• No results found

Het effect van uitbesteden van HRM-activiteiten op de HRM-resultaten en de financiele prestaties van het MKB in Nederland.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van uitbesteden van HRM-activiteiten op de HRM-resultaten en de financiele prestaties van het MKB in Nederland."

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het effect van uitbesteden van HRM-activiteiten

op de HRM-resultaten en de financiele prestaties

van het MKB in Nederland.

Een wetenschappelijk onderzoek bij bedrijven met 20 tot 100 werknemers die werkzaam zijn in de sector Zakelijke Dienstverlening in de provincie Groningen.

Faculteit der Economische Wetenschappen Afstudeeropdracht

Groningen, 2006

Naam: Stefan Huisman

Studentnummer: 1103725

(2)

invoering van de levensloopregeling, aanpassing van de wao: al deze veranderingen groeien menig mkb'er boven het hoofd. Steeds meer bedrijven hakken de knoop door en doen de hele afdeling p&o (personeel en organisatie) de deur uit.

"We worden nu bijna iedere dag gebeld door een bedrijf dat zijn p&o-afdeling wil uitbesteden", zegt Theo van Neerven van de Haarlemse dienstverlener PO2. "Dit terwijl ik een paar maanden geleden nog voor iedere millimeter markt moest vechten."

Ook Joyce Goes van Marnix Human Capital

Management in Leusden merkt duidelijk een stijgende lijn. "De grootste beweging zal er overigens rond de jaarwisseling zijn, omdat bedrijven graag op 1 januari zaken als hun salarisadministratie overdragen. " Voor veel mkb'ers wordt het zo langzamerhand te duur om de benodigde p&o-kennis in huis te hebben. Van Neerven: "Ze houden het niet meer bij. De

veranderingen zijn complex, het zijn er te veel en ze volgen elkaar te snel op. Bovendien zitten er vaak boetes en verplichtingen aan vast en heb je - naast de personele zorgkant - dus te maken met risico's en aansprakelijkheid. Als je maar één of zelfs géén personeelsmedewerker hebt, is het onmogelijk je kennis voortdurend op peil te houden."

Bron: De Telegraaf, 31 augustus 2005

Budgetteren

Retailketen Brova Groep in Schijndel besloot de volledige afdeling personeelszaken uit te besteden. "Zelfs met tien mensen konden we de ontwikkelingen nauwelijks bijhouden", vertelt directeur operations Anja Spaans. "Wij zijn goed in retail en niet in pensioenregelingen of Arbo-wetgeving." Brova Groep gaat zowel de administratieve als de echte p&o-taken outsourcen. "We willen de kwaliteit van onze p&o-dienstverlening verbeteren en ook eens vooroplopen als de overheid nieuwe mogelijkheden biedt in arbeidsvoorwaarden. Nu hebben we daarvoor de juiste expertise in huis gehaald."

Volgens Joyce Goes vinden bedrijven het ook plezierig dat ze de kosten van p&o kunnen

(3)

Voorwoord

Voor u ligt (na bijna twee en een half jaar zwoegen) het resultaat van een door mij uitgevoerd onderzoek. Dit onderzoek heeft betrekking op mogelijke samenhang tussen de tijd die wordt besteed aan HRM-activiteiten bij MKB-bedrijven en de resultaten die deze bedrijven behalen. Hierbij heb ik mij gericht op bedrijven in de sector zakelijke dienstverlening in de provincie Groningen. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van de afstudeeropdracht voor mijn verkorte doctoraalstudie aan de Rijksuniversiteit van Groningen, Faculteit Economie, studierichting Management en Organisatie.

Aan de hand van een uitgebreid literatuuronderzoek heb ik een theoretisch model opgesteld. Door middel van cross-sectioneel onderzoek heb ik getracht bewijzen te vinden die dit model onderbouwen. Helaas heb ik, mede door een gebrek aan voldoende data, geen bewijzen kunnen vinden die mijn model staven. Ondanks dit tegenvallende resultaat, ben ik er van overtuigd dat mijn theoretische model een kern van waarheid bevat.

Op deze plaats wil ik graag mijn vriendin Cécile en mijn ouders, de rest van mijn familie, vrienden, collega´s en teamgenoten bedanken die, ondanks mijn soms zwaarmoedige buien met betrekking tot het afronden van deze scriptie, mij altijd zijn blijven steunen en er voor hebben gezorgd dat uiteindelijk deze scriptie is afgerond. Zonder hun steun was mij dit waarschijnlijk nooit gelukt. Speciaal wil ik graag de heer Akkermans bedanken voor zijn begeleiding tijdens het schrijven van deze scriptie en ook zonder de hulp van de heer Van Oel van de Kamer van Koophandel in Groningen was het nooit gelukt. Een laatste woord van dank gaat uit naar Claudia en Dennis die het hebben aangedurfd om het eindresultaat te redigeren.

Tot slot hoop ik dat door middel van nader onderzoek op het gebied van HRM in het MKB mijn gelijk of ongelijk (gedeeltelijk) zal kunnen worden bewezen.

Groningen, september 2003 / juli 2006

(4)

Samenvatting

In het algemeen wordt op het gebied van HRM veel aandacht besteed aan de integratie van de bedrijfsstrategie en de HR-strategie. Daarnaast wordt veel gekeken naar het invoeren van best-practices. De reden hiervoor is dat uit verschillende onderzoeken onomstotelijk is gebleken dat het gebruik van HRM-activiteiten leidt tot betere HRM-resultaten1 wat leidt tot betere financiële resultaten. Veel onderzoek op dit gebied is gericht op het

grootbedrijf waardoor van de werking van HRM binnen het MKB nog weinig bekend is.

Binnen het MKB wordt weinig tot geen gebruik gemaakt van vastgelegde strategieën. Integratie van strategieën komt hierdoor niet snel ter sprake. Ook blijken veel best-practices reeds aanwezig te zijn in het Nederlandse MKB als gevolg van wetgeving. Ondanks het feit dat bij de meeste MKB-bedrijven veel HRM-activiteiten worden uitgevoerd, bestaan er echter toch verschillen in de resultaten van gelijkwaardige bedrijven. Is het mogelijk dat de HRM-focus (operationeel of juist tactisch/strategisch) van deze bedrijven een factor is die het verschil maakt? In hoeverre speelt de mogelijkheid van uitbesteden van HRM-activiteiten hierbij een rol en in hoeverre is de hoeveelheid tijd die bedrijven zelf aan HRM-activiteiten besteden hier op van invloed?

In dit onderzoek is gekeken of er een verband bestaat in de mate waarin bedrijven HRM-activiteiten uitbesteden en de mate waarin er als gevolg hiervan een taakverandering plaatsvindt in de focus van de HR-functie. De arbeidsintensieve operationele activiteiten kunnen makkelijk worden uitbesteed, daarom is de verwachting dat naarmate dit meer gebeurd, de focus van de HR-functie meer komt te liggen op tactische en strategische HRM-activiteiten. In dit onderzoek is gekeken of de hoeveelheid tijd die na uitbesteding nog in HRM wordt geïnvesteerd, verschillen oplevert in de HRM-resultaten. Door uitbesteding komt er namelijk tijd beschikbaar die eerst voor HRM werd gebruikt. Deze tijd kan opnieuw in HRM worden geïnvesteerd, maar bedrijven kunnen er ook voor kiezen om deze tijd in andere activiteiten te investeren. De verwachting is dat naar mate er meer activiteiten worden uitbesteed, de HRM-resultaten zullen verbeteren, dit onder de voorwaarde dat de beschikbare tijd opnieuw in HRM wordt geïnvesteerd. Tot slot is de verwachting dat bedrijven die meer tijd in HRM investeren, en hierdoor dus betere resultaten behalen, betere financiële prestaties behalen, tenzij er sprake is van externe factoren die invloed hebben op de resultaten van een individueel bedrijf.

Op basis van uitgebreid literatuur onderzoek is een theoretisch model opgesteld om de veronderstelde relaties te onderzoeken. De meest ideale manier om dit model te onderzoeken is door middel van longitudinaal onderzoek. Hierbij kunnen de verschillen voor en na het uitbesteden van HRM-activiteiten worden gemeten.

1

(5)

Deze onderzoeksopzet bleek echter qua benodigde middelen tot onoverkomelijke problemen te leiden. Daarom is er voor gekozen het theoretisch model zodanig om te zetten, dat cross-sectioneel onderzoek mogelijk is geworden. Dit cross-sectionele model stelt dat de HRM-focus (de verhouding tussen de tijdsbesteding aan strategische, tactische en operationele HRM-activiteiten) de HRM-resultaten bepaalt. Des te beter de HRM-resultaten zijn, des te beter zullen de financiële resultaten zijn.

Voor wetenschappelijke onderbouwing van dit model zijn data verzameld over het jaar 2004 bij bedrijven binnen de zakelijke dienstverlening in het Groningse MKB (bedrijven met twintig tot honderd werknemers). Deze bedrijven zijn op basis van hun HRM-focus ingedeeld in twee groepen. Indien tot en met vijfendertig procent van de totaal beschikbare tijd wordt besteed aan tactisch en strategisch HRM, is een bedrijf ingedeeld in groep één, in alle andere gevallen in groep twee. Daarna is onderzocht of de data van de beide groepen significante verschillen bevatte in de HRM-resultaten en in de financiële prestaties ten opzichte van het gemiddelde in de gehele sector. De verwachte verschillen zijn echter niet aangetroffen. Dit kan verklaard worden door het feit dat er slechts data beschikbaar is van negen respondenten. Omdat er geen significante verschillen zijn ontdekt, dient te worden geconcludeerd dat de veronderstelde samenhang tussen de variabelen niet aanwezig is.

