• No results found

Jaarverslag 2012 Centraal Fonds Volkshuisvesting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Jaarverslag 2012 Centraal Fonds Volkshuisvesting"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

toe door financiële risicoanalyses en interventie

Jaarverslag 2012

zicht

Centraal Fonds VolkshuisVesting Jaarverslag 2012

(2)
(3)

Over dit jaarverslag

Het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) heeft een bewogen jaar achter de rug. Nu woningcorporaties onder zowel een politiek als maatschappelijk vergrootglas liggen, verandert de kijk op financieel toezicht. Daar waar in het verleden vooral de branche en de overheid meekeken, kijkt nu de samenleving in bredere zin naar de rol en het functioneren van het CFV als financieel toezichthouder. Toezicht moet daarom zichtbaar zijn, transparant en duidelijk. En onze verantwoording daarover ook. De keuze om dit jaarverslag geheel in alleen zwart en wit op te maken is een bewuste keuze geweest, waarmee het CFV dat wil uitstralen.

Dat we daarmee tevens geld besparen in de productie ten opzichte van een full colour jaarverslag past goed in het huidige tijdsbeeld waarin soberheid gewenst is.

Aandacht voor duurzaamheid

Het verslag is milieuvriendelijk geproduceerd. Het is gedrukt op FSC-papier. Dit FSC-keurmerk geeft de zekerheid dat de grondstof voor (onder meer) het papier en papierproducten afkomstig is uit verantwoord beheerde bossen. De drukker van dit verslag maakt bovendien gebruik van 100% windenergie. Buitenlucht en warmte die vrijkomt tijdens het drukproces worden gebruikt voor verwarmen en koelen tijdens de productie. Zelfs de afvalstroom van de ontwikkelaar voor de drukplaten is gereduceerd tot nul.

(4)

Ons verhaal

Het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) is een zelfstandig bestuursorgaan met als belangrijkste taken financieel toezicht houden op en saneren van woningcorporaties in Nederland. Andere vormen van toezicht op corporaties vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Wonen en Rijksdienst (voorheen minister van BZK). Het CFV wil vanuit het publieke belang door onafhankelijk toezicht, de financiële conti- nuïteit van woningcorporaties bewaken, zodat corporaties duurzaam in de volkshuisvesting kunnen functio- neren. Het CFV onderschrijft daarbij het belang van verantwoording en transparantie bij de eigen organisatie en maakt zich sterk voor ‘good governance’. Op het CFV wordt toezicht gehouden door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De minister voor Wonen en Rijksdienst is politiek verant- woordelijk en benoemt, schorst en ontslaat het bestuur van het CFV.

Het CFV verkeert in een overgangsfase waarbij er mede als gevolg van diverse grote incidenten binnen de corporatiesector in de politieke systeemsturing een verschuiving plaatsvindt van zelfregulering als leidend principe naar aangescherpt extern toezicht. Het CFV zet tegelijk de eerste stappen naar risicogericht toezicht.

Het CFV maakt in het financieel toezicht keuzes en stelt vanuit vereisten van efficiëntie en effectiviteit, priori- teiten gebaseerd op een te ontwikkelen risicoprofiel van corporaties en van de sector.

Risicogericht betekent dat in dat risicoprofiel in beginsel alle aspecten van het financieel toezicht worden betrokken, maar dat een nadere selectie van aandachtsgebieden en aandachtscorporaties wordt gemaakt.

De (financiële) continuïteit van de corporatie staat daarbij centraal. Deze kan door verschillende omstan- digheden in het gedrang komen: door liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen, maar ook bijvoorbeeld door verliezen die het maatschappelijk gebonden vermogen substantieel aantasten. Het CFV ziet toezicht als een continu proces, waarbij toezicht gebruik moet kunnen maken van alle beschikbare informatie en waarbij toezichtbevindingen uit voorgaande jaren en monitoring in geval van interventies ook een rol spelen.

Om de toezichttaak goed uit te kunnen voeren, worden onder meer jaarlijks gegevens bij corporaties opge- vraagd via CorpoData. Het CFV oordeelt daarnaast op basis van signalen die uit analyse van meerdere onder- werpen naar voren kunnen komen, zoals de kwaliteit van de financiële verantwoording, solvabiliteit, draagkracht vermogen in relatie tot de voorgenomen activiteiten, liquiditeit, het behoud van maatschap- pelijk gebonden vermogen (verspilling) en financieel risicobeheer. Het CFV ontwikkelt voortdurend nieuwe producten ter verbetering en professionalisering van het toezicht. Modelontwikkeling en databeheer worden in nauwe samenspraak met de omgeving door het CFV zelf gedaan. Ook het beleid en de subsidie worden in eigen huis opgepakt en richten zich op voorbereiding en uitvoering van algemeen beleid, saneringen en bijdrageheffing.

Het CFV heeft de saneringstaak sinds zijn oprichting in 1988. Het toezicht door het CFV vindt zijn oorsprong in 1998 toen als uitvloeisel van het parlementair onderzoek Woningbeheer Limburg (WBL) het toezicht op corporaties overgeheveld werd van gemeenten naar Rijk. Het CFV werd in het verlengde van de sanerings- functie belast met de opbouw en het opzetten van financieel toezicht namens de minister. Deze toezichttaak kreeg een wettelijke grondslag in het Besluit beheer sociale-huursector (Bbsh) en in 2002 in de Woningwet.

Het CFV heeft zich ontwikkeld tot een onafhankelijke, betrouwbare en deskundige organisatie. Met ca. 43 medewerkers beschikt het CFV vandaag de dag over veel kennis en ervaring om dit financiële toezicht uit te voeren.

Momenteel staat het CFV aan de vooravond van een ombouw tot Financiële Autoriteit woningcorporaties (FAw). De Woningwet en het Bbsh worden op belangrijke onderdelen aangepast in een Herzieningswet en in het verlengde daarvan komt er een nieuwe organisatie voor het extern financieel toezicht. Het CFV sorteert in aanloop daar naartoe in zijn werkwijze al voor op de noodzakelijke verscherping van het financieel toezicht op corporaties.

(5)
(6)

Inhoud

Voorwoord . . . 6

Hoofdstuk 1

Het jaar 2012 in hoofdlijnen

. . . 8

Het jaar 2012 . . . 9

Het individuele toezicht op corporaties. . . 10

Sectorbeelden en doorrekeningen in 2012 . . . 11

Organisatie van het CFV . . . 12

Bestuursverslag . . . 13

Rondetafelgesprek . . . 16

Hoofdstuk 2

Financieel toezicht

. . . 28

Financieel toezicht uitgelicht . . . 29

Kwaliteit en tijdigheid ingediende dPi en dVi. . . 32

Financieel toezicht op individuele corporaties - continuïteitsoordeel . . . 33

Financieel toezicht op individuele corporaties - solvabiliteitsoordeel . . . 35

Aanvullende onderzoeken . . . 36

Derivatenonderzoek, stresstesten en beleidsregels derivaten . . . 37

Adviestaken financieel toezicht . . . 39

Hoofdstuk 3

Steunverlening

. . . 40

Saneringssteun . . . 41

Reguliere projectsteun . . . 42

Bijzondere projectsteun . . . 43

Hoofdstuk 4

Informatievoorziening

. . . 44

Informatieuitwisseling . . . 45

Hoofdstuk 5

Organisatie

. . . 46

Organisatie in ontwikkeling . . . 47

Bestuur, directie en werkorganisatie . . . 47

Juridische zaken 2012 . . . 49

Extern relatiebeheer . . . 51

Bijlagen

. . . 54

Bijlage 1 Curricula vitae bestuursleden . . . 55

Bijlage 2 Samenstelling managementteam . . . 56

Bijlage 3 Overzicht themaonderzoeken . . . 57

Bijlage 4 Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant. . . 59

Jaarrekening 2012

. . . 60

Balans per 31 december 2012 na resultaatbestemming . . . 62

Mutatiestaat exploitatiekosten, saneringssteun en projectsteun . . . 63

Kasstroomoverzicht . . . 64

Toelichting behorende bij de jaarrekening over 2012. . . 65

Toelichting op de balans per 31 december 2012 na resultaatbestemming . . . 67

Toelichting op de mutatiestaat exploitatie- kosten, saneringssteun en projectsteun . . . 71

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant . . . 73

Steunbesluiten CFV tot en met 2012 . . . 74

Steunbesluiten bijzondere projectsteun voor de wijkenaanpak. . . 77

Colofon . . . 79

(7)

Het jaar 2012 was een jaar waarin de druk op woningcorporaties in Nederland toenam.

Maatschap pelijke prestaties moesten doorgaan tegen een achtergrond van een sterk stagnerende woningmarkt en een mondiale economische crisis.

De kansen voor de woningzoekende huurders lijken verder te verminderen. Diverse incidenten bij corpo- raties en vooral het debacle rond Vestia veroor- zaakten dat de sector als geheel nog meer finan- ciële en imagoschade opliep dan in de afgelopen jaren. Daarmee leden goed presterende corporaties

‘onder de kwaden’. Vanuit het kabinet werd naar het vermogen en de verdien capaciteit van corpora- ties gekeken als mogelijke bijdrage in de verminde- ring van de overheidstekorten.

