Werkbladen kast 2 groepen 5 en 6

(1)

Werkbladen kast 2 groepen 5 en 6

www.eduboek.nl

deel 3

(2)

blad blz.

91. Dieren uit een ei 3

92. Duiken 4

93. De herder 5

94. Zink 6

95. Lego 7

96. Judo 8

97. De das 9

98. Een dure hap 10

99. In de bodem 11

100. Jarig 12

101. Hagedissen 13

102. Tenten 14

103. Raar, maar waar! 15

104. Luid de klokken! 16

105. De loods 17

106. Herten 18

107. De Zuidpool 19

108. Verzonnen dieren 20

109. De wereld rond 21

110. De held 22

111. Kevers 23

112. Dijken en duinen 24

blad blz.

113. Bijzondere robots 25

114. De reuzenpanda 26

115. Rijst 27

116. Vroeger: Op reis 28

117. Kijk, mijn lijf! 29

118. Autosport 30

119. Bedreigd 31

120. Klederdrachten 32

121. Politiehonden 33

122. Hunebedden 34

123. Landkaarten 35

124. Schildpadden 36

125. Dat zit vast! 37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

(3)

1

2 3

4 5

6 7

8 9

10

EclipseCrossword.com

3

Werkblad 91 Dieren uit een ei 91

De wei De sloot

Het haar Het strand

Modder en bladeren Het blad

Het hok Op de vlucht

2. Zoek het goede dier bij de woorden.

2

1. PUZZEL

Van links naar rechts

4. Dit dier heeft altijd een nest op het strand.

7. De eitjes van de steur.

9. Dier dat een eizak meedraagt.

10. Het eitje van de hoofdluis.

Van boven naar beneden 1. Dier dat uit een pop komt.

2. Vrouwtjeskip.

3. Witte pudding met zwarte stippen die in sloten drijft.

5. Deel binnen in een kippenei. Het voedsel voor het kuiken.

6. Vogel die haar eieren in weilanden legt.

5 4

8 7

6

1

(4)

1

2

3 4

5

6

7 8

9

PUZZEL

1. Deze eigenschap van water is een gevaar als een duiker heel diep duikt.

5. Deze meter vertelt de duiker hoeveel lucht er nog in zijn luchtfles zit.

6. Holle plantenstengel die vroeger bij het duiken gebruikt werd.

7. Duikland bij de Rode Zee.

9. Dit zware metaal zit aan een duikgordel.

Het maakt de duiker zwaarder.

Van boven naar beneden

1. Hulpmiddel dat vroeger al gebruikt werd bij een diepe duik.

2. Een ander woord voor zwemvliezen.

3. Met dit kledingstuk kan de duiker stijgen en dalen in het water.

4. Pijpje aan een duikbril, waardoor je adem kunt halen onder water.

8. Kostbaar voorwerp waar al duizenden ja- ren naar gedoken wordt.

Werkblad 92 Duiken 92

(5)

1

2 3

4 5

6

7 8

9 10

11

1

2. Schrijf de goede herderwoorden achter het nummer.

4 2 3

1. 4.

2. 5.

3. 6.

5

1. PUZZEL

5. Tent waarin in Mongolië paardenherders wonen.

6. Herdersvolk dat rendieren hoedt.

7. Stal voor schapen.

10. Zo noem je het bijelkaar houden van een kudde.

11. Op deze woeste gronden grazen vaak schapen.

1. De naam van een rashond die vaak herders helpt met schapen hoeden.

2. Drankje van paardenmelk.

3. Een woonplek voor dieren die maar eens per jaar uitgemest wordt.

4. Herdersvolk in Afrika 8. Veedrijver in Amerika.

9. Een persoon die kuddedieren hoedt. Hij gebruikt vaak een hond.

6

Werkblad 93 De herder 93

(6)