(6)

Inhoudsopgave

VOORWOORD 3

SAMENVATTING 4

INHOUDSOPGAVE 8

INLEIDING 8

HOOFDSTUK 1. HET THEORETISCHE MODEL 10

§1.1HET MKB IN NEDERLAND 11

§1.2HUMAN RESOURCE MANAGEMENT 12

§ 1.2.1 Literatuuroverzicht van HRM 13

§ 1.2.2 HRM in het MKB 15

§ 1.2.3 HRM-activiteiten 17

§ 1.2.4 Uitbesteden van HRM-activiteiten in het MKB 19 § 1.2.5 Taakverschuiving als gevolg van het uitbesteden van HRM-activiteiten in het MKB 20

§1.3TOTALE TIJDSBESTEDING AAN ZELF-UITGEVOERDE HRM-ACTIVITEITEN 21

§1.4VERBETERDE HRM-RESULTATEN 22

§1.5VERBETERDE FINANCIËLE PRESTATIES 24

§1.6EXTERNE, NIET-BEHEERSBARE INDIVIDUELE FACTOREN 25

HOOFDSTUK 2. ONDERZOEKSMETHODE 26

§2.1ONDERZOEKSOPZET 26

§ 2.2.1 De tijdsbesteding aan HRM-activiteiten binnen de HR-functie 29 § 2.2.2 Verbeterde HRM-resultaten 31 § 2.2.3 Externe, niet-beheersbare individuele factoren 32 § 2.2.4 Verbeterde financiële resultaten 32

§2.3DATAVERZAMELING EN ANALYSE 34

§2.4ONDERZOEKSPOPULATIE EN STEEKPROEF 35

§ 2.4.1 Onderzoekspopulatie 35

§ 2.4.2 Steekproef 36

§ 2.4.3 Representativiteit steekproef en respons 37

§2.5BEPERKINGEN 39

HOOFDSTUK 3. ONDERZOEKSRESULTATEN 42

§3.1CROSS-SECTIONELE HYPOTHESES 42

§3.2DATA-ANALYSE 44

§3.3INDICATIES VOOR SAMENHANG IN HET CROSS-SECTIONELE MODEL 46

HOOFDSTUK 4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 51

§4.1CONCLUSIES 51

§4.2AANBEVELINGEN VOOR NADER ONDERZOEK 55

LITERATUURLIJST 58

BIJLAGEN

Bijlage 1: Soorten HRM-activiteiten

Bijlage 2: SBI-indeling

Bijlage 3: Vragenlijst

Bijlage 4: Codeboek

Bijlage 5: Verzameling van data

Bijlage 6:

Resultaten Mann-Whitney toetsen

Bijlage 7: Overzicht gemiddelde nettowinst per FTE per deelsector

(7)

FIGUREN EN TABELLEN Figuren

Figuur 1: Het theoretische model

Figuur 2: Indeling soorten HRM-activiteiten

Figuur 3: Empirisch kader HRM en financiële prestaties

Figuur 4: Het cross-sectionele model

Figuur 5: Groepsindeling onderzochte bedrijven

Figuur 6: Cross-sectionele hypotheses

Tabellen

Tabel 1: Indeling CBS / Bedrijven naar aantal werknemers

Tabel 2: Indeling HRM-activiteiten

Tabel 3: Gemiddelde nettowinst per werknemer per deelsector

Tabel 4: Verdeling van de populatie, steekproef en respons

(8)

Inleiding

Human Resource Management (hierna HRM) speelt tegenwoordig een steeds grotere rol. Zo laat empirisch onderzoek door Boselie (2001), Delery (1996), Huselid (1995) en Paauwe (1995) duidelijk zien dat HRM de resultaten van bedrijven verbetert. Uit de genoemde onderzoeken is gebleken dat gebruik van de mogelijkheden van HRM tot verbeteringen in de HRM-resultaten leidt, bijvoorbeeld minder verloop van het personeel en een lager gemiddeld ziekteverzuim. Dit resulteert in onder andere lagere kosten en hogere productiviteit van het personeel, waardoor er ook verbeteringen optreden in de financiële prestaties.

In veel wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van HRM wordt de gevolgde bedrijfsstrategie als uitgangspunt genomen. In deze onderzoeken gaat men er vanuit dat goede resultaten afhankelijk zijn van de mate van integratie tussen de HR-strategie en de bedrijfsstrategie (Guest, 1997; Bird, 1995; Baird, 1988; Miles, 1984). Indien er sprake is van een volledige integratie worden binnen een bedrijf de voorwaarden en omstandigheden gecreëerd, waarin de ‘reservoirs of untapped resources’ optimaal kunnen worden benut. Als gevolg hiervan worden de aanwezige ‘Human Resources’ van een bedrijf op dusdanige wijze ingezet dat de best mogelijke resultaten worden bereikt (Welbourne, 1999; Becker, 1997; Huselid, 1997; Kluytmans, 1989). In dit kader wordt ook de term Strategisch Human Resource Management (SHRM) vaak gebruikt.

Niet alle onderzoekers zien de integratie van de HR-strategie en de organisatiestrategie als een voowaarde voor goede resultaten (Schreurer, in Manders, 1993). In de praktijk blijkt dat de genoemde integratie niet zo vanzelfsprekend is als wordt aangegeven (Heneman, 2000; Guest, 1987). Uit onderzoek in Nederland is zelfs gebleken dat de mate van integratie tussen de bedrijfsstrategie en de HR-strategie geen effect heeft op finacniële prestaties (Ten Have, 1993). Wellicht komt dit door de hoge mate van ontwikkeling op het gebied van HRM in Nederland (Brewster, 1993). Zo zijn al vanaf 1970 op grond van wetten en CAO´s tussen de tien en twaalf van Pfeffer’s (1994) zestien 'best practices' ingevoerd in bijna elk Nederlands bedrijf (Paauwe, 1998). Deze ´best practices` zijn HRM-activiteiten die worden gerelateerd aan hogere productiviteit en winst en vormen vaak een basis voor de HR-strategie.

(9)

binnen het Midden- en Kleinbedrijf (hierna MKB) zelden het geval. Bij het grootbedrijf worden door het gebruik van HRM op grote schaal (financiële) voordelen gerealiseerd (Bruins, 2000:30), bijvoorbeeld door middel van een efficiënt opleidingstraject, geautomatiseerde administratieve HRM-activiteiten en loopbaanplanning. Het grootbedrijf kan zich moeilijk onderscheiden door middel van HRM, maar binnen het MKB bestaat op dit gebied een grote achterstand en kan nog veel voordeel worden behaald.

Op het moment van dit onderzoek maakt het MKB nog amper gebruik van de mogelijkheden van HRM. De oorzaak hiervan kan onder andere worden gezocht in het feit dat men binnen het MKB op veel kleinere schaal actief bezig is met de verschillende mogelijkheden die HRM te bieden heeft (Kok, 2003b:150). Hierdoor wordt er binnen het MKB in veel gevallen geen vastgelegde (HRM-) strategie gevolgd. Over het algemeen richten bedrijven zich op drie strategische doelen: continuïteit, het creëren van een goed werkklimaat en de wens om volledige controle te houden. Daarnaast is winstmaximalisatie een ander belangrijk doel (Koch, 1999). Misschien kan het realiseren van deze doelen dichterbij komen door gebruik te maken van de mogelijkheden van HRM. De managers die verantwoordelijk zijn voor de HRM-activiteiten binnen het MKB zijn echter veel tijd kwijt aan administratieve HRM-activiteiten, waardoor de focus vaak op de korte termijn is gericht. De grote voordelen van HRM worden echter voornamelijk behaald uit de op de lange termijn gerichte activiteiten.

Om meer tijd te creëren voor andere activiteiten, wordt er steeds vaker gekozen voor het uitbesteden van HRM-activiteiten (Personeelsnet, 2003; Cook, 1999). Aangezien er voornamelijk administratieve HRM-activiteiten in aanmerking komen voor uitbesteding, verschuift de focus van de HR-functie hierdoor van administratieve activiteiten (korte termijn) naar niet-administratieve activiteiten (lange termijn) (Noe, 2003:653). Denk hierbij aan activiteiten zoals de maandelijkse salarisadministratie (korte termijn) en het aanpassen van HR-beleid aan de geldende wet- en regelgeving (lange termijn). Door te kiezen voor het uitbesteden van HRM-activiteiten komt er tijd vrij bij de verantwoordelijke manager. Dit betekent dat het bedrijf de keuze krijgt de tijd wel of niet opnieuw aan HRM te besteden. Indien de beschikbare tijd wel in HRM wordt geïnvesteerd, wordt er meer aandacht aan tactisch en strategisch HRM besteed, waardoor het mogelijk wordt om weloverwogen keuzes op het gebied van de HRM- en de bedrijfsstrategie te maken (Bax, 2003b). Dit kan zich uiten in het uitvoeren van meer HRM-activiteiten of in het beter uitvoeren van de huidige HRM-activiteiten, waardoor (net als bij het grootbedrijf) betere resultaten kunnen worden behaald. Een bedrijf kan er echter ook voor kiezen om de beschikbaar gekomen tijd in andere (niet HRM-) activiteiten te investeren, waardoor wellicht op andere gebieden betere resultaten kunnen worden behaald. De probleemstelling van dit onderzoek luidt dan ook:

(10)

HRM-Hoofdstuk 1.

