Quantumelektrodynamica
Elektromagnetische interactie van deeltjes
Structuur der materie – deeltjesfysica 2006 – Prof.dr Jo van den Brand
Inhoud
Spin-0 deeltjes
Klein-Gordon vergelijking
Oplossingen voor positieve en negatieve energie
Het fotonveld
Gauge invariance, minimale substitutie
Interactie van spin-0 deeltjes met het fotonveld
Spin-½ deeltjes
Dirac vergelijking
Quantumelektrodynamica
Elektron-muon verstrooiing
e+e- Ø m+m-, qq, …
Klein-Gordon vergelijking
Klein-Gordon vergelijking
`Vertaal’ p2=m2 naar QM (pµ↔ i∂µ≡(i∂t,−i∇) dan E=p2/2m → Schrödinger vergelijking)
Problemen
≤
≤
≥
= ≥
+
±
= + ⇒
=
0 0
0 2 2 0
2 2 2 2
2
E E E
N
p m m E
E p
ρ
r r
Historisch:
vergeet Klein-Gordon en gebruik Dirac vergelijking Beter: her-interpretatie van jµ
D.w.z.
Deze interpretatie is van: Pauli & Weisskopf
Stückelberg & Feynman
( ) ( )
( ) ( )
( )
2 * 2
2 * 2 *
*
* * * *
you find as follows:
: 0 0
: 0 0
0 j
KG m m
m m
KG
j
µ µ
µ µ
µ µ
µ µ
µ µ µ µ µ
µ µ µ µ
µ
φ φ φ
φ
φ φ
φ φ φ φ
φ φ φ φ
= ∂ ∂ + ⇒ = ∂ ∂ +
= ∂ ∂ + ⇒ = ∂ ∂ +
= ∂ ∂ − ∂ ∂ =∂ ∂ − ∂ ≡∂
kun je als volgt vinden
Deeltje ↔ antideeltje
In termen van de geladen stroom (dichtheid):
Ofwel: de volgende scenario’s zijn identiek!
+
−
−
=
∆
e E pr systeem)
(
time
+e
(−E,−p)
absorptie −e (+E,+p)
emissie
e+
e− Voor een systeem is er geen verschil tussen:
Emissie: e− met pµ =(+E,+p) Absorptie: e+ met pµ =(−E, −p)
Storingsrekening
e−
2
eorde:
e−
Intermediair e−
e−
e− Intermediair e−e+e−
Paar annihilatie
Paar creatie
Vanwege de antideeltjes wordt het vacuum een complex systeem:
e+e− paren kunnen ontstaan uit het vacuum of erin opgaan.
1
eorde:
tijd
e−
Energie en impulsbehoud e
+tijd γ
( )
( )
e(
E e E dx) (
p k p)
M
f f i
i
x p x i
k p
i i f
r r r + −
×
− +
=
∝∫ − + ⋅ − ⋅ ∗
δ ω
π δ
2 4− p
i− p
f( )
e(
E( )
e E)
dx(
p k p)
M
f f i
i
x p x i
k p
i f i
r r r + −
×
− +
=
∝∫ − − + ⋅ + ⋅ ∗
δ ω
π δ
2 4p
−p
+k
p
−p
+k p
ip
fk
p
ip
fk
− p
+( )
( )
( ) (
e Ee E dx) (
p p k)
M ip x i k p x
r r r + −
×
− +
=
∝∫
−
− + +
− ⋅
− ∗
⋅
− − +
δ ω π δ
2 4
− p
+( )
( ) (
e eE E dx) (
k p p)
M i k p x ip x
r r r
−
− + +
⋅
− ∗
⋅
−
−
−
−
×
−
−
=
∝∫ + −
δ ω
π δ
2 4Ijkinvariantie
Maxwellvergelijkigen en Lorentz invariantie
Maxwell
Stel h/2π=c=1 en introduceer potentiaal Aµ=(V,A) en stroom jµ=(ρ,j):
Er geldt
Compacter met Fµν≡∂µAν−∂νAµ
Ijkinvariantie (gauge invariance)
Vrijheid in de keuze van ijkveld A
µ(gauge field)