1 2

3 4

5

6

7 8

9 10

11

12

PUZZEL

2. Dit materiaal heeft zink nodig om soepel te blijven.

3. De naam van het nieuwe metaal als je koper en zink samen smelt.

5. Medicijn met zink dat zorgt dat huiduit- slag droog wordt.

6. Zo noem je vloeibaar gesteente dat uit een vulkaan stroomt.

9. IJzer bedekken met een dun laagje zink.

11. Dit voorwerp van zink vangt veel water op langs de dakrand.

12. Dit is de naam van het metaal dat ont- staat als je zink en nikkel samen smelt.

1. Zo noem je gesteente waarin een metaal zit.

3. Een ruimtesteen waarin metalen zitten.

4. Groente waar zink in zit.

7. In dit deel van de aarde zit zink.

8. Naam van een metaal dat niet roest.

10. Een metaal dat vaak samen met zink ge-

Werkblad 94 Zink 94

(7)

Ontwerp je eigen LEGO-set.



Bedenk een onderwerp.



Teken de gebouwen op aparte vellen

tekenpapier. Je kunt ze later uitknippen en op een groter vel plakken samen met de poppetjes.



Teken voertuigen (vaartuigen, vliegtuigen) ook op losse velletjes papier.



Denk ook aan de kleine voorwerpen die bij het onderwerp passen.



Kleed de poppetjes op dit werkblad aan. Knip ze uit. Plak ze daana op het grote vel.

Werkblad 95 LEGO 95

(8)

1. Kruiswoordpuzzel

De wurggreep De beenworp De houdgreep De heupworp De offerworp De armklem

1

2. Zet het goede nummer bij het plaatje voor de goede namen.

6 4 3

5

1 2

3 4

5 6

7 8

2. De achternaam van de bedenker van de sport.

5. Een worp waarbij de aanvaller zich laat vallen om er later een voordeel mee te hebben.

7. De zachte weg.

8. De Japanse naam voor een judopak.

1. Dit het eerste dat geleerd wordt bij de judolessen.

3. Met dit punt maak je in één keer een eind aan een judowedstrijd.

4. Met deze greep wordt een tegenstander op de grond onder bedwang gehouden.

6. De Japanse naam voor de judoband.

2

Werkblad 96 Judo 96

(9)

1. Kruiswoordpuzzel

Zilverdas Birmese zonnedas Europese das Honingdas

Japanse das Aziatische das

1

2. Zet het goede nummer bij het plaatje voor

de goede namen.

6

4 3 2

1 2 3

4

5 6

7

8

9

1. Dassensoort met dikke pels die tegen bijen- steken beschermt.

4. De woonplaats van een de Europese das.

6. Natuurgebied in Midden-Nederland waar dassen leven.

7. Andere naam voor de Amerikaanse das.

9. Tot deze grote groep behoort de das samen met onder andere de otter, de wezel en de bunzing.

2. Voorwerp waarvoor dassenhaar gebruikt wordt.

3. Hond die gebruikt werd bij de jacht op dassen.

5. Hierdoor kan een das veilig een drukke ver- keersweg oversteken.

7. Andere naam voor een vrouwtjesdas.

8. Andere naam voor een mannetjesdas.

5

Werkblad 97 De das 97

(10)

varken fugu Rusland massage

China oester

1

2 3

4

5

6 7

8

1 6 4

3

2

5

1. PUZZEL

Van links naar rechts 2. Spuugsoep.

5. Duur schelpdier.

7. Dure meeldraden uit een speciale krokus.

8. Rood schaaldier.

1. Japanse koe die voor een dure biefstuk zorgt.

3. Dit dure gerecht ruikt naar walnoten.

4. Giftige vis die in Japan gegeten wordt.

6. De eitjes van de steur.

2. Zoek het goede plaatje bij het

woord. Zet het nummer voor het woord.

