• No results found

Ontmoeting als vorm van opvoedingsondersteuning

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ontmoeting als vorm van opvoedingsondersteuning"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

4. Ontmoetingen als vorm van opvoedingsondersteuning

Auteurs:

Stefan Ramaekers

Docent aan het Laboratorium voor Educatie en Samenleving van de Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen, KU Leuven Philippe Noens

was tijdens de looptijd van het project ook aan hetzelfde laboratorium verbonden. Cf. http://ppw.kuleuven.be/ecs/les

In deze tekst worden een aantal grondlijnen uiteengezet van het project

‘Opvoedingsondersteuning in Ontmoeten’ van de provincie Vlaams-Brabant in samenwerking met het Laboratorium voor Educatie en Samenleving van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen KU Leuven1. Het pro- ject liep van januari tot en met december 2010 en werd gefinancierd door de Dienst Welzijn en Gezondheid, Provincie Vlaams-Brabant. Voor het volledige rapport en het bijbehorende bronnenboek, cf. http://ppw.kuleuven.be/ecs/

les/onderzoek-1/onderzoeksproject-opvoedingsondersteuning-in-ontmoeten.

1. Opvoedingsondersteuning: de

‘traditionele’ invulling

Opvoeden is gedurende het afgelopen decennium meer en meer een

‘publiek’ gespreksonderwerp geworden. Ten bewijze daarvan bijvoor- beeld het groeiende aanbod aan literatuur over opvoeden, handboeken en gidsen voor ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken, de druk bezochte infoavonden, tv-programma’s over opvoeden, enz. Een en ander staat niet los van een groeiende nood aan opvoedingsondersteu- ning, zoals uit verschillende onderzoeken reeds gebleken is.2 Vandaag is opvoedingsondersteuning een bij brede lagen van de bevolking bekend begrip en dekt het een breed gamma aan uitgangspunten, methodieken en initiatieven.3 En ontegensprekelijk is opvoedingsondersteuning in het welzijnslandschap een beleidsprioriteit voor Vlaanderen.

1 Cf. http://ppw.kuleuven.be/ecs/les.

2 Bijvoorbeeld Snijders, 2006; Snyers, Colpin & Coenen, 2001.

3 Poot, 1992; Nys & Vandemeulebroecke, 2000; Vandemeulebroecke & Nys, 2002.

(2)

Opvoedingsondersteuning kan op velerlei manieren vormgegeven wor- den. In het Decreet Opvoedingsondersteuning van 13 juli 2007 ligt de nadruk op opvoedingsondersteuning in termen van informatieverstrek- king en adviesverlening aan ouders. Concrete initiatieven nemen vaak de vorm aan van formeel georganiseerde bijeenkomsten zoals infoavonden, workshops, enz. waarin de klemtoon ligt op het doorgeven van informa- tie aan ouders en op het verrijken van de opvoedingskennis en -vaardig- heden van ouders. Nagenoeg altijd gebeurt dit door of in aanwezigheid van een of andere deskundige: een ontwikkelingspsycholoog, een (ortho)pedagoog, een consulent, enz., kortom experts, personen die met kennis van zaken spreken en ouders begeleiden of (lichtjes) bijsturen. We kunnen dit bestempelen als een eerder ‘traditionele’ invulling1 van opvoedingsondersteuning. Het bestaande aanbod opvoedingsondersteu- ning gaat uit van een idee dat ouders ergens iets tekortkomen wat betreft hun kennis en/of vaardigheden met betrekking tot het opvoeden van kin- deren en dat hen dus op een of andere manier iets moet worden bijge- bracht.

In deze ‘traditionele’ invulling vallen een aantal dingen op.2 Vooreerst gaat men ervan uit dat opvoeden en ouderschap op een of andere manier moet doortrokken zijn van een vorm van deskundigheid. Wat sterk doorschemert in de wijze waarop we over opvoeden denken en spreken vandaag is de idee dat ouders zich op een of andere manier moeten professionaliseren. Ouders worden opgeroepen zich actief met het opvoeden in te laten, dit wil in dit geval zeggen, zich zo goed moge- lijk voor te bereiden, zich te informeren, door bijvoorbeeld de juiste boe- ken te lezen, vormingsbijeenkomsten bij te wonen of opvoedingsadvies op te zoeken.3 Het is in dit verband dan ook allang geen nieuwigheid meer, laat staan vreemd, om in het kader van de gezinsopvoeding te spreken van vaardigheden en zelfs trainingen. Ouders worden op allerlei momenten uitdrukkelijk aangesproken op hun leervermogen om hun kennis en (vooral) kunde bij te schaven. Goed opvoeden wordt zo gelijk- geschakeld met deskundig handelen, d.w.z. met handelen op basis van wetenschappelijk onderzoek.

Opvoeding verschijnt zo ook als iets dat ouders actief moeten ‘doen’ en iets dat ze mits de nodige informatie en zelfs oefening kunnen leren. Het verschijnt dan als iets dat bestaat uit een geheel van vaardigheden, iets waarvoor zelfs ‘trainingen’ bestaan. Opvoeden is, anders gezegd, iets waarover je kan bijleren, waarvoor je de ‘juiste kennis’ kan opdoen en waarin ‘juist handelen’ mogelijk is – kortom, iets waarvoor een bepaalde

1 De term ‘traditioneel’ houdt, voor alle duidelijkheid, geen oordeel in over de waarde van het aan- bod. De term moet letterlijk genomen worden, d.w.z. als verwijzend naar ‘zoals men dat gewoonlijk doet’.

2 Zie Ramaekers & Suissa, 2012a voor een uitwerking.

3 Lambeir & Ramaekers, 2007.

(3)

vorm van deskundigheid blijkt nodig te zijn. Opvoeden wordt hier dan meteen ook verengd als iets dat hoofdzakelijk draait rond het omgaan met moeilijkheden en problemen, en dan vooral rond het voorkomen ervan (preventie). Opvoeden wordt met andere woorden ter sprake gebracht in termen van ‘het problematische’, en dan is meteen ook het gevaar niet denkbeeldig dat de grens tussen ondersteuning en hulpverle- ning vervaagt.1

