• No results found

antwoord . @, ¡ . o . . ¡ ¡ . . o o . . o o . . o o o . Radboudurnc

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "antwoord . @, ¡ . o . . ¡ ¡ . . o o . . o o . . o o o . Radboudurnc"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

l{eal{F¡ Acaderny

Radboudurnc

ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUGTIE:

.

Deze toets besiaat uit 5 GlPs met 84 deelvragen en l6 meerkeuzevragen.

o

Controleer of uw toetsset compleet is.

o

De beschikbare tijd voor de gehele toets is 2,5 uur.

o

Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan. Mocht u

dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt.

.

Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etui's moeten van tafel.

.

U krtjgt twee antwoordformulieren uitgereikt, één ten behoeve van de C|P-vragen deel en één ten behoeve van het meerkeuzedeel.

o

Vermeld op beide antwoordformulieren duidelijk uw nadm en studentnummer.

o

Gebruik een zwafte of blauwe pen voor beide antwoordformulieren.

.

Op het antwoordformulier geeft u uw antwoord door het vakje dat hoort bij het cijfer van het betreffende alternatief helemaal te vullen.

.

Corrigeer fouten door een kruisje door het foutieve antwoord te zetten.

o

Als u bij een vraag meer dan één antwoord invult, wordt de vraag als blanco geïnterpreteerd.

o

Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier.

.

Wanneer een antwoord op het antwoordformulier slecht leesbaar is, zal het als blanco worden geïnterpreteerd.

.

Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan het niet correct worden verwerkt. Vraag de surveillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier! lndien u dit verzuimt zijn de gevolgen daarvan voor uw rekening.

¡

De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen/gegeven antwoorden in uw toetsset.

¡

Lever na afloop de beide antwoordformulieren in. lndien u commentaar heeft op de vragen, veruvijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets.

.

Op de CIP-vragen en meerkeuzevragen z¡n verschillende richtliinen en instructies van toepassinq:

AANWIJZNGEN EN INSTRUCTIE CIP.VRAGEN DEEL:

.

Bij iedere C|P-tabel is voor elke kolom in de tabel een set met genummerde antwoordopties gegeven. Per cel in de CIP-tabel is steeds 1 antwoord het (meest) juiste/passende antwoord.

o

Elke antwoordoptie kan maximaal één keer gebruikt worden.

.

Vul de gehele CIP{abel in op uw toetsset, door in elke cel het 9UEEB van de betreffende antwoordoptie te noteren.

¡

Neem daarna uw antwoorden (dus de

@,

van de antwoordopties) over op het

antwoordformulier zonder vraaotekenoptie bij de met de cellen corresponderende vraagnummers.

.

De vragen worden als volgt gescoord:

Goed

antwoord

Fout antwoord

Voor de P-vragenrs dus geen sprake van 'correction for guessing' 1= punten aftrek voor foute antwoorden). Vul daarom altijd voor elke cel van de CIP{abel een antwoord in

de toets wordt een blad met normaalwaarden van laboratoriumonderzoek ¡kt.

Deze toetsset kunt u na afloop meenemen Bloktoets

Datum Aanvang

schriftelijke toets PPG

-

Q4

10 juni 2016 10.00 uur

Punten

1 0

Conn.forn./23-5-2016

(2)

AANWJZNGEN EN INSTRUCTIE MEERKEUZEDEEL:

.

De vragen over psychomotore vaardigheden zijn MC-vragen.

.

BU iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste.

.

U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het cIJFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen.

'

Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden.

.

U dient uw antwoorden (dus de omcirkelde qJEES) zorgvuldig over te brengen op het

a ntwoordformulier met vraagtekenoptie

.

Als u een vraag wilt open laten vult u het hokje boven het vraagteken "?" in.

De vragen worden als volgt gescoord:

antwoorden: Goed

Fout

Voor de MC-vragen geldt dus wel 'correction for guessing' 1= punten aftrek voor foute antwoorden).

LET OP !!

ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP BEIDE ANTWOORDFORMULIEREN!