Werkblad 98 Een dure hap 98

(11)

1

2 3

4

5

6

7 8 9

10

11

1 2 3 4 5 6

1 6 3 4

2

5

2. Zet de goede naam achter het nummer.

Kijk naar de plaatjes Van links naar rechts

2. De vrucht van een schimmel.

4. Insect dat zijn eitje in poep legt.

5. Zo noem je de "zaden" van een schimmel.

8. Zo noem je van de duizendpoot de kleine deeltjes waar één paar poten aan vastzit.

10. Grootste vijand van de regenworm.

11. Dit insect legt eitjes in de grond. De larve uit het ei kruipt later de grond in.

1. Een larve die onder de grond leeft. De larve eet wortels van jonge planten.

3. Piepkleine diertje met een vorkstaart.

6. Zo noem je de natuurlijke laag mest bovenop de grond.

7. De naam van het gedroogde ei van een regenworm.

9. Dit deel van het lichaam van de mol is belangrijk bij het voelen.

Werkblad 99 In de bodem 99

(12)

1 2

3

4

5

6 7

8

9

10

11

PUZZEL

1. Deze dag wordt in Italië en Spanje in plaats van een verjaardag gevierd.

4. Zo noem je anijszaadjes met een laagje gekleurde suiker.

5. Hieraan dachten de Grieken bij hun feest- taart.

6. Een gekleurd, feestelijk voorwerp dat op- geblazen wordt.

9. Op dit eiland mag een baby 105 dagen lang de grond niet aanraken.

10. Zo noem je een jaar waarin de maand fe- bruari een extra dag krijgt.

11. Op deze dag herdenk je de dag dat je geboren werd.

2. Dit krijgt elke pasgeboren baby in Finland.

3. Dit voorwerp hoort bij een verjaardag in Mexico.

7. Een vogel die geluk brengt.

8. Populaire jongensnaam.

Werkblad 100 Jarig 100

(13)

De tokeh De hazelworm De kameleon De Komodovaraan Het kraaghagedis Het vliegend draakje De leguaan Het gilamonster

1 2

3 4

5 6

7

8

9

1

2

2. Zoek de goede naam bij de hagedissen?

5 6 4

8 7

1. PUZZEL

4. Een schubreptiel met veel schubben op de buik.

5. Een ander woord voor camouflage.

8. Een familie van hagedissen die van kleur kunnen veranderen.

9. Een geheim wapen van de kameleon.

1. Nederlandse hagedis die tussen stenen en op muren leeft.

2. De allergrootste familie van hagedissen.

Ze hebben een gladde huid en lijken een beetje op slangen.

3. Nederlandse hagedis zonder poten.

6. Een grote diergroep van koudbloedige dieren met schubben of hoornplaten.

3

Werkblad 101 Hagedissen 101

(14)

De noktent De koepeltent De ger of joert De bungalowtent

De tipi De tunneltent

Werkblad 102 Tenten 102

1

2

5

2.Ken je de namen van deze tenten?

Schrijf het goede nummer voor de naam.

6 4

3

1

2 3

4 5

6

7

8

1. PUZZEL

2. Een andere naam voor een "ger".

6. Mensen die niet op een vast plek wonen. Ze trek- ken van de ene naar de andere plak met een tent.

7. De "vloerbedekking" van de tent.

8. Van deze stof zijn tenten vaak gemaakt. Deze stof ademt goed.

1. Een rondtrekkend woestijnvolk dat in tenten leeft.

3. Indianentent.

4. Touw dat met een pen vastzit aan een tentstok. Zo staat de tent steviger.

5. Pen waarmee de tent vastzit aan de grond.

(15)

2. Zoek de juiste uitvinder.

Zet het goede cijfer voor de ontdekking.

Tefal Speeldeeg Penicilline Cornflakes Dynamiet Lucifer Verdoving

5. Nobel 6. McVicker 7. Plunkett

1 2

3 4

5

6

7

1. KRUISWOORDPUZZEL

4. Play-Doh is speelgoeddeeg. Wat werd er eerst met dit deeg schoongemaakt?

5. Dit is de graansoort die in cornflakes zit.

6. Deze stof zit in de kop van een lucifer.

7. Gladde stof die vaak in koekenpannen zit.

1. Dit medicijn wordt gemaakt uit schimmel.

2. Dit is het beroep van de uitvinder van de verdovende werking van lachgas.

3. Deze stof maakte nitroglycerine veiliger.

Het werd in dynamiet gestopt.

