• No results found

Bosvitaliteitsinventaris 1998: resultaten van het level I meetnet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bosvitaliteitsinventaris 1998: resultaten van het level I meetnet"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bosvitaliteitsinventaris

I

998

Resultaten

van

het

level

I

meetnet

(2)

Inhoud

Summary

l.Inleiding.

4. l. l.

l.

Totale steekproef 4.1.1.2. Loofboomsoorten 4. l. 1.3. Naaldboomsoorten 4.1.1.4. Leeftijd... 4.1.1.5. Proefrlak... 4. l. 1.6. Geografische streek 4.1.1.7 . Statistische verwerking I

2. Gegevens over meetnet, proefulakken en steekproefbomen.. ...,,.2

2.

l.

Meetnet, proefulakken, boomsoorten 2.2. Afgestorven bomen

2.3. Vervangen bomen ...

2.4. Gemeenschappelijke steekproefbomen ...

2.5. Leeftijd van de steekproefbomen

3.

l.

Jaarlijkse beoordeling ...8

3.2. Verwerking van de

gegevens

...9

3.2.

l.

Algemeen... 3.2.2. Statistische verwerking...

t0

4. Resultaten ... 4. 1. Vitaliteitstoestand 1998

ll

4. l.

l.

Blad-/naaldverlies

ll

ll

ll

t2

t4

l4

t4

t7

4.1 .2. Blad-/naaldverkleuring 4. 1,3. Vitaliteitsbepalende factoren

l8

l9

4. 1.3.

l.

Insecten ... ...

l9

4.t.3.2. Schimmels 20 4.1.3.3. Andere factoren ... ... 20 4.1.3.4. Relatie bladverlies-verkleuring en vitaliteitsbepalende factoren: statistische

analyse ....21

4.1.3.5.

Weersomstandigheden..

...24

4.1.3 .6. Luchtverontreiniging 25

(3)

4.2. Evolutie vitaliteitstoestand 1997-1998 (gemeenschappelijke bomen)...26

4.2.1.1. Algemeen... 4.2.1.2. Loofbomen... 4.2.1.3. Naaldbomen... 4.2.1.4. Wijzigingen in blad-/naaldverlies van individuele bomen 26 26 26 27 4.2.2.81ad-/naaldverkleuring

...

...30

4.2.3. Evolutie bladverlies, verkleuring en vitaliteitsbepalende factoren 1997-1998 statistische

analyse...

...30

4.3. Evolutie I 996- I 998 (gemeenschappelijke bomen) ...32

4.3.1.

A1gemeen...

...32

4.3.2. Evolutie blad-/naaldverlies 1996-1998: statistische

analyse...

...33

4.4. Evolutie 1987-1998 33 5. Verder onderzoek.. 35

6. Besluit... 36

Bijlage: Gemelde aantastingen

in

1998

Lijst van tabellen

(4)

I

1.

Inleiding

In

1998 werd voor de twaalfde opeenvolgende keer de bosvitaliteitsinventaris in het Vlaams

Gewest opgemaakt. De jaarlijkse beoordeling van de bosgezondheidstoestand startte in

Vlaanderen

in

1987, kort na de oprichting van het lCP-Forests' in het kader van het Mrl-verdrag

betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand en een jaar na het invoege treden van Verordening 3528/86 van de Europese Gemeenschap.

De EG-Verordening verplicht de lidstaten tot het opmaken van een jaarlijkse balans van de

gezondheidstoestand van de bossen aan de hand van een meetnet van 16 op 16 km. Elke deelstaat moet de vitaliteitswaarnemingen in de punten van dit net uitvoeren en de

resultaten meedelen aan de EU en het ICP-forests

(M{IECE).

Op nationaal niveau kan een

dichter meetnet gehanteerd worden om meer representatieve gegevens te bekomen.

De EU en de

VN

stellen jaarlijkse rapporten op met de meetresultaten uit het level

I

onderzoek.

In de loop van 1998 verscheen het rapport 'Forest Condition in Europe' met de resultaten

uit

1997.

I

International Cooperative Programme on the Assessment and Monitoring of Air Pollution EÍïects on Forests

(5)

2

2. Gegevens over meetnel,

proefvlakken

en steekproeJbomen

2. 1.

MEETNET, PROEFVI-AKKEN, BOOMSOORTEN

Door de lage bebossingsindex en het versnipperde bosbestand leverde het transnationale

l6xl6

km net in Vlaanderen oorspronkelijk slechts I

I

meetpunten op.

Daarom werd geopteerd voor een dichter meetnet met meer meetpunten.

In

'87 werd gestart met

een 8x8 km net met

4l

proefulakken. Kort daarop werd de steekproef met 5 extra punten

uitgebreid, o.a. om Corsicaanse den en Amerikaanse eik beter te vertegenwoordigen. Om

verschillende redenen verdwenen na verloop van

tijd

4 proefulakken, waanr'an één uit het

internationaal

l6xl6

km net.

De set van 42 resterende proefulakken werd

in

1995 uitgebreid met 30 meetpunten. Aan de hand

van een steekproefnet van 4x4 km werden toen extra punten met loofbomen (excl. populier)

opgezocht.

Dit

zorgde voor een duidelijke toename van het aantal eiken, beuken en (in mindere mate) essen en overige loofboomsoorten. Sindsdien worden

jaarlijks 1728bomenin72

meetpunten beoordeeld.

De inventarisatie ging

in

1998 op 8

juli

van start en werd op 2 september beëindigd.

3l

proefulakken werden door het

IBW

geïnventariseerd. In

4l

meetpunten werden de

steekproefbomen door de teams van afdeling Bos en Groen en afdeling Natuur beoordeeld. De geografische spreiding van de 72 proefulakken wordt in

figuur

I

weergegeven.

Het aantal proefrlakken varieert van streek tot streek.

4l

proefulakken situeren zich in de

Kempen (tabel

l).

In de Vlaamse zandstreek komen

l0

proefrlakken voor. De Zandleemstreek

en de Leemstreek tellen samen

2l

meetpunten.In 44 proefulakken zijn alle geselecteerde bomen

loofbomen;22 proefrlakken bestaan uitsluitend uit naaldbomen. In de overige 6 proefrlakken is de steekproefsamenstelling gemengd.

De totale steekproef telt 67.4

loofbomen en32.6 oó naaldbomen (tabel 2). De belangrijkste

soorten

zijn

in afrremende volgorde: Zomereik, Grove den, Beuk, Amerikaanse eik, Corsicaanse

den, Populier en Gewone es.

In totaal komen naast deze 7 soorten nog 13 boomsoorten voor, die gegroepeerd worden in de

groep 'overige loofboomsoorten' (10 soorten)

of

'overige naaldboomsoorten' (3 soorten). De soorten zijn niet in elke geografische streek even goed vertegenwoordigd. Corsicaanse den

komt uitsluitend in de Kempense proefrlakken voor en populier alleen in de Zandleem- +

Leemstreek.

In de Kempen komen voor de rest zowelZomereik, Beuk, Amerikaanse eik als Grove den met

meer dan 40 steekproefbomen voor; in de Zandleem-

*

Leemsteek Zomereik, Beuk en

Amerikaanse eik. In de proefulakken van de Zandstreek zijn alleen Zomereik en Grove den in

voldoende mate vertegenwoordigd.

Es komt in geen enkele regio afzonderlijk met meer dan 40 exemplaren in de steekproefpunten

(6)

Tabel l.De proefvlakken in het bosvitaliteitsmeetnet(vet: proefvlakken intemationaal l6 x l6 km net) 3 10í 10? 103 104 111 112 Witschat6 ZsÍtegem HeÍBberge Zwev6z€ls l6pcr ïoÍtrout Maldegem St.Lauí€in! Oosteoklo Gontode Mo€rbeko SeEkamp WoÍtogeÍÈ.Peteg6m Kluisboí!en Maldogem MaaÍted8l Roo!6 Steenhuíel Hallc TeÍvurBn Meis6 HoeilaaÍt Peít Averàoda Blnkom.Lubbcrk Daumc H6rent Leuven Lubbe€k AsBdrot Tielt-Wnga Zouteeuw Kapellan Brassciaat Brecht Schlld. OostÍnalle Oelogem Pull6 Putte Scàilda Wuuslwezol Zandhoven Zoenel HoÍÉntalE MeÍl(splàs Eeor3o Arendonk Rouw BG€r!6 HeÍselt Ravelg Houthalen Bocàolt Opglabbook Houthalen-HalcrrteÍen Moouwen-Gruihode Bodtolt Bocàolt WmmoÍtlngcn Zutandaal Gclllk Oilsen Oilson Génk Lanalen Ek cl LeopoldsbuO Eks.l Lommel Ek3€l O\rÉÍpelt

gEd, tK. Es, Po, zE Pg Pg zEl, Po gEd, zE gEd, B, zE, eL gEd, E3, zE P3 P3 tK, B, Es, zE, eL Ps zE r8e, zE, vA B r8e. tPo, bK, zE gEd, tK, B, E3, zE r8o, B, aE Po zEl, B, Es, wE, zE, aE

B B, sAb. zE B Es, zE, aE P3 B, zE, aE P3 oEd, rBe, B, Po, zE, aE

Es, zE zE, aE aE, vA gEd, Es, zE rB€, tK, Es, zE, aE tK, B, zE, aE, iL, Ps

Pg zE P3 P3 Ps 286, B, Es, Po, zE, aE, Ep

B B, zE B. aE zE zÉ rBe, zE zE, aE P3 Po zE B, wE, zE lK, zE Pc, Ps ZE P. rBe, zE 186. zE. aE. vA zE zEl Po Zandleem- + Leemstreek Zandstcak Zan&lÍBek ZendleoÍn- + Leemslrèok ZandleoÍn- + Leomslre€k ZandstrEek Zandstrcak Zandsbeek Zandslreek ZandleaÍI} + Lèemstreek Zandstraek Zandlcom- + Leam3trs.k Zan&treek Zandle€Ín- + Leemstre€k Zandstreek Zandleèm- + Lesmsbeek Zandléèín- + Leemsbeek Zandlaem- + LeemstÍeek Zandleèm- + Leemstreek ZandleeíÈ + LeemstIeek Zandleem- + LeemstÍoek Zandleem- + LeemslÍeek Zandleem- + Leemstreet Kempen Zandleam- + Lcomstresk Kampon Zandleefr + Leemstreek ZandleeÍn- + Leemstraek Zandleec + Leémstreek ZandstÍ6ek Zandleem- + Leemstreek Zandleenr- + Loemstreek Kempen Kempen Kempen Kempen Kempen Kempen Kempen Kempen Kempen Kempen Kempen K6mpen Kempen Kempen K.mpon Kompën K6mp€n Kempen Kemp€n Kemp6n K€mpen Kempen Kamp.n K€mpcn K6mpon K€mpsn Kemp€n Ztndlcam. + Laam3tÍook K6mpon Kcmp.n Kempen Kempen Kefipen Kempen Kompen Kempen Kèmpen Komp6n Kempen K6mpen Brugge 8ru996 Brugge Brugg€ Brugge Brugga 201 202 203 205 20t 207 2'11 212 213 214 215 G.nt Gent Gent Gent Gent Gent Gent Genl Gent G€nt Gent 301 302 303 3íí 312 Gro€nendaal GÍo€nendaal Groenandaal Gro€nandaal GÍoensndaal 402 .t03 401 /t0o 411 4't2 413 414 4Í5 416 50r 502 504 505 506 507 508 5í1 512 513 514 515 5í0 001 602 603 60rí 6íí 412 613 701 702 703 711 712 713 714 E01 802 r03 804 805 81í 812 Leuven Leuven Leuvan Leuvon Leuven Leuven Lauven Lauven Leuven Leuven Hcchtol Hochtel Hodrtel Hèchtel Hochtel Hedrtel P. Ps aE zE wE, Ps Antwerpen Antwerpen Antwerpen AntwoÍpan Antwerpen Antwerpan Antwerp€n Antw6Ípan AltweÍp€n Antwerpan Antwerpen fuitwaÍpen Antweípen Tumhout Tumhout Tumhoul Tumhoul Tumhout Tumhoul Tumhout Braa 8Íre BÍ!a 8Íoe Bra6 BEe Bre€ Hat3alt Hasselt Ha3!clt Hass6lt Hasselt Hasselt H6ss6lt Pc, Ps aE, Ps Pc Ps Pc Pc aE Pc 901 82 903 904 906 910