Het theoretische model

In de inleiding is aangegeven dat dit onderzoek zich richt op de vraag of bedrijven in het MKB betere

resultaten kunnen behalen door HRM-activiteiten uit te besteden. Ook wordt gekeken of dit effect wordt

versterkt door de beschikbaar gekomen tijd weer in HRM te investeren. Om de probleemstelling te

onderzoeken zijn vier hypotheses opgesteld, die hieronder staan weergegeven. In de bijbehorende

nulhypotheses wordt gesteld dat de genoemde verbanden niet aanwezig zijn. In de onderstaande hypotheses

worden reeds indicatoren genoemd voor de HRM-resultaten (gemiddeld ziekteverzuimpercentage) en voor

de financiële prestaties (nettowinst per werknemer). Deze indicatoren zullen nader worden behandeld in het

vervolg van dit hoofdstuk.

• Er bestaat een positief verband tussen het aantal uitbestede HRM-activiteiten in het MKB en het plaatsvinden van een taakverschuiving binnen de HR-functie van administratieve

naar niet-administratieve HRM-activiteiten (hypothese 1);

• Er bestaat een negatief verband tussen het aantal uitbestede HRM-activiteiten en de hoogte van het ziekteverzuimpercentage (hypothese 2);

• Dit negatieve verband wordt versterkt door de hoeveelheid tijd die na uitbesteding in HRM-activiteiten wordt geïnvesteerd (hypothese 3);

• Er bestaat een positief verband tussen het hebben van een beter dan gemiddelde nettowinst binnen het MKB en het hebben van een significant verschil in het

ziekteverzuimpercentage (hypothese 4).

.

Op basis van deze hypotheses is een model geconstrueerd, zie hiervoor figuur één op pagina elf. In de

volgende paragrafen zullen de verschillende elementen van het model aan de hand van bestaande literatuur

worden besproken. Voor elk van deze elementen zullen de definitie en de theoretische achtergrond worden

(11)

Figuur 1: Het theoretische model Het bovenstaande model stelt dat bedrijven binnen het MKB in Nederland door uitbesteding van

HRM-activiteiten betere (financiële) prestaties behalen. Als gevolg van het uitbesteden vindt er een

taakverschuiving plaats binnen de HR-functie waardoor deze betere prestaties worden bereikt. De mate

waarin de taakverschuiving plaatsvindt wordt bepaald door de tijd die bedrijven na uitbesteding van een

deel van deze activiteiten nog besteden aan het zelf uitvoeren van HRM-activiteiten. Hoe meer de focus

van een bedrijf verschuift van operationele naar tactische en strategische HRM-activiteiten, des te beter de

HRM-resultaten zullen zijn. Anders gezegd, des te meer tijd een bedrijf na uitbesteding per werknemer aan

HRM blijft besteden, des te groter de verschuiving zal zijn. In hoeverre de verbeterde HRM-resultaten ook

leiden tot verbeterde financiële prestaties van een individueel bedrijf wordt beïnvloed door externe, niet te

beheersen factoren. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat er in individuele gevallen, ondanks betere

HRM-resultaten, geen betere financiële resultaten worden geboekt.

§ 1.1 Het MKB in Nederland

In veel onderzoeken op het gebied van het MKB is de definitie van het MKB één van de grootste

problemen. Deze definitie varieert van bedrijven met één werknemer tot bedrijven met vijfhonderd

werknemers, waardoor de resultaten van onderzoeken moeilijk onderling vergelijkbaar zijn. In dit

onderzoek wordt de gebruikelijke definitie van het CBS (2004) toegepast: het MKB omvat alle bedrijven die

niet meer dan honderd werknemers in dienst hebben. Uitbesteding van

HRM-activiteiten binnen het MKB in Nederland leidt

tot een verschuiving binnen de HR-functie

Totale tijdsbesteding aan zelf-uitgevoerde HRM-activiteiten na het

uitbesteden

Verbeterde HRM-resultaten binnen het

MKB in Nederland

Verbeterde financiële prestaties binnen het

MKB in Nederland Externe, niet-beheersbare

(12)

Net als in veel andere Europese landen is het MKB in Nederland verantwoordelijk voor ongeveer

twee derde van de totale werkgelegenheid (Observatory van het Europese MKB, 20022). Op 1 januari 2003 werden

deze banen geleverd door ruim achtennegentig procent van de in totaal ruim 685.000 bedrijven die tot het

MKB werden gerekend (zie tabel 1). MKB-Nederland (2003) omschrijft het MKB dan ook niet voor niets als

een dynamische sector en de belangrijkste banenmotor van de Nederlandse economie.

Een bedrijf wordt in dit onderzoek gedefinieerd als een onderneming die de onzekerheid ten aanzien van de

uitkomsten van het productieproces heeft aanvaard en die streeft naar maximalisatie van de eigen

doelstellingen (Cubi, 2005). Een bedrijf wordt gekenmerkt door onafhankelijkheid, beschrijfbaarheid en

externe gerichtheid. Tot slot dient te worden opgemerkt dat het CBS bij het bepalen van het aantal

werknemers van een bedrijf geen rekening houdt met zelfstandigen, meewerkende gezinsleden,

uitzendkrachten en ingeleend personeel en het alleen bedrijven opneemt die als economisch actief worden

beschouwd. Een bedrijf is economisch actief als ten minste één persoon voor vijftien uur per week in dienst

heeft (CBS, 2004).

§ 1.2 Human Resource Management

In de vorige paragraaf is een kort beeld geschetst van het MKB in Nederland. In deze paragraaf zal een

beeld worden geschetst van de exacte inhoud van HRM en hoe HRM momenteel binnen het (Nederlandse)

MKB wordt gebruikt. Daarna zal worden besproken wat voor verschillende HRM-activiteiten er bestaan en

welke van deze activiteiten binnen het MKB worden uitbesteed. Tot slot zullen de gevolgen van

uitbesteding op de HR-functie worden besproken.

2

Noot: In dit betreffende onderzoek werd het MKB gedefinieerd als alle bedrijven tot 250 werknemers

Categorie Aantal bedrijven in Nederland op 1 januari 2003

Bedrijven zonder werknemers 353.010

Bedrijven met 1 tot 5 werknemers 223.680

Bedrijven met 5 tot 10 werknemers 43.630

Bedrijven met 10 tot 20 werknemers 29.555

Bedrijven, met 20 tot 50 werknemers 21.385

Bedrijven met 50 tot 100 werknemers 7.105

Bedrijven met 100 en meer werknemers 7.410

TOTAAL 685.775

(13)

§ 1.2.1 Literatuuroverzicht van HRM

Human Resource Management is ontstaan uit het klassieke personeelsbeleid en omvat onderdelen van

vakgebieden als psychologie, economie en strategisch management. De verschillen tussen klassiek

personeelsbeleid en HRM zijn klein. Er bestaan zes fundamentele verschillen tussen personeelbeleid en

HRM (Mahoney, 1986). Samenvattend komt het er op neer dat HRM een bredere vorm van management is,

die niet alleen probeert te kijken naar de mogelijkheden en problemen van werknemers, maar ook kijkt naar

een bedrijf als geheel (Hollinshead, 1995). Klassiek personeelsbeleid wordt vaak gekoppeld aan mechanistische

bedrijven, terwijl HRM meer wordt gekoppeld aan organische bedrijven (Burns, 1994). Het grote verschil

tussen deze twee vormen is dat klassiek personeelsbeleid zich richt op de rol van werknemers in het bedrijf.

HRM hecht niet alleen een groot belang aan de rol van werknemers, maar benadrukt de relatie tussen de

HR-strategie en de bedrijfsstrategie en betrekt de rol van werknemers hierin (Sibson, 1983, Kok, 2003b:149).

Helaas bestaat er tot op de dag van vandaag nog geen consensus over de exacte definitie van

HRM, “It tends to be whatever the person speaking at the time wants it to be” (Torrington, 1989). Op basis van

verschillende definities (Noe, 2003; De Nijs, 1999: Thijssen, 1997; Storey, 1995) zal in dit onderzoek de volgende

definitie voor HRM worden gebruikt:

HRM is een onderscheidende vorm van personeelsmanagement, waarbij gezocht wordt naar resultaatverbetering in het algemeen door het zo effectief en efficiënt mogelijk inzetten van

het aanwezige menselijk kapitaal.

