• No results found

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg

Klachtenprocedure ongewenste omgangsvormen

Artikel 15:1:1:2

Het college heeft een regeling klachtenprocedure ongewenste omgangsvormen vastgesteld.

Artikel 15:1:1:2a Algemeen

1. Deze regeling heeft als doel de individuele werknemer een middel te verschaffen om een voor hem of haar ongewenste situatie ten aanzien van ongewenste omgangsvormen te beëindigen.

Tevens wordt met deze regeling beoogd willekeur en/of een onzorgvuldige behandeling op dit terrein binnen de gemeente te voorkomen. Een en ander laat onverlet dat de gemeente zich als goed werkgever dient te gedragen en al het mogelijke moet doen om een onjuiste behandeling van werknemers in het algemeen te voorkomen.

2. De gemeente en de Ondernemingsraad achten ongewenste omgangsvormen onaanvaardbaar en komen overeen gerichte maatregelen te treffen binnen de werkorganisatie om ongewenste omgangsvormen te voorkomen en in voorkomende gevallen te bestrijden.

3. De gemeente en de Ondernemingsraad komen overeen dat binnen de gemeente Middelburg op de daarvoor geëigende wijze(n) en met de daartoe geëigende middelen actief beleid wordt gevoerd op het gebied van preventie en bestrijding van ongewenste omgangsvormen op het werk.

4. Van de gemeente mag worden verwacht dat deze in redelijkheid de werkorganisatie en de werkomgeving zodanig inricht, dat ongewenste omgangsvormen worden voorkomen. De gemeente is door het aangaan van deze regeling verplicht tot het voeren van een samenhangend beleid, dat ongewenste omgangsvormen voorkomt en bestrijdt.

Een samenhangend beleid bevat de volgende onderdelen:

- het ontwikkelen en uitvoeren van een preventief beleid;

- het instellen van één of meer vertrouwenspersonen;

- het ontwikkelen en tot uitvoering brengen van een klachtenprocedure.

Artikel 15:1:1:2b

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2c Preventief beleid

1. Aan alle werknemers zal door de gemeente te kennen worden gegeven dat ongewenste

omgangsvormen niet getolereerd worden en tot sancties kunnen leiden voor de persoon die zich daaraan schuldig maakt. Tevens worden alle werknemers op de hoogte gesteld van het bestaan van deze klachtenprocedure en wordt bekend gemaakt wie de vertrouwensperso(o)n(en) is (zijn).

2. Alle werknemers zullen via de gebruikelijke informatiekanalen worden geïnformeerd over het beleid ter preventie en bestrijding van ongewenste omgangsvormen op het werk. De gemeente draagt er zorg voor dat er een arbeidsklimaat aanwezig is waarin de klachten daadwerkelijk bespreekbaar zijn. Ook zal worden gestreefd naar optimale arbeidsomstandigheden, waaronder het aanpakken van werkplekken en situaties die met betrekking tot ongewenste omgangsvormen als onveilig worden ervaren.

Artikel 15:1:1:2d Vertrouwenspersoon

1. Het College wijst na hierover advies van de Ondernemingsraad te hebben ingewonnen een of meerdere vertrouwensperso(o)n(en) aan.

2. De vertrouwenspersoon zal worden belast met de eerste opvang van medewerkers die ongewenste omgangsvormen hebben ondergaan en daarover willen praten. Deze functionaris zal in ieder geval het vertrouwen moeten genieten van het personeel binnen de gemeente. Hij moet gemakkelijk aanspreekbaar zijn, vertrouwelijk met informatie om kunnen gaan en bij voorkeur kennis en ervaring hebben op het terrein van individuele hulpverlening.

3. De vertrouwenspersoon heeft tot taak:

- de persoon die een klacht heeft inzake ongewenste omgangsvormen bij te staan, te begeleiden en van advies te dienen. Na het vinden van een oplossing of formele behandeling van een klacht dient nazorg verleend te worden.

Nr.

CVDR116762_3

CVDR

22 mei2019

Officiële uitgave van Middelburg.

(2)

- door onderzoek en overleg met de betrokkenen te trachten tot een oplossing van het gesignaleerde probleem te komen.

- de klager desgewenst te ondersteunen bij het indienen van een klacht bij de

klachtencommissie en/of, indien het een strafbaar feit betreft (aanranding, verkrachting, mishandeling) tevens bij het doen van aangifte bij de politie.

- het College en andere relevante gemeentefunctionarissen gevraagd en ongevraagd te adviseren op het gebied van preventie en bestrijding van ongewenste omgangsvormen.

- het registreren van meldingen ten behoeve van een geanonimiseerd jaarverslag aan het College en de klachtencommissie.

- het signaleren van knelpunten bij de functionarissen die beroepshalve verantwoordelijkheid hebben bij het aanpakken van ongewenste omgangsvormen.

4. De vertrouwenspersoon verricht geen handelingen ter uitvoering van zijn taak dan met

toestemming van de werknemer die melding heeft gemaakt van ongewenste omgangsvormen.

5. De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van zijn taken uitsluitend verantwoording

verschuldigd aan het College, waarbij de vertrouwelijkheid van de informatie wordt gerespecteerd.

Jaarlijks verstrekt de vertrouwenspersoon aan het College en aan de klachtencommissie een geanonimiseerd verslag aangaande de geregistreerde meldingen.

6. De gemeente dient de vertrouwenspersoon de nodige faciliteiten te verschaffen waardoor hij op vertrouwelijke wijze schriftelijk, mondeling en telefonisch kan worden geraadpleegd. Voorts verschaft de gemeente de vertrouwenspersoon de mogelijkheid zich op kosten van de gemeente nader te bekwamen voor de functie. De activiteiten van de vertrouwenspersoon vinden plaats onder werktijd, of – als dat niet mogelijk is – zullen de extra uren worden doorbetaald.

7. De vertrouwenspersoon geniet dezelfde rechtsbescherming als de leden van de Ondernemingsraad.

Artikel 15:1:1:2e Samenstelling klachtencommissie

1. Het College stelt een externe klachtencommissie in.

2. De externe klachtencommissie is de Landelijke klachtencommissie ongewenst gedrag voor de decentrale overheid.

3. De klachtenprocedure verloopt conform de klachtenregeling ongewenst gedrag voor de decentrale overheid 2011 (www.vng.nl/ongewenstgedrag).

Artikel 15:1:1:2f

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2g

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2h

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2i

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2j

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2k

Vervallen.

Artikel 15:1:1:2l Overige bepalingen

1. In het personeelsdossier van de aangeklaagde wordt alleen de eventuele opgelegde sanctie en de motivatie daarvan opgeslagen.

2. De klagers en interne vertrouwenspersonen mogen niet wegens het indienen van een klacht of in verband met hun functie als vertrouwens-persoon worden benadeeld in hun rechtspositie.

3. Aan het einde van het klachtenonderzoek, worden de directeur van de afdeling waar klager en aangeklaagde werkzaam zijn, door het College via het rapport van bevindingen en het advies van de klachtencommissie op de hoogte gesteld van de uitkomst van het onderzoek en de daaraan verbonden beslissing.

(3)

Artikel 15:1:1:2m Slotbepaling

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het College.

Artikel 15:1a

De ambtenaar is verplicht de eed of belofte af te leggen die bij wet, bij instructie of bij besluit van het college is voorgeschreven.

Persoonlijk gebruik van goederen of diensten

Artikel 15:1b

Het is de ambtenaar verboden, behoudens toestemming verleend door of namens het college in bijzondere gevallen, ten eigen bate:

a) diensten te laten verrichten door personen in gemeentedienst;

b) aan de gemeente toebehorende eigendommen te gebruiken;

c) gebruik te maken van hetgeen hem in of in verband met de vervulling van zijn functie ter kennis is gekomen.

Aannemen van geschenken en gelden

Artikel 15:1c

Het is de ambtenaar verboden:

a) in verband met de vervulling van zijn functie vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen, anders dan met toestemming van het college;

b) steekpenningen aan te nemen.

Artikel 15:1d

1. De ambtenaar is verplicht zich te gedragen naar de maatregelen van orde die ten aanzien van het verblijf in de kantoren, werkplaatsen of op andere arbeidsterreinen zijn vastgesteld.

2. Indien de ambtenaar verhinderd is zijn functie te vervullen, is hij verplicht dit zo spoedig mogelijk mede te delen of te doen mededelen.

Nevenwerkzaamheden

Artikel 15:1e

1. De ambtenaar is verplicht aan het college, op een door dit orgaan te bepalen wijze, opgave te doen van de nevenwerkzaamheden die hij verricht of voornemens is te gaan verrichten, die de belangen van de dienst, voorzover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken.

2. Er wordt een registratie gevoerd op basis van de ingevolge het eerste lid gedane opgaven.

3. Het is de ambtenaar verboden nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede invulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld.