(7)
(8)

5

Tabel2. Absolute en procentuele soortensamenstelling van de steekproef

Soort Code Aantal Percentage

Zomereik Beuk Amerikaanse eik Populier Gewone es Overige lbs. Totaal overige lbs. zE B aE Po Es tK zE rBe wE vA gEd zBe gAb tPo bK 53s 198 144 100 49 JJ

3l

27 20 t2

lt

I I I I 138 30.9

tt.4

8.3 5.8 2.8 1.9 1.8 1.6 t.2 0.7 0.6 0.1 0.1 0.1 0.1 8.2 Loofbomen I 164 67.4 Grove den Corsicaanse den

Overige nbs Europese lork

Japanse lork Fijnspar Totaal overige nbs. Ps Pc eL

jL

Ep 438 120 J 2 I 6 25.3 6.9 0.2 0.1 0.1 0.4 Naaldbomen 564 32.6 Totaal 1728 100.0 2.2.

AFGESTORVEN

BOMEN

Het mortaliteitscijfer bedraagt 0.5%. Drie Zomereiken, 2 populieren, 2 grove dennen en

I

Ruwe berk stierven af (tabel 3). De afgestorven dennen en populieren zijn jonger dan 60 jaar. Twee van

de drie eiken waren ouder dan 60 jaar, net als de afgestorven berk.

In

1997 waren 2 bomen afgestorven. De voorgaande jaren lag het aantal dode exemplaren

eveneens lager. Eén afgestorven Zomereik situeert zich in het gebied waar

in

1998 opvallende dikensterfte gesignaleerd werd (omgeving domeinbos Ravels).

2.3.

VERVANGEN

BOMEN

In vergelijking met het voorgaande inventarisatiejaar werden 13 bomen vervangen. Twee bomen

vervingen afgestorven exemplaren

uit

1997 en werden

in

1998 voor het eerst beoordeeld (tabel 3). In totaal werden 9 bomen geveld (tabel 4).

Bij

dunningen werden in drie proefulakken in totaal 8 bomen weggenomen. In een ander proefrlak verdween

I

boom

bij

een occasionele

velling. Twee bomen werden vervangen omwille van verdrukking.

(9)

Jaar Proefvlak Plaats Afgestorven boom Nr. Vervanger Nr 1997 507 714 Oelegem Bogholt Grove den Zwarte els 25 l5 Grove den Zwarte els 28 26 1998 104 202 202 301

sl5

601 613

7t2

Zwevezele St. Laureins St. Laureins Steenhuffel Zoersel Merksplas Ravels Meeuwen-Gruitrode Populier Grove den Grove den Populier Zomereik Zomereik Zomereik Ruwe berk

))

J

l9

23 8 7 I t7 Populier* Grove den* Grove den* Populier* Zomereik* Zomereik* Zomereik* Ruwe berk* 25 29 28

3l

25 28 25 25 6

Tabel 3. Afgestorven bomen in de steekproef

* vanaf 1999 op te nemen in de inventaris

Tabel4. Vervangen bomen in de steekproef (niet afgestorven)

2.4.

GEMEENSCHAPPELIJKE STEEKPROEFBOMEN

In totaal werden

l715

steekproefbomen zowel

in

1997 als

in

1998 beoordeeld. Voor de periode

1 996- I 998 zijn er I 669 gemeenschappelijke steekproefbomen.

2.5.

LEEFTITD

VAN

DE STEEKPROEFBOMEN

De gemiddelde geschatte leeftijd van de beuken in de steekproef bedraagt 97 jaar. De eiken zijn

iets jonger met een gemiddelde leeftijd van 78 jaar bij Zomereik en 70 jaar

bij

Amerikaanse eik.

De gemiddelde leeftijd

bij

Gewone es is naar schatting 59 jaar.

Bij

populier en de naaldboomsoorten ligt de gemiddelde leeftijd lager: 38 jaar

bij

populier,49

j".r

bij

Corsicaanse den en 52 jaar

bij

Grove den. (Voor een soort met een lage

kapbaarheidsleeftijd als populier is dit een hoge gemiddelde leeftijd.)

De steekproefbomen worden

bij

de verwerking in twee leeftijdscategorieën ingedeeld.

45oÀ van de bomen is jonger dan 60 jaar en 55%o is minstens 60 jaar oud. De verhoudingen liggen

Proefvlak Plaats Vervangen boom Nr. Vervanger Nr. Reden

(10)

7

De beuken komen enkel in de oudste leeftijdsgroep voor. Ook 78.1% van de zomereiken,6S.Tyo van de Amerikaanse eiken en7l.4Yo van de essen zijn minstens 60 jaar oud.

De jongste leeftijdsgroep bevat 94%ovan de populieren en 68.8% van de bomen die tot de

' overige loofboomsoorten' behoren.

De procentuele soortensamenstelling van de leeftijdsgroepen verschilt meer

bij

loofbomen dan

bij

naaldbomen (tabel 6). De deelsteekproef met jonge loofbomen bevat voornamelijk Zomereik, populier en 'overige loofboomsoorten'. Boven de 60 jaar zijn meer dan de helft van de

loofbomen Zomereiken. Beuk is daarna de belangrijkste soort.

75.1% van de Grove dennen en70Yo van de Corsicaanse dennen is jonger dan 60 jaar. De 6

naaldbomen van de overige soorten zijn minstens 60 jaar. De procentuele samenstelling van de

twee leeftijdsgroepen verschilt niet veel (tabel 7). In de oudste leeftijdsgroep is het overwicht

van de Grove den iets kleiner dan in de jongste leeftijdscategorie (verschil T .5% punten).

Tabel 5. Procentuele verdeling van de steekproefbomen per soort en per leeftijdsklasse

Soort <60 jaar (oh) 2 60 iaar (o/o)

Totaal Loofbomen Naaldbomen Beuk Gewone es Populier Zomereik Amerikaanse eik Overige lbs. Corsicaanse den Grove den Overige nbs. 45.0 3r.4 73.2 0.0 28.6 94.0 21.9 31.3 68.8 70.0 7 5.1 0.0 55.0 68.6 26.8 100.0

'n.4

6.0 78.1 68.7 31.2 30.0 24.9 100.0

Tabel 6. Procentuele soortensamenstelling van beide leeftijdsgroepen bij loofbomen

< 6O jaar (%o) Zomereik Overige lbs. Populier Amerikaanse eik Gewone es Beuk 32.1 26.0 25.8 12.3 3.8 0.0

Tabel 7. Procentuele soortensamenstelling van beide leeftijdsgroepen bij naaldbomen > 60 jaar (o/o) Zomereik Beuk Amerikaanse eik Overige lbs. Gewone es Populier 52.2 24.8 12.4 5.4 4.4 0.8 < 60 jaar (o/o) Grove den Corsicaanse den Overige nbs. 79.7 20.3 0.0 > 60 jaar (%) Grove den Corsicaanse den Overige nbs. 72.2 23.8 4.0

(11)

8

3.

Methodiek

3.1.

JAARLIJKSE

BEOORDELING

Per proefrlak wordt de kroon van24 geselecteerde bomen door een team van 2 personen

beoordeeld. Blad-/en naaldverlies en blad-/naaldverkleuring wordt in trappen van 5%o geschat.

Achteraf worden deze bomen in bladverlies- en verkleuringsklassen ingedeeld (tabel 8, tabel 9).

Bij

Grove den wordt een deel van het bruto naaldverlies gecompenseerd wanneer het

zogenaamde bloei-effect wordt waargenomen. Het uiteindelijk netto-naaldverlies wordt gebruikt voor verdere gegevensverwerking. Bloei-effect, kroonsterfte en insectenaantasting wordt onmiddellijk in klassen ingedeeld (tabel

l0).

Van de overige parameters (schimmels,

vorstscheuren, slijmuitvloei, exploitatieschade, opgerolde bladeren) wordt alleen de aan-

of

afivezigheid genoteerd.

Bij

de naaldbomen wordt ook het aantal naaldjaargangen genoteerd.

Bij

elke opname worden een aantal algemene gegevens in verband met proefvlak,

steekproefbomen (bv. omtrek) en opnametijdstip bijgehouden.

Tabel 9. Klassenindeling voor verkleuring

Tabel 10. Klassenindeling voor bloei-effect, kroonsterfte en insectenaantasting

Klasse Blad-/naaldverlies (%) Mate van blad-/naaldverlies Toestand 0 I 2 5 4 2-4 0-10

tt-25

26-60 6t-99 100 26-100 geen Iicht matig sterk dood matig-dood gezond risicoboom licht beschadigd ernstig beschadigd dood beschadigd

Klasse Verkleuring (7o) Mate van verkleuring

0 I ') 3 4

t-4

0-10

lt-25

26-60 6t-99 100 I t-100 geen licht matig sterk dood abnormale verkleuring

Klasse Bloei-effect (%) Kroonsterfte (7o) Insectenaantasting (%) Graad

(12)

9

3.2.

WRIYERKING

VAN

DE

GEGEVENS

3.2.1.

Algemeen

De gegevensverwerking gebeurt voor bladverlies en bladverkleuring vooral aan de hand van de

indeling in klassen en de opdeling in beschadigd/niet beschadigd - abnormale verkleuring/geen verkleuring. Bomen met een bladverlies van maximum l0% worden als gezond beschouwd

(tabel 8).

Zij

worden in bladverliesklasse 0 ondergebracht. Bomen met licht bladverlies

(11-25oÀ) worden in bladverliesklasse

I

ingedeeld. Omdat dit de overgangsklasse tussen 'gezond' en

'beschadigd' is, worden deze bomen ook'risicobomen' genoemd en hun bladverliesklasse I 'waarschuwingsklasse'. Bomen met meer dan25Yo bladverlies zijn beschadigd. Er bestaan drie

graden van beschadiging. In bladverliesklasse 2 worden de bomen met matig bladverlies

ondergebracht (bladverlies 26 à 60%). Bomen met sterk bladverlies (61 à 99 %) horen thuis in

bladverliesklasse 3 en zijn ernstig beschadigd. Afgestorven bomen (100% bladverlies) worden in

bladverliesklasse 4 ingedeeld.