HRM is in de wetenschappelijk literatuur uitgewerkt in twee modellen, namelijk het Michigan-model

(Fombrun, 1984) en het Harvard-model (Beer, 1984). Deze modellen worden aangemerkt als het fundament van de manier waarop tegenwoordig over HRM wordt gedacht. Het Michigan-model gaat ervan uit dat de

effectieve prestatie van het individu en het bedrijf afhankelijk is van vier componenten: instroom (1),

beloning (2), ontwikkeling (3) en beoordeling (4) van de individuele werknemer. HRM wordt hierbij gezien

als een onderdeel van de bedrijfsstrategie, met als doel deze strategie uit te voeren in relatie tot de structuur

en sturing van het bedrijf (Mensink, 1991). De basisgedachte is dat de bedrijfsstrategie en de structuur van het

bedrijf bepalen wat de wensen en ideeën van een bedrijf zijn ten aanzien van haar werknemers. Er wordt

(14)

name op de prestaties van de werknemers (‘High Performance’) (Kluytmans, 1992; Steijn, 2001). Deze

benadering wordt ook wel de harde versie van HRM genoemd.

In tegenstelling tot het Michigan-model, staat bij het Harvard-model (Beer, 1984) de idee centraal de

aanwezige menselijke capaciteiten optimaal te benutten en te ontwikkelen. In dit model worden alle

mogelijkheden en opties bepaald door de in het bedrijf aanwezige werknemers (Manders, 1993; Kluytmans, 1992).

Volgens het Harvard-model wordt HRM beïnvloed door situationele factoren en belanghebbenden. Met

situationele factoren worden wetgeving, sociale waarden en normen, arbeidsmarktpositie, vakbonden,

managementsfilosofie en ondernemingsstrategie bedoeld. Onder belanghebbenden worden onder andere

aandeelhouders, vakbonden, overheid, samenleving en het management verstaan. HRM wordt in dit model

gezien als een managementtaak en benadrukt de noodzaak tot integratie van de HR-strategie met de

bedrijfsstrategie. De nadruk ligt in dit model op de toewijding van de werknemers voor het bedrijf (‘High

Commitment’) en wordt ook wel de zachte versie van HRM genoemd (Mensink, 1991; Steijn, 2001).

Samengevat is het Michigan-model meer gespitst op de prestaties van individu en bedrijf, waarbij

het verschilt van het Harvard-model, dat meer gericht is op wederzijdse ontwikkeling. Deze twee modellen

hebben de basis gevormd voor veel theorieën en modellen. Helaas hebben deze zich voornamelijk gericht

op de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, waarbij met name het grootbedrijf als uitgangspunt is

genomen. Er is weinig tot geen onderzoek gedaan of HRM-activiteiten die succesvol zijn voor bedrijven uit

de Verenigde Staten dezelfde resultaten opleveren in andere landen (Boselie, 2001). In het ´European Model

of HRM´ (Brewster, 1995) wordt wel rekening gehouden met het bestaan van verschillende vormen van HRM

in de verschillende Europese landen. Zo blijkt uit onderzoek (FeDee, 2005) dat in Oost-Europese landen over

het algemeen een sterk klassiek en administratief HR-beleid wordt toegepast. Dit blijkt onder andere uit een

aanzienlijk langere werkweek (44,4 uur tegenover 38,2 uur). Daarnaast werken er bijna dubbel zoveel mensen in

ploegendienst en wordt er meer op zondag gewerkt. Dit komt in veel West-Europese landen nog zelden

voor. Door de aanwezigheid van verschillende vormen van HRM in de Europese landen onderscheidt

Europa zich als geheel van andere economische gebieden zoals de VS en Azië, waar HRM overal op

dezelfde wijze wordt toegepast (Remer, 1986). Een geheel ander model is het SAAP-model (Bax, 2003a) waarin

de balans van vraag en aanbod van arbeid in een organisatie centraal staat. Dit model kan zowel in Europa

(15)

In de meeste modellen met betrekking tot HRM komen vier thema’s steeds duidelijk terug

(Mensink, 1991; Sisson, 1990). Deze thema’s maken duidelijk hoe HRM het beste kan worden gezien: menselijke kwaliteiten worden beschouwd als een concurrentiefactor (1). Deze worden het meest effectief benut bij een

consistente en samenhangende HR-strategie, waarbij de verantwoordelijkheid van deze strategie bij het

topmanagement ligt en de uitvoering hiervan bij het lijnmanagement (Steijn, 2001)(2). Er dient integratie te

zijn tussen de HR-strategie en de bedrijfsstrategie (3). Tot slot vormt een consistente en pro-actieve

HR-strategie een krachtige impuls voor een verbeterde organisatiecultuur (4).

§ 1.2.2 HRM in het MKB

Uit de vier genoemde thema’s blijkt dat de gevolgde HR-strategie en bedrijfsstrategie belangrijke

onderdelen vormen in de theorie. De hiervoor beschreven theorieën zijn echter voornamelijk onderzocht bij

het grootbedrijf. De modellen en theorieën die uit deze onderzoeken zijn ontstaan, zijn niet zonder meer

toepasbaar op het MKB (Drijkoningen, 1999). In de praktijk bestaat de impliciete aanname dat dit wel mogelijk

is (Cassell, 2002).

Naar de effecten van HRM binnen het MKB is nog weinig onderzoek gedaan: onderzoekers op het

gebied van MKB richten zich voornamelijk op marketing, financiering en strategische planning (Delmotte,

2002). De belangstelling voor dit gebied neemt de laatste jaren toe (Delmotte, 2004; Kok, 2003b:15; Arthur,

1990:246). De meeste beschikbare informatie over HRM in het MKB komt uit onderzoeken waarbij de

bedrijfsgrootte wordt gebruikt als controlevariabele. Zo is gebleken dat er wel degelijk verschillen bestaan

in HRM-resultaten bij bedrijven van verschillende grootte (Despande, 1994).

Wat is nu het verschil tussen HRM in het MKB en in het grootbedrijf? Zoals eerder gezegd wordt

HRM in het grootbedrijf steeds meer als kerncompetentie gezien en is de integratie van HR- en

bedrijfsstrategie steeds belangrijker (Ulrich, 1996). Voor MKB-bedrijven is het echter lastig om een

HR-strategie te ontwikkelen of überhaupt een HR-manager in dienst te nemen. De oorzaak hiervan ligt in het

feit dat men binnen het MKB veelal niet over de benodigde middelen beschikt en men simpelweg de tijd

niet heeft om zich in de materie te verdiepen (Erickson, 2002; Van den Tillaart, 1997; Sexton, 1997; Baron, 1996). Dit

blijkt ook uit onderzoek bij microbedrijven (minder dan tien werknemers), waar nauwelijks sprake is van

(16)

Het ontbreken van een HR-strategie komt onder andere omdat binnen MKB-bedrijven meestal op

een flexibele en informele manier wordt gewerkt, waardoor een bedrijf sneller kan reageren op de snelle

veranderingen in de bedrijfsomgeving (Tyson, 1997:7; Whittington, 1993). Een andere reden is dat men binnen het

MKB over het algemeen relatief weinig personeel heeft, waardoor weinig ervaring en routine op het gebied

van HRM-activiteiten ontstaat (Nooteboom, 1993).

Op dit moment worden in het Nederlandse MKB de trends uit de VS en Groot-Brittannië op het

gebied van HRM gevolgd (Wierdsma, 1999). Dit komt onder andere door toenemende internationalisering,

flexibiliteit, decentralisatie en meer aandacht van het management voor de belanghebbenden van een

bedrijf. In het MKB in de Verenigde Staten wordt op het moment van dit onderzoek het Harvard-model

gevolgd (Heneman, 2000). Dit model houdt, in tegenstelling tot het Michigan-model, meer rekening met het

feit dat de speelruimte van ondernemingen wordt beperkt door invloeden van buitenaf (De Nijs, 1999). In

Nederland wordt op dit moment nog niet voldoende wordt gekeken naar de mogelijkheden van HRM op

het gebied van doorstroom van personeel en performance management. Uit eerder onderzoek is echter

gebleken dat het vrijwillige verloop binnen het MKB verantwoordelijk is voor vijfenzestig procent van het

totale verloop. Dit verloop en de bijbehorende kosten zouden moeten dalen als er goed gebruik wordt

gemaakt van de verschillende mogelijkheden van HRM (Shaw, 1998; Fouarge, 2001:23).

O

ok de effecten van HRM op een bedrijf worden in Nederland onvoldoende gevolgd (Looise, 2001). Daarom wordt er in dit

onderzoek van uitgegaan dat Nederlandse bedrijven ook meer het Harvard-model volgen.

