historische  
Hele tekst
(2) Colofon Deze masterscriptie van 20 ECTS (560 studiebelastingsuren) is geschreven in het kader van de master Landschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) en als onderzoek in de verlengde van de Atlas van Frieske Doarpen die onderdeel vormt van het project Cultuurhistorische Kaarten van de provincie Friesland. Titel: Historische waterbuurten op het Friese platteland: Typologie ruimtelijke structuren en methoden voor reconstructie en waardering van pre-‐industriële niet-‐agrarische bebouwingsconcentraties in Friese dorpen aan het water Student: I.O. Churylova Begeleider RuG: prof.dr.ir. M. (Theo) Spek Begeleider provincie Friesland: prof.dr. G.J. de Langen Plaats en datum: Leeuwarden/Groningen, juni 2012. Foto omslag: Eigen foto waterbuurt Birdaard, mei 2012..
(3) HISTORISCHE WATERBUURTEN OP HET FRIESE PLATTELAND. Typologie ruimtelijke structuren en methoden voor reconstructie en waardering van pre-‐industriële niet-‐agrarische bebouwingsconcentraties in Friese dorpen aan het water. door Irina Churylova.
(4) ǧ
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(12) . Typology and methods for historical reconstruction and value estimation. Irina Churylova.
(13) Dronrijp, Brêgebuorren, 19de eeuw.. Dronrijp, Brêgebuorren anno nu.. “… historical sense involves a perception, not only the pastness of the past, but of its presence…” (Elliot 1932:4) Uit het Streekplan Fryslân: “Ondanks de vele ingrepen in het verleden zijn de verschillende ontwikkelingsstadia vaak nog goed herkenbaar. Deze rijke erfenis vormt een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit en de culturele identiteit van onze provincie.” (blad.133).
(14)
(15) VOORWOORD Deze scriptie heb ik gemaakt in het kader van mijn masteropleiding Landschapsgeschiedenis en als onderzoek voor de provincie Friesland dat in de verlengde van mijn stage lag. Tijdens de stage heb ik ruim een half jaar samen met een aantal deskundigen van de provincie Friesland aan de Atlas fan Fryske Doarpen gewerkt. Er moest een nederzettingstypologie worden ontwikkeld gebaseerd op de oorsprong en de ruimtelijke kenmerken van de dorpen. Snel kwamen we erachter dat een dorp vaak meerdere structuren had met ieder een eigen oorsprong en eigen ruimtelijke kenmerken. Provinciaal archeoloog prof. dr. Gilles de Langen wees als eerste naar het onderscheid tussen “nederzettingen en dorpen”. Zijn visie benadrukte hij volhardend bij ieder overleg. Het diep doorgedrongen besef van deze verschillen hebben mij ertoe aangezet om het onderzoek van mijn masterscriptie op dit onderwerp te richten. Secundaire bronnen over dit onderwerp ontbraken. Mijn zoektocht naar bestaande gerelateerde onderzoeken heeft mij onder anderen in Londen bij de English Heritage gebracht, waar ik in mei 2011 een gesprek met de archeoloog Andrew Lowerre heb gehad. Rond dezelfde tijd had ik ook een e-‐mailwisseling met Engels historisch geograaf Brian K. Roberts. Dergelijke contacten maakten mijn onderzoek leuker maar mijn hoop op antwoorden brak stuk op de ‘opgehaalde schouders’ van de deskundigen. In de periode dat ik aan het tweede hoofdstuk werkte heb ik de moed bijna opgegeven. Het leek dat ik niet verder in het onderzoek kwam. Er was bijna geen literatuur, interviews met de deskundigen leverden nauwelijks iets op, ik begon al uitgeput te raken door de monotone tweedimensionale inventarisatie en trial-‐and-‐error pogingen om tot een typologie te komen. Daarbij werd mijn vader ziek waardoor ik moeite had om op mijn studie te focussen. Dat deze scriptie is voltooid is niet alleen aan mijn doorzettingsvermogen te danken maar ook aan de steun van mijn twee begeleiders, prof. dr. ir. Theo Spek en prof. dr. Gilles de Langen. Hiervoor wil ik ze hartelijk bedanken. Gedurende het onderzoek, misschien zonder het zelf te realiseren, vulden ze elkaar zeer goed aan: Theo Spek hield mijn koers op scherp door een goede structuur in het onderzoek helpen te scheppen en Gilles de Langen daagde mij uit om op ontdekkingsreis te gaan zonder verwachtingen voor wat het onderzoek op zou kunnen leveren. Naast mijn begeleiders wil ik ook ir. Sandra van Assen, drs. Dolf van Weezel Errens en ir. Bertus de Jong danken voor de inhoudelijke bijdrage en de tijd die ze hebben genomen voor de overleggen en eventuele veldbezoeken. Ik wil nog een extra woord van dank uitdrukken aan ir. Sandra van Assen voor haar aanstekelijk enthousiasme, dat mij vaak kracht heeft gegeven om door te gaan, en drs. Marina Fermo voor het creëren van mogelijkheden en het regelen van zaken die met de praktische kant van het onderzoek te maken hadden. Leeuwarden, 12 juni 2012 . i.