4. Het college regelt de openbaarmaking van de in het eerste lid bedoelde nevenwerkzaamheden van de gemeentesecretaris en directeuren van gemeentelijke diensten en bedrijven, alsmede van andere ambtenaren aangesteld in een functie waarvoor ter bescherming van de integriteit van de openbare dienst openbaarmaking van nevenwerkzaamheden noodzakelijk is.

Melding financiële belangen

Artikel 15:1f

1. Het college wijst ambtenaren aan die zijn aangesteld in een functie waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is.

2. De ambtenaar bedoeld in het eerste lid meldt aan het college, op een door dit orgaan te bepalen wijze, zijn financiële belangen respectievelijk bezit van en transacties in effecten, die de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken.

3. Er wordt een registratie gevoerd van de meldingen bedoeld in het tweede lid.

(4)

4. Het is de ambtenaar verboden financiële belangen te hebben, effecten te bezitten en transacties in effecten te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld.

Aanneming en levering ten behoeve van de openbare dienst

Artikel 15:1g

1. Het is de ambtenaar verboden middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan aannemingen en leveringen ten behoeve van de openbare dienst.

2. Het college kan regelen stellen betreffende het deelnemen van de ambtenaar, middellijk of onmiddellijk, aan aannemingen en leveringen ten behoeve van anderen.

Artikel 15:1:10

1. De ambtenaar kan niet worden verplicht, indien bij enig particulier werkgever een staking is uitgebroken of een uitsluiting plaats heeft, ter vervanging van stakers of uitgeslotenen

werkzaamheden te verrichten of werknemers bij het verrichten van werkzaamheden behulpzaam te zijn, tenzij naar het oordeel van het college zulks met het oog op de openbare veiligheid of gezondheid of voor de regelmatige functionering van de openbare dienst van de gemeente noodzakelijk is.

2. Ter zake van de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt zo spoedig mogelijk overleg gepleegd in de commissie, bedoeld in artikel 12:1 tweede lid.

Procedure-richtlijnen overplaatsing Begripsomschrijvingen

Artikel 15:1:10:1

a. medewerker: degene op wie de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg van toepassing is;

b. andere werkzaamheden: werkzaamheden, die geheel of grotendeels niet behoren tot het takenpakket van de medewerker in de functie die hij bekleedt in die periode, direct voorafgaand aan de overplaatsing;

c. overplaatsing: opdracht tot het in het belang van de dienst verrichten van andere werkzaamhedendie gepaard gaan met een verandering van de plaats in de organisatie;

d. diensttijd: tijd doorgebracht in dienst van de gemeente Middelburg;

e. directeur: de directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur, die leiding geeft aan de afdeling waarvan betrokken ambtenaar deel uitmaakt.

Overleg

Artikel 15:1:10:2

1. Alvorens te beslissen een medewerker over te plaatsen of andere werkzaamheden op te dragen met gebruikmaking van artikel 15:1:10 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg wordt door het afdelingshoofd, de personeelsadviseur en indien nodig de directeur met betrokkene overleg gepleegd. Bij dit overleg kan betrokkene zich doen bijstaan door een raadsman.

2. Bedoeld overleg is er op gericht overeenstemming en acceptatie te bereiken over de andere werkzaamheden of overplaatsing en de voorwaarden waaronder zij zullen worden verricht.

Passendheid aangeboden werkzaamheden

Artikel 15:1:10:3

1. De medewerker is slechts gehouden de aangeboden werkzaamheden te verrichten die hem naar zijn persoonlijkheid, omstandigheden en vooruitzichten in redelijkheid kunnen worden opgedragen.

2. Indien de medewerker op grond van opleiding en/of ervaring niet volledig aan de functie-eisen kan voldoen, wordt hij in staat gesteld zich te bekwamen voor de opgedragen werkzaamheden.

De kosten van een eventueel noodzakelijk te volgen studie worden vergoed.

3. Met betrekking tot de oordeelsvorming over de passendheid van de aangeboden functie kunnen in overleg met de betrokken medewerker adviezen worden ingewonnen ten aanzien van medische, psychologische en juridische aspecten, scholing en vorming en dergelijke.

(5)

Garanties

Artikel 15:1:10:4

1. De medewerker die in het belang van de dienst wordt overgeplaatst of andere werkzaamheden dient te verrichten behoudt zijn salaris, de toelagen en salarisaanspraken overeenkomstig het bepaalde in artikel 15:1:10a:11 van het Sociaal Statuut.

2. De medewerker wordt in de gelegenheid gesteld een studie, waarvoor krachtens de Regeling studiefaciliteiten van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg een vergoeding en/of faciliteiten zijn toegekend af te ronden. Op betrokkene rust geen terugbetalingsverplichting indien hij de studie staakt omdat het gezien de aard van de werkzaamheden in de nieuwe functie geen zin heeft de studie voort te zetten of omdat hij een andere studie gaat volgen, die van belang is voor zijn nieuwe functie.

Volgorde

Artikel 15:1:10:5

Indien meerdere medewerkers in gelijke mate voor overplaatsing of andere werkzaamheden in aanmerking komen en het overleg bedoeld in artikel 15:1:10:2 niet leidt tot overeenstemming, gaan zij die de minste diensttijd hebben voor, tenzij het dienstbelang, zulks ter beoordeling van de directeur van de dienst zich er tegen verzet.

Begeleiding

Artikel 15:1:10:6

1. De medewerker, die wordt overgeplaatst of andere werkzaamheden krijgt opgedragen ontvangt een gedegen introductie en een adequate begeleiding in de nieuwe functie.

2. Zowel de directeur als de betrokken medewerker kunnen na een vooraf overeengekomen periode van maximaal 1 jaar bij burgemeester en wethouders om herziening verzoeken van de

overplaatsing of de opdracht tot het verrichten van andere werkzaamheden.

Beslissing

Artikel 15:1:10:7

1. De overplaatsing of opdracht tot het verrichten van andere werkzaamheden wordt de medewerker schriftelijk door het college van burgemeester en wethouders medegedeeld. De mededeling bevat in elk geval:

- de reden van overplaatsing c.q. opdracht tot het verrichten van andere werkzaamheden;

- de ingangsdatum;

- de schaal en het salaris in de nieuwe functie;

- de garanties als bedoeld in artikel 15:1:10:4;

- een omschrijving van de nieuwe werkzaamheden;

- de wijze waarop bezwaar kan worden gemaakt.

2. Indien daar sprake van is bevat de mededeling tevens de overeengekomen proeftijd.

Slotbepaling

Artikel 15:1:10:8

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te beslissen, voor zover nodig in afwijking van het in deze richtlijnen bepaalde, in gevallen waarin deze richtlijnen naar hun oordeel niet of niet in redelijkheid voorzien.

Sociaal statuut bij de reorganisaties van de gemeente Middelburg Algemene bepalingen

Artikel 15:1:10a:1

Het college heeft een sociaal statuut vastgesteld bij de reorganisaties van de gemeente Middelburg.

Artikel 15:1:10a:2

Dit sociaal statuut geldt als moeder-sociaal statuut. In het kader van een organisatiewijziging kan worden overeengekomen dit moeder-sociaal statuut aan te vullen.

(6)

Artikel 15:1:10a:3

Voor zover daarvan in dit sociaal statuut niet wordt afgeweken is de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg onverkort van toepassing.

Begripsbepalingen

Artikel 15:1:10a:4

In dit sociaal statuut wordt verstaan onder:

- reorganisatie/organisatiewijziging: een door het college in gang gezet dan wel hem opgelegd veranderingsproces, dat op enigerlei wijze de gemeentelijke organisatie beïnvloedt en personele gevolgen heeft. Reorganisatie kan onder meer het gevolg zijn van: verbeteringen van de organisatie, integratie van taken en/of werkeenheden, bezuinigingstaakstelling, privatisering, afstoting van werkzaamheden, verzelfstandiging;

- werknemer: degene, die in dienst van de werkgever, zoals bedoeld in artikel 15:1:10a:5, is;

- functie: het geheel van werkzaamheden, dat de ambtenaar volgens zijn functiebeschrijving verricht;

- passende functie: een functie met een functieschaal, welke gelijk is aan of

- maximaal één salarisschaal lager is dan de voorheen vervulde functie en welke aan de werknemer redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden kan worden opgedragen.

Onder persoonlijkheid en omstandigheden zijn onder meer te verstaan: interesse, capaciteiten, ervaring, leeftijd en gezondheid.

- geschikte functie: Een functie die niet valt onder het begrip “passende functie”, maar die de werknemer bereid is te vervullen. Een medewerker kan nooit meer dan 2 keer in een geschikte functie worden geplaatst. Het oorspronkelijke functieniveau blijft uitgangspunt.