Wat verder naast dit deskundigheidsdenken ons hedendaags denken en spreken over opvoeden sterk mee bepaalt, is de prominente aanwezig- heid van de psychologische taal, zoals die van de gedragspsychologie, de ontwikkelingspsychologie en recent de neuropsychologie. Het is hieraan dat we een voor ons allen zo bekend jargon te danken hebben wanneer we opvoeding ter sprake brengen. In opvoedingsrubrieken in magazines, aankondigingen van informatieavonden voor ouders, op websites voor ouders en dergelijke meer spreekt men over het koesteren van en tege- moetkomen aan de noden van kinderen, het bieden van emotionele steun, het verhogen van het welzijn (van ouders en kinderen), het creë- ren van stimulerende omgevingen, het verbeteren van de interacties tus- sen ouders en kinderen, ruimte bieden aan kinderen om te experimenteren met het nemen van afstand ten aanzien van hun ouders, enz. Deze taal lijkt misschien neutraal (want ‘wetenschappelijk’ en ‘objec- tief’), maar is dat niet. De taal/het jargon van verschillende subdisciplines van de psychologie is op vanzelfsprekende wijze deel gaan uitmaken van onze dagelijkse taal, en geeft daarmee vorm aan ons verstaan van opvoe- den en de ouder-kind relatie. Het vanzelfsprekende gebruik van de taal van de psychologie creëert een bepaalde wijze van kijken naar het kind en naar onszelf als ouder. De taal van de psychologie reikt ons een bril aan die opvoeden en de ouder-kind relatie op een bepaalde manier doet verschijnen en die vervolgens ook, omdat we bepaalde dingen zien en andere niet, ons handelen in bepaalde richtingen stuurt. We kunnen zelfs spreken van een psychologisering van opvoeden en de ouder-kind rela- tie. Volgens De Vos is dit “het fenomeen waarbij de kennis van de psy- chologie het centrale referentiekader wordt van hoe we bij onszelf, de ander en de wereld aanwezig zijn.”2 Het is “het proces waarbij het psy- chologisch discours niet alleen de woorden maar vooral de blik bepaalt waarmee we naar onszelf, de anderen en de wereld kijken”.3

Met de ontwikkelingspsychologische taal in het bijzonder wordt dan ook een bepaald soort logica alsook een invulling van het opvoedingsdoel (ongemerkt) in ons verstaan van opvoeden geïmporteerd – en beide (logica en doel) worden als vanzelfsprekend aangenomen en niet meer

1 Ramaekers, 2009.

2 De Vos, 2011, p. 25.

3 De Vos, 2011, p. 15.

(4)

ter discussie gesteld. Opvoeden wordt begrepen als een verhaal van een min of meer lineaire ontwikkeling, waarbij als uiteindelijke ‘uitkomst’ (een of andere variant van) het psychisch en emotioneel uitgebalanceerde kind (het goed functionerende kind, het zelfverzekerde kind, het emotio- neel intelligente kind, enz.) voor ogen gehouden wordt. Alles wat ouders doen wordt ergens op deze ontwikkelingslijn tussen geboorte en uitein- delijke doel gesitueerd, d.w.z. wordt gezien als iets dat een causaal effect heeft op de rest van het verloop van de ontwikkeling. Opvoeden wordt zo alleen nog begrepen als datgene wat zich afspeelt in de één-op-één- interactie tussen ouder en kind, waarbij de ouder de primaire taak heeft te waken over het ontwikkelingsproces van zijn of haar kind, en dat pro- ces zo goed mogelijk te ondersteunen en te stimuleren heeft.1 Tegelijk wordt hiermee de mogelijkheid van ‘juist handelen’ in de opvoeding nogmaals onderstreept en onderschreven. Opvoedingsondersteuning schuift zo steeds verder op naar een vorm van (preventieve) hulpverle- ning.

Deze invulling van opvoeden heeft directe implicaties voor ouders. Wan- neer opvoeden (te vaak) in beeld komt als iets dat met het voorkomen van problemen te maken heeft, met het juist (leren) omgaan met kinde- ren, enz. dan werkt dit bij ouders een houding in de hand van voortdu- rende alertheid voor mogelijke kansen, risico’s en tekortkomingen in ontplooiingsmogelijkheden.2 Ouders worden op die manier uit hun gewone zijn en doen gerukt, en worden op een bepaalde manier geposi- tioneerd tegenover hun eigen opvoeden en tegenover hun kinderen.

Wat met deze dominante visie op opvoeden en ouderschap uit het beeld dreigt te verdwijnen is een andere invulling van wat opvoeden kan zijn.

Opvoeden betekent (ook) kinderen inleiden in een betekenisvolle wereld.

Opvoeden is precies de plaats waar waarden en normen van de ene op de andere generatie worden overgedragen, waar ouders aan hun kinde- ren doorgeven wat ze belangrijk vinden (letterlijk: wat zij belangrijk vin- den) om aan hun kinderen door te geven. In opvoeden gaat het om zin en betekenis, en om welke zin en betekenis iemand als ouder wil doorge- ven aan zijn kind. Het gaat dan om vragen zoals: wat is waardevol om door te geven aan onze kinderen, aan de nieuwe generatie? Wat willen we doorgeven aan onze kinderen? Welk beeld van onszelf en van de wereld die we representeren willen we meegeven met die nieuwe gene- ratie? Hoe organiseren we het samenleven van die generaties? Enzovoort.

Het is precies dit soort van spreken over opvoeden, deze invulling van wat opvoeden is/kan zijn, en de vragen die daaromtrent gesteld kunnen worden die niet meer ter sprake gebracht worden, omdat opvoeden voor ons vandaag een heel andere invulling lijkt te hebben.

1 Zie Ramaekers & Suissa, 2012b, voor een uitwerking van dit punt.

2 Masschelein, 2008.

(5)

2. Ontmoeten als vorm van

opvoedingsondersteuning: meer van hetzelfde of iets anders?

De aandacht voor ontmoetingen tussen ouders als vorm van opvoedings- ondersteuning de afgelopen jaren lijkt in het veld van de opvoedingson- dersteuning een andere kijk te hebben geïntroduceerd – niet in het minst omdat met het begrip ontmoetingen de nadruk komt te liggen op het informele (ouders onderling, in min of meer toevallige verbanden) in plaats van op het formele (georganiseerde bijeenkomsten met een des- kundige, rond een thema).

De aandacht voor ontmoetingen ligt in het Decreet Opvoedingsonder- steuning van 13 juli 2007 besloten. Men heeft het daarin over “het stimu- leren van ontmoetingen tussen opvoedingsverantwoordelijken met de nadruk op het creëren van sociale netwerken en het bespreekbaar maken van het opvoeden van kinderen bij brede groepen van opvoedingsverantwoordelij- ken.”1 Uit onderzoek is ook gebleken dat er bij heel wat jonge ouders een openheid gegroeid is voor laagdrempelige, informele opvoedingsonder- steuning.2 Zo blijkt onder meer uit de onderzoeken van Vandenbroeck et al. (2007) en Buysse (2008) dat informele sociale steun, i.e. steun die men ondervindt van vrienden en familie, in belangrijke mate opvoe- dingsondersteunend is. Buysse stelt vast “dat er één steunbron is die voor alle ouders in alle groepen als ondersteunend wordt ervaren: het sociaal netwerk”.3 Het is in dat opzicht niet verbazingwekkend dat initiatieven die werken aan het versterken van netwerken van ouders en die betrek- king hebben op het stimuleren van ontmoetingen als vorm van opvoe- dingsondersteuning de laatste jaren in een stroomversnelling gekomen zijn. Er hebben zich verschillende initiatieven ontwikkeld, waarvan de meest uitgesproken vorm wellicht de ontmoetingsplaatsen voor ouders en kinderen zijn, zoals ‘De Speelbrug’ te Antwerpen, ‘SpeelOdroom’ te Leuven en ‘Baboes’ te Brussel. Een ander, vrij bekend initiatief dat ont- moetingen tussen ouders centraal stelt is bijvoorbeeld ‘Bijtanken over opvoeding @ home’ van de Gezinsbond.4 Nog andere voorbeelden zijn:

de verschillende soorten moedergroepen, babycafés en dergelijke meer.