Omdat
A
µis nog steeds niet uniek; omdat
Gebruik vrijheid om A
µte vereenvoudigen (covariant)
Lorentz conditie
We kunnen bijvoorbeeld de oplossing kiezen (niet covariant)
Coulomb conditie
Foton golffunctie
In vacuüm j
µ=0 en daarom
Met als oplossingen (vlakke golven)
In plaats van 4 vrijheidsgraden ( ε
µ) slechts 2
transversaal circulair
rotatie ϕ rond de z-axis:
( )
( ) ( )
( )
−
=
+
− +
−
=
−
−
→
−
− +
0 2 /
2 / 1
0
2 / cos sin
2 / sin cos
0 2 /
2 / 1 1 0 0
0 cos sin
0 sin cos
i i
i
i
e e i
i ϕ ϕ
ϕ ϕ
ϕ ϕ
ϕ ϕ
ϕ
εr ϕ
Gauge keuze: Lorentz conditie Coulomb conditie
Interactie van spin-0 deeltjes
met het fotonveld
Dan
−
Interacties: Klein-Gordon veld en A
µ`minimale substitutie’
(of via lokale ijkinvariantie)
gebruik: φ =Ne
−ip⋅xHogere orde (essentieel voor gauge-invariance!)
partiële integratie
π − K − → π − K − verstrooiing
e
−iqx= − q
2e
−iqxVeronderstel: π− verstrooit aan Aµ t.g.v. de K−. Hoe vind je Aµ? Ansatz: Vindt een oplossing van de Maxwell vgl. met als stroom term de `overgangsstroom’
die hoort bij K−!
De overgangsamplitude wordt dus:
K
−π
−K
−π
−γ
(A) (C)
π K → π K verstrooiing
Notatie: verwaarloos massa’s
( ) ( )
( ) ( )
+
= +
+ = + =
≡
≡
−
=
≡
−
=
E E E
p E p p
p s
p p p
p p p
D C B
D A C B
A
f D C
i B A
2 2 2
2
en r r r
r r r
K−
π
−K−
π
−γ
(A) (C)
q g i
2
− µν
(p p)
e
i + ′
− 4π µ
Plug in standaard uitdrukking voor dσA+B→C+D/dΩ:
A B A B
De amplitude M wordt (q≡pD-pB=pA-pC):
n n
‘Feynman regels’
Vertexfactor: voor elke vertex introduceer een factor -ie√(4π)p µ. e : koppeling van deeltje aan het e.m. veld,
pµ: som van 4-impulsen voor en na de vertex
Propagator: voor elke interne lijn introduceer een factor –igµν/q2 q: de 4-impuls van het uitgewisselde quantum
B
A C
D
2
ig q
− µν
Houd rekening met impulsbehoud in elke vertex (uitdrukking voor q in termen van pA, pB, pC, pD)
Vervolgens berekening van de differentiële werkzame doorsnede
π( )µ
4 pA pC
ie +
−
π( )µ
4 pB pD
ie +
−
Elektrodynamika (S=0): Feynman regels
Externe lijnen
Vertices
Propagatoren
p 1
k in: ε
µuit: ε
µ∗p p’
k − i 4 π e ( p + p ′ )
µp p’
k k’
e g
i 4 π
2 µν2
q m i
2
−
2q
q i g
2
−
µνq
π − π − → π − π − verstrooiing
pB
q=pA-pC
=pD-pB
(a)
pD
pA pC
pB
(b)
pA
q=pA-pD
=pC-pB
pD
pC
Gewoon regels volgen geeft
En daarmee de werkzame doorsnede
Let op: faktor ½ identieke deeltjes!
π π → π π verstrooiing
Gewoon regels volgen geeft
Etcetera!