VEEL SUCCESI

o 2 keuze-vraag

3 keuze-vraag 4 keuze-vraag

1 1 1 1

-1 -%

- 1t3

0 0 0 0

Punten Punten Punten Punten 5

Connlorn /2i-5-2016

(3)

schriftelijke toets PPG Q4, 2015-2016

BT

Klinisch

redeneren en

psychomotore

vaard¡gheden Q4 2015-2016

Onderdeel

Klinisch

redeneren

GIP

gewichtsverlies

Je bent huisarts en een 2o-jarige vrouw komt op je spreekuur in verband met vermoeidheid en gewichtsvediés. In de DD staan de volgende diagnosen:

.

anorexia nervosa

o

diabetes mellitus tYPe 1

.

hyperthYreoïdie, tYPe M. Graves

o

coeliakie

Aan de hand van welke bevindingen kan tussen deze aandoeningen worden gedifferentieerd?

Vul de tabel aan door de voor die aandoening best passende antwoordopties te noteren in de kolommen voor anamnese, lichamelijk onderzoek en beleid.

Anamnese

Lichameliik

onderzoek

Aanvullend

onderzoek Anorexia

nervosa

1

h L

2

A T

3

)rq

Diabetes mellitus tyPe 1

4

q.

L+

5

I 3*

6.

9\L

Ziekte van Graves

7

A2

8

qL

I

t1

Coeliakie 10

r5

11.

q

a

L

12

\ 3

Anamnese

1.

Gebruik laxantia

2.

Toegenomen eetlust

3.

Wisselende buikPijn

4.

Dorst en PolYurie

pg1

t0

(4)

schriftelijke toets PPG Q4, 2015-2016

Lichamelijk ondezoek

1.

Polsfrequentie 1OO/minuut

2.

Drukpijn bij palpatie van de buik

3.

Geen afwijkingen

4.

BMI 16 kg/m2

Aanvullend

onderzoek

1.

TSH <0,01mE/|, glucose 6,2 mmol/l

2.

TSH 2,40 mE/|, glucose 18 mmol/l

3.

Geen afwijkingen

4.

Hb 6,5 mmol/|, MCV 76 fl

pg2

(5)

schriftelijke toets PPG Q4, 2OL5-2OL6 pg3

CIP Pijn op de

borst

Je bent huisarts en je wordt met spoed geroepen bij een 66-jarige man vanwege pijn op de borst. In de DD staan de volgende diagnosen:

.

angina pectoris

o

longembolie

.

oesofagitis

o

myocardinfarct

Aan de hand van welke bevindingen kan tussen deze aandoeningen worden gedifferentieerd en wat is hierbij het passende beleid?

Vul de tabel aan door de voor die aandoening best passende antwoordopties aan te geven in de kolommen voor anamnese, lichamelijk onderzoek, aanvullend onderzoek en beleid.

Anamnese

1.

'Het lijkt wel of er twee olifanten op mijn borst staan, ik voel me echt beroerd'

2.

'Het doet behoorlijk pijn tussen de schouderbladen, vooral als ik hoest'

3.

'Alsof een Sumoworstelaar me in de houdgreep neemt, maar als ik even kalm aan doe dan zakt het wel weg'

4.

'Zo'n pijn op mijn borst, vooral in het midden. Alsof de boel in brand staat'

Lichamelijk

onderzoek

1.

Nieizieke indruk. BMI 30,2 kg/m2. RR 168/94mmHg, pols 82lmin, regulairen equaal, normale hartgeluiden, gele wijs- en middelvinger rechter hand. Bij auscultatie van de longen verspreid enkele rhonchi over meerdere longvelden

2.

Klam en transpireert. RR 98/60mmHg, pols 54/min, regulair.

3.

Bezorgde indruk. Ademhalingsfrequentie 28lmin, RR 1 18n8 mmHg, pols 112lmin, regulair. Linker kuit wat gezwollen en drukpijnlijk.

4.

Niet zieke indruk, RR 110/66mmHg, pols 90/min, regulair. Drukpijn in bovenbuik.

Anamnese

t

Lichamelijk

onderzoek

I

Aanvullend onderzoe*

I ,,

Beleid

Angina pectoris

13.

13

14

X

3

15.

Azø

16.

)L

Longembolie 17

9..7

18 L

Ksd

19

ç.' 3a

20

qrq

Oesophagitis 21

çQ

22

1q

23.