Ondanks het feit dat dit veelbelovend klinkt, is er toch een aantal kantte- keningen te maken. Zo blijkt namelijk dat initiatieven die ‘ontmoetingen’

1 Cf. http://wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/PDF/IWMI_POO_VHV_GHV/decreet%20 opvoedingsondersteuning.pdf

2 Snyers, Colpin & Coenen, 2001; Vermulst, 2002.

3 Buysse, 2008, geen pp.

4 Zie http://www.gezinsbond.be/index.php?option=com_content&task=blogcategory&id=197

&Itemid=403.

(6)

hoog in het vaandel dragen moeilijk lijken te ontsnappen aan het domi- nante discours. Zo blijkt bijvoorbeeld een ontmoetingsplaats, althans vol- gens een recente aanbeveling, niet zonder een deskundige te kunnen – iemand die de nodige competenties heeft om ouders te ontvangen en de ontmoetingen in de ‘juiste’ banen te leiden.1 Tegelijk worden ouders hier dan opnieuw benaderd alsof ze een ‘tekort’ hebben en dus nood aan deskundige begeleiding zouden hebben om in staat te zijn hun kinderen op te voeden.2 En uit eerste resultaten van recent onderzoek blijkt ook het initiatief ‘Bijtanken over opvoeding @ home’ van de Gezinsbond niet aan de dominante tendensen te ontsnappen, maar gedreven te worden door een logica van de deskundigheid en de (ontwikkelings)psychologi- sche taal.3

Waar zoiets uiteindelijk op neerkomt is dat de ontmoeting tussen ouders hier in zekere zin bijkomstig geworden is, dit wil zeggen dat de klemtoon er ondanks alles toch ligt op de kennis die wordt doorgegeven, op het

‘wat’ waarrond de bijeenkomst plaatsvindt, en niet op de ontmoeting zelf. De ontmoeting tussen ouders is niet belangrijk als dusdanig, maar slechts omdat ze functioneel is voor het bereiken van doelstellingen die extern bepaald zijn.

3. Project ‘Opvoedingsondersteuning in ontmoeten’

Met het project ‘Opvoedingsondersteuning in ontmoeten’ beoogden we opvoedingsondersteuning op een andere manier in te vullen dan de tra- ditionele invulling ervan door bewust de aandacht te vestigen op ont- moetingen tussen ouders. We waren geïnteresseerd in de ontmoeting zelf, d.w.z. voor wat er in de ontmoetingen tussen ouders (tussen ‘gelij- ken’) kan gebeuren. Hiermee namen we het onderzoeksgegeven van Buysse (2008) serieus, namelijk dat de ontmoeting zelf ondersteunend kan zijn voor het opvoeden.

Precies deze aandacht voor ontmoetingen tussen ouders houdt, ons inziens, een aantal mogelijkheden in:

– Ten eerste kunnen we hiermee opvoeden daadwerkelijk bij de ouders laten en het hen niet, op een of andere manier (expliciet dan wel ver-

1 EXPOO, 2011.

2 Voor een kritische bespreking van recente ontwikkelingen met betrekking tot de ontmoetings- plaatsen verwijzen we graag naar het betreffende onderzoeksrapport, http://ppw.kuleuven.be/ecs/

les/bestanden/Tekstbestanden/onderzoeksteksten/opvoedingsondersteuning-in-ontmoeten-onder- zoeksverslag.pdf. In het bestek van deze bijdrage kunnen we er hier niet uitvoerig op ingaan.

3 Vandezande, 2012.

(7)

doken) uit handen nemen. Opvoedingsondersteuning blijft zo ook

‘ondersteuning’ en niet iets dat flirt met de grens van hulpverlening of het opleggen van een normatief kader van goed ouderschap.

– Ten tweede bestaat de mogelijkheid om (in het algemeen, maar vooral ook in het hedendaagse veld van de opvoedingsondersteuning) opvoeden (opnieuw) als gewone, dagelijkse activiteit een plaats te geven, om anders gezegd het gewone opvoeden een plaats te geven.

Ontmoetingen tussen ouders dragen in zich de mogelijkheid dat er een spontane, gewone uitwisseling over vaak alledaagse dingen plaatsgrijpt. De vragen die alle ouders wel eens hebben kunnen er gesteld worden, de onzekerheid die alle ouders wel eens ervaren kan er uitgesproken worden, over het slapen gaan bijvoorbeeld, de onder- broken nachten, over moeilijke eetmomenten, of hoe zoonlief of dochterlief zich gedraagt tegenover het nieuwbakken zusje of broertje, maar ook wat ouders vanzelfsprekend bij het domein van de opvoe- ding zetten, hoe ze dit domein afbakenen, wat opvoeden voor hen vandaag betekent en de plaats die het in hun leven heeft.

– Ten derde willen we met deze expliciete aandacht op ontmoetingen ook opvoeden als dusdanig op een andere manier in beeld laten komen. Wat opvoeden voor ons vandaag betekent, de plaats die het in ons leven heeft, en in onze samenleving, krijgt door die aandacht voor ontmoeten een andere invulling dan de invulling die we er vandaag doorgaans aan geven. Opvoeden kan hier (opnieuw) in beeld komen als die activiteit van mensen waarin de verhouding tussen generaties centraal staat, waarin het in eerste instantie gaat om het doorgeven van waarden, van zin en betekenis.

Maar wat verstaan we nu precies onder het ontmoeten tussen ouders? En wat kan het belang ervan zijn? We schetsen hier kort een aantal elemen- ten van dat concept.

3.1. ‘Een soort sociale ruimte’

Uit de resultaten van het eerder al genoemde onderzoek van Buysse bleek o.m. het volgende:

“In een ideaal scenario komt vaak een soort sociale ruimte naar voor met gedeelde verantwoordelijkheid voor het opvoeden van kinderen, veel interacties en bij elkaar terecht kunnen.”1

Ouders geven (in dat onderzoek) aan nood te hebben aan wat Buysse een ‘sociale ruimte’ noemt, en dan vooral aan een vorm van informeel contact waarbinnen ouders tips, feedback en bevestiging kunnen krij- gen.2

1 Buysse, 2008, geen pp.

2 Buysse, 2008, geen pp.

(8)