Zij

verdwijnen het volgende jaar uit de inventaris en hun

vervangers worden dan voor het eerst in de inventaris opgenomen.

Voor de indeling in verkleuringsklassen worden dezelfde klassengrenzen aangehouden (tabel 9).

Alle

bomen met meer dan lïYo bladverkleuring worden als bomen met'abnormale verkleuring'

beschouwd.

De verwerking van de gegevens en bespreking van de resultaten gebeurt afzonderlijk voor de

volgende (sub)steekproeven:

.

alle bomen: totaal van alle soorten

.

alle lootbomen

.

alle naaldbomen

.

de leefiijdsgroepen: <60 jaar en à60 jaar

o

de belangrijkste boomsoorten: Beuk, populier, Zomereik, Amerikaanse eik, Corsicaanse den,

Grove den

.

de verschillende proefvlakken

o

dë belangrijkste geografische streken: Kempen, Zandstreek, Zandleem-

*

Leemstreek

Volgende resultaten worden vermeld

I

verdeling over de verschillende blad-/naaldverliesklassen

o

percentage beschadigde bomen/bomen met abnormale verkleuring

o

gemiddeld blad-/naaldverlies

c

invloed van vitaliteitsbepalende factoren (insecten, schimmels,...)

o

evolutie 1997-1998, 1996-1998, 1987-1998

.

onderzoek naar significante verschillen in blad-/naaldverlies, ...

Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Bosvitaliteitsinventaris I 998 Na de inventarisatieperiode worden alle gegevens met behulp van Access in een databestand

ingevoerd. De verwerking van de beoordelingsresultaten gebeurt met Access 2.0 en Excel 5.0.

(13)

l0

3. 2.

2.

Statistis c h e ve

rwerking

Het percentage blad-/naaldverlies of blad-/naaldverkleuring van de steekproefbomen volgt geen

normale verdeling. Om deze reden kunnen enkel niet-parametrische toetsen gebruikt worden en

niet de gebruikelijke toetsen waarbij gemiddelden worden vergeleken (bv. t-toets).

Niet-parametrische toetsen maken gebruik van de mediaan.

Dit

is de waarde waar de helft van de

waarnemingen boven ligt en de andere helft onder.

Drie toetsen worden gebruikt:

Mann-W"hitney U toets: voor niet gepaarde waarnemingen, d.w.z. om twee populaties te

vergelijken die een verschillend aantal individuen tellen (bv. het bladverlies van de beuken

vergelijken met het bladverlies van de zomereiken).

Wilcoxon signed rank toetsi voor gepaarde waarnemingen, d.w.z. waarnemingen van twee

aan twee vergelijkbare individuen (bv. het bladverlies in '97 vergelijken met het bladverlies in '98 voor de gemeenschappelijke beuken).

I(ruskal-lTallis toets: twee verschillende data-sets met betrekking tot eenzelfde populatie vergelijken (bv. graad van kroonsterfte en graad van bladverlies

bij

Beuk).

a

a

(14)

ll

4.

Resultaten

4.

1.

WTALITEITSTOESTAND

1 998 4. 1. 1. B

lad-/naaldverlies

4.1.1.1.

Totale steekproef

Op een totaal van 1728 bomen

is22.l%

beschadigd (tabel I

l).21.3%

van de bomen vertoont matig bladverlies en 0.3% sterk bladverlies. Van de totale steekproef is 0.5% afgestorven.

20Yo van de bomen is gezond. Het grootste deel, namelijk 57.9oÀ, wordt in de

waarschuwingsklasse ingedeeld. Het gemiddeld bladverlies bedraagt 20.9%.

Uit

de indeling

in

lïYo bladverliesklassen

blijkt

dat lYovan de steekproefbomen meer dan 50oZ

bladverlies vertoont (tabel

l2).

88.3% vertoont maximum 30% bladverlies.

Tabel 13 geeft een overzicht van de gemiddelde waarden van blad-/naaldverlies van de diverse (sub)steekproeven. De standaardafuijking en de mediaan wordt eveneens weergegeven.

Tabel I

l.

Procentuele verdeling per blad-/naaldverliesklasse en verkleuringsklasse (volledige steekproef)

Tabel 12. Procentuele verdeling van de steekproeÍbomen in l0o/oblad-/naaldverliesklassen

4.1.1.2.

LooÍboo msoorten

24.8% van de loofbomen vertoont meer dan 25Yobladvedies (tabel

1l).

Matig bladverlies wordt

bij24%

waargenomen, sterk bladverlies

bij

0.3%.

Bij

de loofbomen is 0.5% afgestorven. Het

20.0 í.9 21.3 0.3 0.5 72.1 24.4 50.6 24.O 0.3 0.5 24.8 í0.5 u.l 2o.1 73.0 5r.í §t.í 15.1 a.5 21.5 0.4 0.0 2.o 0.a 0.0 0.0 1a5 1.5 26.5 12.5 52.9 «i.8 o.2 0.6 34.6 30.6 52.0 17.4 0.0 0.0 17.4 1í.0 73.7 14.8 0.0 0.5 ,53 0 I 2 3 4 24 38.0 13.8 21.7 17.O ,15.0 36.0 0.0 2.O €.5 12.7 12.4 o.7 o.7 7.5 70.8 20.0 1_7 0.0 9:1.6 5.0 o.7 o.2 0.5 6.1 El.6 4.8 0.8 0.3 0.5 6.4 s.6 go.4 5.5 6.í 0.5 0.5 0.0 0.0 0.4 0.0 a.í 4.6 90.1 il.8 1.3 o.2 0.6 6.9 97.9 z1 0.0 0.0 0.0 21 9.7 1.1 o.7 0.0 0.5 5.3 85.7 12.3 0.0 2.O 0.0 14-3 0 1 2 3 4 95.0 3.0 0.0 0.0 2.O í0 «i.5 1.4 0.7 0.7 o.7 49.2 10.8 0.0 0.0 0.0 14 6.5 10.8 10.5 4-1 54.3 ,§.0 25.9 8.8 t.3 2.O 2.1 0.0 o.2 0.0 02 0.0 0.0 0.0 o.o 0.0 m,1 34.E 30.8 102 2.O 0.0 0.0 0.0 0.0 r7.0 25.0 31.0 zr.0 5.0 0.0 0.0 0.0 0.0 12.5 37.3 3í.4 14.8 2.4 0.6 0.0 0.0 0.2 43.5 9,.O 17.4 4.3 t.4 0.0 0.0 0.0 o.7 o.? 20.0 .13.5 24.4 8.6 2.1 0.2 0.1 0.0 0.1 21.4 37.3 24.2 10.7 2.1 0.3 0.0 0.0 0.2 30.6 41.E 18.8 7.8 1.1 0.0 0.0 0.0 0.0 7.5 62.5 8.7 4.2 8.7 0.8 0.8 0.0 0.0 0.8 í1.0 54.5 2A.A 4.3 0.9 0.0 0.0 0.0 0.0 11.20

(15)

t2

aandeel bomen zonder bladverlies bedraagt 24.6%. De helft van de bomen (50.6%) wordt als

risicoboom aanzien. Het gemiddeld bladverlies van de loofbomen is 20.8%.

Van het totaal aantal loofbomeri heeft

l.l

% meer dan 50% bladverlies (tabel

l2).

86.1% vertoont maximum 30% bladverlies.

Het hoogste percentage beschadigde bomen wordt

bij

populier waargenomen (38%). Zomereik

en Amerikaanse eik tellen respectievelijk 34.6% en 17.4Yo bomen met meer dan25%o

bladverlies.

Bij

es en beuk komen respectievelijkzí.S% en 4.5%o van de bomen voor in

bladverliesklassen

2-4.De

groep met overige loofbomen bevat 13.8% beschadigde bomen. Het gemiddeld bladverlies bedraagt 13.9%

bij

Beuk, 22.9%

bij

es,

26%bij

populier,

23.9%bij

Zomereik en 18.20À

bij

Amerikaanse eik.

Figuur

2

geeft de verdeling van de belangrijkste boomsoorten over de 5 bladverliesklassen weer.

Tabel 13. Volledige steekproef 1997: Gemiddeld percentage blad-/naaldverlies, standaardafuijking (s.a.), mediaanwaarde

Blad-/naaldverlies Gemiddeld (s.a.) Mediaan

Totaal Loofbomen Naaldbomen LH < 60j. LH > 60j.

NH<60j.

NH>60j.

Beuk Gewone es Populier Zomereik Amerikaanse eik Corsicaanse den Grove den 20.9 (l1.6) 20.8 (12.4) 2r.2 (9.e) 20.4 (13 .3) 21.0 (12.0) 21.8 (10.2) le.6 (8.7) 13.9 (7.5) 22.9 (14.s) 26.0 (1s.0) 23.e

(tt.e)

18.2 (e.s) 23.0 (12.s) 20.7 (e.0) 20 20 20 20 20 20 20 l5 20 25 25 t5 20 20 4.1.1.3.

Naaldboomsoorten

Het percentage beschadigde naaldbomen bedraag!16.5% (tabel l

l).

In naaldverliesklasse 2

wordt 15.7% ingedeeld. Naaldverliesklassen 3 en4 bevatten beiden 0.4Yovande naaldbomen.

Bijna drie

l$art(73%)

van de naaldbomen vertoont

l0

à25% naaldverlies en 10.5% is gezond. De naaldbomen hebben een gemiddeld naaldverlies van 21.2%. Meer dan 50% naaldverlies

wordt

bij

0.9% van de deelsteekproef vastgesteld, maximum

30%bij92.7%

(tabel

l2).

Figuur

2

geeft. de verdeling van de belangrijkste boomsoorten over de 5 bladverliesklassen weer,

Het aandeel beschadigde Corsicaanse dennen ligt met

21J%

hoger dan

bij

Grove den ( 15.3%).

Van de 6 overige naaldbomen is geen enkele beschadigd. Het gemiddeld naaldverlies bedraagt

(16)

l3 Totaal

Ezo

E60

tso

$i3

s:l

Ë0

0-10 BladJnaaldverlies (%) Populier 61-99 100 61-99 100 11-25 11-25 26-60 26-60

Ezo

§33

Ë33

420

3ro

ào

À 0-10 Bladverlies (%) Corcicaanse den e80

Pzo

àeo

"s:s

Eeo

ó20

Ëro

À0 o-10 11-25 28-60 6í-99 100 Naaldverlles (%) Loofbomen 11-25 Bladverlies (%) E

Ezo

à60

o50

gfl

GJU

Ë20

Ë'8

o À 0-10 26-60 61-99 100 Beuk

Eto

§33

Ëi3

E;:

t0

0-í0

11- 26-

61-25 60

99 Bladverlles (%) 100 Gewone es

E70

E60

.8

so

$:3

820

910

to

0-10

í1- 26-

6't-25 60

99 Bladverlies (%) 100 Zomereik 11-25 Bladverlies (%) É

970

E60

àso

ËÍ3

Ëzo

Eto

bo

À 0-10 26-60 61-99 100 Amerikaanse eik 0-í0

Én

È33

$33

Ë20

310

i0

11-25 Bladverlles (%) 26-60 6't-99 100 Naaldbomen

E?3

àii

9so

à20

Ë'3

G 10 11-25 26-60 61-99 100 Naaldverlies (%) Grove den

Eao

E70

ei§

§so

b20

910

t0

G 't0 í1- 26- 61-25 60 99 Naaldverlies (%) 100

(17)

t4

4.1.1.4.