AL

24

q,L

Myocard infarct

25.

q L

26.

1L

27

('i

28

83

.7.\

(6)

schriftelijke toets PPG Q4, 2OL5-2OL6

Aanvullend

onderzoek

1.

Rust ECG niet afwijkend. Afwijkende bevindingen bij gastroscopie.

2.

Rust ECG niet afwijkend. Nuchtere glucose 8,3 mmol/|, cholesterol 6,8 mmol/l

3.

D-Dimeer 600 mg/|, X-thorax geen afwijkingen

4.

Rust ECG: ST-segment elevaties, X-thorax niet afwijkend, troponine-T 20 ngll Beleid

1. Voedingsadviezen, beperk alcohol, stop roken. Start maagzuurremming (ranitidine)

Leefstijladviezen: meer bewegen, afuallen, stop roken. Start met 1x daags acetylsalicylzuur, simvastatine, metoprolol, en zo nodig isosorbidedinitraat sublinguaal

Geef direct 24}mg acetylsalicylzuur, isosorbidedinitraatspray sublinguaal, breng infuusnaald in en bel ambulance

Start laagmoleculairgewicht heparine subcutaan en een oraal coumarinederivaat

pE4

2

3 4

(7)

schriftelijke toets PPG Q4, 2015-2016 pg5

GIP Pijn

bij

plassen

Je bent huisarts en een 64-jarige man

komt's

middags op het spreekuur in verband met mictieklachten.

Links in de tabel staan oorzaken van mictieklachten die je bij deze patient overweegt.

Aan de hand van welke bevindingen kan tussen deze aandoeningen worden gedifferentieerd en wat is hierbij het passende beleid?

Vul de tabel aan door de voor die aandoening best passende antwoordopties aan te geven in de kolommen voor anamnese, lichamelijk onderzoek, aanvullend onderzoek en beleid.

Anamnese

1.

Moeite met plassen

2.

Bloederige urine

3.

Pijn bij het plassen continu

4.

Pijn tijdens het plassen die uitstraalt naar de rug

Lichamelijk

onderzoek

1.

Opgezette lymfeklieren in de liezen

2.

Drukpijn onderbuik

3.

Slagpijn nierloge

4.

Bij percussie van de buik een demping boven het schaambeen Anamnese Lichamel'rjk

onderzoek

Aanvullend

onderzoek

l

Beleid

Cystitis

29

A ì )

30

Az

31.

ç \4

32

Å

7

I

Pyelonefritis

33

a

t'[

34.

q\

35

qz

36 ('l Lf

Blaasretentie

37

q, I

38.

¡. q

39

I

L,r

40. /\

ç 3

Blaastumor

41

2

1^

42

q,L

43

ì, )aa

44.

\1

q

a

(8)

schriftelijke toets PPG Q4, 2OL5-2OL6

Aanvullend

onderzoek

1.

Nitriettest positief

2.

Leukocytencilinders in de urine

3.

Rode urine met bloedstolsels

4.

PSA (prostaat specifiek antigeen) 5 pg/l

Beleid

1.

Cystoscopie

2.

Kuur nitrofurantoïne (antibioticum)

3.

Verblijfscatheter

4.

Kuur amoxicilline/clavulaanzuur (antibioticum)

pg6

(9)

schriftelijke toets PPG Q4, 2015-2016 pg7

GIP

hoesten

Je bent huisarts. Een 70-jarige man komt op het spreekuur in verband met hoestklachten.

Links in de tabel staan oorzaken van hoesten.

Aan de hand van welke bevindingen kan tussen deze aandoeningen worden gedifferentieerd en wat is wat is hierbij het passende beleid?

Vul de tabel verder aan door de voor die aandoening best passende antwoordopties aan te geven in de kolommen voor anamnese, lichamelijk onderzoek, aanvullend onderzoek en beleid.

Anamnese:

1.

Kortademigheid, roken, sputum

2.

Kortademigheid, koorts, koude rillingen, pijn op de borstkas bij ademhaling, sputum

3.

Kortademigheid, piepen, allergie

4.