(16) ii.
(17)
(18) . Deze scriptie gaat over niet-‐agrarische bebouwingsconcentraties in Friese dorpen, die nog in de pre-‐industriële periode direct aan het water zijn ontstaan. Ze worden in deze scriptie met de naam (water-‐)buurten aangeduid. Over dit onderwerp waren nog geen onderzoeken gepubliceerd. En hoe pak je een onderwerp aan dat nog niet bekend is? Om dit onderwerp eerst in kaart te brengen werd er een inventarisatie gemaakt. Daarnaast werd er naar het beantwoorden van de volgende vragen gestreefd: Welke verschijningsvormen van waterbuurten zijn er in het pre-‐ industriële Friesland te onderscheiden en hoe verhouden zich deze tot het landschap? Wat is een goede methode voor het historisch onderzoek van waterbuurten? Hoe dienen de nog bewaard gebleven historische waterbuurten te worden gewaardeerd en welke betekenis heeft deze waardering voor het actuele beleid en de praktijk? Met deze scriptie wordt getracht om een basis voor het verdere onderzoek naar historische buurten te leggen, door met het onderzoek naar historische waterbuurten van voor de 19de eeuw te beginnen. Het onderzoek kent twee doelen die elkaar onderling aanvullen: wetenschappelijke kennisverdieping en –vermeerdering en het vaststellen van de maatschappelijke betekenis en cultuurhistorische waarde van de waterbuurten. Tijdens het totstandkoming van de Atlas fan Fryske Doarpen1 werd het fenomeen buurt in contrast met de agrarische bebouwing duidelijk zichtbaar. Op het onderscheid tussen agrarische bebouwingspatronen en niet-‐ agrarische bebouwingsconcentraties wordt door een aantal onderzoekers gewezen: archeoloog De Langen maakt onderscheid tussen dorp en nederzetting, historisch geograaf Bloemhoef heeft het over burenbinding respectievelijk landbinding en Engels historisch geograaf Roberts gebruikt het nucleation-‐dispersion principe, dat historische bebouwingsdensiteit aanduidt. Terwijl de agrarische bebouwing een duidelijke relatie met het omringende cultuurlandschap vertoont, wordt de buurt vooral door de zelfstandige positie in het dorpsgeheel, de buurtbinding, en de koppeling aan de aanwezige infrastructuur gekenmerkt. Uit de inventarisatie is naar voren gekomen dat in 1832 van de in totaal 425 Friese dorpen er minstens 245 dorpen waren met één of meerdere buurten (ϔǤ). Het begrip buurt kent een eeuwenoude traditie maar vanwege een onbekende reden is het uit gebruik geraakt. In de 17de-‐ en 18de-‐eeuwse bronnen, Grietenij kaarten van Bernardus Schotanus a Sterringa en Tegenwoordige staat van Friesland, wordt er over buurten gesproken. In deze scriptie is er voor gekozen om het eeuwenoude begrip buurt in de wetenschappelijke context te introduceren en het onderzoek hoofdzakelijk op de ruimtelijke variatie van de historische waterbuurten in Friese dorpen te richten. Op ϔǤͷ; is te zien dat de 44 waterbuurten die op basis van de 1 . Tijdens het afronden van dit onderzoek wordt er nog aan de Atlas gewerkt.. . iii.