Het begrip ‘een soort sociale ruimte’ en de wijze waarop Buysse dit ver- der kort invult, zijn interessant voor ons omdat het een waardevolle opstap biedt voor de uitwerking van wat we bedoelen met opvoedings- ondersteuning in ontmoeten en wat dat ontmoeten dan inhoudt. Niet alleen is het begrip ruimte zelf al breed, dit wil zeggen impliceert het een openheid met betrekking tot de concrete plaats waarin ouders elkaar ontmoeten en de vorm waaronder dit dan gebeurt. Buysse benadrukt ook deze openheid door niet vast te leggen om welke ruimte het dan precies moet gaan. Voortbouwend op wat Buysse ons hier aanreikt, kun- nen we de aandacht vestigen op een eerste element van onze kijk op ont- moeten. Een dergelijke sociale ruimte waarbinnen ouders elkaar ontmoeten – een ruimte waarbinnen opvoeden kan verschijnen als gedeelde verantwoordelijkheid, waarbinnen tips en feedback gegeven kunnen worden, waarbinnen ouders ook bevestiging kunnen ervaren (omdat ze het goed blijken te doen), en waar ouders bij elkaar terecht kunnen – kan op vele verschillende manieren vormgegeven worden. De bedoelde sociale ruimte kan een concrete plaats zijn (ruimte in de mate- riële zin van het woord), maar dat hoeft niet noodzakelijk zo te zijn (het kan bijvoorbeeld ook een virtuele ruimte zijn). Het hoeft in dit verband ook niet noodzakelijk over een structureel blijvende ruimte te gaan; de ruimte kan tijdelijk zijn. En het hoeft ook niet noodzakelijk te gaan over een ruimte die ‘onder begeleiding’ staat, hoewel zoiets niet uitgesloten is. De aandacht vestigen op ontmoetingen tussen ouders moet in dit pro- ject dan ook letterlijk genomen worden. Het gaat niet om de ontwikke- ling van een bepaalde plaats (al dan niet naar een of ander bestaand model), evenmin ging het om de ontwikkeling van een alternatief voor de bestaande ontmoetingsplaatsen. De focus ligt op ontmoeten van ouders onderling, ongeacht waar en onder welke vorm, ongeacht of het direct op opvoeden gericht is of niet, en ook ongeacht de aanwezigheid van een begeleider.

3.2. ‘Onbegrensde’ ruimte

Wanneer we het gegeven van het belang van informele, sociale steun serieus nemen – informeel, sociaal, steun – dan is het o.i. verder van belang dat deze ruimte niet op voorhand bepaald is of vastligt, maar als het ware ‘onbegrensd’ is. ‘Onbegrensd’ moet hier niet opgevat worden in de materiële zin van het woord (muren, bijvoorbeeld, of omheinin- gen), maar in immateriële zin. Een ‘onbegrensde’ ruimte is in deze zin een ruimte waarbinnen niet al op voorhand bepaald is welk soort van ontmoetingen kan plaatsvinden tussen ouders onderling, tussen ouders en kinderen, tussen ouders en eventuele anderen, enz. Het is een ruimte waarbinnen er voldoende openheid is zodat ouders de ruimte zelf en wat er binnen die ruimte kan gebeuren mee vorm kunnen geven.

(9)

Een belangrijke uitdaging voor de recente initiatieven die ‘ontmoeten’

hoog in het vaandel dragen bestaat erin zich te positioneren tegenover of naast het dominante discours en zo een eigenheid te bewaren naast het bestaande aanbod opvoedingsondersteuning. Zoals gezegd, het gevaar is reëel dat men te vlug vervalt in een eerder ‘traditionele’ invulling van opvoedingsondersteuning. In het bijzonder dreigt het gevaar dat de ini- tiatieven die ‘ontmoeten’ hoog in het vaandel dragen ‘begrensde’ ruim- tes worden, d.w.z. ruimtes waarin reeds op voorhand vastligt wat er moet gebeuren. Dit wil zeggen dat het ontmoeten van ouders gestimu- leerd wordt in functie van wat het ‘officiële’ discours over opvoeden inhoudt, of dat de ontmoetingsplaats ouders moet aanzetten om over net datgene te spreken wat het ‘officiële’ discours over opvoeden inhoudt: ontwikkelingsstimulering, ‘hoe pak ik dit of dat aan’, enzovoort.

Het gaat dan in wezen om een ‘begrensd’ ontmoeten, dit wil zeggen een ontmoeten waarin al op voorhand bepaald is wat belangrijk is, wat ouders belangrijk (zouden) moeten vinden. In feite is zo’n vorm van ont- moeten de zoveelste vertaling van wat ouders doen in termen van een leeractiviteit: ouders worden, met andere woorden, gestimuleerd om samen te komen omdat ze zo het best iets over opvoeden leren. In die zin is het dan ook tegelijk een gebeuren waarin ouders beoordeeld kun- nen worden op grond van wat er al als kader vastligt.1

3.3. Ontmoeten als vormend

Ontmoeten (tussen ouders onderling, tussen ouders en kinderen, …) kan vormend zijn, in een bepaalde zin van het woord. We bedoelen hier niet in eerste instantie vorming als ‘leren’. Vanuit het discours van het leren worden ouders aangesproken als wezens die een tekort ervaren (of:

waaraan een tekort wordt toegeschreven) en waarin er deskundigheid is die dat tekort kan verhelpen. Zoals gesuggereerd dreigt een ontmoe- tingsplaats dan een ‘begrensde’ ruimte te worden. Een ontmoetings- plaats dreigt, anders gezegd, een vooraf bepaalde gemeenschap te worden, c.q. een gemeenschap waarin men weet wat goed opvoeden is, waarin een bepaald weten over opvoeding normerend is. Ontmoeten in zo’n ontmoetingsplaats is ‘vormend’ in die zin dat ouders door de gemeenschap (die ze betreden) gevormd worden.

We willen niet uitsluiten dat ouders in ontmoetingen met andere ouders bepaalde dingen leren (in de zin van ‘opsteken’, bijvoorbeeld). Maar we willen onder de aandacht brengen dat ontmoeten ook op een andere manier vormend kan zijn voor ouders. Ontmoeten (tussen ouders onder- ling, enz.) is dat gebeuren waarbinnen opvoeden vorm kan krijgen. De

1 Voor een verdere uitwerking hiervan, zie het onderzoeksrapport http://ppw.kuleuven.be/ecs/les/

bestanden/Tekstbestanden/onderzoeksteksten/opvoedingsondersteuning-in-ontmoeten-onder- zoeksverslag.pdf. Zie ook Ramaekers, 2010.

(10)

sociale ruimte waarbinnen zo’n ontmoetingen tussen ouders plaatsvin- den is dan een ‘onbegrensde’ ruimte: het gaat er om een vorm van ont- moeten die niet onder de druk staat van vooraf bepaalde doelen en de dwang van het ‘juiste handelen’. Het gaat om een ruimte en om ontmoe- tingen waarin ouders zich (opnieuw) ten volle met opvoeden kunnen inlaten, dit wil zeggen waarin ze de vragen naar wat belangrijk is in de opvoeding, naar wat belangrijk is om door te geven aan hun kinderen, naar de plaats van opvoeden in ons leven (als ouders) en onze samenle- ving, enz. (opnieuw) in alle openheid kunnen stellen.

Anders gezegd: dat ontmoeten vormend kan zijn betekent niet dat ouders door de gemeenschap gevormd worden, maar dat ze deze gemeenschap mee vorm geven. Dit lijkt ons ook een belangrijke invulling van het begrip ‘gemeenschapsvorming’ te zijn – een begrip dat vandaag weer actueel is. Het gaat er niet om dat ouders elkaar ontmoeten in een vooraf bepaalde of reeds ingevulde gemeenschap. Het gaat er om dat de (pedagogische) gemeenschap vorm krijgt in het ontmoeten zelf.1 Het is precies op die manier dat opvoeden bij de ouders gelaten wordt, dat het opvoeden teruggegeven wordt aan de ouders: in het ontmoeten bepalen ouders zelf wat belangrijk is. (Een deel van de aantrekkingskracht van ontmoetingen met andere ouders lijkt ons overigens ook te liggen in het feit dat ouders deze zelf mee kunnen vormgeven.)

