze organisatie van belang. Bijvoorbeeld op het gebied van cursussen en nascholing.

o Deze kennis is niet van groot belang voor onze organisatie. Hoewel het interessant kan zijn wordt er niet structureel gebruik van gemaakt.

o Anders, gelieve te specificeren

13. Kunt u aangeven in welke mate de volgende stellingen voor uw organisatie gelden (gering, redelijk, groot, weet niet).

o Wij zijn voortdurend op zoek naar nieuwe producten/diensten.

o Onze organisatie is bereid financieel risico te nemen.

o Wij werken veel samen.

o Regelmatig doen wij marktonderzoek en navraag naar de wensen en ervaringen van onze klanten.

o Binnen onze organisatie is winst behalen belangrijk.

o Onze organisatie is een voorstander van concurrentie binnen de zorgsector.

o Efficiencyverhoging en kostenbeheersing zijn belangrijke thema's.

o Ons management heeft een duidelijke visie en strategie en draagt deze ook uit.

14. Denkt u dat kennis van universiteit en kennisinstelling in de toekomst belangrijker wordt voor uw organisatie?

Ja, want Nee, want Weet niet

15. Wilt u het eindrapport ontvangen?

Ja Nee

16. Mag ik eventueel nog contact met u opnemen voor een nadere toelichting?

Ja Nee

17. Hebt u nog vragen of opmerkingen?

(8)

(9)

Bijlage 3: Bewerking resultaten enquête

Mate van ondernemerschap

Hierop kon geantwoord worden met gering, redelijk, groot en weet niet. Om de mate van ondernemerschap te bepalen, zijn alleen voor de antwoorden redelijk en groot respectievelijk 1 en 2 punten te verdienen. In de figuur 7.5 is te zien welke categorieën er zijn met de bijbehorende punten aantallen.

Mate van ondernemerschap

Categorie Omschrijving Punten

1 Zeer ondernemend 13-16 2 Ondernemend 9-12 3 Matig ondernemend 5-8 4 Niet ondernemend 0-4

Kennisgebruik

Er is voor gekozen om de mate van kennisgebruik bepalen aan de hand van de volgende gegevens:

1) Het aantal gebruikte mechanismen met daarin gewogen de belangrijkheid die door de zorgaanbieder aan dit mechanisme werd gegeven.

2) De intensiviteit van deze mechanismen.

3) Het antwoord op vraag 12 uit de enquête over het belang van kennis voor de onderneming.

Ad 1) In de enquête is gevraagd om de belangrijkheid van de gebruikte mechanismen aan te geven (vraag 7). Hierop kon geantwoord worden met heel, redelijk en niet belangrijk. Hiervoor staan respectievelijk 3,2 en 1 punt. Maximaal aantal te verdienen punten is 11* 3=33.

Ad 2) Met de intensiviteit van een mechanisme wordt bedoeld dat het minder intensief, goedkoper,

makkelijker ed. is om een wetenschappelijke publicatie te raadplegen dan het doen van gezamenlijk

wetenschappelijk onderzoek. De overdrachtsmechanismen worden ingedeeld in drie categorieën van

intensiteit en voor elke gebruikte categorie staat het aantal punten, zoals weergegeven in figuur 0.1.

(10)

Indeling categorieën intensiteit.

Categorieën naar intensiteit

Nummers mechanismen die behoren tot categorieën.

# punten voor elk mechanisme

1 1,2,3 3 2 4,5,6,7 2 3 8,9,10,11 1

Maximaal te verdienen punten voor dit onderdeel is:3*3+4*2+4*1=21

Ad 3) Dit betreft vraag 12 uit de enquête. Hierin worden een vijftal stellingen voorgelegd over de belang van kennis aanwezig binnen universiteit en kennisinstelling voor de onderneming. Deze stellingen lopen van heel belangrijk naar niet belangrijk. Hiervoor zijn respectievelijk 8,6,4 en 2 punten te verdienen. De vijfde mogelijkheid is die van een eigen antwoord. Afhankelijk van het antwoord wordt deze ondernemer bij een van de stellingen ingedeeld.