- passende of geschikte betrekking: een betrekking met een gelijkwaardige bezoldiging als een passende of geschikte functie;

- salaris: het bedrag van de schaal als bedoeld in de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg, dat aan de werknemer is toegekend of, indien voor de functie een vast bedrag geldt, dit bedrag;

- toelage: een toelage of rijwielvergoeding waarmede het salaris is vermeerderd en welke geen tijdelijk karakter heeft;

- salarisaanspraken: de opeenvolgende salarisperiodieken van de schaal, waarin de werknemer op het moment van de reorganisatie is ingedeeld, tot en met het daaraan verbonden maximum.

Voorzover de werknemer op het moment van de reorganisatie nog niet in zijn functieschaal is ingedeeld, worden onder deze aanspraken tevens verstaan de opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het daaraan verbonden maximum van de functieschaal.

Indien de werknemer op het moment van reorganisatie in de uitloopschaal is ingedeeld, worden onder deze aanspraken mede verstaan de opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het hoogste bedrag van de uitloopschaal. Dit geldt mede voor de werknemer, die op het moment van de reorganisatie het maximum van de functieschaal heeft bereikt en blijkens een vastgestelde personeelsbeoordeling aanspraak kan maken op de uitloopschaal.

- overgang: overgang naar een privaatrechtelijke of andere publiekrechtelijke

rechtspersoon/werkgever ten gevolge van de overdracht van (een) gemeentelijke ta(a)k(en) of werkzaamheden;

- outplacement: het vrijwillig aanvaarden van een functie buiten de gemeentelijke organisatie, waarbij op verzoek van betrokkene begeleiding door de gemeente kan plaats vinden onder nader aan te geven voorwaarden;

- functieschaal resp. de voor de functie van toepassing zijnde functieschaal resp. uitloopschaal:

uitloopschaal als bedoeld in de Richtlijnen bezoldigingsbeleid van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg;

- plaatsing boven de sterkte: plaatsing op een bovenformatieve plaats;

- directeur: de directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur die leiding geeft aan de afdeling waarvan de betrokken ambtenaar deel uitmaakt.

- plaatsingscommissie: de commissie als bedoeld in artikel 15:1:10a:12;

- organisatie: de afdelingen bij de gemeente Middelburg na de reorganisatie dan wel bij een andere werkgever.

(7)

Artikel 15:1:10a:5

Het bepaalde in dit statuut is van toepassing op:

a. ambtenaren in de zin van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg;

b. arbeidscontractanten in de zin van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Artikel 15:1:10a:6

Bij reorganisatie wordt op basis van de toepasselijke wettelijke voorschriften overleg gevoerd in de commissie voor georganiseerd overleg en met de ondernemingsraad.

Artikel 15:1:10a:7

1. Het college verplicht zich in beginsel tot plaatsing van de werknemer, waar tegenover de werknemer zich verplicht ook een passende dan wel een geschikte functie te aanvaarden.

2. Indien de reorganisatie gepaard gaat met overdracht van gemeentelijke taken of werkzaamheden is de werknemer verplicht mee te werken aan de overgang van de gemeente naar de nieuwe organisatie.

3. In verband met het bepaalde in de vorige leden kan het college een werknemer niet tegen zijn wil ontslag verlenen met uitzondering van het bepaalde in hoofdstuk 10d en artikel 15:1:10a:16, lid 3.

Ongevraagd ontslag is ook mogelijk indien de werknemer weigert mee te werken aan een overgang als bedoeld in het tweede lid van dit artikel en binnen de gemeente geen passende of geschikte functie aanwezig is.

Toelichting:

In dit artikel wordt als uitgangspunt van het reorganisatieproces verwoord, dat er geen gedwongen ontslagen kunnen vallen. Als gevolg hiervan zal iedere werknemer in beginsel, met in achtneming van de plaatsingsprocedure als omschreven in artikel 15:1:10a:10, geplaatst moeten worden, waarbij de acceptatieplicht van de werknemer aangescherpt is. Ingeval de reorganisatie gepaard gaat met de overdracht van de gemeentelijke taken naar een andere organisatie zal in principe de werknemer mee overgaan.

In een aanvulling op dit sociaal statuut zullen aan de hand van een opgemaakte pakketvergelijking garanties voor de overgang kunnen worden vastgesteld.

Artikel 15:1:10a:8

Met inachtneming van de Organisatieverordening gemeente Middelburg stelt de gemeenteraad en/of het college, nadat hierover overleg is gevoerd als bedoeld in artikel 15:1:10a:6, een eventuele wijziging van de hoofdstructuur van de gemeentelijke organisatie vast.

Formatieplan

Artikel 15:1:10a:9

1. Het college stelt daarbij tevens het formatieplan vast. Het formatieplan bevat het totaal van functies met de daaraan verbonden functie-omschrijvingen en functieniveau, functievereisten alsmede het aantal formatieve plaatsingsmogelijkheden.

2. In het formatieplan wordt tevens aangegeven welke functies ongewijzigd of nagenoeg ongewijzigd zijn gebleven, welke zijn gewijzigd en welke nieuw zijn ontstaan.

3. In het formatieplan worden daartoe drie soorten functies onderscheiden:

- categorie A = ongewijzigde of nagenoeg ongewijzigde functies - categorie B = gewijzigde functies

- categorie C = nieuwe functies.

4. Het formatieplan wordt ter kennis gebracht van alle werknemers.

5. Na vaststelling van het formatieplan en functieboek worden de werknemers schriftelijk uitgenodigd een belangstellingregistratie voor de functies na de reorganisatie kenbaar te maken.

Toelichting:

Om de plaatsingsprocedure zo overzichtelijk mogelijk te laten verlopen wordt een driedeling van de functies in het formatieplan gehanteerd. Voor de belangstellingregistratie en de

plaatsingsrangorde kan dit van belang zijn.

Een functie is ongewijzigd of nagenoeg ongewijzigd indien de functie 80 tot 100% overeenkomt met de oorspronkelijke functie.

Van een gewijzigde functie is sprake indien de veranderingen in de functie meer zijn dan 20%, doch minder dan 50%. Nieuwe functies zijn functies, welke voor meer dan 50% zijn gewijzigd.

(8)

Plaatsingsprocedure

Artikel 15:1:10a:10

1. De plaatsing van alle werknemers geschiedt door het college.

2. Bij de plaatsing van de werknemers in het kader van reorganisatie worden de volgende uitgangspunten in acht genomen:

a. indien het gaat om een bestaande functie, welke geheel of vrijwel geheel in de nieuwe of gewijzigde organisatiestructuur terugkomt, wordt de betrokken werknemer, indien hij hiervoor aantoonbaar geschikt is, in deze functie geplaatst;

b. indien een functie zodanig is gewijzigd of nieuw is, dat geen sprake is van plaatsing in een bestaande functie, wordt de betrokken werknemer zo mogelijk in een passende functie geplaatst;

c. indien de onder a. en b. genoemde mogelijkheden zich niet voordoet wordt een werknemer in een voor hem geschikte functie geplaatst;

d. indien de onder a, b en c genoemde mogelijkheden zich niet voordoen, wordt onderzocht of plaatsing boven de sterkte of outplacement een reële mogelijkheid is.

3. Indien in de procedure, zoals in het tweede lid vermeld, meerdere in gelijke mate geschikte kandidaten voor een functie beschikbaar zijn, is de volgende rangordening van toepassing:

a. de geschiktheid van de ambtenaar voor een functie, zoals die blijkt uit opleidings- en ervaringsgegevens, beoordelingsgesprekken en eventuele geschiktheidstesten;

b. de voorkeur van de ambtenaar voor bepaalde functies;

c. de diensttijd van de ambtenaar bij de gemeente;

d. de leeftijd van de ambtenaar;

e. het type dienstverband van de ambtenaar.

4. In het kader van de plaatsing kan een psychologisch onderzoek plaats vinden, teneinde de geschiktheid voor een functie te bepalen of de besluitvorming daarover te ondersteunen.

5. Een werknemer kan worden verplicht een medisch onderzoek te ondergaan, wanneer de nieuw functie duidelijk andere lichamelijke en/of psychische eisen stelt dan de oude functie.

Toelichting:

Dit artikel schept een zekere rangorde in het plaatsingsbeleid,

In eerste instantie wordt bezien of plaatsing in een bestaande functie (A-functie) mogelijk is.

Vervolgens komt aan de orde plaatsing in een andere passende functie (B of C functie).

Daarna plaatsing in een andere geschikte functie (B of C functie).

Dan wel plaatsing boven de sterkte voor maximaal 2 jaar.

Toegevoegd is de mogelijkheid van outplacement, welke voortaan als structureel

personeelsinstrument zal worden ingezet. Uiteraard worden ook de mogelijkheden van met andere organisaties opgezette mobiliteitsprojecten benut.