1. Walker 2. Wells 3. Flemming 4. Kellogg

Werkblad 103 Raar, maar waar 103

(16)

1

2 3

4

5 6

7

8 9

10

11

1. PUZZEL

3. De klok zwaait heen en weer. De klepel zwaait tegen de ene kant en daarna tegen de andere kant van de klok. Dit noem je de klok...

5. Een ander woord voor klepel.

6. In deze stad hangt de Dikke Pieter.

9. De klok hangt stil. Er zit een touw aan de klepel. De klepel wordt tegen één kant van de klok getrokken. De noem je de klok ...

10. In dit land zijn de oudste klokken gevonden bij opgravingen.

11. In deze stad staat de Big Ben met haar klokken.

1. Er spelen meerdere klokken een melodie.

De klokken...

2. Zo noem je het open deel van de klok.

4. In deze stad staat de Domtoren met haar caril- lon.

7. Van welk metaal (koper en tin samen) worden de meeste klokken gemaakt.

8. Zo noem je de vorm waarin een klok gegoten wordt.

9. Dit dier draagt soms een bel om de hals.

2.Ken je deze delen van de klok.

De schouder De slagrand

Het juk De lip

De klepel De kroon

1 3 2

4 5 6

Werkblad 104 Luid de klokken 104

(17)

Gebied Noord Gebied Amsterdam-IJmond De Noordzee Gebied Rotterdam-Rijnmond Gebied Scheldenmonden

2

2. Zoek op de

1

2

3

4

5

6

7 8 9

10

1. PUZZEL

2. Hierlangs klimt de loods aan boord van een schip.

4. Een ondiepe zee vol geulen in het noorden van Nederland.

6. De grootste haven van Europa

7. Boot die vrachtschepen de haven binnen helpt te komen.

10. Ander woord voor de walkant in een haven.

1. Aan deze twee kleuren van de vlag kun je zien dat er een loods aan het werk is op een schip.

3. Met dit vervoersmiddel kan een loods ook via de lucht aan boord komen.

5. Een touw waarmee het schip afgemeerd wordt in de haven.

8. Persoon die schepen helpt om moeilijk water door te komen.

9. Plaats van waaruit het schip bestuurd wordt.

105

3 4 5

Werkblad 105 De loods 105

(18)

1 2

3

4 5

6

7 8

9

10

De eland Het stanggewei Het schoffelgewei Het edelhert Het rendier De poedoe

1

2

5

2.Wat weet je over herten?

Schrijf het goede nummer voor de naam.

6 4

3

1. PUZZEL

4. De meest voorkomende hertensoort in Nederland.

6. Vrouwtjeshert

7. Nederlandse hertensoort met een schoffelgewei.

9. Zo noem je een dier met vier magen dat plantaardig voedsel eet.

10. De kleinste hertensoort.

Van boven naar beneden 1. Hieraan herken je de bok.

2. Het geluid dat het edelhert (mannetje) maakt in de paartijd.

3. Een bosrijk natuurgebied in Nederland waar edelherten leven.

5. De grootste hertensoort.

8. Een andere naam voor een groep herten.

Werkblad 106 Herten 106

(19)

1 2

3

4

5 6

7 8

9

1

2

5

2.Ken je deze dieren van de Zuipool?

Schrijf de goede naam achter het nummer.

3 4

1. PUZZEL

1. Dit is het werk van de mensen die tijdelijk op de Zuidpool wonen.

3. Zo noem je het landschap in het binnenland van de Zuidpool waar heel weinig sneeuw valt.

4. Vogelsoort die op de Zuidpool voorkomt.

8. Een andere naam voor het Zuidpoolgebied.

9. Een groot stuk ijs dat van een ijsplaat afbreekt.

2. Een zeehond die leeft van pinguïns en andere zeehonden.

5. Dikke ijslaag van enkele kilometers over de Zuidpool.

6. Walvissensoort die in de koude wateren van de Zuipool naar voedsel zoekt.

7. Een dolfijnensoort in het Zuidpoolgebied

6 1 4

2 5

3 6

Werkblad 107 De Zuipool 107

(20)

1 2

3

4 5

6 7

8

9

10

1

4

2

5

2.Ken je deze fabeldieren?