Het kan dan ook niet anders dan dat het jaar 2012 voor het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) een bewogen jaar was. Een jaar waarin het CFV - na een intensief traject van onderhandelingen van Vestia met derivatenbanken in augustus - een sanerings- besluit voor Vestia van € 675 miljoen heeft moeten nemen. In oktober 2012 bleek het onvermijdelijk dat voor een tweede corporatie, WSG, een sanerings- besluit van € 21 miljoen moest worden genomen.

Door de financiële crisis en de crisis op de woning- markt kwamen nog meer corporaties in moei- lijkheden en heeft het CFV meer corporaties dan ooit tevoren onder verscherpt toezicht moeten stellen. De toename en omvang van de financiële problemen bij corporaties hebben een zware wissel op de organisatie binnen het CFV getrokken. Het was ook een jaar waarin het CFV als financieel toezichthouder kritisch onder de loep genomen werd. De rapportage van de Commissie Hoekstra bevestigde wat het CFV ook begin 2012 zelf had vast- gesteld: het CFV had in de aanloopfase voorafgaand aan de acute derivatenproblemen, alerter kunnen en moeten reageren op ontwikkelingen bij Vestia. In 2012 is een aanvang gemaakt met de ombuiging van het CFV tot Financiële Autoriteit Woningcorporaties (FAw) zoals neergelegd in de Herziening van de Woningwet. Deze wetswijziging is parlementair helaas nog niet afgerond. Deze wetswijziging werd door het CFV niet afgewacht. De roep om verscher- ping van financieel toezicht op corporaties was duidelijk en kwam zowel van binnen als van buiten.

In 2012 zijn een nieuw visiedocument en de nieuwe Beleidsregels 2013 opgesteld en is een reorganisatie

Voorwoord

in gang gezet met het doel om begin 2013 al in te kunnen spelen op de hiervoor genoemde ontwikke- lingen. In dit jaarverslag blikken we terug op een bewogen 2012 en geven we u een doorkijk naar 2013 en de veranderingen die het CFV voornemens is door te voeren.

In het hart van dit verslag vindt u het visie- document met daarin onze kijk op toezicht in de komende jaren. Deze notitie is ter consultatie naar diverse belanghouders gestuurd. De visie werd mede gebruikt als leidraad voor de nadere uitwerking van onder meer de Beleidsregels 2013. In het laatste kwartaal van 2012 werden ook de voorbereidingen voor een reorganisatie van het CFV getroffen. Deze reorganisatie vloeit voort uit de visie en moet de in de visie beschreven weg ondersteunen met een nieuwe werkwijze, de benodigde cultuurverande- ringen en het aanscherpen van competenties van medewerkers binnen de organisatie.

Net als voorgaande jaren laten we ook in dit verslag diverse deskundigen aan het woord, dit keer in de vorm van een rondetafelgesprek. We kozen er voor naast inzichten van deskundigen vanuit de volks- huisvesting, ook de visie te horen van toezichthou- ders in andere branches en wetenschappers op de ontwikkelingen in het toezicht. Niet alleen het toezicht op woningcorporaties kreeg het afgelopen jaar veel aandacht in de pers, ook dat op zorgin- stellingen, onderwijsinstituten, ziekenhuizen, banken, accountants en notarissen. Wat kunnen we van elkaar leren? Hoe staan we als toezichthouder tegenover zelfregulering in het maatschappelijk middenveld? Wat is daarbij de verhouding tussen intern en extern toezicht? Wat is in het ontstaan van problemen te wijten aan onduidelijke posities van bijvoorbeeld de hybride corporaties en onvol- doende scherp werkdomein? Verwachten we teveel van marktwerking? Verwacht de samenleving teveel van het toezicht door de overheid zelf en wil de overheid een passende prijs voor het gewenste toezicht betalen? Vijf deskundigen lieten van zich horen en inspireerden elkaar onder leiding van Merijn Rengers (journalist Volkskrant). Een samen- vatting van de discussie is gemaakt door John Cüsters (onafhankelijk journalist).

(8)

De behoefte aan veranderingen en de politiek bestuurlijke keuze voor een andere bestuur- lijke invulling van de nieuwe FAw maken dat het bestuur en de directeur van het CFV in goed overleg besloten hebben dat de laatste de organisatie per 1 maart 2013 verlaat. Daarmee wordt ruimte gecre- eerd voor een andere invulling van het externe financiële toezicht. Het bestuur en de werkorga- nisatie danken de directeur voor de wijze waarop hij vanaf medio 1997 invulling geeft gegeven aan de opbouw en positionering van het CFV als finan- cieel toezichthouder en saneerder van financieel zwakke corporaties en aan de wijze waarop hij leiding heeft gegeven aan de werkorganisatie. Het bestuur heeft in 2012 ook afscheid genomen van de heren Lindenbergh en Izeboud. Beide heren hebben twee periodes van vier jaar deel uitgemaakt van het bestuur van het CFV. Het huidige bestuur is hen erkentelijk voor hun inbreng in discussies en besluitvorming en hun verdere betrokkenheid bij het wel en wee van het CFV.

(9)

jaar 2012 Het hoofdlijnen in

Hoofdstuk 1

(10)

Het jaar 2012

Een turbulente beleidsomgeving

Het jaar 2012 was voor de corporatiesector een ingrijpend jaar. Allereerst waren er de ongun- stige effecten van de historisch lage rente voor de corporaties met derivaten. Mede als gevolg daarvan kwam de grootste corporatie van Nederland, Vestia in grote financiële problemen.

De gevolgen van de financiële crisis van de afge- lopen jaren en de vastzittende woningmarkt werden in 2012 steeds meer manifest in de maat- schappelijke kernactiviteiten en de bedrijfsvoe- ring van corporaties. Er kan in de toekomst minder geïnvesteerd worden en de corporaties zien zich meer dan voorheen genoodzaakt de tering naar de nering te zetten. Deze effecten worden moge- lijk versterkt door de verwachtingen van een ingrij- pende verhuurdersheffing van het kabinet Rutte II aan de ene kant en de onduidelijkheid over het huurbeleid aan de andere kant. Hierdoor is finan- ciële onzeker heid ontstaan, die zowel de span- kracht voor de sector als totaal raakt, als alle indivi duele corporaties. Ook de heffing door het CFV in het kader van de sanering van Vestia zal in 2013 de investeringsruimte van de sector negatief beïnvloeden.

Het CFV in de spotlight

Het jaar 2012 was ook voor het CFV, de finan- ciële toezichthouder, een bewogen jaar. Als gevolg van de omvangrijke incidenten in de volkshuis- vesting is er breed overeenstemming over de nood- zaak tot verbetering van het interne en externe toezicht op woningcorporaties. Er wordt gezocht naar een nieuwe balans waarbij zelfregulering als leidend principe niet langer volstaat. Extern toezicht moet scherper. De regering acht aanvul- lende maatregelen in de vorm van wetgeving nodig om een maatschappelijk gestuurde inzet van het vermogen en een goede governance in de sector te waarborgen. Een nieuwe toezichtstruc- tuur moet de mogelijkheden bieden om op deze punten verbetering te bewerkstelligen. In deze nieuwe toezichtstructuur zou een FAw als opvolger van het CFV het financieel toezicht op woning- corporaties gaan uitoefenen. Dit krijgt nader vorm

in de Herzieningswet die in de zomer in de Tweede Kamer is aangenomen. De Eerste Kamer heeft zich hierover in 2012 nog niet uitgesproken. Ook de bevindingen van de Commissie inzake kaderstel- ling en toezicht woningcorporaties (Commissie Hoekstra) en de uitkomsten van de nog te houden parlementaire enquête naar het functioneren van woningcorporaties zullen naar verwachting in de komende jaren van invloed zijn op de toekom- stige vormgeving van het toezicht op woning- corporaties. De Commissie Hoekstra heeft haar rapport afgerond en dit werd in januari 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Een nieuwe visie met de focus op toezicht Vanuit de breed gevoelde urgentie om te komen tot verscherping en intensivering van extern toezicht, kan niet worden gewacht op de afronding en implementatie van het, overigens al jaren durende, wetgevingstraject en de bevin- dingen van beide commissies. Een groot deel van de realisatie van het beoogde toezicht is daar niet van afhankelijk en kan ook geïmplementeerd worden op basis van de vigerende regelgeving. Het CFV heeft daarom in 2012 met een nieuw geformu- leerde visie op toezicht, een verbreding van het financieel toezicht ingezet, gericht op de financiële continuïteit van corporaties in brede zin. Daarbij gaat het om de liquiditeit, solvabiliteit, de finan- ciële draagkracht van het corporatievermogen in relatie tot voorgenomen activiteiten, finan- cierbaarheid, financiële risicobeheersing (waar- onder toezicht op derivaten), de kwaliteit van de financiële verantwoording en in de toekomst het toezicht op staatssteun aan woningcorporaties.