Garanties

Artikel 15:1:10a:11

Bij de plaatsing gelden voor de werknemers de volgende garanties:

a. de werknemer behoudt zijn salaris, de toelagen en salarisaanspraken verbonden aan zijn functie, welke hij voor de reorganisatie vervult. De garantie is maximaal het verschil tussen het salaris, de toelagen en de salarisaanspraken in de functie voor en de functie na de reorganisatie;

b. het recht op het in deeltijd vervullen van de functie wordt in een nieuwe of gewijzigde

organisatiestructuur gehandhaafd. Bij toetsing van de geschiktheid als plaatsingscriterium wordt geen onderscheid gemaakt tussen werknemers met een volledige dienstbetrekking en die met een deeltijdbetrekking, tenzij het een functie betreft, welke niet voor vervulling in deeltijd in aanmerking komt.

Toelichting:

wat onder salarissen, toelagen en salarisaanspraken valt is limitatief opgesomd in art. 15:1:10a:4;

(9)

hier wordt het principe geregeld, dat de keuze om in deeltijd te gaan werken niet komt te vervallen bij de overgang naar een functie in de nieuwe organisatie. Wel is de invulling ook mede afhankelijk of een functie in deeltijd vervuld kan worden.

Plaatsingscommissie

Artikel 15:1:10a:12

1. Het college stelt een plaatsingscommissie in ten behoeve van de plaatsing van werknemers, bestaande uit:

a. de wethouder van Personeelszaken, tevens voorzitter;

b. een vertegenwoordiger van de directie;

c. een bezoldigde vakbondsvertegenwoordiger van de Cie. voor het GO.

2. Aan de plaatsingscommissie wordt als adviseur - zonder stemrecht - toegevoegd het hoofd van de afd. P.O.A.

3. Het college wijst in overleg met de plaatsingscommissie een secretaris aan. Deze is geen lid van de commissie en heeft derhalve geen stemrecht.

4. De vergaderingen van de plaatsingscommissie zijn besloten en vinden alleen plaats als de plaatsingscommissie voltallig is. Bij staken van de stemmen beslist de stem van de voorzitter.

5. De plaatsingscommissie heeft tot taak:

a. het college advies uit te brengen over de (beoogde) plaatsing c.q. overgang van allewerknemers;

b. het (op hun verzoek) horen van werknemers over de plaatsing c.q. overgang;

c. het bewaken van de plaatsingsprocedure;

d. het zonodig geven van voorlichting bij de procedure en de voortgang van de plaatsingen.

6. Aan de plaatsingscommissie worden in verband met de uitoefening van haar taak alle van belang zijnde gegevens ter hand gesteld.

7. De plaatsingscommissie kan zich in haar taak laten bijstaan door een voorbereidingscommissie.

Behalve de samenstelling van deze commissie regelt de plaatsingscommissie tevens de bevoegdheden en werkwijze van deze commissie.

Conceptadvies

Artikel 15:1:10a:13

1. Alvorens de plaatsingscommissie het college adviseert over de plaatsing van de bij de reorganisatie betrokken werknemers, worden alle werknemers tegelijk door de plaatsingscommissie schriftelijk op de hoogte gesteld van het concept-advies omtrent hun plaatsing c.q. overgang.

2. Indien een medewerker zich niet met het concept-advies kan verenigen kan hij binnen drie weken schriftelijk en gemotiveerd zijn bedenkingen bij de plaatsingscommissie naar voren brengen.

3. De plaatsingscommissie hoort vervolgens de betrokken werknemer zo spoedig mogelijk na ontvangst van de ingediende bedenkingen. Deze kan zich daarbij laten bijstaan door een raadsman.

4. Binnen zes weken na de onder 1 bedoelde kennisgeving, geeft de plaatsingscommissie aan het college een definitief advies over de plaatsing c.q. overgang van alle bij de reorganisatie betrokken werknemers.

Definitieve plaatsing

Artikel 15:1:10a:14

1. Het college doet de werknemers schriftelijk mededeling van de plaatsing c.q. overgang en vermeldt daarin tevens, dat zij binnen een termijn van 6 weken in het kader van de Algemene wet bestuursrecht hiertegen een bezwaarschrift kunnen indienen bij hun college.

2. De mededeling als bedoeld in het eerste lid wordt zoveel mogelijk op dezelfde dag aan alle werknemers toegezonden.

3. Het college baseert het plaatsingsbesluit op het advies van de plaatsingscommissie, waarvan uitsluitend op grond van bijzondere omstandigheden en gemotiveerd kan worden afgeweken.

4. In de schriftelijke mededeling als bedoeld in het eerste lid zijn tevens alle concrete salarisaanspraken, alsmede persoonlijke garanties e.d. opgenomen.

Toelichting:

(10)

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een bezwarenprocedure tegen de plaatsing worden gestart. De kamer personele aangelegenheden van de commissie bezwaarschriften Middelburg kan hier als adviesinstantie optreden.

Plaatsing boven de sterkte

Artikel 15:1:10a:15

1. De werknemer voor wie in artikel 15:1:10a:10, tweede lid onder a, b en c bedoelde functie niet aanwezig is, wordt boven de sterkte geplaatst, zoals bedoeld in artikel 10d:11.

2. Degenen, die boven de sterkte zijn geplaatst, kunnen worden belast met werkzaamheden van tijdelijke aard.

Toelichting:

De werknemer voor wie geen passende of geschikte functie aanwezig is wordt gedurende 2 jaar boven de sterkte geplaatst.

Tijdens deze periode moet de werknemer loyaal meewerken aan arbeidsbehoudende maatregelen in of buiten de eigen organisatie. In verband met het behoud van het ABP-schap dient dit altijd een overheids- of semi-overheidsorganisatie te zijn.

Gedurende deze twee jaar kan in overeenstemming met de betrokkene een passende oplossing worden gezocht voor de medewerker. Daarbij staan o.a. de volgende mogelijkheden ten dienste:

a. het aanbieden van een passende of geschikte functie binnen de gemeentelijke organisatie;

b. het aanbieden van een functie buiten de gemeentelijke organisatie via het externe mobiliteitsbureau (overheid of semi-overheid);

c. het aanbieden van een outplacement-traject;

d. de medewerker blijft boven de sterkte geplaatst.

Na 2 jaar boven de sterkte te zijn geplaatst, kan de ambtenaar worden ontslagen als bedoeld in artikel 8:3.

Evaluatie

Artikel 10:1:10a:16

1. Binnen een jaar na de inwerkingtreding van de reorganisatie en de daarmede gepaard gaande plaatsingen worden de plaatsingen geëvalueerd.

2. Indien blijkt, dat een plaatsing naar het oordeel van het college of van de werknemer, dan wel van beide, niet aan de verwachtingen voldoet, wordt de plaatsingsprocedure, voor zover nodig, opnieuw doorlopen.

3. Indien een werknemer niet voldoende meewerkt aan het verkrijgen van een passende of geschikte functie kan hem ontslag worden verleend .

Toelichting:

Het is van belang voor de werknemers als ook voor de organisatie om binnen een jaar na inwerkingtreding van de nieuwe organisatie de plaatsingen te evalueren. Wanneer dan mocht blijken, dat de plaatsingen niet aan de verwachtingen voldoen is het zinvol de plaatsingsprocedure opnieuw te doorlopen.

Outplacement

Artikel 15:1:10a:17

1. De werknemer, als bedoeld in artikel 15:1:10a:15 wordt zoveel als mogelijk, outplacement aangeboden.

2. De werknemer, die via outplacement, elders een passende of geschikte betrekking met eenzelfde aantal arbeidsuren aanvaardt tegen een lager bruto maandsalaris dan waarop hij in zijn

oorspronkelijke functie recht had, ontvangt gedurende een periode, waarin hij aanspraak zou kunnen maken op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en de bovenwettelijke uitkering op basis van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg, indien hij werkloos zou zijn, een loonsuppletie tot 100% van zijn bruto bezoldiging op het moment van ontslag.

3. De werknemer, die in deeltijd werkzaam was en die via outplacement, elders een passende of geschikte betrekking met eenzelfde en een hoger aantal arbeidsuren aanvaardt tegen een in verhouding lager bruto maandsalaris, dan waarop hij in zijn oorspronkelijke functie recht had, ontvangt gedurende een periode, waarin hij aanspraak zou kunnen maken op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en de bovenwettelijke uitkering op basis van de

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg, indien hij werkloos zou worden, een loonsuppletie tot 100% van zijn bruto bezoldiging op het moment van ontslag.

Toelichting:

Omdat niet voor iedere werknemer een outplacement-procedure een adequate oplossing zal zijn - denk bijv. aan de oudere ambtenaar - wordt in het eerste lid van dit artikel gesproken over "voor

(11)

zoveel als mogelijk". Daarnaast kan ook via het externe mobiliteitsbureau een passende oplossing worden gezocht.