3.4. Opvoedingsondersteuning in ontmoeten: waar het pedagogische en het sociale samenkomen

Wanneer we het ontmoeten tussen ouders op deze wijze opvatten, dan wordt duidelijk dat hierin het pedagogische en het sociale samenkomen.

Of minstens wordt duidelijk dat een te scherpe scheiding tussen een pedagogische functie van ontmoeten en een sociale functie kunstmatig is. In het ontmoeten (tussen ouders onderling, enz.) komen opvoeden en samenleven samen. Opvoeden is dan niet alleen meer datgene wat bin- nen de beslotenheid van de één-op-één relatie ontwikkelingsbevorde- rend is voor het kind, maar heeft onmiddellijk te maken met de vraag naar het samenleven (ouders met kinderen, ouders en andere ouders, de huidige en de nieuwe generatie, …). Opvoeden krijgt zo vorm als een gemeenschappelijk gebeuren; niet in de zin van ‘dat we nu samen aan de doelstellingen werken’, maar in de zin van gezamenlijk zoeken naar wat opvoeden is, naar wat we belangrijk vinden voor onze kinderen. Opvoe- den wordt op die manier verlost van de tirannie van een eenzijdig (psy- chologisch en deskundigheids)discours en krijgt terug het open karakter van een activiteit waarin het zoeken naar een plaats voor de nieuwe generatie in een gemeenschap (terug) centraal staat. Als ons een utopi-

1 Ramaekers, 2010.

(11)

sche verspreking toegestaan is: opvoeden, dus, als een daadwerkelijk sociale activiteit, die misschien zelfs het vermogen in zich draagt om een samenleving te bevragen en te veranderen.

4. Resultaten

In het kader van het genoemde project hebben we van 10 deelnemende gemeenten uit Vlaams-Brabant een inventaris opgemaakt om zicht te krijgen op hoe men er rond opvoedingsondersteuning bezig is. Welke visie wordt er gehanteerd? Hoe en wanneer komt het lokaal overleg opvoedingsondersteuning samen? Welke lokale actoren zijn betrokken en werpen zich op als belangrijke steunpunten? Expliciete aandacht ging naar initiatieven die verschillende ouders en/of gezinnen samenbrachten – initiatieven waarin met andere woorden het ontmoeten centraal staat.

De 10 gemeentelijke dossiers kunnen geraadpleegd worden in het volle- dige onderzoeksrapport (http://ppw.kuleuven.be/ecs/les/bestanden/

Tekstbestanden/onderzoeksteksten/opvoedingsondersteuning-in-ont- moeten-onderzoeksverslag.pdf). Daarnaast hebben we een zogenaamd

‘bronnenboek’ ontwikkeld waarin verschillende voorbeelden gepresen- teerd worden van initiatieven en praktijken die opvoedingsondersteuning aan ouders aanbieden door het faciliteren en/of ondersteunen van ont- moetingen. Hierop komen we zo dadelijk terug. We geven eerst een paar opmerkelijke bevindingen weer uit de gegevens die we verzameld heb- ben i.s.m. de 10 deelnemende gemeenten.

– Opvoedingsondersteuning, in een brede visie erop, bestaat uit al die activiteiten die tot doel hebben om ouders hulp of steun te bieden bij het opvoeden. Lokale besturen en lokale coördinatoren opvoedings- ondersteuning blijken het soms moeilijk vinden om het terrein opvoe- dingsondersteuning beleidsmatig af te bakenen van andere terreinen.

Het is soms onduidelijk wat onder hun bevoegdheid valt en wat niet.

– Het is vaak moeilijk om opvoedingsondersteuning te denken (en dus ook vorm te geven) buiten het ‘traditionele’ discours. Het is voor de betrokkenen een permanente oefening, en vergt een bijzondere aan- dacht, om opvoedingsondersteuning (in ontmoeten) te denken en vorm te geven op een andere wijze dan in termen van ontwikkelings- gerichte en vormende of lerende praktijken.

– In het verlengde hiervan: het blijkt dan ook dat een aanbod ‘ontmoe- tingen’ samenstellen voor een verscheiden publiek van ouders (met kinderen) niet makkelijk is, en al zeker niet vanuit de optiek dat deze ontmoetingen mogelijk opvoedingsondersteunend (kunnen) werken.

De groep (alleenstaande) ouders per gemeente is groot en het stimu- leren van ontmoetingen tussen ouders voor zulk een groot en ver- scheiden publiek wordt snel vereenzelvigd met ‘massaproducties’. Er wordt gedacht in termen van ‘grote activiteiten’ (een picknick voor

(12)

ouders met hun kinderen, bijvoorbeeld, of een Kinderhoogdag) – en deze worden niet meteen beschouwd als activiteiten die behoren tot opvoedingsondersteuning, of tot wat de kern daarvan zou (kunnen) uitmaken. Integendeel, de opvatting leeft hier en daar dat dit het soort van activiteiten is waarvoor niet in eerste instantie de lokale coördina- tor opvoedingsondersteuning verantwoordelijk is, maar waarvoor eer- der in de richting van cultuurbeleid gekeken moet worden. In het algemeen kunnen we stellen dat culturele activiteiten vaak niet beke- ken worden als mogelijk opvoedingsondersteunend. Het bereiken van de ouders in de gemeente, onder meer via nieuwe kanalen zoals cultu- rele of sportieve activiteiten, is nochtans iets waar men zijn tanden in kan zetten. De context waarin ouders leven en opvoeden, met hun sociale netwerk, is immers per persoon (en bijgevolg per gemeen- schap of gemeente) heel verschillend. Waar ouders zich naar elkaar toe bewegen en steun ondervinden bij elkaar, is situationeel gebonden.

Daarop als lokaal bestuur zicht krijgen is echter niet evident.

5. Voorbeelden uit het Bronnenboek

Zoals gezegd is er in het kader van het project een bronnenboek ontwik- keld. In dat bronnenboek worden 25 voorbeelden beschreven van ont- moetingen tussen ouders die op een of andere manier ondersteunend kunnen zijn voor het opvoeden. Het bronnenboek bevat een eenvoudige beschrijving van de voorbeelden en is niet bedoeld als een normatief kader. We bieden de voorbeelden in het bronnenboek aan als inspiratie, in het volle besef dat elk initiatief moet vertrekken van de lokale context, rekening houdend met de diversiteit aan betrokkenen en aan noden en behoeften. Het bronnenboek kan in die zin een eerste aanzet zijn tot ant- woord op de vraag hoe ‘opvoedingsondersteuning in ontmoeten’ vorm te geven. Hoe kan dergelijke vorm van ondersteuning verder uitgebouwd worden? Welke ingrepen werken hierbij katalyserend en welke taak is hierbij weggelegd voor de gemeentelijke coördinatoren opvoedingson- dersteuning?