(19) Kadaster kaart uit 1832 zijn onderscheiden, door heel Friesland verspreid lagen. De gemaakte inventarisatie en typering geven inzicht in de ruimtelijke opbouw van de waterbuurten op twee schaalniveaus: die van het dorp en die van de buurt. Op de schaal van het dorp zijn er drie hoofdverschijningsvormen van waterbuurten te onderscheiden, namelijk waterbuurt die de enige buurt in het dorp is, waterbuurt die naast een andere buurt ligt en waterbuurt die met een andere buurt gefuseerd is. De indeling naar verschijningsvormen maakt de aanlegprincipes van een waterbuurt ten opzichte van eventueel andere aanwezige buurten en het aanwezige watersysteem zichtbaar. Op de schaal van de buurt zijn vier bebouwingstypen gebaseerd op de onderlinge rangschikking van de gebouwen ten opzichte van elkaar te onderscheiden: regelmatig, ritmisch, afwisselend en zeer onregelmatig. Het verschil in bebouwingstypen zegt iets over de sociaal-‐economische verhoudingen binnen de waterbuurt. Het is gebleken dat er ook sterke wetmatigheden bestaan met betrekking tot de ligging van typen en vormen in bepaalde landschapsgebieden. Deze twee typologieën werken sterk in elkaar door en zijn nauw met elkaar verbonden. Samen geven ze een unieke morfologie aan ieder buurt. Dat iedere buurt daadwerkelijk uniek is en individueel bestudeerd dient te worden blijkt ook uit de moeilijkheden bij het ontwikkelen van de typologie. Een typologie is alleen nodig om tot inzichten te komen met betrekking tot de algemene overeenkomsten en verschillen op een grotere schaal. De methode die in deze scriptie voor de historische reconstructie van een waterbuurt tot en met 1832 wordt voorgesteld omvat landschapsanalyse en archiefonderzoek. Deze methode wordt op één case study – Birdaard Ȃ Ǥ ϐ onder andere Bodemkaart, Geomorfologische kaart, Landschapstypenkaart, AHN-‐kaart, FAMKE, HISGIS en oude kaarten, gecombineerd met voorkennis verkregen uit eerdere onderzoeken en veldbezoek. Aan de hand van deze bronnen kan er al een uitvoerige beschrijving van de situatie en de mogelijke processen die zich in het verleden hier hebben afgespeeld worden gegeven. Een goed archiefonderzoek is voor Friesland alleen vanaf de 16de eeuw mogelijk. Het overzicht van de geschikte geschreven bronnen, die voor het onderzoek naar historische buurten in Friesland van toepassing zijn, omvat bestuurlijk juridische bronnen, kohieren en registers. Analyse per bron en bronnenkritiek geven aan hoe ieder bron aan het onderzoek kan bijdragen. ϐ en sociaal-‐economische ontwikkelingen op basis van deze bronnen mogelijk is, wordt zichtbaar aan de hand van de case study. De combinatie van landschapsanalyse en archiefonderzoek biedt een stevige basis voor zowel historische reconstructie als verklaring voor de morfologie van een individuele waterbuurt. Nauwkeurigheid en precisie van de resultaten van . iv.
(20) het totaal onderzoek groeit naarmate gegevens verkregen uit verschillende bronnen elkaar versterken, bevestigen en aanvullen. Echter voor een uitputtend onderzoek naar de oorsprong en ontwikkeling van een buurt zijn uiteindelijk een archeologisch onderzoek en boringen nodig. Maatschappelijke betekenis van het fenomeen waterbuurt wordt aan de hand van waardering van de bewaard gebleven historische waterbuurten bestudeerd. De waardering werd op twee niveaus uitgevoerd: op provinciaal niveau en het niveau van een individuele waterbuurt. Het is gebleken dat van de 44 in 1832 aanwezige waterbuurten er 43 bewaard zijn gebleven en die verkeren in zeer uiteenlopende toestand. In bijna de helft van deze waterbuurten is de (op-‐)vaart geheel of gedeeltelijk gedempt. Sommige van de waterbuurten zijn gekrompen, sommige zijn qua grootte onveranderd gebleven en sommige hebben de oorspronkelijke structuur van de buurt niet alleen behouden maar ook versterkt door eraan voort te bouwen. Opmerkelijk is ook dat relatief veel van deze laatste groep waterbuurten onder beschermde dorpsgezichten vallen. Birdaard, dat ook de status van beschermd dorpsgezicht heeft, werd door middel van de voorgestelde individuele waarderingsmethode bestudeerd. Bij deze waardering werd er ϐǡǤ Resultaten van deze analyse bevestigen zowel de resultaten waardering van deze waterbuurt op provinciaal niveau als haar status als beschermd dorpsgezicht. We zien ook dat de verschijningsvorm van de buurt transformatie ondergaat, wat resulteert in een andere verschijningsvorm dan de oorspronkelijke. De combinatie van inventarisatie, overzicht door middel van typologie, en een tweetal methodes voor onderzoek naar een individuele buurt wordt hier gezien als basis voor verdere studie naar het fenomeen historische buurten. Door het toepassen van een uniforme analysemethode zal een vergelijkende analyse ook makkelijker zijn. Een vervolg studie is nodig om een strategie te ontwikkelen voor het omgaan met bewaard gebleven buurten. Morfologie van historische buurten heeft zich door de eeuwen heen gevormd naar de aanwezige sociaal-‐economische situaties: vorm volgt functie. Om de identiteit van zowel buurt als dorp in stand te houden is het belangrijk om zowel het ruimtelijke als sociale aspect te behouden en deze door nieuwe ontwikkelingen te versterken.. . v.
(21) vi.