Flankerend beleid

Artikel 15:1:10a:18

De reorganisatie kan tot gevolg hebben, dat niet iedereen op korte termijn geplaatst kan worden in een passende c.q. geschikte functie. Aan degenen, die niet in een functie als bedoeld in artikel 15:1:10a:10, tweede lid onder a, b en c geplaatst kunnen worden, wordt een aantal mogelijkheden geboden, die er toe kunnen bijdragen eventueel bestaande belemmeringen om zich op de externe arbeidsmarkt te richten zoveel mogelijk weg te nemen. Hiervoor is een aantal maatregelen denkbaar, zoals:

1. Kwijtschelding studie- en verplaatsingskosten.

Indien de plicht om bepaalde studie- en/of verplaatsingskostenvergoedingen terug te betalen een belemmering oplevert om weg te gaan, kan betrokkene van deze plicht worden ontheven.

2. Het toekennen van een verplaatsingskostenvergoeding.

Bij verhuizing naar elders in verband met het aanvaarden van een andere baan, kan een

verplaatsingskostenvergoeding op basis van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg worden toegekend, voorzover de nieuwe werkgever daar niet in voorziet.

3. Sollicitatieverlof.

Om extern te solliciteren kan aan betrokkene voor zover dat noodzakelijk is, verlof met behoud van salaris worden toegekend.

4. Interne sollicitant.

Personeel, dat extern is geplaatst, zal op verzoek gedurende 3 jaar als interne sollicitant worden aangemerkt.

Bijzondere gevallen

Artikel 15:1:10a:19

In die gevallen waarin dit statuut niet voorziet beslist het college en kan het na overleg met de cie. voor het georganiseerd overleg regels vaststellen.

Aanvaarden andere werkzaamheden

Artikel 15:1:11

1. De ambtenaar is verplicht, indien hij daartoe door of namens het college wordt aangewezen, in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden andere werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht, mits deze werkzaamheden strekken ter uitvoering van de taak die de gemeente in die tijden heeft of zal krijgen, dan wel ertoe strekken een zo goed en ongestoord mogelijke uitvoering van die taak te verzekeren.

2. De ambtenaar is verplicht, indien hij daartoe door het college wordt aangewezen, taken te verrichten in het kader van de Wet veiligheidsregio's.

3. In geval van een ramp of crisis als bedoeld in artikel 1 Wet veiligheidsregio's, is de ambtenaar die is aangewezen op grond van het tweede lid van dit artikel verplicht de taken in het kader van de Wet veiligheidsregio's te verrichten onder leiding en toezicht van het bevoegd gezag waar de ramp of crisis plaatsvindt.

4. De ambtenaar, op grond van het eerste of tweede lid aangewezen, is te allen tijde verplicht lessen te volgen en deel te nemen aan oefeningen welke verband houden met zijn in dat lid aangeduide taak.

5. De aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid geschiedt slechts, indien de persoonlijke omstandigheden van de ambtenaar zulks redelijkerwijs toelaten.

Regeling inzake vergoeding deelnemers bedrijfshulpverlening (vervallen)

Vergoeding van schade

Artikel 15:1:12

1. De ambtenaar kan worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van door de gemeente geleden schade, voor zover deze aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten.

(12)

2. Het bedrag van de schadevergoeding en de wijze van inhouding daarvan op zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) worden niet vastgesteld dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich schriftelijk of mondeling te verantwoorden en ter zake van de wijze van inhouding zijn wensen kenbaar te maken.

Plichten rekenplichtige ambtenaar

Artikel 15:1:13

1. De rekenplichtige ambtenaar wordt voor de verplichting tot aanzuivering van een tekort geheel of gedeeltelijk ontheven naarmate hij het beheer nauwgezet heeft gevoerd en de nodige voorzorgen heeft genomen voor de bewaring van gelden en geldswaardige papieren.

2. Vloeit de verplichting tot aanzuivering van een tekort voort uit een aansprakelijkheid voor ondergeschikt personeel dan wordt bovendien in aanmerking genomen in hoeverre hij op de handelingen van dat personeel deugdelijk toezicht heeft gehouden.

3. De rekenplichtige ambtenaar is van zijn verantwoordelijkheid ontheven gedurende de tijd dat hij door ziekte of wettige afwezigheid zijn beheer niet persoonlijk heeft gevoerd, indien gedurende die tijd zijn functie wordt waargenomen krachtens aanwijzing door of namens het college.

Klachten van derden

Artikel 15:1:14

Vervallen.

Beoordeling van de ambtenaar

Artikel 15:1:15

1. Het college kan bepalen, dat met inachtneming van door hen te stellen regelen over de ambtenaar periodiek een beoordeling wordt uitgebracht omtrent de wijze waarop hij zijn functie vervult en omtrent zijn gedragingen tijdens de uitoefening daarvan.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt met de ambtenaar zijn gedrag besproken tijdens de uitoefening van zijn functie of de wijze waarop hij zijn functie vervult, voor zover deze aanleiding geven tot aanmerkingen, waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan de wijze waarop het gedrag of de wijze waarop hij zijn functie vervult naar het oordeel van het college verbeterd kunnen worden.

Regeling functioneringsgesprekken en personeelsbeoordeling Definities

Artikel 15:1:15:1

Voor de toepassing van de in artikel 15:1:15 bedoelde regeling wordt verstaan onder:

a. de (beoordeelde)ambtenaar: de ambtenaar op wie de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg van toepassing is;

b. organieke functie-beschrijving: de beschrijving van de organieke functie, als bedoeld in de Regeling organieke functiebeschrijving en -waardering;

c. directeur: de directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur, die leiding geeft aan de afdeling waarvan de betrokken ambtenaar deel uitmaakt.

d. concept-beoordeling: een eerste visie van de direct leidinggevende omtrent het functioneren van de ambtenaar;

e. beoordelingsgesprek: het gesprek, waarin de concept-personeelsbeoordeling wordt besproken;

f. functie: het geheel van werkzaamheden, dat blijkens een organieke functie-beschrijving door de ambtenaar moet worden verricht;

g. beoordelingstijdvak: een tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste twee jaar waarover ten aanzien van de functie-vervulling een oordeel wordt gevormd;

h. de beoordelaar: degene, die is aangesteld als direct leidinggevende van de ambtenaar;

i. functie-vervulling: totaal van prestaties en gedragingen van de ambtenaar tijdens de uitoefening van zijn functie.

(13)

Functioneringsgesprek

Artikel 15:1:15:2

1. Ten minste eenmaal per jaar wordt met iedere ambtenaar met betrekking tot de uitvoering van de hem opgedragen functie een functioneringsgesprek gevoerd.

2. Een functioneringsgesprek is een regelmatig terugkerend gesprek op basis van gelijkwaardigheid tussen de direct leidinggevende en de ambtenaar met het doel het functioneren van de ambtenaar in de toekomst te optimaliseren.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een functioneringsgesprek te allen tijde plaatsvinden op verzoek van de direct leidinggevende of de ambtenaar.

4. Na indiensttreding van de ambtenaar of na aanvaarding van een andere functie vindt het eerste functioneringsgesprek plaats binnen drie maanden. Het tweede gesprek vindt plaats binnen zes maanden na indiensttreding of aanvaarding van de andere functie.

Artikel 15:1:15:3

1. Het functioneringsgesprek wordt gevoerd tussen de direct leidinggevende en de ambtenaar.

Het functioneringsgesprek met een directeur in algemene dienst geschiedt door de

gemeentesecretaris; het functioneringsgesprek met de gemeentesecretaris geschiedt door de voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en een wethouder.

2. Het functioneringsgesprek geschiedt op basis van het door burgemeester en wethouders vastgestelde gespreksformulier.

3. Het gespreksformulier wordt na invulling door de direct leidinggevende en de ambtenaar voor akkoord getekend.

4. De ambtenaar ontvangt een afschrift van het getekende gespreksformulier.

5. De direct leidinggevende stuurt het getekende gespreksformulier zo spoedig mogelijk na het functioneringsgesprek naar de afdeling Bedrijfsvoering.

6. De afdeling Bedrijfsvoering gaat na of door de afdeling Bedrijfsvoering nog activiteiten moeten worden ondernomen en draagt er voorts zorg voor dat het gespreksformulier als archiefstuk wordt opgeborgen in het personeelsdossier van de ambtenaar .

Personeelsbeoordeling

Artikel 15:1:15:4

1. De beoordeling van een ambtenaar betreft de wijze, waarop deze de aan hem opgedragen functie gedurende het beoordelingstijdvak heeft vervuld. Het beoordelingstijdvak moet aansluiten op het beoordelingstijdvak van de laatste personeelsbeoordeling.

2. Zij geschiedt met inachtneming van het takenpakket en de functie-eisen als omschreven in vastgestelde organieke functie-beschrijving en met inachtneming van de beoordelingscriteria.

3. Met de organieke functiebeschrijving en de beoordelingscriteria dient de medewerker vooraf bekend te zijn.

4. De beoordeling omvat ook een oordeel over de toekomstmogelijkheden van de beoordeelde ambtenaar, voorzover deze op dat moment voorzienbaar zijn.