(a)
pB
q=pA-pC
=pD-pB
pD
pA pC
π
−π
+(b)
pB
q=pA+pB
=pC+pD
pD
pA pC
π
−π
+π
−π
+−pD
−pB
−pD
−pB
π + π − → K + K − verstrooiing
Volg onderstaande regels −pB −pD
2. antideeltjes → tijdomkering van deeltjes
pB
q=pA+pB
=pC+pD
pD
pA pC
π
−π
+K
−K
+1. Feynman diagram(men)
3. amplitude
( ) ( )
(
p p)
p p p
p e i iM
B A
D C B
A
+
−
= −
− 4 2 2
µ µ
π
4. standaard dσ/dΩ uitdrukking M
p p s d
d
i
f 2
2
1 64
1 ×
Ω= r
r π
σ
6. relativistische limiet (verwaarloos massa’s)
s s
d d
tot 3
4 cos
2 2
2 θ σ πα
σ → α ⇒ =
Ω
5. kies frame & maak 4-vectoren expliciet ( )
( )
( )
(
E p p)
p
p p
E p
p p E p
p p E p
f D
D
f C
C i
B B
i A
A r r
r r
r r
r r
−
≡
−
→
≡+ +
→
−
≡
−
→
+
≡ +
→
' ,
' en ,
, ,
A B
C
D
θ
) , (EA +pr
) , (EB −pr )
, (ED −pr′
) ,
(EC +pr′
Dirac vergelijking
Golfvergelijkingen
Quantummechanica:
De golffunctie wordt verkregen m.b.v. de transcriptie
Schrödinger vergelijking
Klassiek, E=p2/2m
Klein Gordon vergelijking
Relativistisch, E2=p2c2+m2c4
Vergelijking met 2e afgeleide naar de tijd ⇒ er bestaan oplossingen met negative energie
Dirac vergelijking
Relativistisch, lineair in ∂ψ/∂t
Om aan relativistische uitdrukking E2=p2c2+m2c4 te voldoen:
α en β matrices met:
0 1 0
Dirac algebra
Eigenwaarden αi en β zijn ±1 en dimensie (d) is even
Voor d=2 zijn er maximaal 3 anti-commuterende matrices
Voor d=4 zijn er inderdaad 4 anti-commuterende matrices
(laagste dimensie waarin Dirac algebra in kan worden gerepresenteerd)
De matrices αi en β moeten voldoen aan
Dirac algebra
Expliciet Lorentz-invariante notatie (x β):
met:
Dirac algebra:
Let op: γ
µis geen 4-vector,
(zie later voor rechtvaardiging gebruik Lorentz index γ)definitie:
Je kunt laten zien dat
Dirac vergelijking
Dus stroom j
µ:
Dirac vergelijkingen voor
ψ en ψ
Optellen na multiplicatie met
ψ
enψ
γ ψ ≡ ψ + 0
Vgl. Klein-Gordon:
Het stroombehoud wordt verkregen via geconjugeerde
Dirac vergelijking: 0
0
Oplossing deeltje in rust:
Splits ψ in twee componenten A , dan volgt (∂0≡(1/c)∂t)
B
ψ ψ
ψ
=
Oplossingen
0 r r = p
De 4 onafhankelijke oplossingen volledig uitgeschreven:
e
−e
+Dirac vgl. voor p=0 eenvoudig:
Oplossing bewegend deeltje:
probeer `Ansatz’
⇒ voor spinor u(p)
splits spinor u(p) in twee componenten( ) ( )
( )
A B
u p u p u p
=
Invullen
B.v. voor uA(p)
r 0
≠ p
p
⇒
28
Wat levert p r ⋅ σ r ?
En hiermee kan expliciet
aangetoond worden dat aan de relativistische vergelijking voor de energie voldaan wordt
(niet erg verbazend: had Dirac er in gestopt!)
1 1
0 1 0
Volledige oplossingen Dirac vgl.