6 3

1 4

2 5

3 6

1. PUZZEL

3. Dolfijn met een gedraaide hoorn op de kop.

8. Dit dier werd vaak door zeelui gezien als een meermin.

9. Dit monsterachtig dier zat opgesloten in een doolhof op Kreta.

10. Chinese feniks.

1. De betekenis van het woord draak (drakon).

2. Deense sprookjesschrijver die "De kleine zee- meermin" schreef.

4. Het giftige bloed van dit fabeldier wordt op de mantel van Herakles gesmeerd.

5. In dit fabeldier veranderen sommige mannen bij volle maan.

6. Dit monster werd verslagen door Herakles en zijn neef.

7. Dit dier berijdt Bellerophon op weg naar de berg van de goden.

Werkblad 108 Verzonnen dieren 108 108

(21)

Werkblad109 De Wereld Rond 109

1 2

3 4

5

6

7

8

1

2

1. 4. 7.

2. 5. 8.

3. 6. 9.

2. Schrijf de goede naam bij de cijfers.

5 7 8 6

3

1. PUZZEL

2. Een sledehond van de Inuit.

4. Dit moederdier verzorgde Remus en Romulus.

5. Ander woord voor kano.

6. Lange rivier die door Brazilië stroomt.

7. Italiaans boerengerecht waarbij het bord opgegeten werd.

8. Japans azijnrijst gerecht.

Van boven naar beneden 1. Een vechtsport uit Japan.

3. Een volk in het Afrikaanse land Kenia.

4. Australisch buideldier met de buidel tussen de achterpoten.

7. Vis met vlijmscherpe tanden.

4

9

(22)

1

2

3

4

5

6 7

8

9

2. Ontwerp een logo en een heldenpak.

Denk ook aan speciale voorwerpen die je helpen.

1. PUZZEL

3. Beroemde held die kan vliegen en door muren heen kijkt.

5. Hulpje van Kuifje.

6. Beroemde held verkleed als vleermuis.

8. Aan dat teken herken je de held.

9. Hier kijkt een held bijna nooit in.

Van boven naar beneden 1. Held met de naam "vos".

2. Zo noem je een bange held.

3. Beroemde held verkleed als spin.

4. Handig voor vieze klusjes.

7. Dit draagt een held om niet herkend te worden.

Werkblad 110 De held 110

(23)

De kniptor Het schrijvertje De Herculeskever De coloradokever Het vuurvliegje Het vliegend hert De meikever De mestkever

1 3 2

2. Zoek de goede naam bij de kevers?

5

Zet het goede nummer voor de naam.

1 2

3

4

5 6

7

8

9 10

1. PUZZEL

2. Heilige kever die vereerd werd door de oude Egyp- tenaren.

6. Het voedsel van het lieveheersbeestje.

8. Dit diertje komt uit het ei van een kever.

9. Kever die zijn vijanden laat schrikken door met een harde klik in de lucht te springen.

1. Het harde pantser van een kever.

3. Keversoort die bladeren insnijdt en oprolt om er eitjes in te leggen.

4. Tot deze grote diergroep horen kevers.

5. Een groep kevers met mooie kleuren.

7. Aan dit deel van een kever zitten de vleugels vast.

10. Hier heeft elke kever er zes van.

6

4 7 8

Werkblad 111 Kevers 111

(24)