(22) SUMMARY This thesis is about pre-‐industrial non-‐agricultural settlements that developed in the Frisian countryside directly at the waterside. In this study they are referred to as water-‐neighborhoods. The term neighborhood (Dutch: buurt) has a centuries-‐old tradition but because of an unknown reason it lost its use. In the 17th-‐ and 18th-‐ century sources, Grietenij maps of Bernardus Schotanus a Sterringa and Tegenwoordige staat van Friesland [The contemporary state of Friesland], has been written about this neighborhoods. In this thesis I have chosen to Ǧ ϐ and to focus the research namely on the historical water-‐neighborhoods in Friesian villages. The difference between neighborhood and agricultural settlement layouts became apparent during development of the Atlas fan Fryske Doarpen. There had been earlier references to those differences: archaeologist De Langen distinguishes village and settlement, historical geographer Bloemhof writes about neighbors’ bond (Dutch: burenbinding) and land’s bond (Dutch: landbinding), and English historical geographer Roberts uses the nucleation-‐ dispersion principle, that indicates the historical settlements’ density. While an agricultural settlement structure clearly relates to the surrounding cultural landscape, neighborhood is characterized by an independent position in village entity, connection to the neighbors and an essential infrastructural junction. But unfortunately beside the type of references noticed above, there had been no researches published about this subject. That is why the main challenge of this study was to address the problem where so little was known about. ϐ research on historical water-‐neighborhoods and neighborhood in general, the ǣ ϐ on the subject of water-‐neighborhoods and to get insights on their societal ϐ Ǥ First mapping had to be done to get an idea about the scope of the subject. At the same time the following questions were asked: Which types of water-‐neighborhood can be distinguished in the pre-‐industrial Friesland and how do they relate to the landscape? What is a good method for research on history of neighborhoods? What is the value of the preserved water-‐ ϐ current policy and practice? From the mapping it became obvious that at least 245 Frisian villages Ͷʹͷ ȋ Ǥ ʹ ȏϐǤ ʹȐȌǤ
(23) Ǥ ͳͺ ȏϐǤͳͺȐ ͶͶ Ǧǡ had been distinguished with the help of the land register map from 1832 [Kadaster], are situated through out all of the province of Friesland. The . vii.
(24) conducted mapping and the proposed typology give insights in the spatial layout of the neighborhoods on two scales: that of the village and that of the neighborhood itself. There have been three appearances distinguished on the scale of the village, namely: water-‐neighborhood as the only neighborhood in the village, water-‐neighborhood that lies next to another neighborhood and water-‐ neighborhood that is merged with another neighborhood. The grouping of the neighborhoods in the appearance types makes the layout principles in relation to the water system and other present settlement structures visible. On the scale of the neighborhood itself there are four structural arrangement types based on the mutual placement of the buildings in relation to each other: regular, rhythmic, variable and very irregular. The difference in the structural arrangement types gives an idea about the societal and economic relations within the neighborhood. It appeared that forms and types of the neighborhoods have a strong relation to the landscape types and regions. Moreover the two typologies have close relationship and tight bond with each other. Together they make each neighborhood’s morphology unique. The fact that developing a typology ϐ Ǥ brings us by strong suggestion that the neighborhoods ought to be studied individually and typology is needed for generating new insights regarding general differences and similarities. The method for historical reconstruction proposed in this thesis is that of interdisciplinary landscape analysis and archive research. It is tested on one case study, namely Birdaard. To the interdisciplinary landscape analysis belong: cartographical analysis of soil maps, geomorphological maps, landscape types map, AHN-‐map, FAMKE, HISGIS and other maps, combined ϐǤ the help of these sources a detailed description of the past situation and processes can be made. A good archive research on Friesland is only possible from the 16th century on. The suitable written sources are: administrative juridical sources, chronicles and tax registers. In this thesis the sources are analyzed on suitability for the research subject and an overview is made on how each of the sources can contribute to this research. The case study shows that both a fast spatial analysis and a more in-‐depth reconstruction of the socio-‐ economic developments based on these sources are possible. A combination of landscape analysis and archive research offers a solid basis for historical reconstruction and explanation of the morphology of an individual water-‐ neighborhood. Accuracy of the reconstruction increases as the data from ϐ Ǥ thorough research on the origin and development of the neighborhoods archaeological research and drillings are needed. . viii.
(25) ϐ neighborhood phenomenon becomes clear through the value analysis of the preserved historical neighborhoods. The value estimation has been carried out on two scales: that of the province and that of an individual neighborhood. It turns out that out of the 44 neighborhoods existing in 1832, 43 are still preserved but are in very different states. In almost half of these water-‐neighborhoods the waterway ȋϐ ϐȌǤ of the neighborhoods have shrunk in size, some layouts even transformed to a new appearance type, a few stayed the same but some neighborhoods have not only preserved the original layout but have reinforced it. The fact that most neighborhoods of the latter group are protected village sites is remarkable. The case study Birdaard, which also has the mentioned status, has been analyzed with the proposed individual value estimation method, which resides on the authenticity of the morphology, layout and spatial Ǥ ϐ on the scale of the province and its status as protected village site. The combination of mapping, analysis by means of typology development and the proposed research methods for historical reconstruction is suggested as fundament for further study on historical neighborhoods in the rural area. A uniform mapping method and typology will make comparative analysis possible. Further research is needed to develop strategies for governance and policy for the preserved historical neighborhoods. During centuries morphology has formed itself to the existing socio-‐economic situations: form follows function. To preserve the identity of both neighborhood and village, it is important to sustain the spatial and social aspects and to reinforce them by new developments.. . ix.