Slechte resultaten en grote verliezen in diverse projecten, grondposities en activiteiten in verbin- dingen gaan vaak gepaard met een onvoldoende kwaliteit van de risicobeheersing en het bestu- ringssysteem binnen een corporatie. Aangezien het in het financieel toezicht uiteindelijk gaat om behoud en beheer van het maatschappelijk bestemd vermogen en het zoveel mogelijk voor- komen van aanspraak op de zekerheid structuur, leidt deze ontwikkeling ook tot versterkte aandacht voor risicomanagement. De visie heeft als richtlijn gediend bij de nadere uitwerking van de Beleidsregels 2013.

(11)

Het individuele toezicht op corporaties

Financiële continuïteit

Voor de zomer van 2012 werd het continuï- teitsoordeel opgesteld en aan corporaties bekend gemaakt. Bij 342 corporaties was er sprake van voorgenomen activiteiten die passen bij de finan- ciële prognose, een A1-oordeel. Voor 24 corpo- raties was er sprake van een onbalans tussen de voorgenomen activiteiten en de financiële ontwik- keling, ofwel een A2-oordeel. Bij zes corporaties bleek dat de voorgenomen activiteiten de finan- ciële positie in gevaar zouden brengen waarmee ze in de B1-categorie vielen. Voor 13 corpora- ties was de conclusie dat de voorgenomen activi- teiten de continuïteit op korte termijn in gevaar brengen (B2). Voor twee corporaties (WSG en Vestia) is geen continuïteitsoordeel afgegeven vanwege de sanerings status en voor twee corporaties is het oordeel onthouden.

Solvabiliteit

In het najaar van 2012 zijn de solvabiliteitsoor- delen afgegeven op basis van de voor 1 juli 2012 door corporaties ingediende jaarstukken. Bij 381 corporaties was sprake van voldoende solvabili- teit, bij twee corporaties was de solvabiliteit onvol- doende, twee saneringscorporaties zijn niet regu- lier beoordeeld en drie corporaties hebben geen oordeel ontvangen vanwege het ontbreken van de verantwoordingsinformatie (dVi), dan wel de accountants producten daarbij. Bij één corporatie is het oordeel opgeschort.

Op basis van de jaarstukken heeft het CFV bij 23 corporaties het eerder in 2012 afgegeven continuï teitsoordeel genuanceerd. De verschillen tussen de voor 1 februari 2012 ingediende meer- jarencijfers en de voor 1 juli 2012 ingediende realisatiecijfers over 2011 kenden te grote afwij- kingen. De betreffende corporaties zijn verzocht om kritisch te kijken naar de meerjarenbegro- ting 2013 en de daarin voorgenomen activiteiten voor de jaren daarna. Op basis van de uiterlijk 1 februari 2013 te ontvangen prospectieve infor- matie (dPi) 2013-2017 zal het CFV bezien of de voor- genomen activiteiten in balans zijn met de vermo- genspositie.

Toezicht op derivatenportefeuilles

Het CFV heeft in maart 2012 een onderzoek (stresstest) afgerond bij 162 corporaties (exclusief

Vestia) met een derivatenportefeuille. Onderzocht is of deze corporaties voldoende liquidi teit-/

krediet buffer hebben om aan bijstortverplich- tingen (margin calls), als gevolg van negatieve marktwaarde van hun derivatencontracten, te kunnen voldoen bij een rentedaling van 1%. Van acht corporaties bleek hun buffer per 31 december 2011 ontoereikend.

Bij de tweede stresstest met peildatum 30 juni 2012 waren dat er nog vier. Twee van de vier corporaties staan onder verscherpt toezicht en hebben herstel- plannen ingediend. De uitvoering daarvan wordt gevolgd. De herstelplannen zijn erop gericht om de grootste risico’s uit de derivatenportefeuilles te verminderen. De vier corporaties die de stress- test per 30 juni 2012 niet hebben doorstaan, zijn opnieuw getest op peildatum 1 oktober 2012. Per die datum voldeden zij alle vier.

Per 31 december 2012 heeft het CFV bij alle corpo- raties met derivaten een nieuwe stresstest uitge- voerd, waarbij voor de eerste keer de norm van 2%

rentedaling, vanuit de nieuwe Beleidsregels inzake het gebruik van financiële derivaten door corpora- ties zal worden gehanteerd.

Eind september heeft het CFV aan alle corpora- ties een brief verstuurd over de door het minis- terie van BZK geformuleerde beleidsregels die op 1 oktober 2012 in werking zijn getreden inzake het gebruik van financiële derivaten en het toezicht dat het CFV daarop zal uitoefenen. In de brief werd ingegaan op de overgangsregeling ten aanzien van bestaande derivatencontracten alsmede de gege- vensopvraging over toezichtsbelemmerende bepa- lingen. Daarnaast werd ingegaan op de bepalingen zoals die gelden bij het afsluiten van nieuwe deri- vatentransacties per 1 oktober 2012. Ten slotte is de werkwijze inzake de meldingsplicht bij het niet kunnen voldoen aan de vereiste liquiditeitsbuffers beschreven.

Saneringen

Medio juni 2012 heeft Vestia een overeenkomst gesloten met het merendeel van de deri vaten- banken ter beëindiging van haar derivaten - porte feuille. Op 19 juni 2012 heeft Vestia schrifte- lijk een formeel verzoek tot sanering ingediend bij het CFV. Het bestuur van het CFV heeft op 7 augustus 2012 steun toegekend van maximaal

€ 675 miljoen plus rente over een periode van tien jaar. Vanuit deze steun wordt de beëindiging van de derivaten portefeuille gefinancierd. Vestia kan zich daardoor volledig richten op de andere maatregelen zoals door haar verwoord in een

(12)

verbeterplan. In dit verbeterplan wordt onder meer uitgegaan van de verkoop van 15.000 eenheden, het schrappen van projecten, de inkrimping van de werkorganisatie, de verandering van de governan- cestructuur en een ander huurbeleid dan tot nog toe gevoerd. Vestia dient op basis van het verbeter- plan de noodzakelijke stappen te zetten op weg naar financieel herstel. Dit herstel zal nadrukkelijk door het CFV gevolgd en getoetst worden. In dat kader is een vervolgsanering echter niet uit te sluiten. Voor de sector als geheel heeft de sanering van Vestia een meerjarige heffing tot gevolg.

Het bestuur van het CFV heeft in oktober 2012 besloten Stichting WSG uit Geertruidenberg een renteloos voorschot te verstrekken van

€ 21 miljoen. Met de toekenning van dit voor- schot ontstaat er financiële ruimte voor uitvoe- ring van een fase waarin de focus komt te liggen op het zoeken naar kandidaten die bereid zijn de activa en passiva van WSG over te nemen, waarna de corporatie opgeheven kan worden. Na afronding van het gehele overnameproces zal het CFV met verrekening van het renteloos voorschot de steun- bijdrage definitief bepalen.

Sectorbeelden en

doorrekeningen in 2012

De meerjarige voornemens van corporaties

Uit het in juni 2012 gepubliceerde Sectorbeeld voornemens woningcorporaties bleek dat de corporaties in de komende jaren sterk dalende investeringen voorzien. Corporaties willen van 2012 tot en met 2016 11,5% minder investeren dan dat ze in 2011 nog aangaven en zelfs 16,8%

minder dan hun prognose van 2010. De corpora- ties verwachten niet alleen minder huurwoningen te gaan bouwen, maar ook minder te investeren in maatschappelijk vastgoed en overig vastgoed voor verhuur. Verder blijkt uit prognoses dat corpora- ties veel minder koopwoningen willen bouwen en veel minder huurwoningen willen slopen. Bij het opstellen van deze prognoses hebben de corpora- ties nog geen rekening kunnen houden met de effecten van beperkingen in leningen van banken, zoals die in de loop van 2012 door diverse corpora- ties ervaren werden. De effecten op de prognoses als gevolg van de ingrijpende verhuurdershef- fing van het kabinet Rutte II aan de ene kant en de verruiming van het huurbeleid aan de andere

kant, zijn logischerwijs ook nog niet in deze prog- noses meegenomen.

De realisatie van de corporaties over 2011

Uit het Sectorbeeld realisaties woningcorpora- ties over verslagjaar 2011 dat het CFV in december publiceerde, bleek dat de vorig jaar ingezette trend van de terugkeer naar de eigenlijke volkshuisveste- lijke taken (de ‘core business’) van corporaties in financieel opzicht doorzet. Corporaties stemmen hun uitgaven af op hun inkomsten.