5. Aan de beoordeling liggen mede ten grondslag de bevindingen van de laatstgehouden functioneringsgesprekken.

6. Rechtspositionele besluiten kunnen slechts gebaseerd worden op een personeelsbeoordeling als de ingangsdatum van het rechtspositionele besluit binnen een jaar ligt van de einddatum van het beoordelingstijdvak van de personeelsbeoordeling.

Frequentie

Artikel 15:1:15:5

1. De hoofdregel is, dat van iedere ambtenaar minimaal éénmaal per twee jaar een beoordeling wordt opgemaakt.De beoordeling moet uiterlijk binnen 3 maanden na het einde van het beoordelingstijdvak zijn vastgesteld.

2. Indien er een rechtspositionele beslissing moet worden genomen voor wat betreft aanstelling in vaste dienst en/of bevordering van de aanloop- naar de functieschaal kan de ambtenaar eerder dan na 2 jaar doch minimaal na 1 jaar beoordeeld worden.

3. Hetgeen in lid 2 is vermeld, geldt ook bij de rechtspositionele beslissing omtrent bevordering naar de uitloopschaal, met dien verstande dat er in dat geval op grond van de Richtlijnen bezoldigingsbeleid een wachttijd geldt. Een dergelijke beoordeling wordt mede opgemaakt, indien de ambtenaar daar om verzoekt.

Wie beoordeelt

(14)

Artikel 15:1:15:6

1. De beoordeling geschiedt door de direct leidinggevende van de ambtenaar.

2. De beoordeling van de directeur geschiedt door de gemeentesecretaris; de beoordeling van de gemeentesecretaris door de voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en een wethouder.

3. De beoordeling geschiedt aan de hand van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier, waarin zijn opgenomen de beoordelingscriteria.

Procedure

Artikel 15:1:15:7

1. De beoordelaar maakt aan de hand van het beoordelingsformulier na overleg met de

personeelsadviseur een concept-beoordeling op, waarbij hij zonodig een of meer informanten raadpleegt. Als informant kan alleen diegene worden geraadpleegd, welke in een functionele werkrelatie met de beoordeelde ambtenaar staat.

2. De concept-beoordeling wordt, nadat deze is getekend door de beoordelaar en de directeur, uitgereikt aan de beoordeelde ambtenaar.

3. Indien de beoordelaar of de beoordeelde ambtenaar dit wenst vindt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na de uitreiking van de concept-beoordeling een beoordelingsgesprek plaats, waarbij de concept-beoordeling wordt besproken. De beoordeelde ambtenaar wordt tijdens dit gesprek in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze omtrent de concept-beoordeling kenbaar te maken. Het beoordelingsgesprek vindt in ieder geval plaats indien het eindoordeel van de concept- beoordeling de score D betreft.

Bij dit beoordelingsgesprek zijn tevens aanwezig de naast hogere leidinggevende van de ambtenaar en de personeelsadviseur.

Van het beoordelingsgesprek wordt door de personeelsadviseur een verslag gemaakt.

Indien het beoordelingsgesprek daartoe aanleiding geeft stelt de beoordelaar de concept- beoordeling zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na het beoordelingsgesprek bij en wordt vervolgens aan de beoordeelde ambtenaar uitgereikt.

4. De beoordeelde ambtenaar is verplicht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst het beoordelingsformulier voor gezien te tekenen, waaruit blijkt, dat hij van de inhoud heeft kennis genomen. Hij kan daarbij zijn zienswijze over de beoordeling op het formulier vermelden. Hij ontvangt het origineel van het ondertekende beoordelingsformulier.

Indien er geen beoordelingsgesprek behoeft plaats te vinden geldt deze verplichting voor de beoordeelde ambtenaar direct na ontvangst van de concept-beoordeling.

Vaststelling

Artikel 15:1:15:8

1. Het ingevulde beoordelingsformulier wordt vervolgens door de beoordelaar zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken voorgelegd aan de directeur van het organisatie-onderdeel, waar de ambtenaar werkzaam is.

2. De directeur stelt de beoordeling namens burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het formulier vast.

Hij kan namens burgemeester en wethouders de beoordeling wijzigen. Bij een voornemen tot wijziging van de beoordeling heeft eerst nader beraad plaats met de beoordelaar, zijn

leidinggevende en de beoordeelde ambtenaar, waarna hij de beoordeling al of niet gewijzigd vaststelt.

3. De vastgestelde beoordeling wordt aan de beoordeelde ambtenaar overhandigd dan wel toegestuurd.

4. Het bepaalde in de leden 1 t/m 3 is niet van toepassing op beoordelingen van de

gemeentesecretaris, de directeur en het afdelingshoofd. Het ingevulde beoordelingsformulier van de gemeentesecretaris wordt voorgelegd aan burgemeester en wethouders; het formulier van de directeur en het afdelingshoofd aan de algemeen directeur.

Archivering

Artikel 15:1:15:9

Een afschrift van het vastgestelde beoordelingsformulier wordt toegezonden aan de afdeling Bedrijfsvoering en vervolgens opgeborgen in het personeelsdossier van de ambtenaar.

Artikel 15:1:15:10

Voor de gevallen, waarin deze regeling niet voorziet of waarin naar het oordeel van burgemeester en wethouders afgeweken dient te worden van deze regeling, beslissen burgemeester en wethouders.

(15)

Dragen van uniform of dienstkleding

Artikel 15:1:16

1. De ambtenaar is verplicht tijdens de vervulling van zijn functie de door het college voor die functie of voor bepaalde werkzaamheden voorgeschreven kleding of uniform en onderscheidingstekenen te dragen.

2. Het deelnemen aan betogingen en optochten in het voorgeschreven uniform is de ambtenaar slechts toegestaan, indien daarvoor door of namens het college toestemming is gegeven.

3. Het is de ambtenaar verboden om bij gekleed gaan in uniform insignes of andere

onderscheidingstekens of in dienst uniformkledingstukken te dragen, een en ander voor zover die niet van gemeentewege zijn verstrekt of voorgeschreven of tot het dragen waarvan niet door het college vergunning is verleend. Dit verbod is niet van toepassing ten aanzien van ordetekenen tot het aannemen of dragen waarvan door het hoger bestuursorgaan verlof is verleend.

4. Bij afzonderlijke regeling kunnen regelen worden gesteld betreffende de verstrekking, reiniging en herstelling van de in het eerste lid bedoelde kleding.

Standplaats

Artikel 15:1:17

1. Indien het dienstbelang dit eist, kan de ambtenaar de verplichting worden opgelegd in of meer nabij zijn standplaats te gaan wonen.

2. Onder standplaats dient te worden verstaan: de gemeente of het met name genoemde gedeelte van de gemeente, waar de ambtenaar gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht.

3. Het college kan ter uitvoering van het in het eerste lid bepaalde nadere regels stellen.

Dienstwoning

Artikel 15:1:18

1. De ambtenaar is verplicht, indien hem door het college een dienstwoning is aangewezen, deze te betrekken en zich ter zake van de bewoning en het gebruik te gedragen naar de voorschriften die daaromtrent zijn gesteld.

2. Hij draagt de onderhoudskosten welke volgens de wet en het plaatselijk gebruik gemeenlijk voor rekening van de huurder zijn, tenzij terzake een afwijkende regeling is vastgesteld.

Verbod betreden arbeidsterrein

Artikel 15:1:19

Aan de ambtenaar kan door of namens het college de toegang tot de kantoren, werkplaatsen of andere arbeidsterreinen, dan wel het verblijf aldaar worden ontzegd.

Infectieziekten

Artikel 15:1:20

1. De ambtenaar die in contact staat of kort geleden gestaan heeft met een persoon, die een ziekte heeft, waarvoor ingevolge het krachtens de Wet publieke gezondheid bepaalde een nominatieve aangifteplicht geldt, mag zijn functie niet vervullen en heeft geen toegang tot de dienstgebouwen, -lokalen en -terreinen voor zolang de hoofdinspecteur of de inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid niet heeft verklaard, dat hij het gevaar voor overbrenging van een infectieziekte, of het gevaar dat hij verdacht moet worden te lijden aan zodanige ziekte, geweken acht.

2. De ambtenaar die verkeert in de in het vorige lid omschreven situatie, is verplicht daarvan ten spoedigste kennis te geven aan het college. Hij is gehouden zich te gedragen naar de door of vanwege het college gegeven aanwijzingen, waaronder die met betrekking tot het ondergaan van een geneeskundig onderzoek.

3. De ambtenaar geniet over de tijd, gedurende welke het hem overeenkomstig het bepaalde in dit artikel verboden is zijn functie te vervullen, zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

Artikel 15:1:21

Vervallen.

Reis- en verblijfkosten

(16)

Artikel 15:1:22

Vervallen.