Hoe kan een lokaal bestuur ‘zorg dragen’ voor ontmoetingen tussen ouders maar tegelijkertijd ouders de vrijheid bieden om de andere spon- taan en vrijblijvend te ontmoeten? In het stellen van deze vraag schuilt zowel een kracht als een relativerend vermogen. Zich als lokaal bestuur (of concreter, als lokale coördinator opvoedingsondersteuning) niet alleen concentreren op informeren, adviseren, doorverwijzen en preven- tie kan nieuwe werelden openen – dus ook ontmoeting tussen ouders sti- muleren. Dat is de kracht. De relativering schuilt hierin dat het niet de eerste opdracht moet zijn dat alle ouders ‘vrienden’ worden. Wanneer de opzet eruit bestaat een hecht sociaal netwerk te vormen rond (alleen-

(13)

staande) ouders, bestaat het risico dat het lokaal beleid zich te zeer mengt in wat er reeds gebeurt door terloopse ontmoetingen tussen ouders en dat het doel niet of onvoldoende wordt bereikt.

In de voorbeelden in het bronnenboek ligt het accent op ontmoetingen tussen ouders in een brede zin van het woord. Het gaat dan ook om een divers aanbod aan voorbeelden dat laat zien dat er op velerlei manieren gestalte wordt gegeven aan de informele sociale steun waarvan we uit onderzoek weten dat ouders daar nood aan hebben. Die diversiteit laat zich zien in de vele dimensies die in de voorbeelden terugkomen en die elkaar ook doorkruisen. Sommige voorbeelden hebben een duidelijke focus op (een) opvoeding(sthema) en lijken daarom dicht aan te leunen bij een eerder traditionele invulling van opvoedingsondersteuning, terwijl andere slechts zijdelings of (ogenschijnlijk) helemaal niet op opvoeden gericht zijn. Sommige voorbeelden zijn gericht op een specifieke doel- groep, andere dan weer niet. In sommige voorbeelden gaat het om ont- moetingen omwille van opvoeden, in andere gaat het ontmoetingen in een context van opvoeden, en in weer andere gaat het om ontmoetin- gen waarin opvoeden veraf lijkt te staan. Sommige voorbeelden zijn (of leiden tot) een structureel initiatief, andere zijn eenmalige initiatieven.

Het gaat er telkens om dat ouders samenkomen en elkaar kunnen ont- moeten, en dat in die ontmoetingen iets kan gebeuren dat (opvoe- dings)ondersteunend is.

Het versterken van netwerken rond ouders wordt vandaag vlug gezien in termen van het ontwikkelen en toepassen van nieuwe methodieken die dan door de medewerkers ter velde moeten worden ingezet. Het bron- nenboek biedt geen methodiek. Het bevat geen uitgeschreven stappen- plan of richtlijnen ter houvast om ontmoetingen tussen ouders vorm te geven, of te ondersteunen, of te faciliteren. Het is ‘slechts’ een bundeling van voorbeelden – maar dan wel voorbeelden die laten zien dat er niet altijd technische expertise nodig is om ontmoetingen te faciliteren, maar dat ‘kleine ingrepen’ kunnen volstaan. Men kan het zien als een knutsel- boek, een boek dat een beroep doet op de creativiteit van verantwoorde- lijken opvoedingsondersteuning om van ontmoeten iets moois te maken.

En gelukkig is knoeien een onderdeel van knutselen. Uitproberen kan en mag, en soms zullen daarbij brokken gemaakt worden. Ontmoeten is immers, net zoals opvoeden, menselijk.

We geven hieronder een paar voorbeelden. Alle voorbeelden zijn terug te vinden in het bronnenboek dat gratis gedownload kan worden (http://

ppw.kuleuven.be/ecs/les/onderzoek-1/onderzoeksproject-opvoedingson- dersteuning-in-ontmoeten).

(14)

5.1. Atelier ‘Das pas koken’ (Tienen)

“We zijn dan eens weg van de mama. Een middagje mannen onder elkaar.”

(Vader van Matty)

“Toen Sander vroeg waarom mama altijd kookt, hebben mijn vrouw en ik daar wel over zitten lachen, maar uiteindelijk heeft de jongen wel een punt.

Ik wil dat mijn zoon opgroeit en met plezier zelf eens achter het fornuis staat.

En zijn papa helpt, natuurlijk! (lacht)” (Vader van Sander)

Op woensdagmiddag 3 maart 2010 organiseerde de jeugddienst, in samenwerking met PISO Tienen, een kookworkshop. Op zich niets spe- ciaals ware het niet dat men zich richtte op jongens (van zes tot tien jaar) en hun vaders. Inschrijven was verplicht en de deelnemers legden per duo tien euro neer. Een lokale chef verzorgde de workshop: hij legde de gerechten uit en hielp de ‘mannen’ op weg. Er waren 15 duo’s aanwezig.

De workshop was dan ook volzet. De jeugddienst heeft voor deze man- nenactiviteit gekozen omdat al heel wat activiteiten voor moeders met dochters georganiseerd werden (o.a. workshop bloemschikken, nailart, schoonheidsspecialisatie). Ook is het zo dat koken tegenwoordig een populaire bezigheid is en dat de activiteiten die ouders samen met hun kinderen kunnen ondernemen vrijwel altijd drukbezocht worden.

Een kookactiviteit voor vader-zoon. Het gaat niet expliciet over opvoeden, maar niettemin is dit toch iets dat in een diepe zin van het woord pedago- gisch kan zijn. Zo geven sommige vaders te kennen deel te nemen niet omwille van de kookactiviteit op zich, maar om ‘eens weg te zijn van de mama’, met ‘mannen onder elkaar’. Natuurlijk, het gaat om koken, en mis- schien ook wel om het beter leren koken. Maar er gebeurt ook veel meer dan dat. Het gaat ook om een bepaald soort van samenzijn, om het samen bezig zijn (rond het fornuis), het ‘samen ondernemen’, zoals een van de vaders het uitdrukte – en dat is wat hier het pedagogische uitmaakt. Vaders en zonen ontmoeten elkaar hier, georganiseerd rond een bepaalde activiteit, en tonen aan elkaar, door het doen van iets en misschien gewoon ook door het te zeg- gen, wat ze belangrijk vinden – helpen in het huishouden, bijvoorbeeld, of tijd vrijmaken voor elkaar.