Totaal maximaal te verdienen punten is: 33+21+8=62. Omdat dit door geen een van de aanbieders is gehaald en ook nauwelijks reëel is, is er voor gekozen om de bovengrens bij 56 te leggen. De classificatie vindt dan plaats door de range van 0-56 op te delen in vier categorieën.

Kennisbehoefte Verdeling Categorie Aantal per categorie Groot 43-56 1 6 Redelijk 29-42 2 10 Matig 15-28 3 19

Geen 0-14 4 9

Barrières

Er zijn negen barrières voorgelegd aan de zorgaanbieders waarvoor maximaal 3 punten per barrière gelden. De range is normaal gesproken van 0-27 (9*3). Echter is er voor gekozen om de range te laten eindigen bij 24. Dit omdat de hoogst behaalde score 24 is en het getal 24 zich laat delen door 4 zodat er een indeling in 4 categorieën mogelijk is (zie figuur).

Categorie indeling barrière

Omschrijving Categorie Punten # respondenten Geen of nauwelijks 1 0-6 23

Matig tot redelijk 2 7-12 16

Veel 3 13-18 9

Heel veel 4 19-24 0

(11)

Awareness

Om de mate van awareness vast te stellen zijn een drietal vragen gesteld. Bij elk van deze vragen waren een aantal antwoordcategorieën gekoppeld die weer een bepaalde waarde vertegenwoordigen.

Vraag 1

Vraag 1 Hoe belangrijk vinden de zorgaanbieders kennis van universiteit en kennisinstelling voor hun onderneming? De antwoordcategorieën bestaan hieruit vijf stellingen en voor deze stellingen zijn een aantal punten te verdienen (zie tabel).

* Stelling 5 betreft een open antwoord mogelijkheid. Afhankelijk van het antwoord is deze bij een van de andere stellingen ingedeeld.

Vraag 2

Vraag 2 is de vraag of de zorgaanbieder denkt dat kennis aanwezig binnen universiteit en kennisinstelling in de toekomst belangrijker zal worden. Hierop als volgt geantwoord worden (zie tabel):

Vraag 3

Vraag 3 Zijn de aanbieders wel op de hoogte van de beschikbare kennis? Hierop kon als volgt geantwoord worden door de zorgaanbieders.

De punten die de respondenten op de drie vragen hebben gescoord zijn vervolgens bij elkaar opgeteld.

Zodoende is het mogelijk om de respondenten in verschillende categorieën betreffende de mate van awareness in te delen (zie onderstaande tabel).

Categorie Omschrijving Aantal punten # Respondenten

1 Veel awareness 10-12 2 2 Redelijke awareness 7-9 12 3 Matige awareness 4-6 20 4 Geen awareness -1-3 13

Stellingnummer Aantal punten 1 6 2 4 3 2 4 0 5*

Antwoordcategorie Punten

Ja 2 Nee -1

Weet niet 0

Antwoordcategorie Punten

Uitstekend 4

Goed 3

Redelijk 2

Matig 1

Slecht 0

(12)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Groot is uw trouw, o Heer, groot is uw trouw, o Heer, iedere morgen aan mij weer betoond.. Al wat ik nodig had, hebt

Na dit onderzoek zou ik kunnen zeggen dat een verbinding tussen O&O en nlt niet alleen plaats kan vinden op scholen waar beide vakken worden geven, maar ook op scholen waar

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

besteed aan de achtergronden van de verschillende stoornissen. Een bewegingsagoog heeft dus veel kennis over autisme, waardoor een bewegingsagoog beter weet wat je wel en juist

Mocht achteraf blijken, dat er geen vergunning of toestemming is verkregen dan zal de verhuur geacht worden niet tot stand te zijn gekomen en zal aan enige mededeling onzerzijds

 Zorg dat het kind genoeg te doen heeft, dat het zich niet verveelt.  Wees alert op vervagende grenzen in wat acceptabel is en wat niet (denk aan taalgebruik, erdoorheen