De 4 onafhankelijke
oplossingen worden m.b.v.
de Dirac spinoren
Oplossingen E<0 (3 en 4)
Oplossingen E>0 (1 en 2)
Normalisatie
Dirac stroom j µ
Waarom? Expliciet uitschrijven, b.v. voor de x-component
De waarschijnlijkheidsdichtheid j0 is altijd positief. Dit resulaat was uitgangspunt van Dirac’s werk!
De stroom jµ voor pi=0
(met standaard normalisatie) →2 E ≥0
De stroom jµ voor pi≠0
(met standaard normalisatie)
0 2 ≥
→ E
Instrinsieke spin
De E>0 en de E<0 oplossingen van de Dirac vergelijking zijn tweevoudig ontaard. Welke observabele kan deze toestanden onderscheiden?
Slim combineren:
, +
21Σ = 0
r r
L
hH behouden !
2
1
Σ
+
≡
⇒ r
r h r L J
0 2
0 2 2 0
0 ]
, [
] , [ ] 0
, [ ]
, [
] , [
r r r r r
r r
≠
×
≡
=
= −
= −
= Σ Σ +
⋅
= Σ
p p i
i i p
p mc p
p H
m k klm
m m k klm
l k
l k l k
k k
α α σ ε
ε σ
σ σ
σ α σ
β α
behouden!
niet
0 ] , [
Σ
≠
r
Σ H r
Def.
⇒
≡
Σ σ
σ r r r
0
0
Gebruik de Hamiltoniaan voor de Dirac vgl.:
H = α r ⋅ p r + β mc
behouden!
niet
0 ] , [
L
L
r
H
r ≠
moment baanimpuls
p r L r r r
× ( ) ( ) ≡
0 : Gebruik ]
, [ ] ,
[ ] , [
r r h r r
r h
r r r
r r
r r
r r r
r
h h
h
≠
×
−
=
×
=
=
=
−
=
×
−
×
=
×
=
× +
⋅
=
+
=
p i
i p p p
p r r p p
p r p
r p
p p r p
p r p
p r p
r mc p
L H
ilk k l i ijk k
i lj l
i lj l j j l l
k j l ijk j k
ijk l l
l l
l l l
l
α ε α
α ε
δ α
δ ε
α ε
α
α α
β α α
Wat levert op ψ ?
[H, Σ
2]=0 maar [H, Σ ] ≠ 0 en dus:
ψ i.h.a. geen eigenvector van Σ
3deeltjes met spin=1/2
z-component van de spin: ½ Σ
3+½: positieve heliciteit
−−−−½: negatieve heliciteit
Σ r
2 h
1
voor p≠0 deeltjes met spin=1/2
Spin component // p kan altijd gebruikt worden:
De operator heet heliciteit; eigenwaarden zijn ±1/2
pˆ
2 / 1 Σr⋅
Want:
pˆ
2 / 1 Σr⋅ voor p=0
( ) 43
4
1 1+1+1 =
Spinoren met heliciteit ± 1/2
Welke lineaire
combinatie zijn ook eigentoestanden van de heliciteit: 1/2Σr⋅ pˆ
( ) ( )
+
−+
= −
+ ++
=
m E
p m E
ip p p
u
m E
p i p
m E p p
u
z y x
y x
z
1 0 0
1
) 2 ( )
1
Deeltje (
spinoren
±
±
=
−
− +
+ +
⇒
− +
− +
+ − + −
×
=
⋅ Σ
...
...
0
...
...
0
...
...
...
...
0 0
0 0
0 0
0 0
1 p
p p
p i p p
i p
p
p ip
p
ip p p
p p
i p
p i p p
p p z
y x y
x z
z y
x
y x z
z y
x
y x
z r
r
) r
r α β α β
( ) ( )
(
u p u p) (
u( )
p u( )
p)
p (1) (2) (1) (2) 2
1 2
1 Σr ⋅ ) × α +β = ± × α +β
Los op voor α en β
( )
( )
±
= +
⇒ =
±
=
− +
±
=
− +
p p
p i p p
p p
i p
p p
i p p
z y z x
y x
y x z
r r
r
α β β
β α
α β
α
...