Leeftijd

Het percentage beschadigde bomen

ligt

iets hoger

bij

de leeftijdsgroep van minstens 60 jaar

(tabel 14). 22.8% van de oudere bomen is beschadigd tegenover

2l.l%

van de jonge

steekproefbomen.

Bij

de loofbomen is het verschil gering. Het percentage bomen met meer dan

25oÀbladverlies bedraagt 24.9%

bij

de jongste en24.ïYo

bij

de oudste leeftijdscategorie. Het

aandeel beschadigde naaldbomen ligt lager

bij

de oudste leeftijdsgroep. 17.9Yo van de jonge

naaldbomen is beschadigd tegenover 12.6% van de oudere exemplaren.

Het gemiddeld bladverlies bedraagt

2l.l%

bij jonge bomen en20.1Yo

bij

oudere bomen (beiden mediaan 20). Loofbomen jonger dan 60 jaar hebben een gemiddeld bladverlies van 20.4% tegenover

2l%bij

oudere loofbomen.

Bij

naaldbomen onder de 60 jaar bedraagt het naaldverlies

gemiddeld

2l.ïyo,

vanaf 60 jaar is

dit

19.6%.

.

Tabel 14. Percentage beschadigde/abnormaal verkleurde steekproefbomen per leeftijdsklasse

4.1.1.5.

Proetulak

Wanneer het percentage beschadigde steekproefbomen per proefulak beschouwd wordt,

blijkt

datinZ9

van de meetpunten maximum lï%ovan de bomen beschadigd is (figuur

3).In

19 van de

proefrlakken is I

I

à25% van de bomen beschadigd. Op

l7

locaties is het aandeel beschadigde bomen 26 à 50%. Zes proefrlakken tellen

5l

à75% beschadigde bomen en in één meetpunt werd

meer dan TSYovan de steekproefbomen als beschadigd beschouwd.

4.1.1.6.

GeograÍische

streek

Zomereik komt zowel in de Kempen, de Zandstreek als de Zandleem-

*

Leemstreek voor. Het

percentage beschadigde bomen varieert van 38.5% in de Kempen over 33.3% in de Zandstreek

tot29.4% in de Zandleem-

*

Leemstreek (tabel 16). Het gemiddeld bladverlies

bij

Zomereik

§edraagt 25.5% in de Kempen;22%o in de Zandstreek en 22.2% in de Zandleem-

*

Leemstreek

(18)
(19)

l6

Beuk is in de steekproef in de Kempen en de Zandleem-

*

Leemstreek voldoende

vertegenwoordigd. Het percentage beschadigde bomen

ligt

in de Kempen (5.3%) iets hoger dan

in de Zandleem-

t

Leemstreek (3.4%). Het gemiddeld bladverlies bedraagt l3Yo in de Kempen

en l4.l%o in de Zandleem-

*

Leemstreek.

Van de Amerikaanse eiken is20.7% beschadigd in de Kempen en 070 in de Zandleem-

*

Leemstreek. In de Kempen is het gemiddeld bladverlies 19.4Yo, in de Zandleem-

*

Leemstreek

12.3%.

Het aandeel beschadigde grove dennen bedraagt 14.2% in de Kempen en 18.3% in de

Zandstreek. Het gemiddeld naaldverlies is respectievelijk 20%o en22.8o/o.

Verscheidene factoren kunnen de uiteenlopende cijfers bepalen. Standplaats, leeftijd,

aantastingen,... zijn medebepalend voor de gezondheidstoestand. Verschillen in

beoordelingswijze worden door middel van jaarlijkse trainingscursussen geminimaliseerd.

Tabel 15. Opsplitsing van de belangrijkste soorten per regio: gemiddeld percentage blad-/naaldverlies (standaardafuijking, mediaan) en gemiddelde leeftijd (standaardafuijking, mediaan)

Tabel 16. Procentuele verdeling van de steekproefbomen in blad-/naaldverliesklassen per streek (+ totaal Vlaams Gewest)

Boomsoort Geografische streek Blad-/naaldverlies (7o) Leeftijd fiaar) Gem. (s.a.) Mediaan Gem. (s.a.) Mediaan

Beuk Zomereik Am. eik Grove den Kempen Zandleem- +Leemstreek Kempen Zandstreek Zandleem- +Leemstreek Kempen Zandleem- +Leemstreek Kempen Zandstreek 13.0 (7.8) 14.l (6.e) 2s.s (t2.9) 22.0

(lt.6)

22.2 (10.0) le.4 (e.4) r2.3 (5.s) 20.0 (7.0) 22.8 (12.7)

l5

l5 25 20 20 17.5 l5 20 20 ee.0 (17.6) 9s.6 (26.9) 72.3 (34.3) 91.8 (1e.3) 81.6 (28.3) 77.3 (14.6) 66.1 (35.7) 53.9

(l

r.4) 46.0 (8.0) 96 80 73 93 73 70 53 55 45 BladJnaaldverlles Beuk

Vl.Gewest Kempen Zandleem+Leemstr.

Zomerelk

Vl. Gowost Kempen Zandstr. Zandteem+Leemstr,

klasse 0 klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 kt.24

44.4

49.3

51.1

45.3

4.5

5.3

0.0

0.0

0.0

0.0

4.5

5.3 42.7 53.8 '3.4 0.0 0.0 3.4 12.5 52.9 33.8 0.2 0.6 8.7 52.7 37.1 0.4 1.1 24.2 42.4 33.3 0.0 0.0 13.9 56.7 29.4 0.0 0.0

34.6 38.5

33.3 29.4 BladJnaaldverlies

Vl.Gewost Kempen Zandleem+Leemstr.

Grove den

Vl. Gewo.t Kempen Zanddr,

(20)

17

4. 1. 1. 7. Statistis c h e ve rwer

king

Bij

het vergelijken van loofbomen en naaldbomen

blijkt

dat het bladverlies

in

1998 niet significant verschillend is van het naaldverlies. Er is ook geen significant verschil tussen het

bladverlies van jonge en oude loofbomen.

Bij

een significantieniveau

q:0.05

is het naaldverlies van de naaldbomen van minstens 60 jaar wel beduidend lager dan dat van de jongere bomen

(p<0.01).

Het bladverlies van Beuk is significant lager dan van alle overige loofboomsoorten (p<0.001) (tabel

l7).

Bij

populier

ligt

het bladverlies hoger dan

bij

de andere soorten, maar het verschil is

enkel significant met Beuk en Amerikaanse eik (p<0.001).Voor het overige is het bladverlies van

es en Zomereik beduidend hoger dan van Amerikaanse eik (resp. p<0.05 en p<0.001). Het verschil in naaldverlies tussen Corsicaanse en Grove den is niet significant.

Tabel 17. Vergelijking van blad-/naaldverlies tussen de boomsoorten - Aanduiding van onderling significante verschillen (Mann-Whitney U toets, q:0.05, *=p<0.05,

**1<0.01,

i**=p<0.001,

n.s.: niet significant)

Tabel 18. Vergelijking van blad-/naaldverlies tussen de regio's per boomsoort - Aanduiding van onderling significante verschillen (Mann-Whitney U toets, o=0.05, *=p<0.05,

**1<0.01,

***1<0.001,

n.s.: niet significant)

Blad-/naaldverlies

Beuk

Gewone

es

Populier

Zomereik Am.

eik

Gorc.

den

Grove den

Beuk Gewone es Populier Zomereik Amerikaanse eik Corsicaanse den Grove den n.s. n.s. n.s. n.s. Vl. Gewest

Zomereik

Zandstreek

Zandleem- + Leemstr.

Vlaanderen Kempen Zandsteek Zandleem- + Leemstr, *,1 n.s, n.s. n.s. n.s. ,} Zandleem- + Leemstr. Vl. Gewest

*

Vlaanderen Kempen Zandleem- + Leemstr, n.s. n.s. n.s. Amerikaanse + Vlaanderen Kempen Zandleem-

*

Leemstr, *rt*

***

n.s. Vl. Gewest den Zandstreek Vlaanderen Kempen Zandstreek n.s. n.s. :1.

Instituut voor Bosbouw cn Wildbeheer Bosvitaliteitsinventaris I 998

Beuk

(21)

l8

Tussen de verschillende geografische streken zijn er geen beduidende verschillen voor wat het

bladverlies van Beuk betreft (tabel

l8).

Het bladverlies ligt

bij

Zomereik en Amerikaanse eik wel significant hoger in de Kempen (Zomereik p<0.05 en p<0.01' Amerikaanse eik p<0.001). Het

naaldverlies van Grove den is beduidend lager in de Kempen (p<0.05). De leeftijd van de dennen

is er nochtans significant hoger (p<0.001). De leeftijd van de Zomereiken is in de Zandstreek

significant hoger dan in de overige geografische streken (tabel

l9).

Tabel 19. Vergelijking van de leeftijden tussen de regio's per boomsoort - Aanduiding van onderling significante verschillen (Mann-Whittey U toets, a:0.05, *:p<0.05, **=p<0.01, ***1<0.001, n.s.: niet significant)

Amerikaanse eik Vl.

Gewest

Kempen

Zandleem-

r

Leemstr.

Vlaanderen Kempen

Zandleem- + Leemstr

* n.s.

n.s.

Grove den Vl.

Gewest Kempen

Zandstreek

Vlaanderen Kempen Zandstreek

,t*

***

**rt

4. 1. 2. B lad-/n aaldver kle

uring

F{et aandeel bomen met abnormale verkleuring verschilt weinig tussen de leeftijdscategorieën. Van de bomen jonger dan 60 jaar vertoont 6.3Yo verkleuringsverschijnselen, vanaf 60 jaar is

dit

6.4% (tabel

l4).Zowel

bij

loof- als naaldbomen bedraagt het aandeel bomen met verkleuring

6.4%o.De groep oude loofbomen telt meer bomen met abnormale verkleuring dan de

deelsteekproef met jonge loofbomen (resp.7o/o en 4.9%).

Bij

de naaldbomen wordt het tegenovergestelde waargenom en: 3 .3%o van de oudere naaldbomen en 7 .5Yo van de jongere

naaldbomen vertoont meer dan

l0%

naaldverkleuring.

Zomereik

Zandstreek

Zandleem- + Leemstr.

Vlaanderen Kempen Zandstreek Zandleem- + Leemstr n.s. n.s.

***

n,s. í.** tl tl rt Zandleem- + Leemstr, Vl. Gewest Beuk Vlaanderen Kempen Zandleem- + Leemstr * n.s. {.*

93.6% van alle steekproefbomen vertoont geen blad- of naaldverkleuring (tabel

1l).

Meer dan

l0%

bladverkleuring wordt

bij

6.4% van de steekproefbomen \ryaargenomen. 57o vertoont lichte verkleuring. Matige en sterke verkleuring van de kroon komt respectievelijk

bij

0.7% en0.2%o

(22)

l9

Het aandeel bomen met abnormale verkleuring ligt het hoogst

bij

es (14.3%), gevolgd door Zomereik (6.9%), Beuk (6.6%), populier (5%) en Amerikaanse eik(2.1%)

Van de groep 'overige loofboomsoorten' vertoont 6.5% abnormale verkleuring.