(26) x.
(27)
(28) Voorwoord . i. Samenvatting . iii. Summary . vii. Inhoudsopgave . xi. 1. Inleiding . 1. 1.1 Aanleiding tot het onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 1.2 Stand van het onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 1.3 Probleemstelling en onderzoeksvragen . . . . . . . . . . . . . . . . 9 1.4 Bronnen en onderzoeksmethoden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 2. Typologie ruimtelijke structuren waterbuurten . 15. 2.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 2.2 Het begrip ‘buurt’ in enkele 17e-‐ en 18e-‐ eeuwse bronnen . . . 15 2.3 Overzicht van de waterbuurten in Friesland in 1832 . . . . . . 19 2.4 Methodiek en aanpak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 2.5 Typologie waterbuurten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 2.5.1 Verschijningsvormen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 2.5.2 Bebouwingstypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 2.5.3 Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 2.6 Waterbuurten en het landschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 2.7 Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 3. Reconstructie ruimtelijke en sociaal-‐economische ontwikkelingen tot 1832 . 31. 3.1 Inleiding en probleemstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 3.2 Landschapsanalyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 3.2.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 3.2.2 Bronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 3.2.3 Resultaten analyse case study birdaard . . . . . . . . . . 35 3.2.4 Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 3.3 Archiefonderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 3.3.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 3.3.2 Bestuurlijk juridische bronnen . . . . . . . . . . . . . . . 40 ͵Ǥ͵Ǥ͵ϐ Ǧ . . . 42 3.3.4 Resultaten case study . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 3.3.5 Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 . xi.
(29) ͵ǤͶϐ ǣ cultuurhistorische analyse waterbuurten . . . . . . . . . . . . . 52 4. Waardering huidige staat waterbuurten op het niveau van de provincie en een individuele waterbuurt . 53. 4.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 ͶǤʹ ϐ Friesland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 4.3 Waardestelling individuele waterbuurt: Case study Birdaard . 56 4.3.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 ͶǤ͵Ǥʹ ϐ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 ͶǤ͵Ǥ͵ ϐ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 4.3.4 Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 ͶǤͶϐ ǣ waardering waterbuurt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 5. Conclusies en aanbevelingen . 67. ϐ. ͳ. Literatuurlijst . 75. Bijlage 1 Attributen inventarisatie historische waterbuurten. . 79. Bijlage 2 Analyse verschijningsvormen . 80. Bijlage 3 Analyse bebouwingstypen . 81. Bijlage 4 Kohieren en registers -‐ de wereld van belastingen . 82. Bijlage 5 ϐ Ǧ . ͺͷ. Bijlage 6 Quotisatie Birdaard en Wanswerd 1749 . 88. Bijlage 7 Beroepen in Birdaard in 1832 . 89. Bijlage 8 Beroepen waterbuurten van Birdaard en Wanswerd 1650-‐1832 . 90. Bijlage 9 Attributen waardering waterbuurten op provinciaal niveau . 94. Bijlage 10 Resultaten waardering waterbuurten op provinciaal niveau . 95. Bijlage 11 Bebouwing waterbuurten van Birdaard en Wanswerd 1650-‐2000 . 97. Bijlage 12 Overzichtsbladen Verschijningsvormen . xii. 101.
(30) . xiii.
(31) xiv.