Kortademigheid vooral bij inspanning, slapen op meerdere kussens, verhoogde bloeddruk

5.

Koorts, spierpijn, neusverkouden, rillingen

Lichamelijk

onderzoek:

1.

Temperatuur 37,2oC, verhoogde centraal veneuze druk, crepitaties

2.

Temperatuur 39,8oC, bronchiaal ademen, crepitaties

3.

Tonvormige thorax, brommende rhonchi, verlengd exspirium

4.

Piepende rhonchi, verlengd exspirium

5.

Temperatuur 38,7oC, geen afwijkingen bij longonderzoek Anamnese

Lichamelijk

onderzoek

Aanvullend

onderzoek

Beleid

lnfluenza 45

^S

46

4,5

47

9rI

48

7 L

Pneumonie 49

q7

50

7)-

51

ç

4

\

52

I T

Astma 53

q^3

54

qq 55.

\

95

56

2 3

COPD 57

A4

58

() 3

59

q, tl

60

ACr

Hartfalen 61

9Lt

62. /\

aI

63

9,2

64.

)

4

6o

(10)

sch riftelijke toets PPG Q4, 2OL5-2OL6

Aanvullend

onderzoek:

1.

CRP 21 mg/l

2.

NTpro-BNP 1100 pg/ml

3.

CRP 194 mg/|, leucocyten 15x10e/l

4.

Bronchiale obstructie bij spirometrie, irreversibel na gebruik van

I uchtwegverwijdende i n halatiemed icij nen

5.

CRP

I

mg/|, allergietesten positief voor inhalatieallergenen, bronchiale obstructie bij spirometrie die normaalwordt na gebruik van

I uchtwegverwijdende in halatiemed icij nen

1.

Diuretica, nitraten, ACE-remmer

2.

Paracetamol zo nodig

3.

Luchtwegvenruijders, inhalatiesteroïden, zo nodig prednison, vermijden allergenen

4.

Prednisonkuur, beperkt effect luchtwegvenruijders

5.

Antibioticumkuur

pg8

Beleid

(11)

schriftelijke toets PPG Q4, 2015-2016 pg9

GIP

gewrichtsklachten

Je bent huisarts. Op het spreekuur zie je vier patiënten met gewrichtsklachten, waarbij respectievelijk de volgende diagnosen passen:

o

Jicht

o

Artrose

.

Reumatoïde artritis

.

Septische artritis

Links in de tabel staan de diagnosen.

Welke patiënt past het beste bij de diagnose?

En aan de hand van welke bevindingen kan tussen deze aandoeningen worden gedifferentieerd?

Vul de tabel verder aan door de voor die aandoening best passende antwoordopties aan te geven in de kolommen voor patiëntkenmerk, anamnese, aangedane gewricht, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek.

Patiëntkenmerk

1.

Man 30 jaar, bekend met colitis ulcerosa waarvoor hij prednison gebruikt.

2.

Man 65 jaar, bekend met hypertensie

3.

Vrouw 42 jaar, blanco voorgeschiedenis

4.

Vrouw 64 jaar, huisvrouw Patiënt-

kenmerk

Anamnese Aangedane qewricht

Lichamelijk onderzoek

Aanvullend onderzoek

Jicht 65

A1

66

AL

67.

a I

68

Y 3

69

qz

Artrose 70

11 t{

71

^q

72

ç.3

73

Y

l-l

74

q

Reumatoïde artritis

75

^3

76

( 3

77

x

78.

Y4r

79

4

3

Septische artritis

80.

QL

81

.q?

82

 a

83

A

L

84

ÅL

77

(12)

sch riftelijke toets PPG Q4, 2OL5-2O76

Anamnese

1.

Acuut ontstane heftige pijn

2.

Koude rilling

3.

Ochtendstijfheid

4.

Startstijfheid

Aangedane

gewricht

1.

MTP-1 gewricht rechts (basis grote teen)

2.

Knie rechts

3.

CMC-1 gewricht rechts (basis duim)

4.

Meerdere handgewrichten beiderzijds

Lichamelijk

onderzoek

1.

Roodheid en hevige drukpijn gewricht

2.

Forse zwelling, roodheid en ernstige bewegingsbeperking gewricht

3.