Bij

de

naaldboomsoorten wordt naaldverkleuring

bij

10.8% van de Corsicaanse dennen en 5.3Yo van de

Grove dennen vastgesteld.

4.

1.3.

Vitaliteitsbepalende

factoren

4.l.3.l.Insecten

Insectenvraat

wordt

aan 40.6%o van de steekproefbomen waargenomen (tabel 20). Duidelijke

insectenaantasting was er enkel

bij

60.3% van de loofbomen. De vraatschade is in de meeste

gevallen van lichte aard(36.9%). Matige en sterke insectenvraat komt respectievelijk

bij

I

l.l%

en l2.4Yo van de loofbomen voor.

Drie kwart van de zomereiken (75.1%) vertoont insectenvraat.

Bij

38.5% van de bomen is de schade licht. Sterke vraatschade komt meer voor dan matige vraatschade (resp.20.6% en 16.l%). Ook

bij

Amerikaanse eik komt sterke vraat veel voor (20.1%o). Het totaal aan lichte en matige vraat (resp. 19.4% en 8.3%) is wel geringer dan

bij

de inlandse eik. In totaal vertoont 47.9%o van

de Amerikaanse eiken insectenvraat.

Populier, Gewone es en de groep overige loofboomsoorten vertonen respectievelijk insectenvraat

aan 58Yo, 57.1% en 55.lYo van de bomen. De schade is hoofdzakelijk van lichte aard.

Bij

Beuk komt insectenvraat het minst voor (34.8%).

Halfueg de maand mei werd op verschillende plaatsen in Vlaanderen ernstige rupsenvraat aan

eiken gemeld. Vooral inlandse eiken, maar ook Amerikaanse eiken werden rivaar aangetast door

rupsen van Grote wintervlinder (Eranis defoliaria) en Kleine wintervlinder (Operophtera brumata). Groene eikenbladroller

(Tortrixviridana)

werd minder aangetroffen maar kan evengoed dezelfde vraatschade aanbrengen. Ook in verschillende level

I

proefulakken werd

zrvaÍe vraatschade vastgesteld. Door de vorming van St. Jansscheuten kunnen de bomen normaal gezien van deze voorjaarsvraat herstellen. De vraatschade bleefechter gedurende de

inventarisatieperiode aan vele bomen zichtbaar, in het bijzonder aan de Zomereiken. In enkele proefulakken werden opnieuw rupsennesten van de Eikenprocessievlinder

(Thaumetopoea-processionea) waÍlrgenomen. De vraatschade was beperkt in vergelijking met

1996. In bijlage wordt een kort overzicht gegeven van de bossen waar insectenvraat werd

gesignaleerd.

Tabel 20. Procentuele verdeling van de steekproefbomen volgens graad van insectenaantasting

Zomemlk Am. elk lbr. Cors. den

Beuk Gewone er 24.8 7.5 8.3 40.6 36.9 '11.1 12.4 60.3 0.0 0.0 0.0 30.3 4.0 0.5 34.8 34.7 20.4 2.0 57.1 54.0 4.0 0.0 58.0 38.5 16.1 20.6 75.1 19.4 8.3 20.1 47.9 46.4 6.5 2.2 55.1 0.0 0.0 0.0 kl. 1-3 0.

(23)

20

4.1.3.2.

Schimmels

Schimmelaantasting

wordt

aan?l.3Yo van de bomen waargenomen. Schimmels worden meer bij loofbomen (30.7%) dan

bij

naaldbomen (ZYo)vastgesteld (tabel

2l).

Op bijna de helft van de

zomereiken komen schimmels voor (46.5%o).

Bij

de andere loofboomsoorten is het percentage

opvallend lager. Ongeveer een vierde van de beuken (25.3%) en de populieren (24Yo) vertoont

schimmelaantasting. Op Amerikaanse eik (15.3%) en Gewone es (4.1%) komen minder

bladschimmels voor. Van de naaldboomsoorten telt Corsicaanse den het hoogste aandeel door

schimmels aangetaste bomen (8.3%). Zichtbare schimmelaantasting komt op slechts 0.2oÀ van de

Grove dennen voor.

Eikenmeeldauw (Microsphaera alphitoïdes) wordt zeer frequent waargenomen. Vooral de

St-Jansscheuten zijn gevoelig voor deze schimmel. Vele eiken lopen opnieuw uit na kaalvraat door

rupsen. Deze jonge scheuten worden in de zomer gemakkelijker door meeldauw aangetast.. Op

Amerikaanse eik is meeldauw veel minder algemeen.

In vergelijking met 1997 werd op Beuk de bladschimmel Apiognomonia erabunda minder

waargenomen. In het meetnet werd schimmelaantasting op populier in toenemende mate

vastgesteld. In het algemeen kwam Roest(Melampsora larici-populina) plaatselijk veelvoor. De aantastingen kwamen later op het seizoen vergeleken met het voorgaande jaar. Een deel van de

jonge populieren die

in '97

zrxaaÍ aangetast werden, liepen

in

1998 slecht uit. Naast een slechte bladbezetting vertoonden deze populieren soms aantasting door Schorsbrand (Dothichiza populea).

Tabel 21. Percentage bomen met aantasting van schimmels, exploitatieschade, vorstscheuren

of

slijmuiwloei

4.1.3.3.

Andere factoren

2.7%ovande steekproefbomen vertoont exploitatieschade

(tabel2l).

Schade aan de stamvoet

wordt vooral

bij

loofbomen (3.7%) en minder

bij

naaldbomen (0.5%) aangetroffen.

Beuk (6.6%) en Gewone es (6.1%) halen het hoogste percentage bomen met exploitatieschade.

Het aandeel door exploitatie beschadigde Zomereiken is iets lager (4.3%).

Bij

Amerikaanse eik (1.4%) en Grove den(0.7%) komt exploitatieschade veel minder voor. Aan de stammen van

populier en Corsicaanse den werd geen beschadiging wÍ!Ílrgenomen.

Vorstscheuren komen alleen

bij

loofbomen voor (8.5%). Amerikaanse eik vertoont het meest

vorstscheuren (l4.6Yo), gevolgd door populier (10%), Zomereik (9.5%) en Gewone es (8.2%).

Bij

Beuk worden vorstscheuren (0.5%) zelden waargenomen (tabel

2l).

Ook slijmuitvloei wordt enkel

bij

loofbomen waargenomen (2.2%).4Yovan de populieren en 3.2Yo van de zomereiken vertoont slijmuitvloei (tabel

2l).

(24)

2l

Algemeen komt kroonsterfte aan 48.3%o van de steekproefbomen voor (tabelZ2). De kroonsterfte

is meestal beperkt tot maximum l0Yo van de kroon

(38.1%).Bij

8.7% is er matige kroonsterfte en 1.4%o van de steekproefbomen vertoont sterke kroonsterfte.

Kroonsterfte manifesteert zich meer

bij

loofbomen (513%) dan

bij

naaldbomen

(42.2%).Het

aandeel bomen met matige tot sterke kroonsterfte is welgelijklopend.

Heel wat essen (65.3%) en zomereiken (64.9%) vertonen afstervende twijgen of takken in de

kroon. Lichte kroonsterfte komt het meest voor. Matige en sterke schade wordt

bij

es en populier

meer dan

bij

de overige soorten waÍrrgenomen.

Bijna eenzelfde aandeel Amerikaanse eiken (59.7%) vertoont kroonsterfte maar

bij

Amerikaanse

eik is de schade in veel gevallen lichter dan

bij

inlandse eik. Van de populieren vertoont 52olo

kroonsterfte. Beuk is de loofboomsoort met de minste kroonsterfte (26.8%).

Bij

de

naaldboomsoorten komt kroonsterfte

bij

47.7% van de Grove dennen en2l.7%o van de

Corsicaanse dennen voor.

4.1.3.4.

Relatie bladverlies

-

verkleuring

en

vitaliteitsbepalendefactoren: statistische

analyse

Met behulp van een Kruskal-Wallis toets wordt nagegaan in hoeverre de beoordeelde parameters

in verband staan met het bladverlies van een soort.

Op het totaal van alle bomen en loofbomen en naaldbomen afzonderlijk,

blijkt

dat er steeds een

significant verband is tussen bladverlies en kroonsterfte, bladverlies en bladverkleuring, en

bladverlies en aantasting door schimmels of insecten. Factoren als slijmuitvloei, vorstscheuren

en exploitatieschade staan niet in relatie met het bladverlies.

Bij

Beuk is er alleen een significante relatie tussen bladverlies en kroonsterfte (p<0.001) en een

licht significant verband met slijmuiwloei (p<0.05) (tabel

23).Bij

es is het verband met

38.í 8.7 1.4 48.3 41.1 8.8 1.4 51.3 32.1 8.5 í.6 42.2 25.3 í.5 0.0 26.8 lo.E 18.4 6.1 65.3 27.O 19.0 6.0 52.O 52.9 í í.0 0.9 64.9 53.5 6.3 0.0 59.7 15.2 2.9 1.4 19.6 í3.3 6.7 1.7 21.7 't-3 37 9. 47 63 den 3.3 12.4 12.2 27.9 4.9 18.4 í6.í 41.4 0.0 0.0 0.0 0.0 0.5 5.1 0.5 6.1 14,3 12.2 2.O 28.6 9.0 6.0 38.0 4.5 26.5 2..6 6.9 27.4 23.6 4.3 7.2 í í.e 0.0 0.0 0.0 0.0 1-3

Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Bosvital iteitsinventaris I 998

Waterscheuten komen uitsluitend

bij

loofboomsoorten voor (tabel 22).Yan het totaal aantal

loofbomen vertoont 41.4% waterscheuten. Deze komen het meest in de boomkroon voor (18.4%). Waterscheuten worden zelden enkelop de stam waargenomen(3.3%).

Bij l8.l%

komen de scheuten zowel op de stam als in de

koon

voor. Meer dan de helft van de

Amerikaanse eiken, zomereiken en populieren vormt waterscheuten (resp. 58.3yo,53.6yo,53%).

Bij

es en de overige loofboomsoorten komen 'noodscheuten' minder voor (resp. 28.6Yo en

23.2%). Beuk vormt zelden waterscheuten (6.1%).

(25)

24

4. 1.3.5.

Weersomstandigheden

Het najaar van 1997 startte met een droge septembermaand. De volgende najaarsmaanden kenden een

vrij

normaalverloop. De

winter'97-'98

werd gekenmerkt door milde temperaturen

Zowel in december, januari als februari lag de gemiddelde temperatuur te Ukkel hoger dan

normaal. Het aantal vriesdagen (min. temp. < OoC) en winterse dagen

(max.<

0oC) bedroeg in

elke wintermaand minder dan de helft van de normale waarde. Februari kende zelfs abnormaal

hoge temperaturen.

Het neerslagtotaal was normaal in december en januari maar lag abnormaal laag in februari.

Gedurende deze laatste wintermaand was er ook een abnormaal hoge zonneschijnduur.