(32) ͳǤ
(33)
(34)
(35) . ͳǤͳĆēđĊĎĉĎēČęĔęčĊęĔēĉĊėğĔĊĐ
(36) ĉĊēęĎęĊĎęěĆēĉĊėĚĎĒęĊ Wie op een afstand Friese dorpjes passeert of er doorheen rijdt, merkt dat deze dorpen een onafscheidelijk deel van het Friese landschap vormen. Net zoals bij het coulisselandschap van de Noordelijke Friese Wouden is een Fries dorp niet wat het op het eerste gezicht voor een buitenstaander lijkt te zijn. Zodra we de kans krijgen om een kijkje achter de “coulissen” te nemen, openbaart zich een rijkdom aan vormen, geschiedenissen en betekenissen. Zelfs voor de meest geleerde heren op dit gebied vormen de Friese dorpen een onuitputtelijke bron van vragen, discussies en inspiratie. Het Friese cultuurlandschap is al vele eeuwen lang een heel dynamisch gebied. Al sinds de oertijd is het onderworpen aan de natuurkrachten. Met de komst van de mens ontstond een stugge structuur als de enige manier om hier te overleven. Binnen deze stugge, maar tegelijkertijd ook fragiele, structuur heeft zich een cultuur kunnen ontwikkelen die zich vele eeuwen kon handhaven, ondanks de grote dynamiek van de natuur en de turbulentie van volkerenstrijd en van religieuze, sociaal-‐economische en moderniseringskrachten. Ze wist zich niet alleen te handhaven en haar oorspronkelijke essentie behouden, maar verrijkte zich ook voortdurend met nieuwe vormen en betekenissen. De eeuw van romantiek, technologie en moderniteit waarvan we onszelf de trotse tijdgenoten mogen noemen heeft ons in de greep genomen van vooruitgang, individualisme en consumptiegeest. Deze tendensen hollen de cultuurhistorische diversiteit van binnen uit. Niet alleen de ruimte wordt van allerlei vormen, geschiedenissen en betekenissen beroofd, ook ons innerlijke landschap blijft daardoor leeg en verwoest achter. Hoewel ons innerlijke landschap zich langzaam aan de veranderingen in het werkelijke landschap aanpast, blijft de echo van de verloren beelden in ons geheugen hangen, met een bittere smaak van heimwee naar onze verloren culturele identiteit. Hoe meer beelden en betekenissen verdwijnen, des te moeilijker het wordt om het overgeleverde te snappen… Die gedachtegang is steeds dieper tot het bewustzijn van de Nederlander doorgedrongen. Men ging zich steeds meer realiseren hoe belangrijk de historische kwaliteit van de ruimte voor het geestelijk welzijn van het volk is. Dit bewustwordingsproces krijgt de laatste decennia ook vanuit de overheid steeds meer legitimiteit, omdat men heeft ingezien dat de vooruitstrevende moderniseringskrachten een contrakracht nodig hebben om een gezonde balans te behouden tussen vooruitgang en continuïteit, dynamiek en ǡ ǡ ϐ ´ 1. Inleiding. 1.
(37) Afb. 1. Nederzettingstypen van Friesland. Alle hoofdnederzettingstypen van Friesland met als ondergrond de landschapstypen en waterwegen van Friesland.. 2.
(38) van de ruimte. Geschiedenissen die ons dichter bij onze culturele identiteit kunnen brengen, houden zich verborgen in de lagen van ons bewuste en onbewuste sociale geheugen, soms ook nog eens overdekt door een dikke laag ‘stof’. En hoewel de verantwoordelijkheid voor het ontdekken, begrijpen en verbinden van de fragmenten uit het verleden bij de wetenschap ligt, is de impact en het ultieme doel altijd van maatschappelijke aard. De wetenschap mag het voertuig zijn bij deze ontdekkingsreis. En zo zullen de wetenschappelijke en maatschappelijke aanleidingen als twee complementaire delen van één geheel het onderzoek van deze scriptie vormen. Wat zijn het CHK-‐project en de Atlas fan Fryske Doarpen? Het project Cultuurhistorische Kaarten 2 (CHK2) van Friesland werd in leven geroepen om de doelen over cultuurhistorie uit het Streekplan te realiseren ǤǤǤ ϐ informatie in de bestaande versie van CHK. De cultuurhistorische elementen en structuren in het Friese landschap worden gezien als nauw met elkaar verbonden. Een goed doordachte selectie uit een groot aantal categorieën werd geïnventariseerd (soms aangevuld met nieuwe gegevens), gekarteerd en beschreven. De gegevens zijn vastgelegd in ArcGIS-‐bestanden, waarin de kenmerken op een waardevrije wijze werden ingevoerd. De kaart van nederzettingstypologie is één van de reeks kaarten die de geactualiseerde versie van CHK bevat (ϔǤͷ). Dit biedt de mogelijkheid om verschillende lagen van informatie te combineren, wat de rijkdom aan cultuurhistorische elementen inzichtelijker maakt. In de Atlas fan Fryske Doarpen, die n.a.v. inventarisatie en analyse van de Friese dorpen wordt samengesteld, worden de historische stedenbouwkundige en ruimtelijke kenmerken ervan voor een breed publiek toegankelijk gemaakt. De Atlas biedt een overzicht van de verschillende typen dorpen, maar ook van hun vormkenmerken. Het doel is om voor verschillende periodes uit de geschiedenis de kenmerken van de dorpen en steden te laten zien. . ĊęĊēĘĈčĆĕĕĊđĎďĐĊĆĆēđĊĎĉĎēČ In het kader van het project Cultuurhistorische Kaart (CHK) van de Provincie Friesland ontstond in 2010 