Daarom ... ( ) ( )
+
−
∝
+
+
∝ −
+
...
...
...
...
) ( )
( p ip
p p u p
ip p
p p
u p x y
z y
x z
r r
Lorentz transformaties
Waarnemer S en S’ (x’
µ=a
µνx
ν) gebruiken dezelfde Dirac vgl.
Lineaire relatie tussen ψ en ψ’
⇒
Dus
S S
a
λνγ
ν=
−L1γ
λ L
=
= ∂
∂′
δ
κλ λµκ µ
ν ν µ µ
a a
: a gebruikt
S(a) hangt niet expliciet af van x: S(a) → S
LUit volgt
x p x
p ⋅ = ′⋅ ′
Let op: dit geldt voor alle
Lorentz transformaties!
Infinitesimale transformaties: ∆
µν= −∆
νµ(gewoon verifiëren; sorry)
Expliciete uitdrukkingen
Specifiek geval: pariteit S
P=S
P†=S
P−1
=
−
−
− +
1 0 0 0
0 1 0 0
0 0 1 0
0 0 0 1
aµ ν
Bedenk:
Met volgt voor S
L−1 γ5 is een handige definitie voor de zwakke wisselwerking
Spinoren: hoe transformeren ze?
Nu kun je volgende belangrijke relatie afleiden
4x4=16 mogelijkheden hiermee geordend!
king wisselwer zwakke
voor belangrijk
5
! wel
; vector 4
geen γ
γ µψ γ µ ψ
•
−
•
En daarmee
tensor
vector pseudo
5 5 1 5
5
vector 1
scalar pseudo
5 5 1 5
5
scalar 1
: : :
:
⋅⋅⋅
′ =
′
−
= +
′ =
′
=
=
′ =
′
−
= +
′ =
′
=
′ =
′
− −
−
− −
−
σ ψ ψ
γ ψ ψ γ
γ ψ ψ γ
γ ψ ψ γ
γ ψ ψ γ
γ ψ ψ γ ψ
ψ γ ψ
ψ γ ψ
ψ
γ ψ ψ
γ ψ ψ ψ
ψ γ γ ψ
ψ
ψ ψ ψ
ψ ψ
ψ
µν
µ ν ν µ ν µ ν
µ
µ ν ν ν
µν µ
µ
P a L a S S
a S a
S
P S L
S
S
S
Rotatie van een spinor rond z-as
z-as rotaties via J
3operator
) 2 / sin(
) 2 /
cos(
32 / 3
3
σ ω ω
ω σ ω
i e
e
i J i+
→ =
−−
Voor Dirac spinoren en 1
0
0
23 3
3 2
1 2 12
1 2
1
3 3
Σ = +
= Σ =
→
σ
σ σ J
⇒
Vgl. eerder gevonden SLniets :
0r r = p
) 0 , 0 , (
b.v.
:
0 p p
pr ≠r r =
Boost van een spinor langs z-as
1 0 en
0
203 3
3 03 2
2 1
3
= −
=
→
σ σ
σ
iσ
Voor Dirac spinoren K
⇒
( )
− ⇒=2cosh /2 1 cosh
: Gonio
2 x x
Dus
Met ook nog de e-macht zie je dus dat deze boost precies ψ geeft voor p≠0
Inversie van een spinor in oorsprong
⇒
Kijk wat dit doet op:
fermion toestanden (ψ(1) en ψ(2)) antifermion toestanden (ψ(3) en ψ(4))
En hiermee zie je dus:
intrinsieke pariteit fermion en anti-fermion toestanden tegengesteld
: aan voldaan met
Want SP ≡ γ 0
−
= +
=
→
= − −
γ γ γ
γ γ
γ
ν λ λν ν λλν SL SL a SP SP k
a
0 1
1
Ladingsconjugatie
Dirac vgl. elektron (lading –|e|) in e.m. veld Dirac vgl. positron (lading +|e|) in e.m. veld
Er moet een relatie tussen ψ en ψC bestaan omdat we de “gewone” Dirac vgl.
zullen gebruiken voor zowel elektronen als positronen. Deze relatie vind je zo:
Vind C die voldoet aan
Dan vind je uit de elektron Dirac vgl.
de positron Dirac vgl.