Reisbesluit (vervallen)

Vergoeden van schade

Artikel 15:1:23

1. Aan de ambtenaar wordt de schade aan hem toebehorende kleding en uitrusting, geen motorrijtuig in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen zijnde, vergoed welke hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, voor zover die schade niet bestaat uit de normale slijtage dier goederen.

2. Aan de ambtenaar wordt schade vergoed aan een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen welke hij lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, tenzij;

a. die schade bestaat uit de normale slijtage of

b. er sprake is van aan opzet of bewuste roekeloosheid grenzende verwijtbaarheid of

c. de ambtenaar in de regel 10.000 of meer kilometers per jaar rijdt ten behoeve van de dienst en per kilometer een vergoeding ontvangt gelijk aan of hoger dan het belastingvrije bedrag per kilometer.

Gebruik motorrijtuig

Artikel 15:1:24

Het is de ambtenaar slechts toegestaan een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bij de vervulling van zijn functie te gebruiken, indien en voor zover hem daartoe door of namens het college toestemming is verleend. Aan deze toestemming kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden.

Artikel 15:1:25

Het college kan bepalen in welke niet elders voorziene gevallen schadeloosstelling en vergoeding van kosten zullen worden verleend.

Volgen van een opleiding

Artikel 15:1:26

De ambtenaar is, indien het college dit bepaalt, verplicht zich voor het volgen van een bijzondere vakopleiding beschikbaar te stellen of enig ander door het college nader aan te duiden onderwijs te volgen. De aan het volgen van het in dit artikel bedoelde onderwijs verbonden kosten komen ten laste van de gemeente.

Artikel 15:1:27

Aan de ambtenaar beneden de leeftijd van 18 jaar wordt, indien hij dit wenst en voor zolang de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten, gedurende ten hoogste één dag per week verlof met behoud van doorbetaling verleend voor het volgen van lessen aan inrichtingen voor voortgezet, herhalings- of vakonderwijs en vormingsinstituten voor leerplichtvrije jeugd.

Bijzondere prestaties

Artikel 15:1:28

Vervallen.

Artikel 15:1:29

Ter zake van niet-naleving van bepalingen welke redelijkerwijs niet kunnen worden geacht de ambtenaar bekend te zijn, worden hem geen voordelen onthouden of nadelen toegebracht.

Borstvoeding

(17)

Artikel 15:1:30

Aan de vrouwelijke ambtenaar, die een borstkind heeft, wordt gedurende ten hoogste 1 jaar na de geboorte van het kind de gelegenheid gegeven haar kind te zogen dan wel de borstvoeding te kolven.

Voorkomen benadeling lid Georganiseerd Overleg

Artikel 15:1:31

De gemeente draagt er zorg voor dat degene die als lid of als plaatsvervangend lid door een organisatie is aangewezen voor de commissie bedoeld in artikel 12:1, tweede lid, dan wel activiteiten vervult waarvoor hij krachtens artikel 6:4:2 buitengewoon verlof kan genieten, niet uit hoofde van zijn lidmaatschap of activiteiten wordt benadeeld in zijn positie in de gemeentelijke organisatie.

Klokkenluiders

Artikel 15:2

1. Het college stelt een regeling vast voor het omgaan met vermoedens van misstanden.

2. Ambtenaren en door het college aangewezen interne vertrouwenspersonen, die misstanden conform de vast te stellen regeling aan de orde stellen, mogen niet om die reden worden ontslagen of anderszins in hun positie binnen de gemeente benadeeld worden.

Regeling klokkenluiders

Artikel 15:2:1:1 t/m 15:2:1:8

Vervangen door Regeling Melding Vermoeden Misstand m.i.v. 1 juli 2011.

Regeling Melding Vermoeden Misstand

Artikel 15:2:1:9 t/m 26

Vervangen door Regeling Melding Vermoeden Misstand 2013 m.i.v. 1 januari 2014.

Regeling Melding Vermoeden Misstand 2013

Artikel 15:2:1:27 t/m 44

Vervangen door Regeling Melden Vermoeden Misstand 2016 m.i.v. 1 juli 2016.

Regeling Melden Vermoeden Misstand 2016 (interne klokkenluidersregeling gemeente Middelburg)

Artikel 15:2:1:45 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- werknemer: de persoon die werkt of heeft gewerkt voor de gemeente Middelburg, zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet Huis voor klokkenluiders;

- werkgever: het college van burgemeester en wethouders, dagelijks bestuur of directie die handelen zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet Huis voor klokkenluiders;

- vermoeden van een misstand: het vermoeden van een werknemer dat binnen de organisatie waarin hij werkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover:

a. het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de werknemer bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de werknemer heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie, en

b. het maatschappelijk belang in het geding is bij:

1º. de (dreigende) schending van een wettelijke voorschrift, waaronder een (dreigend) strafbaar feit,

2º. een (dreigend) gevaar voor de volksgezondheid, 3º. Een (dreigend) gevaar voor de veiligheid van personen, 4º. Een (dreigend) gevaar voor de aantasting van het milieu,

5º. Een (dreigend) gevaar voor het goed functioneren van de organisatie als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten;

(18)

- adviseur: een persoon die door zijn functie een geheimhoudingsplicht heeft en die door een werknemer in vertrouwen wordt geraadpleegd over een vermoeden van een misstand;

- vertrouwenspersoon: de persoon die is aangewezen om als vertrouwenspersoon voor de gemeente Middelburg te fungeren;

- afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders: de afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de Wet Huis voor klokkenluiders;

- afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders: de afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders, bedoeld in artikel 3a, derde lid, van de Wet Huis voor klokkenluiders;

- melding: de melding van een vermoeden van een misstand op grond van deze regeling;

- melder: de werknemer die een vermoeden van een misstand heeft gemeld op grond van deze regeling;

- onderzoekers: de persoon of personen aan wie de gemeentesecretaris het onderzoek naar de misstand opdraagt;

- externe instantie: de instantie die naar het redelijk oordeel van de melder het meest in aanmerking komt om de externe melding van het vermoeden van een misstand te onderzoeken.

Artikel 15:2:1:46 Informatie, advies en ondersteuning voor de werknemer

Een werknemer kan bij een vermoeden van een misstand:

a. een adviseur in vertrouwen raadplegen;

b. de vertrouwenspersoon als adviseur in vertrouwen raadplegen;

c. de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders in vertrouwen raadplegen.

Artikel 15:2:1:47 Interne melding

1. Een werknemer met een vermoeden van een misstand binnen de organisatie van de werkgever kan daarvan een melding doen:

a. bij iedere leidinggevende die binnen de organisatie hiërarchisch een hogere positie bekleedt dan hij;

b. bij de vertrouwenspersoon.

2. De leidinggevende of vertrouwenspersoon stuurt de melding, in overleg met de werknemer, door naar de gemeentesecretaris of naar het college als de werknemer een vermoeden heeft dat de gemeentesecretaris bij de vermoede misstand betrokken is.

3. Een werknemer van een andere organisatie die door zijn werkzaamheden met de organisatie van de werkgever in aanraking is gekomen, en een vermoeden heeft van een misstand binnen de organisatie van de werkgever kan ook een interne melding doen.

4. Als de werknemer een vermoeden heeft dat de gemeentesecretaris bij de vermoede misstand betrokken is, moet in deze regeling voor “gemeentesecretaris” “het college” worden gelezen.

5. De melder kan direct een externe melding doen van een vermoeden van een misstand op grond van artikel 15:2:1:58 als het eerst doen van een interne melding in redelijkheid niet van hem kan worden gevraagd.

6. Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

Artikel 15:2:1:48 Bescherming van de melder tegen benadeling

1. De werknemer die te goeder trouw en naar behoren een vermoeden van een misstand meldt, zal in verband daarmee geen nadelige gevolgen voor zijn rechtspositie ondervinden tijdens en na de behandeling van deze melding bij de werkgever, een andere organisatie of een externe organisatie.

2. Onder nadelige gevolgen word in ieder geval verstaan het nemen van een benadelende maatregel, zoals:

a. het verlenen van ontslag, anders dan op eigen verzoek;

b. het tussentijds beëindigen of het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd;

c. het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een aanstelling voor onbepaalde tijd;

d. het treffen van een disciplinaire maatregel;

e. de opgelegde benoeming in een andere functie;

f. het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

g. het onthouden van promotiekansen;

h. het afwijzen van een verlofaanvraag.

3. De werkgever zorgt ervoor dat de melder ook niet op andere wijze bij zijn werk nadelige gevolgen ondervindt van de melding.

(19)

4. Als de werkgever na het doen van een melding een benadelende maatregel neemt, motiveert de werkgever waarom hij deze maatregel nodig acht en dat deze maatregel geen verband houdt met het te goeder trouw en naar behoren melden van een vermoeden van een misstand.