het initiatief om een Atlas fan Fryske Doarpen te maken. Hoewel het maken van deze Atlas een maatschappelijk doel dient, was het voorbereidende proces tot deze atlas te komen sterk wetenschappelijk van aard. De totstandkoming van de Atlas bleek in de praktijk een lange zoektocht naar de belangrijkste stedenbouwkundige en morfologische componenten van het Friese dorp. Gedurende het proces bleek dat er een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen de agrarische bebouwing en de niet-‐agrarische bebouwing. De eerste vertoont een duidelijke relatie met het omringende cultuurlandschap, de tweede hangt vooral samen met buurtbinding en de koppeling aan de aanwezige infrastructuur.2 Het is inmiddels duidelijk dat de aanwezigheid van concentratie van niet-‐ agrarische bebouwing (in het vervolg buurt genoemd) een heel belangrijke cultuurhistorisch component van het Friese dorp vormt. Dit onderwerp vormt tegelijkertijd echter één van de blinde vlekken in de cultuurhistorie van Friesland. Er is tot nu toe nog in het geheel geen onderzoek naar dit onderwerp gedaan. Als gevolg daarvan is er ook nauwelijks literatuur over dit onderwerp verschenen. Versterkt door deze inzichten is tijdens de inventarisatie van de historische morfologie van Friese dorpen ten behoeve van de Atlas, ook speciaal op de aanwezigheid van dit soort niet-‐agrarische buurten gelet. Het bleek dat in 1832 van de in totaal 425 Friese dorpen er niet minder dan 245 dorpen waren met één of meerdere buurten (ϔǤ ͷ). Dit maakt het onderzoek naar buurten in Friesland tot een omvangrijk onderwerp. In deze eerste inventarisatie is echter alleen de aanwezigheid van een buurt geïnventariseerd. Gegevens over morfologische en stedenbouwkundige kenmerken per buurt ontbraken echter nog geheel. Met deze masterscriptie wordt getracht om voor het eerst onderzoek te verrichten naar één van de meest essentiële bestanddelen van het Friese dorp: de buurt. Naast het streven naar meer inzichten op het gebied van 2 . Altas Fryske Doarpen, Provincie Fryslân, niet-‐gepubliceerde versie.. 1. Inleiding. 3.
(39) morfologie en genese, is het voornaamste wetenschappelijke doel van deze studie meer aandacht te vragen voor dit nog zwaar onderbelichte cultuurhistorische fenomeen.. ĆĆęĘĈčĆĕĕĊđĎďĐĊĆĆēđĊĎĉĎēČ
(40) ϐ in 1988 zoveel mogelijk geprobeerd het archeologisch bodemarchief intact te laten. Ook vormt het archeologisch erfgoed vaak een inspiratiebron bij nieuwe ontwikkelingen, gestimuleerd door de bekende Belvedere-‐regeling die van 2001 tot en met 2010 in Nederland van kracht was. Het Verdrag van Malta is echter in Nederland te beperkt ingevuld, waardoor de bouwhistorie buiten de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is komen te vallen. Maar uit de ervaring blijkt dat bijzondere (bouw)historische waarden juist ook in de stadstructuur en ‘tussen’ de beschermde monumenten te vinden zijn. Spijt omtrent dit gemis wordt geuit in het document Bouwhistorie en gemeentebeleid, in 2009 uitgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.3 Hierin wordt gepleit voor een bouwhistorische verwachtingskaart naast de bestaande archeologische verwachtingskaart, zodat bouwhistorisch en archeologisch onderzoek beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Hierdoor kan de plek van historische panden, ook al zijn ze geen monument in de actuele structuur van een stad of dorp, beter zichtbaar worden gemaakt. Gemeenten en provincies zouden dan hun toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen mede op een dergelijke verwachtingskaart kunnen baseren. Bij het maken van dergelijke bouwhistorische verwachtingskaart zouden individuele panden de leidraad voor inventarisatie vormen. Zo’n werk zou dan op het gemeentelijk niveau plaats moeten vinden. Als goede voorbeelden voor de toekomst worden onder meer de beeldkwaliteitskaart van de gemeente ‘s-‐Hertogenbosch en de bouwhistorische verwachtingskaart van Amsterdam in het document genoemd.4 In de ruimtelijke ordening op provinciaal niveau wordt doorgaans op het grensvlak gewerkt van planologie, architectuur, cultuurhistorie, archeologie, verkeerskunde en landschapsarchitectuur. Daarbij zijn een interdisciplinaire aanpak en het versterken van het cultuurhistorische kennisniveau essentieel. Voor provincies zou dan de taak kunnen zijn om niet van de individuele panden uit te gaan, maar veel meer van belangrijke historische dorpsstructuren. Deze zouden op provinciaal niveau kunnen worden aangewezen en vervolgens kunnen worden ingedeeld en gekarakteriseerd met behulp van de volgende criteria: a. Kenmerkende morfologie, identiteit, stoffering en beeldkwaliteit van de dorpen en steden zelf, zowel in het heden als verleden. Belangrijke aspecten zijn daarbij de oorsprong, verdere ontwikkeling, typologie 3 Eshuis, 2009. 4 http://www.bma.amsterdam.nl/publish/pages/69314/ verslagbouwhistorischewaardenkaart.pdf, geraadpleegd op 25.05.2011.. 4.