De verantwoordelijkheid voor HRM ligt binnen het MKB vaak bij een algemeen manager en er

bestaat zelden een zelfstandige HRM-afdeling (Heneman, 1999). Managers worden afgerekend op de

resultaten. Wellicht wordt er daarom vaak wel – bewust of onbewust - een HR-strategie gevolgd (Kok,

2003a). Maar deze heeft voornamelijk een informele basis en wordt niet uitgevoerd aan de hand van een doordachte en vastgelegde HR-strategie (Legge, 1995; Whittington, 1993). De reden hiervoor is dat de

onzekerheid over de externe omgevingsfactoren, zoals markt, cultuur, wetgeving, economie en technologie

groot is, waardoor de managers zich over het algemeen eerst richten op activiteiten die direct winst

opleveren en niet op HRM (Westhead, 1996, Hannon, 1996; Holoviak, 1982). Hierdoor zullen de managers zich

voornamelijk focussen op korte termijn HRM-activiteiten (Greer, 1999). Uit onderzoek is gebleken dat het

(17)

Werving en selectie Op peil houden personeel Ontwikkeling van personeel Personeelsverloop Functieontwerp Personeelsplanning Loopbaanbeleid Competentiemanagement HRM HR-niveau HR-allocatie

Figuur 2: Indeling soorten HRM-activiteiten (Bron: Loo, 2002) Er is echter ook gebleken dat indien de focus van de HR-functie op de niet-administratieve

(tactische en strategische) HRM-activiteiten ligt, dit tot betere resultaten leidt (Gallagher, 2001). Door de korte

termijn HRM-activiteiten uit te besteden, wordt het mogelijk om de focus van de verantwoordelijke

manager te veranderen naar de (middel)lange termijn activiteiten. HRM is hét middel om

concurrentievoordeel te behalen (Lever, 1998) en dient ook door het MKB als kerncompetentie te worden

aangemerkt.

§ 1.2.3 HRM-activiteiten

In de vorige paragrafen is uitgelegd wat de kenmerken zijn van HRM en hoe HRM in het MKB wordt

toegepast. Welke activiteiten vallen nu exact onder de noemer HRM? De in dit onderzoek gebruikte

definitie voor HRM stelt dat het aanwezige menselijk kapitaal zo effectief en efficiënt mogelijk moet

worden ingezet. Dit kan worden bereikt door het uitvoeren van verschillende HRM-activiteiten.

In de literatuur wordt vaak een indeling gemaakt naar soorten activiteiten, gericht op de specifieke

onderdelen van HRM (Noe, 2003:5; Sels, 2001). Op basis hiervan kan een splitsing worden gemaakt tussen

HRM-activiteiten op het gebied van het niveau en de allocatie (plaatsing) van werknemers. Aan de hand

van deze splitsing is een indeling gemaakt (zie figuur twee). Uit deze indeling valt af te leiden wat voor

verschillende soorten HRM-activiteiten er bestaan:

Op het gebied van HRM-activiteiten heeft voornamelijk conceptueel onderzoek plaatsgevonden. Deze

onderzoeken zijn vooral geconcentreerd op specifieke HRM-activiteiten (Flanagan, 1996). Voorbeelden

hiervan zijn een model voor trainings- en ontwikkelingsprogramma’s (Curran, 1988; Fairfield-Sonn, 1987),

voorstellen voor beloningsstructuren (Fowler, 1989), problemen in de wetgeving bij het werven en selecteren

(18)

Naast het gebruik van een indeling in verschillende soorten HRM-activiteiten is het in de literatuur

sinds Anthony (1965) gebruikelijk om een onderscheid te maken tussen strategische (lange termijn, drie tot

vijf jaar), tactische (middellange termijn, één tot drie jaar) en operationele activiteiten (korte termijn,

minder dan één jaar). Strategische HRM-activiteiten kunnen worden omschreven als die activiteiten die

nodig zijn bij het bepalen en organiseren van de strategie op het gebied van HRM. Hierbij wordt onder

andere gekeken naar de kwantiteit en de kwaliteit van het personeel in relatie tot de bedrijfsstrategie.

Tactische HRM-activiteiten omvatten het ontwikkelen en plannen van voorzieningen voor het personeel

zodat het personeel op de voor hen meest geschikte plaats kan worden ingezet. Operationele

HRM-activiteiten zijn alle overige HRM-activiteiten die regelmatig moeten worden uitgevoerd (Nieuwenhuis, 2003). Dit

onderzoek maakt gebruik van de indeling zoals die door Nieuwenhuis is opgesteld. Deze indeling staat

hieronder overzichtelijk weergegeven (zie tabel twee3).

1.1 Actualiseren personeelsbeleid

scenario’s alle aspecten personeelsmanagement (relatie bedrijfsplan) 1. STRATEGISCH

HRM

1.2 Prognose personeelsbehoefte capaciteit en competenties

2.1 Ontwikkelen personele voorzieningen

Personeelsinstrumenten, functiestructuur, personeelsstructuur 2. TACTISCH HRM

2.2 Personeelsplanning

Capaciteits- en competentieplanning

Instroom Doorstroom Uitstroom

3.1 Werving en selectie Vacatures, aanname 3.2 Loopbaanplanning beoordeling, functioneren 3.3 Opleiding inwerk, opleidingstrajecten 3.4 Verlof regulier, buitengewoon 3.5 Ziekte wet poortwachter 3.6 Inzetplanning Actieplan vs perioderooster 3.7 Tijdschrijven urenverantwoording 3.8 Beëindiging ontslag, outplacement

3.9 Wijzigingen, verzoeken, Bezwaren, Juridisch advies 3.10 Salarisverwerking

3. OPERATIONEEL HRM

3.11 Personeelszorg

ARBO, medezeggenschap, maatschappelijk werk

Tabel 2: Indeling HRM-activiteiten (Nieuwenhuis,2003)

3Noot:

(19)

§ 1.2.4 Uitbesteden van HRM-activiteiten in het MKB

In dit onderzoek wordt gesteld dat het uitbesteden van HRM-activiteiten zal leiden tot betere resultaten. De

laatste jaren blijkt uitbesteding van HRM steeds meer plaats te vinden (Laabs, 1993; Spee, 1995; Stroh, 2003).

Uitbesteding vindt niet alleen plaats bij het grootbedrijf, maar ook bij het MKB (Personeelsnet, 2004). Er

bestaan in de literatuur verschillende definities van het begrip ‘uitbesteding’ (Noe, 2003; Ellram, 2001; Gilley,

2000; Lonsdale, 1998; Lei, 1995; Lacity, 1993). In dit onderzoek wordt de volgende definitie gehanteerd:

Het buiten het bedrijf plaatsen van HRM-activiteiten, die weliswaar bijdragen aan, maar niet behoren tot de kernactiviteiten van een MKB-bedrijf, welke door een ander

goedkoper dan wel efficiënter kunnen worden uitgevoerd.

In de literatuur worden heel wat redenen genoemd om tot uitbesteding over te gaan. Hierbij wordt vaak een

onderscheid gemaakt tussen operationele en strategische redenen (Greer, 1999; Johnson, 1997). Operationele

redenen hebben betrekking op de verhoging van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de dagelijkse

werking van een bedrijf. Strategische redenen hebben te maken met het versterken van de kerncompetenties

op lange termijn en hebben als voornaamste doel de positie van de organisatie te versterken.

Uit een onderzoek in Nederland en België blijkt dat kostenreductie als de belangrijkste reden

wordt opgegeven om over te gaan tot uitbesteding van ondersteunende taken op het gebied van HRM en

financieel beheer (Personeelsnet, 2004). Uit een ander onderzoek, een representatieve steekproef onder meer

dan achthonderd Nederlandse bedrijven met elf tot vijfhonderd werknemers, blijkt dat de

salarisadministratie de meest uitbestede HRM-activiteit is (vierenvijftig procent van de bedrijven) (Alcatel,

2004). Vaak wordt hiervoor gebruik gemaakt van een accountant, omdat hij (of zij) goed op de hoogte is van de financiële situatie van een bedrijf, wordt hij ook vaak gevraagd voor advies bij het nemen van

beslissingen (Gibb, 1987). Tot slot is uit een onderzoek onder Belgische bedrijven met tien of meer

werknemers gebleken dat salarisadministratie, opleiding, uitzendarbeid, werving en selectie, advies met

betrekking tot personeelsbeleid, opstellen van functie- of loonclassificatie, outplacement, beoordeling en

loopbaanbegeleiding de meest uitbestede HRM-activiteiten zijn (Delmotte, 2004). Nederlands onderzoek op

dit gebied werd niet gevonden. Uit de genoemde onderzoeken kan worden afgeleid dat binnen het MKB

(20)

Het uitbesteden van HRM kan ook uit strategische overwegingen worden gedaan. HRM is voor de

meeste bedrijven geen kernactiviteit, maar dient wel te worden gezien als kerncompetentie voor

MKB-bedrijven. Door het uitbesteden van HRM aan gespecialiseerde bedrijven wordt deze competentie versterkt.

Er komt toegang tot mensen met veel expertise, die kunnen worden gevraagd om advies, zodat de kwaliteit

van beslissingen met betrekking tot de HRM-activiteiten verbetert (Klaas, 1999). Hierdoor verbetert de

doelmatigheid en doeltreffendheid van de dagelijkse activiteiten, met als gevolg dat de kosten dalen en de

flexibiliteit en kwaliteit van personeel verbetert. Uiteindelijk wordt hierdoor de positie van de organisatie

versterkt.

Naast uitbesteding bestaat ook de mogelijkheid om door middel van automatisering extra tijd te

creëren voor HRM-activiteiten binnen het MKB. Veel van de bestaande mogelijkheden tot het (volledig)

automatiseren van activiteiten zijn voor veel (startende) MKB-ers te duur. Voorbeelden zijn

HR-systemen (Marquardt, 1999), Application Service Providing (ASP) (Kern, 2000) en Enterprise Resource Planning

(ERP) (Bunning, 2001). In veel gevallen wordt daarom overgegaan tot het gedeeltelijk automatiseren door het

gebruik van onder andere netwerkfaciliteiten, het internet en softwarepakketten voor administratie,

voorraadbeheer en klantrelatiepakketten (Phagoe, 2001). Er kan redelijkerwijs worden aangenomen dat veel

van deze simpele automatiseringsmogelijkheden reeds volop binnen het MKB worden gebruikt. Daarom is

er voor gekozen om in dit onderzoek alleen te kijken naar de invloed van uitbesteding van

HRM-activiteiten.