Tegelijk zijn er nog grote problemen zichtbaar in de cijfers. De problemen met derivaten hebben de corporatiesector in 2011 ruim € 2,5 miljard aan eigen vermogen gekost. Ook leden de corporaties samen enkele honderden miljoenen euro’s verlies op grondposities, nieuwbouw van koop woningen en activiteiten in verbindingen. Voor de toekomst signaleert het CFV uiteenlopende risico’s voor de corporatiesector, die het financiële beeld nega- tief kunnen beïnvloeden. De voortgaande prijs- daling op de koopwoningmarkt brengt het risico met zich mee dat corporaties verder zullen moeten afboeken op de waarde van grondposities en nieuwbouwprojecten voor koopwoningen. De hoge schulden maken de sector gevoelig voor renterisi- co’s. Bij herfinancieringen, nieuwe financieringen en hernieuwde vaststelling van de kredietopslag bij basisrenteleningen hangt het renterisico af van de ontwikkelingen op de kapitaal markt. In 2011 en 2012 was de rente historisch laag.

Meerjarige doorrekeningen

In september publiceerde het CFV een meer- jaren perspectief 2011-2020 op basis van de afspraken uit het voorjaarsakkoord van de Tweede Kamer. In de meest waarschijnlijke variant blijft de solvabiliteit van de sector in 2020 voldoende solvabel. Een sectorale solvabiliteit die tot en met 2020 hoger is dan 20%, betekent niet automatisch dat in 2020 alle corporaties financieel gezond zijn.

In november 2012 publiceerde het CFV de meerja- rige doorrekeningen op basis van het in oktober gesloten regeerakkoord. Daarin is sprake van een aanzienlijk hogere verhuurdersheffing dan in het voorjaarsakkoord. Als gevolg van de maat- regelen uit het regeerakkoord treedt er een zeer forse achteruitgang op van de solvabiliteit van de sector. Per saldo betekent het regeerakkoord een afname van het volkshuisvestelijk vermogen met 50%. 110 corporaties krijgen een solvabiliteit die onder de 15% ligt. Deze corporaties bezitten bijna de helft van alle corporatiewoningen in Nederland.

(13)

Een solvabiliteit van 15% is een niveau dat nauwe- lijks ruimte laat voor nieuwe activiteiten. Onder deze 110 corporaties bevinden zich 41 corporaties die een negatieve solvabiliteit krijgen. De uitkomst van deze laatste berekeningen van het CFV strookte niet met de uitkomsten van de CPB-berekeningen die ten grondslag lagen aan het regeerakkoord.

Daarom heeft het ministerie van BZK besloten tot een cijfermatige vergelijking van de vijf verschil- lende rekenmodellen die in november 2012 voor- handen waren: de rapporten van het CPB, Ortec Finance, het CFV, het WSW en EIB. De minister heeft erkend dat de CPB berekeningen gebaseerd waren op een te optimis tische grondslag.

Consequenties van de focus op toezicht voor kennisproducten

Het CFV heeft tijdens zijn jaarcongres op 19 september 2012 aangegeven dat in de toekomst gestopt zal worden met de publicatie van een aantal kennisproducten. Het besluit om te stoppen met deze kennisproducten past in de noodzake- lijke prioriteit die het CFV zal geven aan verscher- ping en intensivering van het toezicht. Met ingang van

1 januari 2013 zullen geen regiorapportages meer verschijnen. Per 1 januari 2014 stopt het CFV bovendien met de publicatie van de bedrijfsverge- lijking Corporatie in Perspectief (CiP). Het CFV wil echter voorkomen dat op het gebied van bench- marking binnen de sector een hiaat ontstaat.

Vanwege het belang en de gewenste kwaliteit van een benchmark nam het CFV het initiatief tot gesprekken met diverse partijen om te komen tot een succesvolle benchmark voor alle corporaties.

Het Corporatie Benchmark Centrum (CBC) onder- zocht in 2012 de mogelijkheid om data uit de CiP van het CFV te ontsluiten via de online bench- mark. Het CBC wordt ontwikkeld door Aedes, CFV, KWH en Woonbench. De eerste berichten daarover stemmen positief.

Organisatie van het CFV

Reorganisatie van het CFV

In de loop van het jaar heeft het CFV zijn visie geformuleerd op de huidige en toekomstige taak- uitvoering. Intern is de visie gebruikt als een basis- document voor het reorganisatietraject dat het CFV in 2012 ingezet heeft en dat ten doel heeft de werk-

wijze en capaciteit van het CFV zodanig te organi- seren dat de versterking en verscherping van het toezicht zo snel mogelijk geëffectueerd kan worden.

Dat reorganisatietraject zal in het voorjaar van 2013 afgerond worden. Het CFV staat aan de voor- avond van een ombouw tot FAw. De herziening van de Woningwet leidt tot nieuwe taken en een nieuwe bestuurlijke organisatie. Met de reorganisatie en de verscherping van het toezicht is het CFV daar klaar voor.

Het vertrek van de directeur

In de discussies over de ombouw van het CFV en de uitwerking van de Herzieningswet is van de zijde van het ministerie van BZK aangegeven dat de nieuwe FAw een nieuw bestuurlijk gezicht nodig heeft. Het in december 2012 aangekondigde vertrek van de huidige directeur van het CFV past hierin.

Zo wordt het mogelijk dat op korte termijn wijzi- gingen in de organisatie en bestuurlijke structuur kunnen worden gerealiseerd. Vanwege de publiek- rechtelijke status van het CFV is gekozen voor een vertrekregeling die aansluit bij wat in dit soort situ- aties passend, redelijk en gebruikelijk is. De rege- ling past binnen de kaders van artikel 99 van het ARAR en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid (BWWW). In lijn met de in 2013 in werking tredende Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector is een eenmalige uitkering overeengekomen van

€ 75.000,- wegens beëindiging van het dienstver- band. Het CFV is eigenrisicodrager voor de werkloos- heidswet en heeft dus een voorziening op moeten nemen voor nog te betalen uitkeringen in het kader van het BWWW. De voorziening zal (deels) vrij- vallen wanneer de voormalige directeur betaalde werkzaamheden gaat verrichten. Het bestuur en de werkorganisatie danken Jan van der Moolen voor de opbouw en positionering van het CFV en de wijze waarop hij jarenlang deskundig en betrokken leiding heeft gegeven aan het CFV.

Vooruitlopend op de discussies tot een mogelijke ombouw zijn noch de bestuurlijke, noch de werk- organisatie van het CFV in 2012 gewijzigd. Wel is in maart 2012 een ander kantoorpand in Baarn betrokken omdat de locatie in Naarden te veel beperkingen kende. Per 1 januari 2013 werken er 43 mensen bij het CFV.

(14)

Bestuursverslag

Het CFV is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) en voldoet materieel aan de Kaderwet zelf- standige bestuursorganen. In mei 2011 is de Herzieningswet bij de Tweede Kamer ingediend.

Hierin worden de taken van het CFV formeel uitge- breid met het toezicht op staatssteun en finan- cieel toezicht op het behoud van het maatschap- pelijk gebonden vermogen, financieel risicobeheer en de kwaliteit van de financiële verantwoor- ding. Daarnaast kreeg het CFV in 2012 taken erbij in het kader van het derivatenbeleid van en bij woningcorporaties. Al deze taken komen naast de al bestaande wettelijke taken op het terrein van financieel toezicht en steunverlening. De minister heeft in de wet aangegeven dat met de taakuitbrei- ding de huidige ZBO gecontinueerd wordt onder een nieuwe naam. Met het uitbrengen van het regeerakkoord van het kabinet Rutte II werd overi- gens aangekondigd dat het kabinet zich opnieuw zal buigen over de zelfstandige bestuursorganen.

Het bestuur heeft aandacht voor de sterk toege- nomen werkdruk binnen het CFV als gevolg van recente ontwikkelingen bij enkele corporaties.

In het verslagjaar is een rapport van Berenschot besproken dat aangetoond heeft dat de werk- druk in de werkorganisatie hoog is en dat er geen ruimte is voor efficiëntie verbetering.

De bestuurssamenstelling was in 2012 als volgt:

• De heer ir. J.H.M. Lindenbergh, voorzitter tot 3 mei 2012;

• De heer drs. G. Izeboud RA,

waarnemend voorzitter van 3 mei 2012 tot 31 december 2012;

• De heer drs. ir. C.A.M. de Boo;

• Mevrouw prof. mr. dr. J. de Jong, vanaf 1 januari 2013 voorzitter.

Governance bestuur

Ook voor het bestuur heeft het jaar 2012 vooral in het teken gestaan van het debacle rond Vestia. Het bestuur heeft daarover vele malen moeten vergaderen. Het bestuur is zeven maal regulier bijeengekomen en heeft enkele keren tele- fonisch vergaderd. Verder is vele malen via digitale contacten overleg gepleegd en zijn op die wijze ook besluiten genomen. Bij zowel de bestuur- als commissievergaderingen was er sprake van volle- dige aanwezigheid van alle bestuursleden. Omdat vanwege een mogelijk tegenstrijdig belang bij de afwikkeling van de Vestia-casus de voorzitter zich

begin mei uit het bestuur had terug getrokken, heeft het bestuur voor de rest van het jaar uit het minimale aantal van drie leden bestaan. De heer Lindenbergh is per 1 januari 2013 niet herbe- noemd vanwege het aflopen van zijn tweede termijn in het bestuur. De heer Izeboud is per direct gaan fungeren als waarnemend voorzitter.