Ook tijdens de eerste lentemaand waren er abnormaal hoge temperaturen. Het aantal vriesdagen

bleef in maart opnieuw onder de helft van de normale waarde. Er werden absolute maxima van 19 à24"C genoteerd. Het neerslagtotaal bleef normaal.

In tegenstelling tot de twee voorgaandejaren ontstond er geen brandgevaar in bos- en

heidegebieden.

April

werd zelfs door een uitzonderlijk hoog neerslagtotaal gekenmerkt. Te

Ukkel werd gedurende22 dagen neerslag gemeten, met een totaal van 107,2L/m2.Deze

lentemaand kende ook een uitzonderlijk tekort aan zonneschijnduur.

Het tegenovergestelde speelde zich in mei af. Er werden zeer abnormaal hoge temperaturen gemeten: zes zomerse dagen met maxima van minstens 25oC, waarvan drie hittedagen met minstens 30oC (normaal resp. 1.7 dagen en 0.1 dag). Het neerslagtotaal bleef wel

vrij

normaal.

De zomermaanden juni,

juli

en augustus waren

vrij

normaal. De julimaand was tamelijk somber met iets te lage temperaturen. De streekgemiddelden van de neerslag \ryaren in

juni

overal hoger

dan de normale, in

juli

en augustus bijna overal lager.

Algemeen gezien waren de weersomstandigheden tijdens het groeiseizoen

vrij

gunstig. In tabel 25 wordt voor enkele

KMI

weerstations de balans van de maandelijkse neerslagtotalen van de

afgelopen 4 jaar ten opzichte van het lange termijn gemiddelde weergegeven. Negatieve waarden geven een neerslagtekort aan; positieve waarden een neerslagoverschot. Voor het eerst sedert

jaren werd er gedurende het vegetatieseizoen (april-september) een neerslagoverschot in de

KMl-stations genoteerd. Te Meeuwen kwamen neerslagtekorten gedurende het vegetatieseizoen zeker vanaf 1992 onafgebroken voor. De tabel geeft de cijfers vanaf 1995 weer.

In

'98 was er

voorhet eerst in Sjaar sprake van een duidelijk neerslagoverschot.

In de KMl-stations te Ukkel en Beitem was het tekort de voorgaande jaren minder groot.

De temperatuur lag de laatste jaren regelmatig boven het gemiddelde.

In

'95,'97

en '98 werd in

(26)

25

Tabel25. Afuijking van de neerslagtotalen (in mm neerslag) ten opzichte van het lange termijn

gemiddelde voor drie weerstations in Vlaanderen (RRxx=totaal in jaar xx, NR:lange termijn

gemiddelde; bron KMl-maandrapporten)

Beitem mm neerslag RRg5.NR RR96-NR RRg7-NR RRg8-NR april mei juni juli augustus september apr.-sep. 46 53 58 66 71 72 366 -5.1 -21.3 -9.7 -17.7 -26.7 57.8 44.3 32.9 -33.5 -33 80.9 -36.3 -30.6 22.7 109.4 -20.6 42.5 -67.2 25 -29.8 45 -28.7 -21.8 37.2

-22.7 -33.3 -28.8

26.9 Ukkel mm neerslag

RRgs.NR

RR96.NR

RRg7.NR

RRg8.NR aprÍl mei juni juli augustus september apr.-sep. 53 62 67 74 74 70 400 -1.7 -1.7 8.1 -23.6 -52.4 -8.2

47

11.4 44.1 -18 157.2 -23 -28.6 28.8 24.4 0.4 -21.4 -53.5 54.2 -26.5 20.7 -30.2 -9.3 69.1 78 Meeuwen mm neerslag

RRgs.NR

RR96-NR

RRg7.NR

RRg8.NR april mei juni juli augustus september apr.-sep. 55 68 79 89 86 75 452 -7 -16.7 -21.7 -70.6

s3.6

9.9

46.9

-10.2 -53.3 -33.6 98 -23.7 -8.1 19.5 35.9 -18 -51.8 -50.6 57.3 -24.9 50.3 -32.8 -27.1 80.6

-169.7 -69.7 -73.1

103.4 4.1.3.6.

Luchtverontreiniging

ln de proefulakken werden geen symptomen van directe schade door luchtverontreiniging

vastgesteld. Rechtstreekse inwerking van fluorhoudende gassen werd in

juni

wel in de nabije omgeving van enkele proefulakken gesignaleerd (Beerse, Antwerpse Kempen).

Onrechtstreekse effecten van luchtverontreiniging worden in het Bosbodemmeetnet,

dit

is het niveau

II

meetnet voor intensieve monitoring, verder onderzocht.

Instituut voor Bosbouw en Wildbcheer Bosvitaliteitsinventaris I 998

(27)

26

4. 2. EVO

LU TI

E

W

TALITE

I

TS T O E S

TAND

I 9 9 7- I 9 9

I

(ge me e ns c h app e

lij

ke b o men)

4. 2.

l.

B lad-/naaldve r

lies

4.2.1.1.

Algemeen

Wanneer enkel de gemeenschappelijke bomen beschouwd worden, stijgt het percentage beschadigde bomen van

l9

naar22Yo (tabel26).

In

'98 bedraagt het aandeel bomen met matig bladverlies 2l.zyo (+2.7% punten). Sterk bladverlies wordt

bij

0.3% vastgesteld (- 0.2% punten)

en 0.SYo is afgestorven.

Het percentage bomen zonder bladverlies bedraagt 20.1% (-0.1% punten). In de

waarschuwingsklasse wordt 57.9% van de bomen ingedeeld (-2.9% punten). Het gemiddeld bladverlies stijgt van 20.2% naar 20.9%o.

In figuur 4 wordt de evolutie van het percentage beschadigde bomen grafisch voorgesteld.

4.2.1.2.

LooÍbomen

Het aandeel beschadigde loofbomen neemt toe tot 24.7% (+4.2% punten). De toename is het

duidelijkst in de klasse jonger dan 60 jaar. 24.4% van de jonge loofbomen is beschadigd (+9.1% punten) en24.8oA van de oude loofbomen (+§.404 punten). Het gemiddeld bladverlies neemt bij

de loofbomen in beide leeftijdscategorieën toe.

Bij

populier en Zomereik stijgt het aandeel bomen met meer dan25% bladverlies boven de30%.

38%o van de populieren is beschadigd (+9% punten) en34.4Yo van de Zomereiken (+7% punten).

Er is een geringe toename van het percentage bomen in bladverliesklassen 2-4

bij

es (26.50À, +2%o punten) en Amerikaanse eik (16.8yo, +0.7% punten) en een afname

bij

Beuk tot 4.5Yo

beschadigde bomen (-6.6% punten).

Het gemiddeld bladverlies stijgt

bij

es, populier en Zomereik en daalt

bij

Beuk en Amerikaanse

eik.

4.2.1.3.

Naaldbomen

Het percentage beschadigde naaldbomen stijgt tot l6.4Yo (+1.5% punten). De toename is te

wijten aan het stijgend aandeel beschadigde oudere naaldbomen:

12j%

(+6.7% punten). Er is een lichte daling van het percentage beschadigde jonge bomen: 17.7%o

(-05%

punten). Het

gemiddeld naaldverlies daalt enkel licht

bij

de jonge naaldbomen.

Ifet

aandeel beschadigde bomen daalt

bij

Corsicaanse den tot 21.7% (-4.3% punten) en stijgt bij

Grove den

tot

l5.l%

(+2.8% punten). Het gemiddeld naaldverlies stijgt

bij

Grove den en daalt

(28)

Blad-/naaldverlies kl. 2-4 (%)

1997

1998 Verkleuring kl. 1-4 (%)

1997

1998 Totaal Loofbomen Naaldbomen LH < 60j.

LH>60j.

NH<60j.

NH>60j.

Beuk Gewone es Populier Zomereik Amerikaanse eik Corsicaanse den Grove den 19.0 20.9 14.9 15.3 23.4 18.2 6.0

ll.l

24.5 29.0 27.4 16. I 2s.0 12.3 22.0 24.7 16.4 24.4 24.8 t7.7 t2.7 4.5 26.5 38.0 34.4 16.8 21.7 15. I 4.4 3.4 6.7 0.6 4.6 7.1 5.3 7.6 2.0 0.0 3.6 0.0 2.5 7.7 6.4 6.4 6.5 5.0 7.0 7.6 J.J 6.6 14.3 5.0 7.0 2.t 10.8 5.3 27

Tabel 26. Evolutie van het percentage beschadigde en abnormaal verkleurde bomen in de periode 1997-I 998 (gemeenschappelijke bomen)

Figuur 4. Evolutie van het percentage beschadigde gemeenschappelijke bomen in de periode 1997-1998

1.2.1.4.

Wijzigingen in

blad-/naaldverlies

van

individuele

bomen

De wijziging van het percentage beschadigde bomen geeft een beeld van de evolutie van de

vitaliteitstoestand van de boomsoorten. Toch kan nog meer informatie uit de

inventarisatiegegevens gehaald worden. De bladbezetting kan

bij

voorbeeld negatief evolueren zonder dat dit merkbaar is aan het aandeel bomen met meer dan25Yo bladverlies.

Zokan het percentage beschadigde bomen van een soort ongewijzigd blijven

terwijl

er meer bomen van bladverliesklasse 2 naar bladverliesklasse 3 evolueren dan omgekeerd. Omgekeerd is een verbetering van de bladbezetting ook mogelijk ïvanneer meer bomen van bladverliesklasse I

naar bladverliesklasse 0 evolueren. Ook in dit geval

blijft

het aandeel beschadigde bomen stabiel.

§ 1997 a1998 40 35

5so

E Orr TI LJ

Szo

515

t

E10

5 0 -l = o trl .g 3 o. o À Boomsoort =o, o) E o N ,lí o Ë o aÉ o

é

-9o

ri

E (§ (6 o o

t

o

o

c o !, o o

o

c o) E (, o

o

(29)

28

Ten opzichte van 1997

blijft

66.8% van de steekproefbomen in dezelfde bladverliesklasse (tabel

27).Er zijn meer bomen die in een hogere bladverliesklasse terechtkomen (16.9%) dan in een

lagere bladverliesklasse ( I 4.7%).

Een overgangvan2 bladverliesklassen komt zelden voor. Van de totale steekproef evolueert

0.4Yovan de bomen 2 klassen in positieve zin,

terwijl

l.ZYovan de bomen een sprong van 2

klassen in negatieve zin maakt.

Sprongen van 3 klassen komen niet voor.

Het grootste deel van de steekproefbomen

blijft

in dezelfde bladverliesklasse. Het percentage bomen in dezelfde klasse evolueert van 58oÀ

bij

populier tot 85 90À

bij

Corsicaanse den. Het

aandeel bomen dat niet van klasse verandert is opvallend hoger

bij

naaldbomen (75.8%) dan

bij

loofbomen (62.5%).

Bij

Beuk en Corsicaanse den maakt geen enkele boom een sprong van 2

klassen. Er zijn

bij

beide soorten meer bomen die een klassensprong lager dan een klassensprong hoger maken.

Bij

populier valt op dat meer bomen een klassensprong in positieve zin maken dan omgekeerd.