§ 1.2.5 Taakverschuiving als gevolg van het uitbesteden van HRM-activiteiten in het MKB

In dit onderzoek wordt er van uit gegaan dat het uitbesteden van HRM-activiteiten leidt tot een

taakverschuiving binnen de HR-functie. Deze vindt plaats van operationeel HRM naar tactisch en

strategisch HRM, omdat met name de operationele HRM-activiteiten geschikt zijn om uit te besteden.

Uit onderzoek is gebleken dat als een bedrijf meer aandacht heeft voor tactisch en strategisch

HRM, de HRM-resultaten verbeteren (Gallagher, 2001). Daarom is er voor gekozen om onderscheid te maken

tussen administratieve en niet-administratieve activiteiten. Onder administratieve activiteiten worden hier

de operationele HRM-activiteiten verstaan. Dit zijn activiteiten waar regelmatig tijd aan wordt besteed en

waarvan de effecten binnen maximaal één jaar merkbaar zijn. Dit betreft vooral dagelijkse, veel

(21)

tactische en strategische HRM-activiteiten, die vooral gericht zijn op de middellange en lange termijn. Er

wordt samenhang verwacht tussen de uitbesteding van HRM-activiteiten en de focus van de HR-functie.

Door uitbesteding verandert deze HRM-focus van administratief naar niet-administratief. Een verschuiving

van deze focus wordt gezien als een verklaring voor mogelijke verschillen in de resultaten van een bedrijf

als gevolg van het uitbesteden van HRM-activiteiten.

§ 1.3 Totale tijdsbesteding aan zelf-uitgevoerde HRM-activiteiten

Naast de mate waarin er een taakverschuiving plaatsvindt, speelt de totale tijdsbesteding aan

zelf-uitgevoerde HRM-activiteiten een grote rol in dit onderzoek. Wanneer een bedrijf beslist om over te gaan

tot het uitbesteden van HRM-activiteiten, staat de bedrijfsleiding voor een keuze. Wordt de tijd die

beschikbaar komt als gevolg van het uitbesteden opnieuw geïnvesteerd in HRM of wordt deze tijd gebruikt

voor andere (niet HRM-)activiteiten? Het effect van deze keuze op de (financiële) resultaten staat centraal

in dit onderzoek.

In dit onderzoek wordt verwacht dat bedrijven die HRM-activiteiten uitbesteden hun (financiële)

resultaten verbeteren als de tijd die vrijkomt door het uitbesteden van deze activiteiten, opnieuw wordt

geïnvesteerd in HRM-activiteiten. Door de financiële resultaten van de onderzochte bedrijven te koppelen

aan de HRM-resultaten en deze gegevens te koppelen aan de totale tijdsbesteding aan zelf uitgevoerde

HRM-activiteiten, kan worden vastgesteld of er een relatie bestaat tussen deze variabelen.

Een probleem dat hierbij kan worden verwacht is dat verantwoordelijke managers vaak niet weten

of de beschikbaar gekomen tijd opnieuw is geïnvesteerd in HRM of niet. De reden hiervan is dat de

manager nog niet zo lang werkzaam is in het bedrijf of nog niet werkzaam was bij het bedrijf toen de

beslissing tot uitbesteding werd genomen of omdat een bepaalde activiteit altijd al is uitbesteed. Om dit

probleem op te vangen is gekeken naar het totaal per werknemer aan HRM-activiteiten bestede uren per

bedrijf. De verwachting is dat dit aantal uren hoger zal zijn voor bedrijven die hebben besloten om de

beschikbare tijd opnieuw in HRM te investeren dan voor bedrijven die ervoor hebben gekozen dat niet te

(22)

§ 1.4 Verbeterde HRM-resultaten

Er is al enkele malen gesteld dat door het uitbesteden van HRM-activiteiten de HRM-resultaten verbeteren

met betere financiële prestaties tot gevolg. Wat is het verband tussen deze drie factoren? Er bestaat in het

onderzoek op dit moment consensus op drie punten: menselijk kapitaal kan een bron van competitief

voordeel zijn (1), de waarde van dit menselijk kapitaal wordt beïnvloed door de activiteiten die ingevoerd

zijn (2) en een HR-strategie, waarmee resultaat geboekt wordt, is moeilijk te kopiëren door concurrenten (3)

(Delery, 2001; Flood, 1996). In het hier beschreven onderzoek ligt de focus op de eerste twee punten, dat wil zeggen dat er vanuit wordt gegaan dat een MKB-bedrijf dat goed gebruik maakt van verschillende

HRM-activiteiten, werknemers (menselijk kapitaal) heeft die er voor zorgen dat het bedrijf betere resultaten behaalt,

dan de concurrenten die geen gebruik maken van deze mogelijkheden.

Het bovenstaande sluit aan bij het empirisch kader van Paauwe (1997, zie ook figuur drie). Volgens dit

kader leidt het gebruik van HRM-activiteiten tot betere HRM-resultaten en hierdoor verbeteren de

(financiële) prestaties van een bedrijf. De gestippelde omgekeerde lijn in het figuur laat de mogelijkheid

open voor een tweezijdig causaal verband. Dat wil zeggen dat de prestaties van een bedrijf ook aanleiding

kunnen zijn voor een verandering in het gebruik van HRM. Meestal houdt dit in dat er door de betere

prestaties meer tijd en geld beschikbaar komt voor meer HRM-activiteiten.

Figuur 3: Empirisch kader HRM en financiële prestaties (Paauwe, 1997) Wat zijn nu precies HRM-resultaten? Guest (1997) omschrijft de HRM-resultaten als de

betrokkenheid, de kwaliteit en de flexibiliteit van het personeel. Door gebruik te maken van de

verschillende soorten HRM-activiteiten verbeteren de resultaten. De genoemde resultaten zijn echter

subjectieve factoren die moeilijk meetbaar te maken zijn. Om dit probleem op te lossen wordt vaak gebruik

gemaakt van de Balanced Score Card (Noe, 2003:23; Kaplan, 1996) of van de HR-scorecard (Becker, 2001). Deze

‘scorecards’ maken gebruik van voortgangsindicatoren waardoor het mogelijk is om de effecten van

wijzigingen in de HR-strategie meetbaar te maken en wordt het mogelijk de relaties tussen HRM en

bedrijfsprestaties aan te tonen (Sels, 2002:16).

HRM-resultaten

(23)

Dit onderzoek maakt geen gebruik van scorecards, maar er wordt slechts één indicator uit de

scorecards gebruikt. Door middel van deze indicator wordt gemeten of er een relatie bestaat tussen het

uitbesteden van HRM-activiteiten en het effect hiervan op de HRM-resultaten van een bedrijf. Er is voor

gekozen om het ziekteverzuim als indicator voor de HRM-resultaten te gebruiken. De reden hiervoor is dat

veel oorzaken van ziekteverzuim terug te vinden zijn in de dagelijkse arbeidsomstandigheden. Deze

oorzaken zijn onder te verdelen in individuele factoren, factoren in de gezondheidszorg en het sociale

verzekeringsstelsel, maatschappelijke factoren en organisatorische factoren. Op de eerste drie factoren heeft

een bedrijf weinig tot geen directe invloed, maar op de organisatorische factoren heeft een bedrijf wel

degelijk invloed door gebruik te maken van de verschillende mogelijkheden van HRM (Baarda, 2000:54).

Door te kijken naar bijvoorbeeld de inhoud van het werk, de werkomstandigheden, de stijl van

leidinggeven, de onderlinge relaties, beloning en werktijden kan een bedrijf niet alleen invloed uitoefenen

op oorzaken die een verzuimbevorderende invloed hebben, maar ook op oorzaken die het ziekteverzuim

terugdringen (Niedhammer, 1998). De gevolgen van een lager ziekteverzuim uiten zich onder andere in lagere

arbeidskosten (Eby, 1999; Boselie, 1998; Leijten, 1992), maar ook in bijvoorbeeld het feit dat werknemers langer

bij een bedrijf blijven (d’Arcimoles, 1997; Arthur, 1994; Steers, 1977) en zij harder en beter werken (Becker, 1996;

Meyer, 1989).

Er bestaan drie soorten verzuim (Buijs, 1985). De eerste is wit verzuim, dit is verzuim wegens een

objectief aantoonbare ziekte of gebrek, waardoor een afwezigheidsnoodzaak bestaat. De tweede soort is

zwart verzuim, dit is verzuim waarbij de afwezigheidsnoodzaak ontbreekt. De laatste soort verzuim is grijs

verzuim (3), dit is verzuim dat niet ontstaat door een objectieve afwezigheidsnoodzaak, maar door een

subjectieve noodzaak, behoefte en gelegenheid tot afwezigheid. Een goed voorbeeld van grijs

ziekteverzuim is het ziekmelden wegens een conflict met de werkgever. Vooral dit grijze verzuim is terug

te dringen door gebruik te maken van de mogelijkheden van HRM. Grijs verzuim is niet meetbaar te maken

zonder het personeel van de onderzochte organisaties direct bij het onderzoek te betrekken. Daarom is er in

dit onderzoek voor gekozen om geen onderscheid te maken tussen de verschillende soorten verzuim en

wordt ziekteverzuim gedefinieerd als verzuim waarbij een loondoorbetalingsverplichting geldt (Duijn, 1998).