Benige verdikking gewricht

4.

Geringe zwelling en lichte roodheid gewricht

Aanvullend

onderzoek

1.

CRP 180 mg/l

2.

Urinezuur 0,51 mmol/l

3.

Anti-CCP (anti-citrulline antistof) positief

4.

Geen afw'rjkingen

pg 10

(13)

schriftelijke toets PPG Q4, 2015-2016 pg 11

Onderdeel Psychomotore vaard ig heden (meerkeuzevragen)

Vraag 1. Een goed lichamelijk onderzoek begint met algemene indruk en inspectie.

Voor het weergeven van wat opvalt bij inspectie wordt wel het acroniem ACIDOT gebruikt.

Waarvoor staat de D in ACIDOT?

Decompensatie Dehydratie Doorbloeding Dyspnoe

Vraag 2. Een 18-jarige vrouw belt 's nachts de huisartsenpost omdat zii ztch

plotseling erg benauwd voelt. Nu ze rechtop zit gaat het weer een beetje, maar diep zuchten lukt niet goed. De dienstdoende huisarts legt een visite af en wil een

lichamelijk onderzoek van de thorax doen om de benauwdheid verder te onderzoeken. ln welke volgorde dient de huisarts de thorax te onderzoeken?

lnspectie, auscultatie, palpatie, percussie lnspectie, auscultatie, percussie, palpatie Inspectie, palpatie, percussie, auscultatie Inspectie, percussie, palpatie, auscultatie

Vraag 3. Een 7-jarige jongen komt bij de huisarts in verband met sinds enkele weken bestaande buikpijnklachten. De klachten gaan op en af en gaan ook gepaard met misselijkheid en diarree.

De huisarts wil de buik onderzoeken. In welke volgorde dient het buikonderzoek te ussie

lpatie

Itatie Y Itatie \

Vraag 4. Om te bepalen of een patiënt een gezonde lichaamssamenstelling heeft zijn meerdere meetmethoden voorhanden. Één ervan is het bepalen van het

vetpercentage met huidplooimetingen. Wat is een gezond vetpercentage voor een vrouw van 75 jaar? Dat is:

5-10o/o

15-20%

25-35o/o

7Inl

(14)

schriftelijke toets PPG Q4, 2OL5-2O1.6 pgL2

Vraag 5. Een gezonde lichaamssamenstelling wordt niet alleen bepaald door gewicht en vetmassa, maar ook door vetverdeling. Welke vetverdeling is geassocieerd met een hoger risico op hart- en vaatziekten? Dat is vetverdeling in:

Appelvorm Baksteenvorm Peervorm

Vraag 6. BU een S4-jarige vrouw wordt een nodus in de schildklier gepalpeerd. Wat zegt dit over de schildklierfunctie? Op basis van deze bevinding:

is te concluderen dat de schildklier te snel werkt is te concluderen dat de schildklier te traag werkt is geen conclusie te trekken over de schildklierfunctie

Vraag 7. Een S4-jarige man heeft een zwelling in de mediaanlijn van de hals. Een zwelling in de mediaanlijn kan een mediane halscyste zijn, maar kan ook uitgaan van de schildklier. Voor een mediane halscyste geldt dat:

Vraag 8. Lymfeklieren kunnen om verschillende redenen vergroot zijn. Welke

beschrijving van een vergrote lymfeklier past het best bij een infectieus proces? Dat is:

t

q

Deze meebeweegt tijdens slikken Deze op zijn plaats blijft tijdens slikken

linker long linker mamma linker ovarium maag

,l

Ir

Elastisch, mobiel, pijnlijk

Vast elastisch, mobiel, pijnloos Hard, vast aan ondergrond, pijnlijk

Hard, vast aan ondergrond, pijnloos

K

Vraag 9. Een 66-jarige vrouw is in het afgelopen half jaar 12kg afgevallen. Bij lichamelijk onderzoek vind je een palpabele, pathologisch aanvoelende, lymfeklier links axillair. Deze bevindingen kunnen passen bij een uitzaaiing van een maligne tumor. Waar is in dat geval de primaire tumor het meest waarschijnlijk gelokaliseerd?

cii

t I

(15)

schriftelijke toets PPG Q4, 2015-2016 pg 13

Vraag 10. Een arts onderzoekt het hoofd-halsgebied van een patiënt en palpeert een kleine zwelling onder de mandibula. Hij twijfelt of dit een lymfeklier is of de glandula submandibularis. Welke beschrijving past het best bij een lymfeklier?