(41) en morfologie van de onderzochte dorpen en steden. b. De kenmerkende relatie van de dorpen en steden met het omringende landschap in brede zin. Belangrijke aspecten zijn daarbij onder meer verkavelingsstructuren, water-‐ en wegenstructuren, dorps-‐ en stadsranden en bebouwingspatronen. Bij de provincie Friesland valt een dergelijke inventarisatie onder het project Cultuurhistorische Kaarten. Deze kaarten spelen een rol bij het signaleren van de hiaten, bij het versterken van het kennisniveau en het bewerkstelligen van onderzoek. Op basis daarvan komt de provincie tot een visie op de wenselijke en mogelijke ontwikkelingen voor bestaande en nieuw in te richten gebieden. Dergelijke kaarten zouden ook inspiratie voor gemeenten kunnen leveren om op lokaal niveau verdere inventarisaties of onderzoeksprojecten uit te voeren om bijvoorbeeld uiteindelijk tot een bouwhistorische verwachtings-‐ of waardenkaart komen. ϐ´ van groeiend belang, omdat het onderscheidende karakter van de Friese dorpsstructuren geleidelijk aan het vervlakken is door het verdwijnen ϐ ǡ stedenbouwkundige structuren, door ingrepen in de oude dorpsdelen die geen rekeningen met het historische karakter houden en door de vaak uniforme uitbreidingen bij dorpen. Een studie naar historische dorpsstructuren is noodzakelijk om de historische omgeving van Friese dorpen beter te begrijpen en inspiratie voor nieuwe ontwikkelingen op te kunnen doen. Cultuurhistorische inventarisatie en waardering van historische dorpskernen of delen daarvan zijn essentieel omdat ze inzicht bieden in de wijze waarop en de mate van zorgvuldigheid waarmee met dit erfgoed moet worden omgegaan.5 Een historische buurt maakt een belangrijk deel uit van het cultuurhistorische erfgoed van Friesland. Een studie naar buurten zou criteria kunnen opleveren waarmee individuele buurten kunnen worden gewaardeerd. Dit biedt de kans om de waarde van deze buurten mee te wegen bij de planning van nieuwe ontwikkelingen. Zo kan een studie naar historische dorpsbuurten het stedenbouwkundig instrumentarium van gemeenten en provincie in Friesland verrijken. De Atlas fan Fryske doarpen vormt daarbij een belangrijk hulpmiddel. Ook kan een inventarisatie van buurten bijdragen aan de stand van kennis en het beleid op het gebied van archeologie. De laatste jaren wordt men steeds bewuster van het feit dat het water een heel belangrijke kwaliteit van de Friese dorpen is. Er is ook een aantal projecten op dit gebied bezig zoals het ͶͶͶǦͶͷͻ van de provincie Friesland.6 Het belang van het water als vormend element 5 6 . Streekplan Provincie Fryslân, 2009. Interview met provinciaal stedenbouwkundige Sandra van Assen, op 20.04.2011.. 1. Inleiding. 5.
(42) Afb. 2. Dorpen met buurten in Friesland in 1832. Bij de inventarisatie werd compacte niet-agrarische bebouwingsreeks bestaande uit minimum 5 á 6 korrels (overwegend kleine korrels) tot een buurt gerekend. De rode stippen zijn Steden en de gele zijn Vlecken, deze beide nederzettingstypen werden tijdens de inventarisatie weggelaten (zie Atlas Fryske Doarpen), maar het is bekend dat grote aaneengesloten buurten één van hun kernkwaliteiten vormen.. 6.
GERELATEERDE DOCUMENTEN
De relevantie van het operationeel proces als essentiële stap om de (vaak abstracte en niet tijdgebonden) strategische doelen te vertalen naar concrete tactische acties,.
I: Zou je naar aanleiding van deze tekst op zoek gaan naar meer informatie om eventueel vrijwilliger te worden bij het Rode Kruis!. R: Als ik eerlijk
Er kunnen er meer zijn maar er mag er slechts één zijn voor een gegeven combinatie notie werkgever, nummer paritair comité, notie type akkoord van de aanvullende vergoeding, notie
Voor alle andere werknemerstypes moet er echter ten minste één niveau "tewerkstelling van de werknemerslijn" zijn per werknemerslijn, maar er kunnen er meer zijn
Er kan echter maar één enkele blok "Gegevens van de tewerkstelling met betrekking tot de overheidssector" zijn voor een gegeven combinatie "Datum begin - Gegevens van de
Geen jongerenactlviteiten meer voor jongeren in de leeftijdscategorie 18-23 jaar, geen uitvoering meer van stedelijke activiteiten blj het kinder-, jeugd- en jongerenwerk,
- heeft alle BPV-opdrachten uit periode 1, 2, 3 en 4 gemaakt en de BPV- opdrachten zijn met een voldoende beoordeeld door
School: ROC Rivor Tiel & DVC & Gilde Vakcollege Techniek Maar wat verwachten we dan?.. (investering