(24)

De verwachting is dat het verzuim naarmate er meer activiteiten worden uitbesteed en er meer tijd

in HRM wordt geïnvesteerd significant lager zal zijn. Uit onderzoek is gebleken dat de helft van de

bedrijven binnen het MKB géén idee heeft van de kosten van hun ziekteverzuim en van mening is dat dit

verzuim niet is te beïnvloeden (EIM, 2004). Een mogelijke oorzaak hiervan ligt in het feit dat het

ziekteverzuim binnen het MKB met 3,8 procent, lager is dan het gemiddelde van 6,1 procent in heel

Nederland (MKB, 2002).

Ten slotte wordt ook wel het vrijwillige verloop binnen een bedrijf gebruikt als mogelijke

indicator voor de HRM-resultaten. Uit onderzoek is echter gebleken dat ziekteverzuim kan worden gezien

als een voorspeller van het verloop van werknemers (Morrow, 1993). Daarom is er voor gekozen om alleen

ziekteverzuim te gebruiken.

§ 1.5 Verbeterde financiële prestaties

Uit het eerder genoemd onderzoek van Paauwe (1998, 1997) en Guest (1997) blijkt dat het verbeteren van

HRM-resultaten tot betere bedrijfsprestaties leidt. Veel studies op dit gebied beperken zich echter tot

metingen van HRM-resultaten (zoals kwaliteit en productiviteit) òf financiële metingen (zoals

aandeelhouderswaarde en omzet per werknemer (Miller, 2001; Harel, 1999; Holoway, 1995)). Het verdient de

voorkeur om beide metingen te gebruiken, want uit de genoemde onderzoeken blijkt dat er geen directe

relatie is tussen het gebruik van HRM-activiteiten en de bedrijfsprestaties. Door gebruik te maken van

HRM-activiteiten verbeteren de HRM-resultaten, waardoor uiteindelijk ook de financiële prestaties

verbeteren (Koch, 1996). In dit onderzoek worden beide metingen gebruikt. Er wordt gekeken of er

verschillen bestaan tussen de bedrijven op gebied van HRM-resultaten, maar ook op het gebied van de

financiële resultaten van de bedrijven.

Zoals gemeld in paragraaf 1.4, wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van de idee achter de

Balanced Scorecard, waardoor het mogelijk wordt om door middel van het gebruik van indicatoren

gegevens meetbaar te maken. Om mogelijke verschillen in de financiële resultaten aan te kunnen tonen,

wordt de gemiddelde nettowinst per werknemer als indicator gebruikt. Hiervoor is gekozen omdat niet elk

bedrijf precies evenveel werknemers in dienst heeft. Op basis van deze variabele kan makkelijk worden

(25)

§ 1.6 Externe, niet-beheersbare individuele factoren

Er is duidelijk gebleken dat er een relatie bestaat tussen de HRM-resultaten en de financiële resultaten van

een bedrijf, maar dit is geen direct verband. In het hier beschreven onderzoek wordt gekeken of er een

verband bestaat tussen het uitbesteden van HRM-activiteiten en de HRM-resultaten en daarnaast of er een

verband is tussen de HRM-resultaten en de financiële prestaties. De mogelijk bestaat echter dat er uit de

data geen verband is aan te tonen tussen HRM en de financiële resultaten, terwijl er wel een duidelijk

verband is tussen de HRM-resultaten en het uitbesteden van HRM-activiteiten.

De oorzaak hiervan kan liggen in externe, niet-beheersbare factoren als sociaal-culturele,

politiek-juridische, demografische, economische en technische veranderingen (Dekker, 1994:55). Bij het beoordelen

van de resultaten van dit onderzoek wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het bestaan van externe

effecten. De invloeden van dit soort factoren zijn vaak onvoorspelbaar of moeilijk meetbaar te maken

(Sparrow, 1994:10-12). Dit blijkt ook uit recent onderzoek, waar wordt gewezen op de complexiteit van de

relatie tussen externe en interne factoren die van invloed zijn op HRM (Dundon, 2003).

Door het onderzoek uit te voeren op een homogene groep bedrijven zal het effect van externe

effecten (zoals de recessie van de afgelopen jaren (CPB, 2003; NOS, 2003)) voor de onderzochte bedrijven zo veel

mogelijk gelijk zijn. Er bestaan echter ook nog externe, niet-beheersbare individuele factoren. Dit zijn

factoren waarop een bedrijf geen invloed heeft, zoals het afbranden van het bedrijfspand, een grote inbraak

en fraudezaken. Deze factoren kunnen een dusdanige invloed hebben op een bedrijf dat het effect van

betere HRM-resultaten geheel tenietgedaan worden. Dit zijn extreme gevallen, maar deze voorbeelden

hebben wel veel invloed op de resultaten van een bedrijf. Ondanks het feit dat bedrijven hiervoor over het

algemeen zijn verzekerd, bestaat er toch een grote impact op de prestaties van het betreffende bedrijf. Ook

(26)

Hoofdstuk 2.

Onderzoeksmethode

In het vorige hoofdstuk is het theoretische model gepresenteerd en zijn de achtergronden hiervan

besproken. In dit hoofdstuk zal worden aangegeven hoe dit model is onderzocht. Allereerst zal duidelijk

worden gemaakt hoe het onderzoek is opgezet. Hier zal naar voren komen hoe het theoretische model

onderzoekbaar is gemaakt, waarna per variabele zal worden toegelicht hoe deze meetbaar is gemaakt. De

derde paragraaf zal de populatie, de steekproef en de respons van het onderzoek behandelen. Tot slot

worden in de laatste paragraaf de beperkingen van het gehouden onderzoek onder de aandacht gebracht.

§ 2.1 Onderzoeksopzet

In dit onderzoek wordt gekeken of de HRM-resultaten en de financiële resultaten bij MKB-bedrijven

verbeteren als zij overgaan tot het uitbesteden van HRM-activiteiten. Hieronder staat het theoretische

model nogmaals weergegeven:

De meest ideale manier om de veronderstelde relaties uit het theoretische model te onderzoeken, is door

middel van longitudinaal onderzoek. Bij deze wijze van onderzoek worden gedurende een vooraf bepaalde

periode de resultaten gevolgd van één bedrijf vanaf het moment dat wordt overgegaan tot het uitbesteden

van HRM-activiteiten. Door steekproefsgewijs de resultaten gedurende een bepaalde periode te vergelijken

met de beginsituatie, kan worden bepaald of er veranderingen optreden en in welke mate deze optreden.

Hierbij kan onder andere worden gekeken naar veranderingen in het takenpakket van de manager, de totale

tijd die er aan HRM wordt besteed, de HRM-resultaten en de financiële prestaties. Door dit onderzoek op

gelijke wijze bij meerdere bedrijven uit te voeren kan worden bewezen of de veronderstelde relaties

aanwezig zijn of niet. Uitbesteding van

HRM-activiteiten binnen het MKB in Nederland leidt

tot een verschuiving binnen de HR-functie

Totale tijdsbesteding aan zelf-uitgevoerde HRM-activiteiten na het

uitbesteden

Verbeterde HRM-resultaten binnen het

MKB in Nederland

Verbeterde financiële prestaties binnen het

MKB in Nederland Externe, niet beheersbare

(27)

Deze wijze van onderzoeken heeft ook zijn nadelen. Het grootste probleem, naast de kosten en de

benodigde tijd, is het vinden van bedrijven die nog geen HRM-activiteiten hebben uitbesteed én bereid zijn

om mee te werken aan een onderzoek over lange termijn. Gezien de gekozen onderzoekspopulatie (zie

paragraaf 2.3) zal de hiervoor beschreven longitudinale onderzoeksopzet tot te veel uitval van bedrijven leiden, waardoor niet meer gesproken kan worden van representatief onderzoek. Er wordt verwacht dat de

meeste MKB-bedrijven geen medewerking zullen verlenen aan zo’n langdurig project.

Om dit probleem op te lossen kunnen de veronderstelde relaties ook op een andere wijze

longitudinaal worden onderzocht. Door de resultaten van bedrijven die zijn overgegaan tot het uitbesteden

van HRM-activiteiten te vergelijken met de resultaten van het moment voor uitbesteden, kunnen

verschillen in de resultaten worden vastgesteld. Ook deze onderzoeksopzet heeft zijn nadelen. Eén van de

grootste problemen is dat er binnen het MKB weinig informatie wordt vastgelegd. Een ander probleem is

het feit dat de periode tussen het uitbesteden van HRM-activiteiten in het verleden en de situatie op dit

moment in veel gevallen meerdere jaren zal omvatten. Hierdoor is het lastig om de situatie op het moment

van uitbesteding exact vast te stellen, evenals de totale tijd die op dat moment aan HRM werd besteed.