Omdat het de verwachting was dat per 1 januari 2013 het CFV zou zijn omgebouwd tot FAw, is op dat moment in het voorjaar volstaan met de mini- male bezetting. Eind 2012 heeft het bestuur, nadat bekend was dat de FAw er niet voor 1 januari 2014 zal zijn, besloten te streven naar een hoger aantal bestuursleden voor 2013. De heer Izeboud trad per 31 december 2012 af vanwege het aflopen van zijn termijn. Per die datum fungeert mevrouw De Jong als voorzitter en is als nieuw lid de heer drs. P.R. Baart benoemd door de minister. Begin 2013 is begonnen met de werving van een vierde bestuurslid. Het bestuur heeft zijn functioneren met het managementteam besproken.

Grote bezorgdheid om marktontwikkelingen Hoewel algemeen erkend wordt dat zowel het interne als het externe toezicht verbeterd dienen te worden in de corporatiesector, heeft dit nog niet geleid tot een snelle politieke afronding. Van belang is daarnaast het rapport van de Commissie Hoekstra, de door voormalig minister Spies inge- stelde Commissie van Wijzen, die een analyse deed naar aanleiding van de bij Vestia ontstane situatie.

Het bestuur volgt de ontwikkelingen in de corpo- ratiesector onverkort met grote bezorgdheid. De rentegevoeligheid van corporaties, het ongunstige effect van de historisch lage rente op corporaties met een te grote derivatenportefeuille en de voort- gaande financiële crisis hebben ook in 2012 hun impact op de sector. Daarnaast spelen de aangekon- digde verhuurdersheffing en de verhoogde heffing voor saneringsbijdragen voor 2013 en de jaren daarna een grote rol. Enerzijds gaf de vermogens- ontwikkeling van de sector over 2011 opnieuw een positief beeld, anderzijds waren er hoge verliezen als gevolg van derivaten, grondposities en commer- ciële projecten die het vermogen en de toe kom stige investeringsmogelijkheden uithollen. Het CFV heeft in de zomer een doorrekening gepresenteerd van de effecten van de voorgenomen verhuurders- heffing. Sectoraal werd deze heffing gecompen- seerd door het vernieuwde huurbeleid. Met de voornemens van het in het najaar van 2012 aange- treden kabinet werd duidelijk dat een verhoogde

(15)

heffing tot ca. € 2 miljard in 2017 grote consequen- ties gaat hebben. In een nieuwe doorrekening is door het CFV geconstateerd dat de aannames rond WOZ-waarden en huurontwikkeling van het CPB bij het regeerakkoord niet juist waren. Eind 2012 gaven dan ook veel corporaties aan hun investe- ringsvoornemens fors terug te brengen. Mede als gevolg van de Vestia-casus is daarnaast door het kabinet ingestemd met het ophogen van de jaar- lijkse maximale heffing voor sanering van 1% naar 5% van de jaarhuursom. Voor 2013 zal de sane- ringsheffing 4% bedragen. Het bestuur van het CFV accepteert bij hoge uitzondering het nega- tieve vermogen van het CFV dat ontstaat omdat directe financiële steun nood zakelijk was om de derivatenportefeuille van Vestia te kunnen sluiten, alvorens uitzicht zou kunnen bestaan op herstel van een duurzame exploitatie van het sociale huurwoningbezit van Vestia. Daarmee wordt de zekerheid structuur van de corporatiesector over- eind gehouden. De minister heeft zich ten tijde van de Vestia-onderhandelingen bereid verklaard voor meerdere jaren de jaarlijkse heffing, opge- nomen in de jaarlijkse begroting van het CFV, goed te zullen keuren. In de komende jaren wil het bestuur het negatieve vermogen snel terugbrengen en vervolgens de volgende jaren voldoende buffer reserveren om andere nieuwe saneringen op te kunnen vangen. Na Vestia die een steuntoekenning van € 675 miljoen kreeg, ontving WSG een bijdrage van € 21 miljoen.

Het bestuur is ook bezorgd over ontwikkelingen op de woningmarkt. Opvallend is de afname van de mutatiegraad, die maakt dat nieuwe huurders steeds langer op een sociale huurwoning moeten wachten. Het duurt nu gemiddeld 13 jaar voordat een huurwoning opnieuw wordt verhuurd aan een woningzoekende.

Door alle ontwikkelingen in de sector ontstaat een noodzaak tot een nieuwe balans in het toezicht.

Het bestuur ziet een verschuiving van generiek en tegelijk beperkt financieel toezicht naar breder, pro actiever risicogericht toezicht. Verscherpt toezicht, waarbij de focus van het toezicht niet zozeer gericht zal zijn op de continuïteit van de corporaties zelf, maar meer wordt gekeken naar de continuïteit van beheer van sociaal bezit en maat- schappelijk vermogen.

In 2012 heeft er eenmaal overleg met minister Spies plaatsgevonden. In dit kennismakings- overleg is gesproken over de gewijzigde visie van de minister op de rol en positie van het externe

toezicht en over de derivatenkwesties in het alge- meen en die van Vestia in het bijzonder.

Onderwerpen waarover het bestuur zich in 2012 verder heeft gebogen, zijn:

• voortgang Herzieningswet c.a. en het Europadossier;

• wijze van oordeelsvorming op basis van de beleidsregels en methodiek;

• corporaties met dreigende financiële problemen;

• de Sectorbeelden en andere externe rapportages van het CFV zoals het derivatenonderzoek en de stresstests derivaten;

• aansprakelijkheidstelling Raad van Toezicht SGBB;

• het werkplan, het daarbij behorend budget en de beleidsregels;

• het opstellen van een nieuwe visie en de daaruit voortvloeiende reorganisatie van de werk- organisatie;

• begroting 2013, jaarverslag en jaarrekening 2011;

• interne kwartaalrapportages van het CFV.

Commissies

Door de afgenomen omvang van het bestuur in 2012 heeft de commissie Nominatie, Renumeratie en Corporate governance (NRC) niet vergaderd en zijn de betreffende onderwerpen in het vol tal- lige bestuur besproken. De commissie Audit &

Reporting (A&R) heeft één keer vergaderd. Bij deze commissievergadering was het voltallige bestuur aanwezig. Tijdens de bestuursvergade- ringen waarin het jaarverslag en de jaarrekening werden vastgesteld en bij de vergaderingen van de commissie A&R was de externe accountant, die de jaarrekening controleert en het assurance- rapport verstrekt bij de continuïteit- en solvabili- teits oordelen, aanwezig. In de A&R-vergadering zijn de aanbevelingen van de externe accountant en de reactie van de directie daarop besproken en worden de aanbevelingen gevolgd. De suggesties en bevindingen van het bestuur zijn besproken met de directie.

Individuele bestuursleden zijn betrokken als aanspreekpunt bij projectgroepen die wijzi- gingen van gegevensopvraging en rapportering over toezichtonderzoeken voorbereiden. Daardoor wordt een grotere betrokkenheid van het bestuur op de vormgeving van beleidsvoorstellen gereali- seerd. Ook bij de voorgenomen herstructurering van de werkorganisatie van het CFV naar aanlei- ding van de evaluaties over het eigen functio- neren bij diverse situaties, is het bestuur intensief

(16)

betrokken. Direct na de zomer heeft het bestuur zich gebogen over een vertrekregeling van de direc- teur.

Ten slotte heeft het bestuur stil gestaan bij de gewenste omvang van het bestuur tot het moment van ombouw tot FAw en heeft besloten een vierde bestuurslid te gaan werven.

Zelfevaluatie

Het bestuur heeft in het verslagjaar 2012 opnieuw een zelfevaluatie gehouden. In deze evaluatie zijn, mede aan de hand van door de leden en de directie ingevulde formulieren, aan de orde geweest het onderling functioneren, het besturen in het algemeen, het functioneren van het bestuur naar buiten, de relatie en werk- gevers rol naar de directie en de relatie naar de werkorganisatie. De conclusie van de evaluatie was dat er met betrekking tot de behandelde onder- werpen sprake is van grote eensgezindheid binnen het bestuur en dat er sprake is van een goede werkrelatie tussen management en bestuur van het CFV.

(17)

Rondetafelgesprek

Rondetafelgesprek

(18)

Rondetafel-

gesprek

Rondetafel-

gesprek

(19)

Effectief toezicht kan niet zonder een duidelijke visie

Het toezicht faalt. Die conclusie wordt bijna altijd getrokken als zich bij een maatschappelijke instelling (opnieuw) een incident voordoet. Maar is die conclusie terecht? Is het toe- zicht wel goed genoeg geregeld en hoe kan het beter?