Relatie tussen elektron en positron oplossingen
Elektron & positron oplossingen
Expliciete uitdrukking Cγ0
Dit voor mijn keuze van de γµ matrixes! Relaties elektron-positron oplossingen:
Gebruiken:
“u” spinoren
“v” spinoren:
v(1)
Normalisatie, orthogonaliteit en compleetheid Normalisatie
Orthogonaliteit
Compleetheid
Spin ½ Elektrodynamica
Ijkinvariantie en Dirac vergelijking
minimale substitutie
(via lokale ijkinvariantie)
Massa + KE Interactie: potentiële energie Dirac vergelijking
Dirac vergelijking en A µ
Vrije Dirac-veld (elektronen)
Minimale substitutie (qe=-e): pµ→pµ+eAµ
S=0
( )
4 f i
ie π p + p µ
1 1
S=1/2
4 ie πγµ
ui uf
vergelijk nu de vertex
factoren:
ψf
ψi
V
De overgangsamplitude wordt dus
e − µ − → e − µ − verstrooiing
B
A pA
pB µ
e C
D
pC pD
En de overgangsamplitude wordt dus (q=pA-pC=pD-pB)
Relatie tussen stroom en vectorveld
4 ie πγ µ
− 4 ie πγν
−
uB uD
uA
uC
q g
2 µν
Feynman regels voor QED (S=1/2)
Externe lijnen
u u
v v
ε
µµ*
ε
Vertices
Propagatoren
( )
q m q m i
2− 2 µ+ γ µ
Relativistische spin
Voor |M|2 volgt dus
lepton tensor
A C
D B
q p p p p
= −
= −
A C
Relativistische spin e−µ− →e−µ− (1 diagram) e− µ−
De elektron lepton tensor
Hoewel je van deze uitdrukking op het eerste gezicht niet vrolijk wordt, geldt wel 1) Geen spinoren meer: via compleetheid relaties
2) De spoorberekening is rechtoe-rechtaan: m.b.v. enkele regels `Casimir’s trick’
k k’
µ
γ
µk k / ≡
(
4 24 4 3)
41
m
k / + αβ
1( k
4 2′/
4+ m
4 3) β
4′ α ′
Sporen met γ -matrices
Gebruik altijd:
sporen van producten van γ
matrices
Zwakke wisselwerking
producten van γ matrices
Voorbeeld e m Ø e m
Toepassen spoor identiteiten geeft
Voor de muon tensor geldt hetzelfde
Zodat
Merk op dat in de extreem relativistische limiet geldt
0 0 0
relativistische limiet: M2,m2→0
k e− k’
Hiermee wordt het matrix element uiteindelijk
En de werkzame doorsnede
→ cosθ
→dσ/dcosΩ
−1 +1
hoekverdeling
→ Ecm [GeV]
→σ totaal
0 1000
totale
werkzame doorsnede
100 10
∝ 1/s
e - m - Ø e - m -
e- e-
µ- µ-
q=k-k’
=p-p’
k p
k’ p’
Voorbeeld (`crossing’) e e Ø m m
en daarmee de werkzame doorsnede
gebruik
e+e−→µ+µ−amplitude
µ+
q=k+p
=k’+p’
k’
e-
e+ µ-
k
p “s” p’ p↔-k’
s↔t
e e− + → µ µ− +
er is een relatie tussen
de amplituden voor e- e-
µ- µ-
q=k’-k
=p-p’
k k’
p p’
“t”
e−µ− → e−µ−