5.2. Peuterbrunch (Overijse)

Het lokaal bestuur van Overijse voorziet jaarlijks een budget voor ont- moetingsmomenten en infoavonden voor ouders (met speciale aandacht voor alleenstaande ouders). Zo werd op maandag 17 mei 2010, om 20 uur, ‘De week van de opvoeding’ in gang getrokken met een infoavond

“Ook peuters puberen” georganiseerd in het Gemeentelijk Cultuurcen- trum Den Blank. Nathalie Heurckmans van het PsychoTherapeutisch Cen- trum Overijse (een dienst van het OCMW) gaf er tips om preventief om

(15)

te gaan met dit gedrag en hoe hierop te reageren. Er was ook een info- hoekje en boekenhuisje voorzien. Voor en na de lezing hadden de deel- nemers de mogelijkheid om kennis te maken met de diverse diensten over opvoedingsondersteuning (voor ouders van peuters). Deze info- avond kwam er dankzij de samenwerking van OCMW Overijse, de gemeentelijke Dienst Cultuur en Welzijn, de provincie Vlaams-Brabant, de Gemeentelijke Bibliotheek van Overijse, de Welzijnsraad, het CAW, het LOK en de Gezinsbond maakten dit mogelijk. In de weken daarna leidde Nathalie dan nog een drietal workshops. Tijdens de workshops konden ouders, maar ook onthaalouders (die een aparte sessie kregen) hun vra- gen omtrent de peuterpuberteit bespreken in kleine groepjes. Heel het gebeuren kwam feestelijk tot een einde met een peuterbrunch. Ouders die genoten hadden van de voordracht en/of een workshop werden warm gemaakt om met hun kleine spruit een hapje te komen eten. Vóór de brunch ging er een voorleessessie en een workshop peuterdans door.

Een gecreëerde cafetaria of eetplaats is een zeer krachtige plek. Immers, tafe- len met je kinderen is een alledaagse bezigheid. Deze gewone bezigheid delen met andere betekent dan ook de gewone manier van met elkaar omgaan delen. De losse sfeer tijdens de peuterbrunch is perfect om op een informele manier een gesprek aan te knopen. Met andere woorden, door het organiseren van een brunch waar ouders met hun kinderen worden uitgeno- digd (en waar kinderen vermaakt worden door de workshop dans en de voor- leessessie) gebeurt er iets: onder het motto ‘eten moet je toch’ of ‘leuk initiatief op zondagochtend’ gaan ouders op een heel gewone manier met elkaar om en wordt er veel meer gepraat dan de mensen zelf beseffen. Het gebeurt bijna onbewust. Iedereen helpt elkaar (bij het klaarzetten van de ruimte, het bedienen van het eten, het afruimen en afbreken van tafels en stoelen) wat ertoe bijdraagt dat iedereen zich betrokken voelt. De ouders kie- zen zelf waar ze gaan zitten, naast wie en hoe de tafels na het eten worden herschikt om dichter bij elkaar te zijn.

5.3. Oogsten op ‘t open veld (Leuven)

“De kinderen krijgen nu meer groenten, en zeker seizoensgroenten, op hun bord. En groenten die ze zelf geoogst hebben, smaken beter, zeggen ze.”

(Een moeder)

“Mijn recept van pompoensoep heb ik gekregen van een ander lid.” (Een grootmoeder)

‘Het Open Veld’ is een project van de Leuvense bioboer Tom Troon- beecks, gebaseerd op het idee van ‘Community Supported Agriculture’, een concept waarbij de boer en de consumenten de handen in elkaar slaan en het oogstrisico delen. Voor een bepaald bedrag kan elke Leuve- naar een oogstaandeel van het Open Veld kopen. Hiermee wil deze bio-

(16)

boer een alternatief bieden voor productiemethodes die energie- verslindend zijn, mens en milieu uitbuiten en sociaal en ecologisch onverantwoord zijn.

Open Veld beschikt aan de Abdij van ’t Park – net buiten Leuven – over een hectare akkergrond en een boomgaard met 23 kersensoorten. Schar- relkippen en schapen behoren tot de toekomstplannen. Omdat het Open Veld werkt met zelfoogstsysteem, komen de aangesloten gezinnen wanneer het hun past naar het veld om het fruit of de groenten die op dat moment volgens het teeltplan beschikbaar zijn, te oogsten. Ook wor- den de aangesloten gezinnen uitgenodigd om één zaterdag per maand te komen helpen op het veld.

Aangesloten ouders geven aan dat ze door dit project elkaar meer dan vroeger zien en ook gemakkelijker binnenlopen, recepten uitwisselen, etc.

Een boerderij waar geïnteresseerden de boer jaarlijks een kleine som betalen en in ruil daarvoor het hele jaar door groenten kunnen oogsten. Een van de voordelen van dit zelfoogstsysteem is bijvoorbeeld dat er gespaard kan wor- den op verpakkings- en transportkosten. Maar niet alleen het financieel aspect maakt deze boerderij de moeite waard: het veld, de ruimte, schuift ook een educatief element naar voor. Niet alleen (bij)leren over groenten en het bijbehorende teeltproces, maar de ruimte ‘vormt’ ook mensen. Tot bewuste consumenten bijvoorbeeld, of tot mensen die (moeten) samenwer- ken om een goede oogst binnen te halen. Denk hierbij aan de gemeenschap- pelijke info- en werkmomenten. En in het verlengde van dat samenwerken:

elkaar vertrouwen. Vertrouwen dat de andere niet te veel plukt of de gewas- sen niet toevallig plattrapt tijdens het oogsten, de groenten niet doorver- koopt of zijn diepvriezer vult tegen de winter. Vertrouwen ook in de toekomst en de boer, want de klant betaalt vooruit en draagt zo mee het risico. Het veld wordt een ontmoetingsruimte waar men zelf mee zorg voor draagt, waar men zich moet engageren (om het te laten slagen) en waar men inspraak krijgt in het hele project. We kunnen eigenlijk besluiten dat niet enkel ’t Veld mensen vormt, maar dat dit ook omgekeerd geldt en dat in die wederzijdse beweging misschien wel de kracht van het project ligt.

5.4. Barbecue bij een onthaalmoeder (Aarschot)

Een onthaalmoeder liep al een tijdje rond met het idee een barbecue te organiseren voor alle kinderen voor wie ze ooit voor gezorgd heeft, uiteraard samen met de ouders. Het gemeentebestuur zag hier wel iets in. Niet alleen worden ouders op een laagdrempelige manier samen- gebracht, tevens kan men ook werken aan het sociale netwerk. Een bar- becue, met als gastvrouw de onthaalmoeder, met spel- en ontmoetingskansen voor kinderen en ouders. Het liefst dan nog in de

(17)

tuin van de onthaalmoeder, aangezien de ouders er al ettelijke keren geweest zijn, ligt de drempel er immers niet zo hoog. In 2009 vertaalde dit idee zich in het aanvragen van subsidies bij Jongerenwelzijn voor der- gelijke projecten. De centrale insteek was initiatieven te ondersteunen genomen door onthaalouders, verantwoordelijke(n) mini-crèches, ver- antwoordelijke(n) kinderdagverblijven en/of verantwoordelijke(n) opvanginitiatieven die ouders op een of andere manier samenbrachten.