Toch stijgt het percentage beschadigde bomen, aangezien meer bomen de 25%-grens in

negatieve zin overschrijden dan omgekeerd. In absolute cijfers gaan bv. meer populieren van klasse 1 naar klasse 2 dan omgekeerd (resp. 16 en7 ex.).20À van de populieren maakt zelfs een

sprong van 2 klassen in negatieve zin.

Bij

Zomereik zijn er duidelijk meer bomen die naar een hogere bladverliesklasse evolueren dan

omgekeerd.

Bij

Amerikaanse eik evolueren meer bomen in positieve dan in negatieve zin.

Desondanks stijgt het percentage beschadigde bomen. Er zijn

bij

Grove den iets meer bomen die

een klassensprong van

I

of 2 klassen hoger maken dan omgekeerd. Tabel27. Procentuele verdeling volgens klassensprong tussen 1997 en 1998

Vitaliteit stabiel zelfde bladJnaaldverl.kl.

Vital iteit licht gewljzl gd

í

kl.

lager í

kl. hoger

Vitaliteit sterk gewijzigd

(30)

29

Tabel 28. Procentuele spreiding over de verschillende blad-/naaldverliesklassen van de bomen afkomstig

uit eenzelfde blad-/naaldverliesklasse in 1997

Tot.d LoolÈomcn Nr.ldhom.n Bak Gemnaa3 Popullor ZorcElk Am. clk OvcÍlg.lb3. CoE.dm Glova dcn mntrl Blr.Hnaaldv.rll6 1l3E ('íl ld..r.o H.r..í ldr§.2 ld.l..t ldr§.. klasse 0 klassa 1 kl8s2 klac3 346 1w 317 I 56.4 30.0 4.6 0.0 0.0 13.7 71.7 14.6 . 0.0 0.0 22 3.1.4 61.8 0.0 1.6 0.0 0.0 0.0 62.5 37.5 ll.ddvrÍ||.. ít97 rantal N..ló,crll.. í908 (*l kl.t .0 |d.l..í ldr..2 lds.c3 ldr$r4 ld8as€ 0 klalsa I klasse 2 lds$e 3 53 4N Eí 2 41.5 5E.5 0.0 0.0 0.0 8.8 846 8.6 0.0 0.0 1.2 33.3 60.0 0.0 2.5 0.0 0.0 0.0 1@.0 0.0 8lr.lwÍ11.. í9t7 .lntd Bl.dveílrr 1996 (%) khssa 0 klas$ 1 klasse 2 klase 3 12 25 íl 1 6.7 25.0 E.3 0.0 0.0 8.0 0.t.0 2E.0 0.0 0.o 0.0 63.6 36.,1 0.0 0.o 0.0 0.0 0.0 100.0 0.0 rental klasse 0 klasse 1 klass€ 2 klass3 3 s7 89 2. 0 74.7 25.E 0.0 0.0 0.0 25.E 73.í í.1 0.0 0.0 0.0 63.6 36.4 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 BlrdYCÍ||.. 1997 aantal Bladvedles í998 (%) klasso 0 klasse 1 klasse 2 klass€ 3 97 289 14:l 3 43.3 .l&5 6.2 0.0 0.0 8.3 67.8 23.9 0.0 0.0 o.7 27.3 7t.3 0.0 0.7 0.0 0.0 0.0 33.3 66.7 Bl.dvtdL3 1997 rlnt l Blrór.Í11.3 ílgt (.íl ld.§.o klr.s í Hr§.2 ldr..r 3 kl..sc { klÀ$€ O klassÍI ha&9a 2 klassa 3 67 @ I 2 68.6 2A.4 3.0 0.0 0.0 21.7 d'.0 18.3 0.0 0.0 0.0 ír.0 50.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 50.0 50.0 rantal N..Idwlll.. 1s€l (%l Hr..o ldrs. í ldrs 2 ldr...3 kl...r { klasse 0 klNsi klsr2 klilsr 3 47 330 53 0 38.3 61.7 0.0 0.0 0.0 9.í &.9 10.0 0.0 0.0 1.9 37.7 56.6 0.0 3.8 0.0 0.0 0.o 0.o 0.0 asntal ldlgo H.s.í 1d....2 1h3..3 kl.r!.4 klass€ 0 klassa 1 kla$€ 2 kles3 4 86 26 2 75.0 25.O 0.0 0.0 0.0 7.O 89.5 3.5 0.0 0.0 0.0 25.o 75.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 1@.0 0.0 Blrdv.Íllc. í937 rantal ld..r.o ld[..í 1dlr3.2 ld.s3 Hr.3.{ kl8ss 0 klesso 1 klasse 2 klasso 3 N 624

re

6 59.0 35.5 5.5 0.0 0.0 17.O U.1 í8.0 0.0 0.0 2.5 3.LO 01.4 0.0 í.3 0.0 0.0 0.0 50.0 50.0 3 0.0 0.0 6.8 0.0 0.0 0.0 0.0 2.5 69.1 0.0 53.8 24.1 0.0 23.9 0.0 klass€ 0 klasso I klasss 2 0 71 29 BhdYGílÉ í997 !antrl BlÍrnÍllé í938 (%l klilso kl.eí ld.$.2 H.3!.3 kl$r.4 klasse 0 klasso 'l ldasse 2 klasse 3 30 90 23 0 «,.0 «).0 21.7 0.0 /t3.3 56.7 47.9 0.0 16.7 13.3 30.4 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 Bosvitalitcitsinventaris I 998 Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer

(31)

30

4. 2. 2. B lad-/n aaldve r kle urin

g

Het percentage steekproefbomen met abnormale verkleuringsverschijnselen stijgt van 4.4Yo naar

6A% (tabel26). Door het stijgend aandeel loofbomen met verkleuringsverschijnselen halen

loofbomen en naaldbomen ongeveer een even hoog percentage (resp. 6.4yo, +3yo punten en

65%,

-0.2% punten).

Naast het bladverlies neemt ook de bladverkleuring het meest bij jonge loofbomen toe (SYo, +4.4oÀ punten). Ook

bij

oudere loofbomen wordt meer bladverkleuring waargenomen (lYo,

+2.4Yo punten).

De bladverkleuring is, met uitzondering van Beuk (6.6%,

-l%

punt),

bij

alle loofboomsoorten

toegenomen ten opzichte van 1997.

Het hoogste percentage bomen met abnormale verkleuring wordt

bij

Gewone es waargenomen

(14.3%,+12.3% punten).

Bij

Zomereik(7oÀ,+3.4% punten) en populier (syo,+5yo punten) is de

toename relatief kleiner.

Een stijgend percentage bomen met naaldverkleuring wordt enkel bij jonge naaldbomen

genoteerd (7.6%, +0.syo punten). Het aandeel oudere naaldbomen in naaldverkleuringsklassen

l-4 daalttot33Yo (-2Yo punten).

Bij

de Corsicaanse den stijgt het percentage bomen met

verkleuring (10.8%, +8.3% punten)

terwijl

er

bij

Grove den een daling vastgesteld wordt (5.3%,

-2.4% punten).

4.2.3.

Evolutie

bladverlies, verkleuring

en

vitaliteitsbepalendefactoren

1997-1998: statistische analyse

Het bladverlies verschilt significant tussen 1997 en 1998 voor het totaal van alle bomen, voor de

loofbomen afzonderlijk en voor de substeekproeven met loofbomen en naaldbomen onder de 60

jaar (tabel 29).

Bij

de afzonderlijke boomsoorten verschilt het bladverlies significant voor Beuk, Zomereik en

Corsicaanse den. Het aantal beschadigde bomen is alleen significant afgenomen voor Beuk en

toegenomen voor Zomereik.

Het bladverlies van de Zomereiken neemt significant toe in de Kempen en in de Zandleem- +

Leemstreek (resp. p<0.001 en p<0.01). In de Kempen verschilt het bladverlies van de

Amerikaanse eiken ook significant van de situatie in de Zandleem-

*

Leemstreek (tabel 30). In

de Zandleem-

*

Leemstreek is er tevens een significante afrrame van het bladverlies bij Beuk.

Bladverkleuring verschilt significant t.o.v. 1997 voor es, populier, Zomereik en Corsicaanse den. Steeds wordt een toenemende mate van verkleuring vastgesteld. Insectenschade neemt

significant toe

bij

Zomereik en es, en significant af

bij

populier. Kroonsterfte neemt beduidend

af

bij

Beuk en beduidend toe

bij

Corsicaanse den. Schimmelaantasting komt beduidend minder voor bij Beuk, Zomereik en Grove den, maar significant meer

bij

populier.

(32)

3l

Tabel29. Vergelijking van het percentage blad-/naaldverlies per boomsoort in 1997 en 1998 (Wilcoxon

signed rank toets, q=0.05, *=p<0.05, **=p<0.01, ***:p<0.001, n.s.= niet significant)

Tabel 30. Vergelijking van het percentage blad-/naaldverlies per boomsoort en per regio in 1997 en 1998

(Wilcoxon signed rank toets, o:0.05, *:p<0.05, i11<0.01, ***=p<0.001, n.s.: niet significant)

1997 1998 Sign.

Gem. (s.a.) Mediaan Gem. (s.a.) Mediaan

Totaal Loofbomen Naaldbomen LH < 60j. LH > 60j.

NH<60j.

NH>60j.

Beuk Gewone es Populier Zomereik Amerikaanse eik Corsicaanse den Grove den 20.2 (10.4) 19.7 (l1.0) 21.5 (8.e) 18.2 (e.9) 20.3 (l 1.5) 22.2 (8.7) le.3 (e.3) 15.3 (9.7) 20.3 (t2.s) 24.e (9.3) 2r.9

(l

r.l)

l8.e (8.6) 2s.0 (12.6) 20.s (7.3) 20 20 20 l5 20 20 20 l5 20 25 20 20 20 20 20.e (1 1.6) 20.8 (12.4) 21.2 (e.e) 20.3 (13.2) 21.0 (12.0) 21.8 (10.3) le.6 (8.7) r3.e (7.5) 229 (14.s) 26.0 (15.0) 23.8

(l

l.e) 18.0 (e.3) 23.0 (12.s) 20.7 (9.0) 20 20 20 20 20 20 20 l5 20 25 20 l5 20 20 *

***

n.s.

***

n.s. * n.s. ,t,l n.s. n.s. **i n.s. * *:l n.s.

Boomsoort GeograÍische streek 1997 1998 Sign. Gem. (s.a.) Med. Gem. (s.a.) Med.

Beuk Zomereik Am. eik Grove den Kempen Zandleem+Leemstreek Kempen Zandstreek Zandleem+Leemstreek Kempen Zandleem+Leemstreek Kempen Zandstreek

l3.l

(8.8) r6.s (e.7) 23.4

(tl.6)

22.1 (10.8) le.6 (10.1) 223 (8.r) 13.6 (6.8) le.8 (6.6) 22.4 (8.6) l0 15 20 20 20 20 l5 20 20 13.0 (7.8)

l4.l

(6.e) 2s.s (13.0) 22.0 (11.6) 22.2 (10.0)

le.l

(e.l)

12.3 (5.s) le.e (7.0) 22.8 (t2.8) l5 l5 25 20 20 l5 l5 20 20 n.s.

***

:i tt,t n.s. *ri * n.s. n.s. n.s.