Ovale gladde zwelling, doorsnede 1,5 cm lrregulaire zwelling, doorsnede 3 cm

2

Vraag 11. Bij het onderzoek van de ogen is bij een patiënt die recht vooruitkijkt een rand oogwit zichtbaar tussen de iris en het bovenste ooglid. Hoe wordt dit fenomeen genoemd?

1.

Enophthalmus

2.

Exophthalmus

3.

Ectropion

4.

Entropion

Vraag 12.

Bi

percussie van de longen kunnen verschillende karakteristieken van het geluid worden onderscheiden. Te weten: gedempt, verkort, sonoor en hypersonoor.

Een hypersonore percussie aan de aangedane zijde past het best bij:

pleuravocht ter plaatse pneumothorax

longinfiltraat ter plaatse

Vraag 13. Een 8-jarige jongen heeft last van benauwdheid. Vooral in de avonduren.

Hij hoest ook veel. Bij onderzoek van de longen hoor je een verlengd exspirium. Een verlengd exspirium past bij:

Vraag 14. Een 63-jarige man heeft hartfalen. Bij onderzoek van de longen worden beiderzijds basaal knisperende bijgeluiden gehoord. ln dit geval betreft dit meest waarschijnlijk:

-2

1.

Crepitaties

a 2.

Pleurawrijven

â3.

Rhonchi

tt -'

Astma bronchiale Pseudocroup

TracheiTis

t

(16)

schriftelijke toets PPG Q4, 2OL5-2O16 pgt4

(

Vraag 15. Een 441arige man komt op de eerste hulp in verband met hevige

buikpijnklachten die waarschijnlijk op een ileus berusten. lndien bij auscultatie van het abdomen geen peristaltiek wordt gehoord is de meest waarschijnlijke diagnose:

1.

Obstructie ileus

2.

Paralytische ileus

3.

Streng ileus

Vraag 16. Een 33-jarige man wordt verdacht van een appendicitis acuta. Welke bevindingen uit het lichamelijk onderzoek van het abdomen passen hier het beste bij? Dat zijn:

Druk- en loslaatpijn in de linkeronderbuik Druk- en loslaatpijn in de rechteronderbuik

$+

Y5

^

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

&#34;ofbroederniinof broederoorlog : geen middelweg&#34;.Het blad komt op voor verbetering van het lot van &#34;de ysselyke menigte door armoe ver- wilderd, door miserie

De projectmanager van het project Zeeweringen van de Dienst Zeeland van het Directoraat- generaal Rijkswaterstaat draagt hierbij over aan waterschap Zeeuwse Eilanden de.

De projectmanager van het project Zeeweringen van de Dienst Zeeland van het Directoraat- generaal Rijkswaterstaat draagt hierbij over aan waterschap Scheldestromen de

Aan de westzijde (binnenzijde) van de havendam wordt de bestaande steenbekleiding op de ondertafel en de boventafel overlaagd met breuksteen, sortering 5-40 kg, laagdikte 0,50 m

dl 'm llerJamllln~a l..eamanan paslcn dan Sl&#34;SU3J dengan resolusl WHO (WHO.. yang berJ...uaJllas lerdlrL dan l..eluarga yang harmoms. menial mllupwl keseJahleraan

de aanvarg van de werkzaamheden ţock de eventuele ontgravingswerkzaamheden) moet uiterlijk 7 dagen voor datum van aanvang het team Vergunningen, Toezicht S Handhaving worden gemeld

van deze typen verbindingen kan of welke kunnen niet ontstaan uit alleen de bij de koolstofassimilatie gevormde stoffen.. Een houtige

 Zorg dat het kind genoeg te doen heeft, dat het zich niet verveelt.  Wees alert op vervagende grenzen in wat acceptabel is en wat niet (denk aan taalgebruik, erdoorheen