Het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) nodigde enkele experts uit om hierover van gedachten te wisselen. Eén van hun constateringen was dat het toezicht te sterk wordt gestuurd door incidenten. De politiek roept na een af- faire meestal om aanscherping van de formele regels, terwijl toezicht- houders vaak effectiever opereren op een informele manier, achter de schermen, met een slimme

toepassing van het wapen van de publiciteit. Geconstateerd werd ook dat toezicht nooit alles kan oplossen; fraudezaken blijven voor toezichthouders letterlijk buiten beeld. Toch kan het toezicht in de volkshuisvesting zeker effectiever dan het nu is, door onder meer een duidelijkere visie van de overheid op de maatschappelijke rol van corporaties, meer bevoegdheden om toe te zien op de leiderschapscultuur en governance structuur en een terugkeer van de morele component. Hoe de experts tot deze conclusies kwamen, leest u in de verkorte weergave van de discussie. Gespreksleider is Merijn Rengers.

Rondetafelgesprek

Effectief toezicht kan niet zonder een duidelijke visie

Het toezicht faalt. Die conclusie wordt bijna altijd getrokken als zich bij een maatschappelijke instelling (opnieuw) een incident voordoet. Maar is die conclusie terecht? Is het toe- zicht wel goed genoeg geregeld en hoe kan het beter?

Het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) nodigde enkele experts uit om hierover van gedachten te wisselen. Eén van hun constateringen was dat het toezicht te sterk wordt gestuurd door incidenten. De politiek roept na een af- faire meestal om aanscherping van de formele regels, terwijl toezicht- houders vaak effectiever opereren op een informele manier, achter de schermen, met een slimme

toepassing van het wapen van de publiciteit. Geconstateerd werd ook dat toezicht nooit alles kan oplossen; fraudezaken blijven voor toezichthouders letterlijk buiten beeld. Toch kan het toezicht in de volkshuisvesting zeker effectiever dan het nu is, door onder meer een duidelijkere visie van de overheid op de maatschappelijke rol van corporaties, meer bevoegdheden om toe te zien op de leiderschapscultuur en governance structuur en een terugkeer van de morele component. Hoe de experts tot deze conclusies kwamen, leest u in de verkorte weergave van de discussie. Gespreksleider is Merijn Rengers.

Rondetafelgesprek

(20)

Loes de Maat

Directeur Toezicht & Handhaving bij Nederlandse Zorgautoriteit. Voorheen Manager Maatschappelijke Ontwikkeling & Wonen bij Provincie Utrecht.

Bestuurslid Vide, beroepsvereniging voor toezichthouders, inspecteurs, handhavers en evaluatoren.

Jan van der Moolen

Directeur Centraal Fonds Volkshuisvesting tot 1 maart 2013.

Marja Elsinga

Hoogleraar Housing Institutions & Governance, Onderzoeksinstituut OTB, TUDelft, Hoofdredacteur bij Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, Lid bestuur Nederlandse Woonbond.

Roelof Bleker

Dijkgraaf bij Waterschap Rivierenland. Voorheen wethouder Enschede en voorzitter cie

Ruimte en Wonen bij Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).

De experts:

Loes de Maat

Directeur Toezicht & Handhaving bij Nederlandse Zorgautoriteit. Voorheen Manager Maatschappelijke Ontwikkeling & Wonen bij Provincie Utrecht.

Bestuurslid Vide, beroepsvereniging voor toezichthouders, inspecteurs, handhavers en evaluatoren.

Jan van der Moolen

Directeur Centraal Fonds Volkshuisvesting tot 1 maart 2013.

Marja Elsinga

Hoogleraar Housing Institutions & Governance, Onderzoeksinstituut OTB, TUDelft, Hoofdredacteur bij Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, Lid bestuur Nederlandse Woonbond.

Roelof Bleker

Dijkgraaf bij Waterschap Rivierenland. Voorheen wethouder Enschede en voorzitter cie

Ruimte en Wonen bij Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).

De experts:

(21)

De laatste jaren is er een stort- vloed aan affaires? Waarom zo veel meer affaires dan in de jaren daarvoor?

De Maat: “In de zorg is zeven jaar geleden een stelselwijziging doorgevoerd met meer marktwer- king en meer vrijheden voor zorgor- ganisaties. Ook zijn ziekenhuizen en instellingen voor langdurige zorg door fusies steeds groter geworden.

Dat stelde nieuwe eisen aan bestuur en intern toezicht, waaraan niet alle zittende functionarissen konden voldoen. Er zullen nieuwe bestuur- ders en toezichthouders zijn aange- treden die wel op de nieuwe taak zijn toegerust. In de komende jaren zal het aantal incidenten daarom afne- men.”

Bleker: “Ook corporaties hebben meer vrijheden gekregen en daar hebben ze van alles mee gedaan. De overheid reageert daar schizofreen op. Een paar jaar gele- den gaven corporaties te weinig geld uit en moest er worden gemat- cht. Om dat voor te zijn, zijn corpo- raties gaan investeren in de breedte.

Sommige bestuurders hebben daar- bij te grote risico’s genomen en grenzen overschreden, ook omdat ze onvoldoende tegenwicht kregen.

Vervolgens moeten corporaties weer terug naar hun kerntaken. De sector is de laatste jaren dus verschillende kanten op gestuurd.”

Van der Moolen: “Bij dat inves- teren in de breedte is er vooral in het commercieel vastgoed veel mis gegaan. Er zijn nauwelijks sectoren te vinden die minder transparant zijn. Daar horen producten en acti- viteiten bij die niet des corpora- ties zijn en waar deze ook onvol- doende weerstand tegen hebben geboden. Met alle gevolgen van dien.

In het normale beheer en onderhoud gaat het zelden fout. Daar hebben corporaties een grote vooruitgang geboekt. In het buitenland is men niet voor niets jaloers op de kwali-

teit van de Nederlandse woning- voorraad.”

Elsinga: “Als ik in het buiten- land presentaties geef over het Nederlandse model, is men daar in eerste instantie altijd heel gechar- meerd van. De overheid betaalt niks en er wordt goede huisvesting geleverd, dat willen wij ook. Daarna leg ik uit hoe het echt werkt.

Afhankelijk van waar de toehoor- ders vandaan komen, komen dan de bedenkingen. In Zweden is er sprake van een sterke overheids- sturing. Daar vraagt men dan:

heeft de overheid niet méér te zeggen, zijn prestatieafspraken niet verplicht, heeft het volkshuis- vestelijk toezicht zo weinig inhoud?

In Duitsland, waar meer coöpera- tieven bestaan, vindt men dat de huurder te weinig invloed heeft. Als ik de Nederlandse sector in inter- nationaal perspectief plaats, zie ik twee oorzaken voor de huidige problemen. Ten eerste is in ons land onvoldoende gedefinieerd wat nu precies de inhoud is van volks- huisvesting, toch het doel van de corporaties. Waaraan moet je nu afmeten of en wanneer corporaties het wel of niet goed doen? Tweede oorzaak is dat corporaties opere- ren in een heel complex toezicht- stelsel. Voor het antwoord op de vraag of corporaties het goed doen, is uiteindelijk niemand eindverant- woordelijk.”

Te weinig of te onduidelijke overheidssturing, te complex extern toezicht. Waar is de rol van het interne toezicht?

Van der Moolen: “Dat is zeker geen remmende factor geweest. Bij de verzelfstandiging van maatschap- pelijke organisaties is te klakkeloos het model van de structuurvennoot- schappen toegepast, alleen zonder de aandeelhouders. Alle maatschap- pelijke organisaties kregen een

bestuur en toezichthouders, maar dat leverde onvoldoende checks and balances op.”

Bleker: “Raden van toezicht zijn ook te lang via coöptatie gevuld, door mensen die elkaar kenden. Tegen- woordig gaat dat gelukkig anders en worden toezichthouders echt gese- lecteerd op basis van een profiel en competenties.”

De Maat: “In de zorg zie je dezelfde professionalisering van het intern toezicht. Belangrijk is dat een bestuurder de maatschappelijke doelen in de genen heeft en daar integer naar wil handelen. Dat is niet in regels te vatten. Uiteindelijk komt het toch neer op de interne normen die mensen zelf hanteren.”

Erik Staal van Vestia was volks- huisvestelijk gezien een held. Hij had wel een hoog salaris, maar oké, hij was het waard. Intussen voldeed hij ook aan alle regels die hem waren opgelegd. Interne normen bij een bestuurder zijn blijkbaar niet genoeg.

Van der Moolen: “Dat is natuur- lijk het kromme van de discussie.

Staal is niet de enige held die van zijn voetstuk viel. Er zijn meer op het oog goede corporatiebestuurders geweest die de mist ingingen.”

Elsinga: “Zij gebruikten de ruimte om dingen te doen die ande- ren niet voor elkaar kregen. Vervol- gens permitteerden ze zich echter zoveel vrijheden dat ze niet meer voldeden aan een aantal basale regels van governance. Terwijl dat toch noodzakelijk blijft. Zo iemand komt er mee weg zo lang hij goed blijft presteren.”