Instituut voor Bosbouw cn Wildbeheer Bosvitaliteitsinventaris I 998

(33)

32

4. 3.

EVOLUTI E

I I 9 6- I 9 9

I

(g emeens c h app e

lij

ke b o men)

4.3.1.

Algemeen

De steekproef

telt

1669 bomen. Het percentage beschadigde bomen daalt van25.9Yo naar 18.8% tussen

'96 en'97

maar stijgt vervolgens opnieuw tot?l.60À. De evolutie is zowel

bij

loofbomen

als

bij

naaldbomen dezelfde.

Bij

de loofbomen bereikt het aandeel beschadigde exemplaren hetzelfde niveau als

in

1996. Ondanks de toename

blijft

het percentage beschadigde naaldbomen lager dan in '96. Het verloop voor de afzonderlijke soorten wordt in figuur 5 weergegeven.

Zomereik 60 c Ë50 .8 40 3eo § tr 20 Ëro À 0 !1996 t 1997 o1998 0 123 Eladverlle!klarse 4 Beuk t o E o lt o E 6 É o o o À 60 50 40 30 20 10 0 I 1996 I 1997 o 1998

kla3se klas3. klassc klasse klasse

01234 Bladverllerklarse Populier 80 e70 Eeo

3so

Blo

Esoo P20

ëro

0 I 1996 t 1997 o 1998

klassc kla$è klassc kla$o klasse

01234 Bl.dvorllerklar!e Amerikaanse eik !1996 !1997 o1998

klasse klasso klasse klasso kla3sc

01234 Bladv.rllerkla!!o Grove den 80

t70

E60 8so

3rc

Eso Ezo

t10

0 a1996 I 1997 o 1998 0 123 N..ldY.Íll..kl.!r. 4 70 5eo Eso -o o40

§go

Ezo

o

àro

a. 0 Corsicaanse den 80 870 E60 8so

tm

Eso '8, zo

t10

0 t1996 I 1997 o't998

kla3s. klass6 kla3sc kla3se klass. 01234

N.aldvgrllorkl.!!.

(34)

33

4. 3. 2. Ev o I

utie

b lad-/n aaldv e r li es I 9 9 6- I 9 9

I

: s t atis tis c h e a n o lys e

Alleen voor Beuk en Corsicaanse den is het blad-/naaldverlies twee jaar na elkaar significant

afgenomen. Voor Grove den, Amerikaanse eik, het totaal van alle naaldbomen en het algemeen

totaal is er een significante afname in blad-/naaldverlies in de

periode'96-'97

en een niet-significante toename in de periode'97-'98. Tussen '96 en '98 is het bladverlies eveneens

significant afgenomen.

Bij

Zomereik is er geen significant verschil

in'96:97

maar wel een

beduidende toename in '97-'98. Ook tussen '96 en in '98 is er een significante toename van het

bladverlies.

Bij

populier is het bladverlies in geen enkele periode significant gewijzigd. Voor het

totaal van alle loofbomen bracht alleen de overgang '97-'98 een beduidende toename van het

bladverlies.

4.4.

EVOLUTIE

1987-1998

Figuur 6 geeft de evolutie van het percentage beschadigde bomen over langere termijn weer. De

grafieken zijn gebaseerd op de volledige steekproeven en bevatten dus geen gegevens van gemeenschappelijke bomen (te weinig gemeenschappelijke bomen voor de periode

'87-'98)

Na de piek van 1995 neemt het percentage beschadigde bomen voor Zomereik en Amerikaanse

eik voor het eerst weer toe

in

1998.

De afrrame gaat verder voor Beuk en Corsicaanse den.

Bij

populier

blijft

het percentage beschadigde bomen min of meer stijgen sinds 1993. Het aandeel beschadigde Grove dennen

stijgt weer na de plotse afname

in

1997.

(35)

34 t.ri.4ryhrr.rfr I I I I

í

I I t T

Í

I t t I I I I I

Figuur 6. Evolutie van het percentage beschadigde bomen in de periode 1987-1998 (volledige steekproef)

(36)

35

5.

Verder onderzoek (level

II)

In 6 proefrlakken van het level

II

meetnet voor intensieve monitoring van de invloed van

luchtverontreiniging op het bosecosysteem werd een lange termijn evaluatie van de chemische samenstelling van het vrije veldwater, het doorvalwater en het bodemwater uitgevoerd.

De studie toonde aan dat de depositie van de meeste ionen afrram in de periode'92-'97.

Dikwijls

was de afname te wijten aan meteorologische invloeden. Er werd een significante afrreme van de

hoeveelheid doorvalwater vastgesteld (door een afname van de neerslag). Aangezien de meeste

depositie via de neerslag op de bodem terechtkomt (natte depositie via de neerslag en droge depositie die

bij

regen afgespoeld wordt), betekent een afrrame van de neerslag ook een afname van de depositie. Rekening houdend met deze effecten

blijkt

dat in 3 van de 6 locaties de

nitraatdepositie afnam. De depositie van calcium nam in 2 van de 6 plots af en de depositie van sulfaat, ammonium en magnesium

in

I

plot.

Deze trends in het doorvalwater waren niet gelijklopend met de trends in het bodemwater. In 4

van de 6 proefrlakken nam de CalAl verhouding van het bodemwater toe.

Verder wees de studie* uit dat de totale zuurdepositie in het level

Il-plot

te Brasschaat tussen '93

en '97 varieerde van 3 .5 tot 5.3 keq/trajaar. In het proefrlak te Ravels bedroeg de totale zuurdepositie 7 keq/hajaar in '93 en ongeveer 4 keq/hajaar de volgende jaren. Vrijstelling van

aluminium uit de minerale of de organische bodem is het belangrijkste buffersysteem.

De impact van het doorvalwater en het bodemwater op de boomvitaliteit werd in 3

beukenproefulakken bestudeerd**.79Yo van de variatie in bladverlies werd bepaald door

klimaatvariabelen van het jaar voorafgaand aan de kroonbeoordeling. De studie wees ook op een

hoger bladverlies door een hogere doorvaldepositie van sulfaat, ammonium en

SO4À,Ig-verhouding en een hogere NO3/Cl-verhouding in het bodemwater (20-30 cm).

* Neirynck, J., Roskams, P.,

Lust N.,

1999. Resultaten van 6 jaar monitoring van de chemische samenstelling van neerslag en bodemwater in het level

II

proefrlak te Brasschaat.

Mededelingen-.

Instituut voor Bosbouw en

Wildbeheer,l999ll.In

druk.

**

Neirynck, J., Roskams, P. Relationships between crown condition of Fagus sylvatica L. and

throughfall and soil water chemistry.

Air,

water and soil pollution (ingediend).

(37)

36

6.

Besluit

Zowel bladverlies als bladverkleuring nemen

in

1998 toe ten opzichte van het voorgaande

inventarisatiejaar.

Het percentage beschadigde bomen bedraagt 22.1% tegenover 19.3%

in

1997 . Ook verkleuring

neemt toe. Het aandeel bomen met abnormale bladverkleuring stijgt van 4.6Yo naar 6.4%.

Het percentage loofbomen in de bladverliesklassen 2-4 stijglmet 4.2%o punten tot24.7%o.De

toename is groter vergeleken met de naaldbomen (16.4%, +l.syo punten).

Bij

de loofbomen is de toename in beide leeftijdscategorieën (<60

j.

en >60

j.)

duidelijk maar het

grootst in de oudste leeftijdsgroep.

Bij

de naaldbomen neemt het percentage beschadigde bomen alleen toe in de oudste leeftijdsklasse.

Bij

de jonge naaldbomen is er een lichte daling.

Bladverkleuring neemt

bij

de loofbomen toe (6.4%, +3% punten) en daalt licht

bij

de

naaldbomen (6.5yo, -0.2% punten). De verkleuring neemt

bij

loofbomen in beide

leeftijdscategorieën toe,

bij

naaldbomen enkel bij de jongste leeftijdsgroep.

Bij

de loofboomsoorten valt het hoog percentage beschadigde populieren en zomereiken op. Het

aandeel populieren in de bladverliesklassen 2-4 stijg!van29Yo naar 38Yo; het percentage zomereiken van27.4%o naar 34.4Yo.

Bij

Gewone es, Amerikaanse eik en Grove den

(respectieveliik26.5%, 16.8% en 15.|Yo beschadigde bomen) is er een geringe toename van het percentage beschadigde bomen. Alleen

bij

Beuk en Corsicaanse den daalt het aandeel

beschadigde bomen (respectievelijk naar 4.5oÀ enZl.7%).

Het bladverlies is

bij

Beuk significant lager dan

bij

de overige loofboomsoorten. Het bladverlies

van populier en Zomereik is significant hoger dan dat van Beuk en Amerikaanse eik.

Ten opzichte van 1997 verschilt het blad-/naaldverlies significant voor Beuk, Zomereik en

Corsicaanse den.

Met uitzondering van Beuk en Grove den neemt de blad-/naaldverkleuring

bij

alle soorten toe.

De weersomstandigheden waren in '98

vrij

gunstig. Voor het eerst in jaren werd een

neerslagoverschot tijdens de vegetatieperiode genoteerd.

Mei was een opvallend warme maand, wat de ontwikkeling van een aantal soorten insecten

wellicht begunstigde. Zo werd gedurende deze periode opvallend z.itaÍe rupsenvraat in

eikenbossen waargenomen. In vele eikenproefulakken waren de gevolgen daarvan

injuli-augustus nog duidelijk merkbaar.

Uit

de inventarisatiegegevens

blijkt

dat Zomereik de soort is

met het hoogste percentage bomen met matige tot sterke insectenvraat.

Het vochtige zomerweer begunstigde de ontwikkeling van schimmels zoals Meeldauw op eik en

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het aandeel bomen met verkleuring neemt ook significant toe voor het geheel van alle bomen, het totaal van de oude bomen, alle deelsteekproeven met loofbomen (totaal, jong, oud) en

Wanneer alle aantastingklassen beschouwd worden, daalt het percentage bomen met aantasting significant voor het algemeen totaal, het totaal van de naaldbomen, de oude loofbomen,

Bij populier, Amerikaanse eik en de overige loofboomsoorten ligt het aandeel bomen met verkleuring het hoogst in de jongste leeftijdscategorie; bij Zomereik is het andersom (geen

Bij populier, Amerikaanse eik en de overige loofboomsoorten ligt het aandeel bomen met verkleuring het hoogst in de jongste leeftijdscategorie; bij Zomereik is het andersom (geen

Wanneer het verschil enkel weerhouden wordt als het gemiddeld blad- of naaldverlies minstens 5 procentpunten verschilt, dan blijft het verschil enkel significant voor het totaal

Grove dennen zijn eveneens gevoelig voor Dothistroma-infectie maar in het bosvitaliteitsmeetnet worden duidelijk minder bomen door deze schimmel aangetast.. Infectie door een

Het aandeel beschadigde bomen neemt toe en de mediaan van het bladverlies stijgt voor beuk, populier, grove den en de groep ‘overige loofboomsoorten’. Alleen bij Corsicaanse den

Voor het totaal van alle loofbomen daalt het aandeel beschadigde bomen met 4%-punten en het gemiddeld bladverlies met 1,8%-punten. Naargelang de leeftijd van de steekproefbomen zijn