Aangezien veel mensen gebruikmaken van opvangplaatsen, en alle opvangcentra te Aarschot al heel wat kinderen mochten verwelkomen, kan men het ‘barbecue-initiatief’ zien als een soort van reünie. De Stad Aarschot wilde deze vorm van samenzijn stimuleren. Door de bijeen- komsten in 2008-2009 van de werkgroep opvoedingsondersteuning bleek dat heel wat betrokkenen ontmoetingsplaatsen en -momenten als de ideale gelegenheid zagen om opvoeding op een normale manier ter sprake te brengen. Concreet behelsde het idee dat geïnteresseerde opvangplaatsen hun initiatief bekend moesten maken aan de gemeente en in ruil hiervoor kregen ze dan de nodige ondersteuning. Men kon bij- voorbeeld gratis gebruikmaken van de uitleendienst van de Stad Aar- schot of men kreeg een financieel duwtje in de rug om zelf materiaal aan te kopen. Voorbeelden van activiteiten waren een speelfeest met etentje, een uitstapje naar de speeltuin, een sporttornooi, een reünie met ouders (in de vorm van een drink, een barbecue, een aperitief). Stad Aarschot stimuleerde de initiatiefnemers om creatief te zijn, zolang de doelstelling (op een laagdrempelige manier ouders samenbrengen) werd gereali- seerd.

Een barbecue bij de onthaalmoeder biedt een ideale gelegenheid om de andere ouders eens te ontmoeten. En men mag ervan uitgaan dat het thema

‘opvoeding’ vrij snel aan bod komt wanneer de tafel gevuld is met ouders die dat moment hetzelfde delen: dat hun kinderen bij deze onthaalmoeder geweest zijn. Zonder rond een ‘pedagogisch’ thema georganiseerd te zijn, heeft het ontmoeten hier een pedagogische betekenis: bij elkaar terecht kun- nen, weten wie er een kindje van ongeveer dezelfde leeftijd heeft, misschien wel telefoonnummers uitwisselen, zijn hart eens luchten tegen de onthaal- moeder of een andere ouder, horen dat het ‘bij die anderen ook zo gaat’.

Opvoeden komt hier positief in beeld. Opvoeden komt hier in beeld als iets dat voor alle ouders een bepaalde betekenis en plaats in hun leven heeft.

Onder ouders krijg je al snel het gevoel dat je toch niet zo slecht bezig bent, of dat iedereen wel eens met die vraag of dat probleempje sukkelt.

(18)

Literatuur

Buysse, A. (2008). Opvoedingsondersteuning. Ondersteuning van gezinnen vandaag: een onderzoek. Gent: Universiteit Gent. http://www.gezins- bond.be/images/stories/opvoeden/rapport.pdf

De Vos, J. (2012). Psychologisering in tijden van globalisering. Leuven:

ACCO.

EXPOO. (2011). Ontmoetingsplaatsen. Eindverslag dialoogmoment. Expoo.

http://www.expoo.be/sites/default/files/kennisdocument/eindverslagdia- loogmomentontmoetingsplaatsen.pdf

Lambeir, B., & Ramaekers, S. (2007). The terror of explicitness: Philoso- phical remarks on the idea of a parenting contract. Ethics and Education, 2, 95-107.

Masschelein, J. (2008). Inleiding. In J. Masschelein (Red.), De lichtheid van het opvoeden. Een oefening in kijken, lezen en denken. Leuven: Lannoo- Campus.

Nys, K., & Vandemeulebroecke, L. (2000). Opvoedings- en gezinsonder- steuning. Tijdschrift Voor Welzijnswerk, 24(232), 5-10.

Poot, W.I. (1992). De populariteit van opvoedingsondersteuning. Aan- dacht voor opvoeding en ondersteuning in onderzoek. In: A. Hol (Ed.), Opvoedingsondersteuning. Methoden, nieuwe opvattingen en praktische toepassingen (pp. 38-50). Utrecht: SWP.

Ramaekers, S. (2009). Moeten ouders de opvoeders van hun kinderen zijn?. Alert voor Sociaal Werk en Politiek, 4.

Ramaekers, S. (2010). Pedagogy of the encounter? Philosophical notes on the idea of ‘meeting places’ as forms of parent support. http://

www.philosophy-of-education.org/conferences/

Conference_details.asp?id=16. Philosophy of Education Society Annual Conference. New College, Oxford, 26 – 28 March 2010. Oxford: Philo- sophy of Education Society of Great Britain.

Ramaekers, S., & Suissa, J. (2012a). The claims of parenting. Reasons, res- ponsibility and society. Dorcrecht: Springer.

Ramaekers, S., & Suissa, J. (2012b). What all parents need to know?

Exploring the hidden normativity of the language of developmental psy- chology in parenting. Journal of philosophy of education, 46(3), in press.

(19)

Snijders, J. (2006). Ouders en hun behoefte aan opvoedingsondersteuning.

Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn.

Snyers, K., Colpin, H., & Coenen, M. (2001). Behoefte aan opvoedingson- dersteuning. Een onderzoek bij ouders in Maasmechelen. Leuven: Garant.

Vandemeulebroecke, L., & Nys, K. (2002). Het concept opvoedingson- dersteuning. In: L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge, J. Janssens,

& H. Colpin (Eds.), Gezinspedagogiek – Deel II: Opvoedingsondersteuning (pp. 11-30). Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

Vandenbroeck, M. & Geens, N. (2010). Evaluatierapport van Baboes, de Brusselse ontmoetingsplaats voor kinderen en ouders. Gent: Vakgroep Sociale Agogiek UGent.

Vandezande, A. (2012). Ontmoeten als vorm van opvoedingsondersteu- ning. Een onderzoek van het initiatief BijtankenOverOpvoeden@Home van de Gezinsbond. Niet-gepubliceerde masterproef. KU Leuven. Faculteit Psy- chologie en Pedagogische wetenschappen. Laboratorium voor Educatie en Samenleving.

Vermulst, A. (2002). Opvoedingsproblemen van tieners en de behoefte aan opvoedingsondersteuning. In: L. Vandemeulebroecke, H. Van Crom- brugge, J. Janssens, & H. Colpin (Eds.), Gezinspedagogiek – Deel II: Opvoe- dingsondersteuning (pp. 182-201). Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoe rijmt het college bovenstaande met het feit dat het onderzoek van Bureau Beke laat zien dat Ecovrede voor een belangrijk deel verantwoordelijk is voor de dagbesteding van dak-

Zou het bijvoorbeeld een idee zijn om de lange termijn planning kritisch door te lopen en te kijken welke projecten uitgesteld zouden kunnen worden..

Ouders die tevreden zijn over de opvoeding maken zich minder vaak zorgen over hun kinderen en vinden de opvoeding minder zwaar dan ouders die ontevreden zijn.. Positief

n Hoger opgeleide ouders hebben meer opvoedingsvragen op het terrein ‘vrije tijd’, hoewel deze vragen beperkt blijven en minder belastend zijn. n

Een huis van het kind moet een plaats zijn waar ik alle informatie over alle aspecten van kind zijn kan. vinden: medisch, vrije tijd,

Van 192 ouders hebben we informatie over het aantal kinderen in het gezin (zie Tabel 1): iets minder dan de helft (79) heeft twee kinderen, iets meer dan een vierde heeft één kind

beleggingsinstellingen die beleggen in crypto’s moet bepaald te worden op welke wijze deze crypto’s gecategoriseerd moeten worden.. Dit zal per type crypto bepaald moeten worden

Zo wordt de vraag gesteld op welke manier een beheerder van een beleggingsinstelling de liquiditeit van beleggingen inschat, waarbij subvragen zijn hoe de mate