Bleker: “Een held is niet zelden ook een Zonnekoning. Een helden- status zou voor het extern toezicht aanleiding moeten zijn om extra kritisch te zijn. Dan doe je niet alleen cijfermatige en risicoanalyses, maar kijk je ook naar meer zachte

De laatste jaren is er een stort- vloed aan affaires? Waarom zo veel meer affaires dan in de jaren daarvoor?

De Maat: “In de zorg is zeven jaar geleden een stelselwijziging doorgevoerd met meer marktwer- king en meer vrijheden voor zorgor- ganisaties. Ook zijn ziekenhuizen en instellingen voor langdurige zorg door fusies steeds groter geworden.

Dat stelde nieuwe eisen aan bestuur en intern toezicht, waaraan niet alle zittende functionarissen konden voldoen. Er zullen nieuwe bestuur- ders en toezichthouders zijn aange- treden die wel op de nieuwe taak zijn toegerust. In de komende jaren zal het aantal incidenten daarom afne- men.”

Bleker: “Ook corporaties hebben meer vrijheden gekregen en daar hebben ze van alles mee gedaan. De overheid reageert daar schizofreen op. Een paar jaar gele- den gaven corporaties te weinig geld uit en moest er worden gemat- cht. Om dat voor te zijn, zijn corpo- raties gaan investeren in de breedte.

Sommige bestuurders hebben daar- bij te grote risico’s genomen en grenzen overschreden, ook omdat ze onvoldoende tegenwicht kregen.

Vervolgens moeten corporaties weer terug naar hun kerntaken. De sector is de laatste jaren dus verschillende kanten op gestuurd.”

Van der Moolen: “Bij dat inves- teren in de breedte is er vooral in het commercieel vastgoed veel mis gegaan. Er zijn nauwelijks sectoren te vinden die minder transparant zijn. Daar horen producten en acti- viteiten bij die niet des corpora- ties zijn en waar deze ook onvol- doende weerstand tegen hebben geboden. Met alle gevolgen van dien.

In het normale beheer en onderhoud gaat het zelden fout. Daar hebben corporaties een grote vooruitgang geboekt. In het buitenland is men niet voor niets jaloers op de kwali-

teit van de Nederlandse woning- voorraad.”

Elsinga: “Als ik in het buiten- land presentaties geef over het Nederlandse model, is men daar in eerste instantie altijd heel gechar- meerd van. De overheid betaalt niks en er wordt goede huisvesting geleverd, dat willen wij ook. Daarna leg ik uit hoe het echt werkt.

Afhankelijk van waar de toehoor- ders vandaan komen, komen dan de bedenkingen. In Zweden is er sprake van een sterke overheids- sturing. Daar vraagt men dan:

heeft de overheid niet méér te zeggen, zijn prestatieafspraken niet verplicht, heeft het volkshuis- vestelijk toezicht zo weinig inhoud?

In Duitsland, waar meer coöpera- tieven bestaan, vindt men dat de huurder te weinig invloed heeft. Als ik de Nederlandse sector in inter- nationaal perspectief plaats, zie ik twee oorzaken voor de huidige problemen. Ten eerste is in ons land onvoldoende gedefinieerd wat nu precies de inhoud is van volks- huisvesting, toch het doel van de corporaties. Waaraan moet je nu afmeten of en wanneer corporaties het wel of niet goed doen? Tweede oorzaak is dat corporaties opere- ren in een heel complex toezicht- stelsel. Voor het antwoord op de vraag of corporaties het goed doen, is uiteindelijk niemand eindverant- woordelijk.”

Te weinig of te onduidelijke overheidssturing, te complex extern toezicht. Waar is de rol van het interne toezicht?

Van der Moolen: “Dat is zeker geen remmende factor geweest. Bij de verzelfstandiging van maatschap- pelijke organisaties is te klakkeloos het model van de structuurvennoot- schappen toegepast, alleen zonder de aandeelhouders. Alle maatschap- pelijke organisaties kregen een

bestuur en toezichthouders, maar dat leverde onvoldoende checks and balances op.”

Bleker: “Raden van toezicht zijn ook te lang via coöptatie gevuld, door mensen die elkaar kenden. Tegen- woordig gaat dat gelukkig anders en worden toezichthouders echt gese- lecteerd op basis van een profiel en competenties.”

De Maat: “In de zorg zie je dezelfde professionalisering van het intern toezicht. Belangrijk is dat een bestuurder de maatschappelijke doelen in de genen heeft en daar integer naar wil handelen. Dat is niet in regels te vatten. Uiteindelijk komt het toch neer op de interne normen die mensen zelf hanteren.”

Erik Staal van Vestia was volks- huisvestelijk gezien een held. Hij had wel een hoog salaris, maar oké, hij was het waard. Intussen voldeed hij ook aan alle regels die hem waren opgelegd. Interne normen bij een bestuurder zijn blijkbaar niet genoeg.

Van der Moolen: “Dat is natuur- lijk het kromme van de discussie.

Staal is niet de enige held die van zijn voetstuk viel. Er zijn meer op het oog goede corporatiebestuurders geweest die de mist ingingen.”

Elsinga: “Zij gebruikten de ruimte om dingen te doen die ande- ren niet voor elkaar kregen. Vervol- gens permitteerden ze zich echter zoveel vrijheden dat ze niet meer voldeden aan een aantal basale regels van governance. Terwijl dat toch noodzakelijk blijft. Zo iemand komt er mee weg zo lang hij goed blijft presteren.”

Bleker: “Een held is niet zelden ook een Zonnekoning. Een helden- status zou voor het extern toezicht aanleiding moeten zijn om extra kritisch te zijn. Dan doe je niet alleen cijfermatige en risicoanalyses, maar kijk je ook naar meer zachte

(22)

elementen zoals de leiderschaps- cultuur. Is er voldoende tegenwicht in de organisatie om de held in toom te houden? Daarover zou je met de interne toezichthouders het gesprek moeten aangaan.”

Toezicht op toezicht dus.

Gebeurt dat ook?

De Maat: “Ja, daar kun beoor- delingskaders voor cultuur en gedrag voor hanteren, zoals DNB dat doet. De problemen ontstaan bij de

combinatie van een Zonnekoning en gebrek aan tegenspraak. De gover- nance structuur bij een organisatie zou dat moeten voorkomen. Als dat niet gebeurt, hebben we vergaande bevoegdheden om extra informatie op te vragen en eventueel een extra gesprek te voeren.”

Van der Moolen: “Dat ligt bij corporaties iets anders. Het CFV heeft geen formele bevoegdheden om iets te zeggen over het interne toezicht. De discussie over het toezicht op de sector was lange tijd uiterst verwarrend. Zelfregulering

stond daarnaast voorop: de sector werkte aan benchmarking en visi- tatie, het externe toezicht kon wel weg.”

Bleker: “Ik ben zelf toezicht- houder bij een corporatie. De brieven van het WSW en CFV zijn belangrijk voor mij, ook als een waarschuwing waarmee wij beter de informatie van de bestuurder kunnen beoordelen.

Als het CFV jaarlijks bij bijvoorbeeld de twintig meest risicovolle corpo- raties een gesprek aangaat met de toezichthouders over de leider- schapscultuur en -structuur, zou dat de raden veel beter in hun rol krij- gen. De bestuurder zou dan weten dat hij ook op dat soort aspecten wordt beoordeeld.”

Van der Moolen: “Sinds een paar jaar praten we zeker bij de grote corporaties een keer per jaar met de raden van toezicht. Lastig bij het aan de orde stellen van leider- schapsachtige culturen in een orga- nisatie is wel dat we nauwelijks een instrument hebben om daar goed zicht op te krijgen en om het hard te maken.”

Elsinga: “Niet alleen de leider- schapscultuur speelt een rol. Er is ook nauwelijks een cultuur waarin je elkaar aanspreekt. Daar gaat ook veel mis. Het is toch gek dat als een sector zichzelf wil reguleren, mensen elkaar niet durven aanspreken.”

Dat goede gesprek met zorg- instellingen, hoe verloopt dat?

De Maat: “In het verleden probeerden we vooral op een infor- mele manier bij te sturen. Nu komt er door de affaires veel meer vraag vanuit de politiek en de media om formeel optreden en harde maat- regelen. Dat lijkt soms een doel op zich te worden, zodat je in ieder geval laat zien dat je hebt ingegre- pen. Optreden enkel om jezelf in te dekken dus en dat is een verkeerde impuls. Formeel optreden is soms elementen zoals de leiderschaps-

cultuur. Is er voldoende tegenwicht in de organisatie om de held in toom te houden? Daarover zou je met de interne toezichthouders het gesprek moeten aangaan.”

Toezicht op toezicht dus.

Gebeurt dat ook?

De Maat: “Ja, daar kun beoor- delingskaders voor cultuur en gedrag voor hanteren, zoals DNB dat doet. De problemen ontstaan bij de

combinatie van een Zonnekoning en gebrek aan tegenspraak. De gover- nance structuur bij een organisatie zou dat moeten voorkomen. Als dat niet gebeurt, hebben we vergaande bevoegdheden om extra informatie op te vragen en eventueel een extra gesprek te voeren.”