5. De werkgever spreekt werknemers die zich schuldig maken aan benadeling van de melder daarop aan en kan hen een waarschuwing of een disciplinaire maatregel opleggen.

Artikel 15:2:1:49 Het tegengaan van benadeling van de melder

1. De vertrouwenspersoon bespreekt samen met de melder welke risico’s op benadeling aanwezig zijn, op welke wijze die risico’s kunnen worden verminderd en wat de werknemer kan doen als hij van mening is dat sprake is van benadeling.

2. Als de melder vindt dat er daadwerkelijk sprake is van benadeling, kan hij dat bespreken met de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon en de melder bespreken welke maatregelen genomen kunnen worden om benadeling tegen te gaan. De vertrouwenspersoon maakt een verslag van deze bespreking en stuurt dit na goedkeuring door de melder naar de gemeentesecretaris.

3. De gemeentesecretaris zorgt ervoor dat maatregelen die nodig zijn om benadeling tegen te gaan worden genomen.

Artikel 15:2:1:50 Bescherming van andere betrokkenen tegen benadeling

De werkgever zal:

a. de adviseur in dienst van de werkgever niet benadelen vanwege het fungeren als adviseur van de melder;

b. de vertrouwenspersoon niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken;

c. de onderzoekers die in dienst zijn van de werkgever niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken;

d. een werknemer die wordt gehoord door, documenten verstrekt aan of anderszins medewerking verleent aan de onderzoekers niet benadelen in verband met het te goeder trouw afleggen van een verklaring.

Artikel 15:2:1:51 Intern en extern onderzoek naar benadeling van de melder

1. De melder die meent dat sprake is van benadeling in verband met het doen van een melding van een vermoeden van misstand, kan de gemeentesecretaris verzoeken om onderzoek te doen naar de wijze waarop er binnen de organisatie met hem wordt omgegaan.

2. Ook de personen bedoeld in artikel 15:2:1:50 kunnen de gemeentesecretaris verzoeken om onderzoek te doen naar de wijze waarop er binnen de organisatie met hen wordt omgegaan.

3. De melder kan ook de afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop de werkgever zich jegens hem heeft gedragen in verband met het doen van een melding van een vermoeden van een misstand.

Artikel 15:2:1:52 Vertrouwelijke omgang met de melding en de identiteit van de melder

1. De werkgever zorgt ervoor dat de informatie over de melding zodanig wordt bewaard dat deze

fysiek en digitaal alleen toegankelijk is voor de personen die bij de behandeling van de melding betrokken zijn.

2. De personen die bij de behandeling van een melding betrokken zijn maken de identiteit van de melder niet bekend zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de melder en gaan vertrouwelijk om met de informatie over de melding.

3. Als het vermoeden van een misstand is gemeld via de vertrouwenspersoon en de melder geen toestemming heeft gegeven zijn identiteit bekend te maken, wordt alle correspondentie over de melding verstuurd aan de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon stuurt dit onverwijld door aan de melder.

4. De personen die bij de behandeling van een melding betrokken zijn maken de identiteit van de adviseur niet bekend zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de melder en de adviseur.

Artikel 15:2:1:53 Vastlegging, doorsturen en ontvangstbevestiging van de interne melding

1. De leidinggevende of de vertrouwenspersoon die de melding ontvangt, stuurt de melding met

instemming van de melder door aan de gemeentesecretaris.

2. Een mondelinge melding of mondelinge toelichting wordt schriftelijk vastgelegd en ter goedkeuring voorgelegd aan de melder.

3. De gemeentesecretaris stuurt de melder onverwijld een ontvangstbevestiging van de melding.

4. De ontvangstbevestiging bevat minimaal een zakelijke beschrijving van de melding, de datum waarop deze is ontvangen en een afschrift van de melding.

(20)

Artikel 15:2:1:54 Behandeling van de interne melding door de werkgever

1. De gemeentesecretaris stelt onverwijld een onderzoek in naar het gemelde vermoeden van een misstand, tenzij:

a. het vermoeden niet gebaseerd is op redelijke gronden of

b. op voorhand duidelijk is dat het gemelde geen betrekking heeft op een vermoeden van een misstand.

2. Als de gemeentesecretaris besluit geen onderzoek in te stellen, informeert hij de melder schriftelijk binnen twee weken na de interne melding. Daarbij wordt aangegeven waarom geen onderzoek wordt ingesteld.

3. De gemeentesecretaris beoordeelt of een externe instantie van de interne melding van een vermoeden van een misstand op de hoogte moet worden gebracht. Indien de gemeentesecretaris een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.

4. De gemeentesecretaris draagt het onderzoek op aan onderzoekers die onafhankelijk en onpartijdig zijn.

5. Als de gemeentesecretaris een externe instantie op de hoogte gesteld heeft van de interne melding, kan hij voor het onderzoek aansluiten bij het onderzoek dat deze externe instantie (mogelijk) laat verrichten.

6. De gemeentesecretaris informeert de melder onverwijld en schriftelijk dat een onderzoek is ingesteld en door wie het onderzoek wordt uitgevoerd.

7. De gemeentesecretaris informeert de personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.

Artikel 15:2:1:55 De uitvoering van het interne onderzoek

1. De onderzoekers stellen de melder in de gelegenheid te worden gehoord. De onderzoekers zorgen voor een verslag, en leggen dit verslag ter goedkeuring voor aan de melder. De melder ontvangt het vastgestelde verslag.

2. De onderzoekers kunnen ook anderen horen. De onderzoekers zorgen voor een verslag, en leggen dit verslag ter goedkeuring en ondertekening voor aan de persoon die gehoord is. De persoon die gehoord is ontvangt het vastgestelde verslag.

3. De onderzoekers kunnen binnen de organisatie van de werkgever alle documenten inzien en opvragen die zij voor het doen van het onderzoek redelijkerwijs nodig achten.

4. Werknemers mogen de onderzoekers alle documenten verstrekken waarvan zij het redelijkerwijs nodig achten dat de onderzoekers daar in het kader van het onderzoek kennis van nemen.

5. De onderzoekers stellen een concept onderzoeksrapport op en stellen de melder in de gelegenheid daar opmerkingen bij te maken, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan. De melder is tot geheimhouding van het conceptrapport verplicht.

6. De onderzoekers stellen vervolgens het onderzoeksrapport vast. Zij sturen de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.

Artikel 15:2:1:56 Standpunt van de werkgever

1. De werkgever informeert de melder binnen acht weken na de melding schriftelijk over het standpunt met betrekking tot het gemelde vermoeden van een misstand en tot welke stappen de melding heeft geleid.

2. Als duidelijk is dat het standpunt niet binnen acht weken kan worden gegeven, dan informeert de werkgever de melder daar schriftelijk over. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. Als de totale termijn daardoor meer dan twaalf weken is, wordt dit gemotiveerd.

3. Na afronding van het onderzoek beoordeelt de werkgever of een externe instantie van de interne melding, van het onderzoeksrapport en/of van het standpunt van de werkgever op de hoogte moet worden gebracht. Indien de werkgever een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.

4. De personen op wie de melding betrekking heeft, worden op dezelfde manier geïnformeerd als de melder, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.

Artikel 15:2:1:57 Hoor en wederhoor ten aanzien van onderzoeksrapport en standpunt werkgever

1. De werkgever stelt de melder in de gelegenheid op het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever te reageren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een deel van het zaad ging verloren, een deel van het zaad werd brood, maar niemand weet van te voren de weg van het zaad in de schoot.. Het wordt op de wegen vertreden, het valt

De koper heeft zijn eigen onderzoeksplicht naar alle zaken die voor hem van belang zijn en kan zich nimmer beroepen op onbekendheid met feiten die hij zelf had kunnen waarnemen of

Het zaad der goedheid Gods, het hoge woord, de Heer, valt in de voor des doods, valt in de aarde neer. Al gij die God bemint en op zijn goedheid wacht, de oogst ruist in de wind

ANTWOORDLIED: (wijze psalm 134) Tot U God is ons hart gericht Hier zijn wij open voor Uw licht Gij geeft ons kracht tot stilt’en strijd...

In onderdeel B van de staat van baten en lasten zijn de incidentele en overige baten en lasten weergegeven. Baten uit erfenissen en legaten worden verantwoord onder

Aangezien de resterende middelen 2016 ad € 62.000 vanuit het reguliere budget knelpunten wegen zijn overgeheveld naar 2017 kan de onttrekking aan de reserve wegen voor dit project met

Van deze in de broedtijd onopvallende soort werden negen territoria gekarteerd, iets minder dan in voorgaande jaren (2007 11, 2008 12), maar ruim meer dan in 1989 (drie)..

2. Voor toepassing van dit artikel wordt onder vergoeding verstaan: het gemiddelde van het totaal aan vergoedingen bedoeld in artikel 3, over de 12 maanden onmiddellijk voorafgaande