Tevens wordt het zeer lastig om vast te stellen of er een taakverschuiving in het takenpakket heeft

plaatsgevonden, bijvoorbeeld omdat de managers nog niet in dienst waren (zie paragraaf 1.4). Om de

verschuiving vast te kunnen stellen is het geheugen en het inschattingsvermogen van de verantwoordelijke

manager de enige beschikbare bron. Hierdoor zullen de gegevens minder betrouwbaar zijn. Daarnaast is de

kans groot dat de verantwoordelijke manager op het moment van uitbesteden niet meer, of in een andere

functie, werkzaam is binnen het bedrijf (Fouarge, 2001:23). Gezien de hiervoor beschreven problemen, is de

verwachting dat deze wijze van onderzoeken tot te veel incomplete informatie zal leiden.

Zoals duidelijk is geworden is longitudinaal onderzoek de beste manier om de veronderstelde

relaties te onderzoeken, maar worden bij deze wijze van onderzoeken problemen in de dataverzameling

verwacht. Daarom is uit praktische overwegingen de keuze gemaakt om door middel van cross-sectioneel

onderzoek de veronderstelde relaties te toetsen. Bij deze wijze van onderzoek worden de resultaten van

verschillende bedrijven uit een populatie over een gelijke periode onderzocht. Door vast te stellen of er

(28)

Het theoretische model zoals dat in het eerste hoofdstuk is genoemd, is echter niet geschikt voor

cross-sectioneel onderzoek. Daarom is het theoretische model gewijzigd. De gedachte achter het

aangepaste model is als volgt: bedrijven met een tactische/strategische focus behalen betere

HRM-resultaten, als gevolg hiervan behalen zij betere financiële HRM-resultaten, tenzij er sprake is van externe

niet-beheersbare individuele factoren. De gedachte achter het theoretische model komt hier duidelijk in terug.

De invloed van het uitbesteden van activiteiten op het takenpakket van de verantwoordelijke

HRM-manager en de invloed van de totale tijdsbesteding aan zelf-uitgevoerde HRM-activiteiten is gewijzigd in

de (makkelijker meetbare) verhouding tussen de tijdsbesteding aan de verschillende soorten HRM-activiteiten

(de HRM-focus). Op basis van de verwachte verschillen in de data van het cross-sectionele onderzoek, kunnen uitspraken worden gedaan over de verwachte relaties uit het theoretische model. Het aangepaste

cross-sectionele model ziet er als volgt uit:

Figuur 4: Het cross-sectionele model Om de verschillen tussen de onderzochte bedrijven vast te kunnen stellen, worden de bedrijven ingedeeld

in twee groepen. Deze indeling vindt plaats op basis van de hoeveelheid tijd die aan operationeel HRM

wordt besteed. De eerste groep wordt gevormd door bedrijven die tot en met vijfendertig procent van de

beschikbare tijd aan strategisch en tactisch HRM besteden, in tegenstelling tot de tweede groep van

bedrijven waar meer dan vijfendertig procent aan strategisch en tactisch HRM wordt besteed (zie figuur vijf).

Om te bepalen of er significante verschillen bestaan in de HRM-resultaten van de twee groepen

wordt gekeken naar het gemiddelde ziekteverzuimpercentage. Op dezelfde wijze is er ook gekeken naar de

financiële prestaties van de twee groepen. Tot slot is er ook gekeken of er oorzaken zijn aan te wijzen

waarom er in groep twee meer tijd wordt besteed aan tactische en strategische HRM-activiteiten. Verbeterde

HRM-resultaten binnen het MKB in

Nederland

Verbeterde financiële resultaten binnen het

(29)

Figuur 5: Groepsindeling onderzochte bedrijven

§ 2.2 Meting variabelen

In de vorige paragraaf is de cross-sectionele onderzoeksopzet besproken. In de volgende subparagrafen zal

worden ingegaan op de verschillende variabelen uit het cross-sectionele model. Er zal van alle variabelen

worden uitgelegd op welke wijze ze meetbaar zijn gemaakt. De onderzochte periode betreft het jaar 2004.

Het cross-sectionele model bestaat uit de volgende vier variabelen:

• De tijdsbesteding aan HRM-activiteiten binnen de HR-functie

o Aantal uren per soort HRM-activiteiten dat zelf wordt uitgevoerd (onafhankelijke variabele) • Verbeterde HRM-resultaten

o Ziekteverzuimpercentage (afhankelijke variabele) • Externe niet-beheersbare individuele factoren

o Aanwezigheid van deze factoren (interveniërende variabele) • Verbeterde financiële prestaties

o Verschillen in de nettowinst ten opzichte van het gemiddelde (afhankelijke variabele)

§ 2.2.1 De tijdsbesteding aan HRM-activiteiten binnen de HR-functie

In het cross-sectionele model wordt verondersteld dat de HRM-resultaten afhankelijk zijn van de

tijdsverdeling over de verschillende HRM-activiteiten. Des te meer tijd er percentueel wordt besteed aan

operationeel HRM, des te slechter de HRM-resultaten zullen zijn.

Daarom is het noodzakelijk om vast te stellen hoe verantwoordelijke HR-managers bij de

onderzochte bedrijven de totaal gebruikte tijd voor HRM-activiteiten indelen. Zoals al is gebleken uit de

indeling van Nieuwenhuis (2005) is de HR-functie veelomvattend (zie paragraaf 1.2.3). Daarom is niet gevraagd

(30)

voorbeeldactiviteiten uit de indeling van Nieuwenhuis uitgelegd wat de verschillende soorten

HRM-activiteiten (operationeel, tactisch en strategisch) inhouden. Naar aanleiding van deze indeling is de

managers gevraagd een schatting te geven van het percentage van de totaal aan HRM bestede tijd die zij

per activiteitensoort per week gemiddeld hebben besteed in 2004. Op deze wijze is per bedrijf de

HRM-focus bepaald, de tijdsverhouding tussen administratieve (operationele) en niet-administratieve (tactische

en strategische) HRM-activiteiten.

Op basis van de HRM-focus zijn de onderzochte bedrijven ingedeeld in twee groepen. De

bedrijven uit groep twee besteden percentueel gezien meer tijd dan gemiddeld aan tactisch en strategisch

HRM. Het aantal uren dat verantwoordelijke HR-managers aan tactisch en strategisch HRM-activiteiten

besteden is gemiddeld vijfentwintig tot vijfendertig procent van de totaal beschikbare tijd (Noe, 2003:653).

Daarom is de grens tussen beide groepen gelegd op vijfendertig procent. Dit houdt in dat een bedrijf tot de

eerste groep behoort indien tot en met vijfendertig procent het gemiddeld aantal uren HRM per werknemer

uit niet-administratieve (tactische en strategische) activiteiten bestaat. Indien er meer dan vijfendertig

procent van de totale tijd aan tactische en strategische activiteiten wordt besteed, is het bedrijf in de tweede

groep ingedeeld.

Elk bedrijf heeft een verschillend aantal werknemers en een verschillende hoeveelheid totaal aan

HRM-activiteiten bestede uren ter beschikking, daardoor kunnen de genoemde percentages niet gebruikt

worden om resultaten van de bedrijven uit de twee groepen met elkaar te vergelijken. Zo kan een bedrijf dat

bijvoorbeeld slechts vijf uur per week aan HRM besteed, percentueel evenveel tijd aan operationeel HRM

besteden als een bedrijf waar in totaal veertig uur per week aan HRM wordt besteed. De verwachting is dat

een bedrijf dat meer tijd in HRM investeert andere HRM-resultaten zal behalen, waardoor de vergelijking

van beide bedrijven op basis van alleen de percentages niet correct is.

Om dit probleem op te lossen is de verantwoordelijke managers gevraagd om aan te geven hoeveel

uren per week zij gemiddeld aan HRM besteden. Dit aantal uren per week is daarna omgerekend naar het

totaal aantal uren per jaar. Hierbij is uitgegaan van vijftig werkweken per jaar met gemiddeld vijf

werkdagen per week. Er moet echter ook rekening worden gehouden met het aantal werknemers van een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is namelijk goed denkbaar dat er op het strategische en tactische niveau minder of niet wordt gepland en nagedacht met betrekking tot HRM, dit kan worden veroorzaakt

As results do not indicate that the use of transformational communication leads to an improvement in organizational performance, the most likely alternative is that CEO

Overall, as stated above, performance approach goal orientation might hinder the positive effect from interdependent work within a team... task interdependence

van 0,440 is, dit betekent dat er niet voldaan is aan een α < 0,05, hierdoor kan de conclusie getrokken worden dat er geen significante verschillen bestaan tussen de eigen

In de huidige wetenschappelijke literatuur zijn al wel een klein aantal onderzoeken te vinden over verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke ondernemers maar niet specifieke

Vragenlijst onderzoek naar effect van de tijdsverdeling van HRM-activiteiten op de resultaten bij het MKB Dit onderzoek heeft betrekking op het effect dat de tijdsverdeling binnen

From these four behaviours, the first three have relation to damaging the interviewee’s identity, and so it can be said that hypothesis 1, that negative behaviour of a

Another observation based on Fig. 2 is that the system is stable for sampling times smaller than 0.02s in all three figures. The only exception is a system with small actuator