Van der Moolen: “Dat ligt bij corporaties iets anders. Het CFV heeft geen formele bevoegdheden om iets te zeggen over het interne toezicht. De discussie over het toezicht op de sector was lange tijd uiterst verwarrend. Zelfregulering

stond daarnaast voorop: de sector werkte aan benchmarking en visi- tatie, het externe toezicht kon wel weg.”

Bleker: “Ik ben zelf toezicht- houder bij een corporatie. De brieven van het WSW en CFV zijn belangrijk voor mij, ook als een waarschuwing waarmee wij beter de informatie van de bestuurder kunnen beoordelen.

Als het CFV jaarlijks bij bijvoorbeeld de twintig meest risicovolle corpo- raties een gesprek aangaat met de toezichthouders over de leider- schapscultuur en -structuur, zou dat de raden veel beter in hun rol krij- gen. De bestuurder zou dan weten dat hij ook op dat soort aspecten wordt beoordeeld.”

Van der Moolen: “Sinds een paar jaar praten we zeker bij de grote corporaties een keer per jaar met de raden van toezicht. Lastig bij het aan de orde stellen van leider- schapsachtige culturen in een orga- nisatie is wel dat we nauwelijks een instrument hebben om daar goed zicht op te krijgen en om het hard te maken.”

Elsinga: “Niet alleen de leider- schapscultuur speelt een rol. Er is ook nauwelijks een cultuur waarin je elkaar aanspreekt. Daar gaat ook veel mis. Het is toch gek dat als een sector zichzelf wil reguleren, mensen elkaar niet durven aanspreken.”

Dat goede gesprek met zorg- instellingen, hoe verloopt dat?

De Maat: “In het verleden probeerden we vooral op een infor- mele manier bij te sturen. Nu komt er door de affaires veel meer vraag vanuit de politiek en de media om formeel optreden en harde maat- regelen. Dat lijkt soms een doel op zich te worden, zodat je in ieder geval laat zien dat je hebt ingegre- pen. Optreden enkel om jezelf in te dekken dus en dat is een verkeerde impuls. Formeel optreden is soms

(23)

goed, maar soms is het juist veel effectiever om achter de schermen te werken. Dan ben je niet zicht- baar als toezichthouder en positio- neer je je ook niet. Intussen hebben we wel effectief geopereerd. Dat doen we vooral met wat wij wenk- brauwgesprekken noemen, strenge gesprekken met bestuurders van bijvoorbeeld een zorginstelling of verzekeraar. Soms is dat voldoende, soms ook niet. We kunnen ook formele maatregelen nemen. Die zijn vooral effectief als we ze ook publi- ceren. De dreiging van imagoschade is nog steeds veel effectiever dan een niet gepubliceerde formele aanwijzing of boete. Vanwege het risico op imagoschade zijn we daar echter juist ook terughoudend in.

Daarom publiceren we soms pas achteraf, of dat we in gesprek zijn met een partij. Er zijn allerlei varian- ten mogelijk.”

Bleker: “In het onderwijs konden visitaties vroeger maar twee uitkomsten hebben: goed of slecht.

Een slecht oordeel werd nooit uitge- sproken, of het moest wel heel erg zijn. Tegenwoordig gaat het anders.

Beste opleiding, we keuren het nu af, er zijn een paar dingen onder de maat, maar dat komt niet in de krant.

U heeft een half jaar de tijd voor een verbeterplan. Wordt dat uitgevoerd, dan krijgt u alsnog een goedkeuring en wordt het gepubliceerd. Daarmee krijg je een instelling die wil verbe- teren en vooruit wil. Op het moment dat het naar buiten komt, kunnen de hogeschool en visitatiecommissie zeggen dat ze er samen aan hebben gewerkt.”

De uitkomsten van de visitaties in het hoger onderwijs hebben conse- quenties voor de financiering van de hogescholen en universiteiten.

Hoe is dat bij corporaties?

Elsinga: “Het volkshuisvestelijk toezicht in Nederland is niet van de

grond gekomen, in de plaats daar- van is voor de maatschappelijke legi- timatie de koers van zelfregulering gevolgd. Een element van zelfregu- lering is de maatschappelijke visita- tie van corporaties vastgelegd in de Aedescode. Maatschappelijke visi- taties werden gezien als belangrijk instrument om de maatschappelijke meerwaarde van corporaties aan te tonen. De corporaties die er uit willen leren, doen er goede dingen mee, maar de resultaten hebben geen dwingend karakter. Sommige

corporaties zijn inmiddels twee keer gevisiteerd. Het komt voor dat ze daarbij niet eens terugkijken naar de vorige visitatie. Dan is er dus geen wil om je te legitimeren.”

Kan zelfregulering überhaupt werken?

Elsinga: “Niet zonder een prik- kel vanuit de consument en de over- heid. Zelfregulering is natuurlijk niet slecht. Je kunt niet alles verwachten goed, maar soms is het juist veel

effectiever om achter de schermen te werken. Dan ben je niet zicht- baar als toezichthouder en positio- neer je je ook niet. Intussen hebben we wel effectief geopereerd. Dat doen we vooral met wat wij wenk- brauwgesprekken noemen, strenge gesprekken met bestuurders van bijvoorbeeld een zorginstelling of verzekeraar. Soms is dat voldoende, soms ook niet. We kunnen ook formele maatregelen nemen. Die zijn vooral effectief als we ze ook publi- ceren. De dreiging van imagoschade is nog steeds veel effectiever dan een niet gepubliceerde formele aanwijzing of boete. Vanwege het risico op imagoschade zijn we daar echter juist ook terughoudend in.

Daarom publiceren we soms pas achteraf, of dat we in gesprek zijn met een partij. Er zijn allerlei varian- ten mogelijk.”

Bleker: “In het onderwijs konden visitaties vroeger maar twee uitkomsten hebben: goed of slecht.

Een slecht oordeel werd nooit uitge- sproken, of het moest wel heel erg zijn. Tegenwoordig gaat het anders.

Beste opleiding, we keuren het nu af, er zijn een paar dingen onder de maat, maar dat komt niet in de krant.

U heeft een half jaar de tijd voor een verbeterplan. Wordt dat uitgevoerd, dan krijgt u alsnog een goedkeuring en wordt het gepubliceerd. Daarmee krijg je een instelling die wil verbe- teren en vooruit wil. Op het moment dat het naar buiten komt, kunnen de hogeschool en visitatiecommissie zeggen dat ze er samen aan hebben gewerkt.”

De uitkomsten van de visitaties in het hoger onderwijs hebben conse- quenties voor de financiering van de hogescholen en universiteiten.

Hoe is dat bij corporaties?

Elsinga: “Het volkshuisvestelijk toezicht in Nederland is niet van de

grond gekomen, in de plaats daar- van is voor de maatschappelijke legi- timatie de koers van zelfregulering gevolgd. Een element van zelfregu- lering is de maatschappelijke visita- tie van corporaties vastgelegd in de Aedescode. Maatschappelijke visi- taties werden gezien als belangrijk instrument om de maatschappelijke meerwaarde van corporaties aan te tonen. De corporaties die er uit willen leren, doen er goede dingen mee, maar de resultaten hebben geen dwingend karakter. Sommige

corporaties zijn inmiddels twee keer gevisiteerd. Het komt voor dat ze daarbij niet eens terugkijken naar de vorige visitatie. Dan is er dus geen wil om je te legitimeren.”

Kan zelfregulering überhaupt werken?

Elsinga: “Niet zonder een prik- kel vanuit de consument en de over- heid. Zelfregulering is natuurlijk niet slecht. Je kunt niet alles verwachten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Betreft Bestuurlijke reactie op het Rapport bij het Jaarverslag Staten- Generaal (hoofdstuk II A, Rijksbegroting). Kenmerk 2013-0000243286 U

Vanuit dat oogpunt vindt verantwoording plaats op het niveau van programma ‘s en worden er afspraken gemaakt over de wijze van sturing en toezicht door SONA, AMFO en FDA..

is door de Secretaris-generaal van BZK gereageerd op het verzoek uit de Secretarisbrief van 2012 om in het eerste kwartaal van 2013 duidelijkheid te verschaffen over

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden gericht op het verkrijgen van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen die in de financiële overzichten

Jaarverslag 2012 van het Gemeentefonds, welke mij bij de brief van 11 april 2013 is aangeboden. Uw positieve oordeel over de financiële informatie geeft geen aanleiding tot een

Wat de uitkomst van de politieke discussie over extern toezicht ook mag zijn, het bestuur, de directie en de medewerkers van CFV blijven vanwege de grote publieke belangen en

Ten slotte heeft het bestuur van CFV op 10 februari 2014 ook besloten dat de bezwaren van een corporatie tegen de vaststelling van de bijdrageheffing voor saneringssteun 2013

 Voor de historische verenigingen van Akersloot, Alkmaar, Callantsoog, de Egmonden, Heerhugowaard, De Rijp en Schagen en voor de vereniging van Eigentijdse Vrouwen van