1

2 3 4

5

6 7

8

9

1

3

2

5 De uiterwaard De droogmakerij.

Het duin De zomerdijk

De wierd De winterdijk

1. PUZZEL

3. Een grassoort in de duinen die goed het zand vasthoudt met zijn wortels.

5. Een provincie in Nederland met duinen aan de kust.

6. Woonheuvel door mensen gebouwd tegen het water.

8. Een door de natuur gemaakte waterkering.

9. Zo noem je het land tussen een zomer-en winterdijk langs een rivier.

1. Drassig en nat land dat onbewoonbaar is voor mensen.

2. Uit deze grondsoort bestaat een zeedijk voor het grootste deel.

4. Dit is een plaats waar je dijken kunt vinden.

7. Een ander woord voor een droogmakerij.

2. Schrijf het goede nummer voor elk woord.

4 6

Werkblad 112 Dijken en duinen 112

(25)

1

2

3

4 5

6

7

8

1 4 5

2

2.Waar kun je deze robots vinden?

Schrijf de goede nummers voor het woord.

6 3

Op de boerderij In het ziekenhuis

In de ruimte In het leger

In of rond het huis. In de fabriek

1. PUZZEL

4. Robot die je vaak in fabrieken vindt.

7. Een piepkleine robot die in je lichaam kan reizen.

8. In dit land vind je de meeste robots.

Van boven naar beneden 1. Deze robot helpt de veeboer.

2. Robothulpje in de keuken.

3. Een vliegtuig zonder piloot aan boord.

5. Een politierobot uit een film.

6. Op deze rode planeet rijden robots rond.

Werkblad 113 Bijzondere robots 113

(26)

1 1 4

2 5

3 6

1

2 3

4

5 6

7

2

2. Schrijf het goede woord achter het nummer.

3 4

5

6

1. PUZZEL Horizontaal

2. Het land van de reuzenpanda.

4. Dit is het belangrijkste voedsel voor een pasgeboren panda.

5. Een ander woord voor carnivoor.

7. Een ander woord voor een herbivoor.

Verticaal

1. Alleen de panda heeft dit lichaamsdeel van alle beren.

3. Een ander woord voor alleseter.

6. Het belangrijkste voedsel voor de reuzenpanda.

Werkblad 114 De reuzenpanda 114

(27)

1 2

3

4 5

6 7

8

9 10

11 12

2

4

3

6 tarwe gerst 5

rogge maïs

gierst haver

2. Ken je deze familieleden van de rijstplant?

1. PUZZEL

3. Rond mes waarmee rijstplanten geoogst worden.

5. Een ander woord voor de rijstkorrels uit de aar halen.

6. Land waar de meeste rijst verbouwd wordt.

8. Japans gerecht met plakrijst.

9. Een ander woord voor het vliesje rond de rijstkorrel.

12. Chinees gerecht waarbij eten is ingepakt in een vel gemaakt van rijstmeel.

1. De buitenste schil van de rijstkorrel.

2. Dit is het eerste werk van de boer.

4. Tot deze plantenfamilie hoort rijst.

5. Dit ligt altijd rond een rijstveld met natte rijst- bouw.

7. Het stuifmeel van bloeiende grassen veroorzaakt deze allergie.

10. Deze dieren ruimen zaden in de akker op van de vorige oogst.

11. Zo noem je het deel van de plant waar alle rijstkorrels in zitten.

1

Werkblad 115 Rijst 115

(28)

1

2 3

4 5

6 7 8

9

10

1. PUZZEL

2. Het eerste openbare vervoer met vertrek- tijden.

5. Vliegtuig zonder motor.

8. Naam van een beroemd Nederlands vliegtuig.

9. Iets dat uit zichzelf beweegt.

10. Eerste stoomlocomotief in Nederland.

1. Plaats waar paarden voor de koets werden verwisseld.

3. Op dit oude vervoersmiddel lijken de aller- eerste auto's.

4. Koets met vering.

6. Weggetje naast het water voor het jagertje.

7. De man die kolen op het vuur gooide in de locomotief.

2

Werkblad 116 Vroeger: Op reis 116

6 1

Ruim of roef

Een betaalbaar model Herberg

Denk aan mijn was!

Elke 10 minuten stoppen

5 3

Twaalf seconden lang Een uiver

33 uur onderweg 2. Zet de goede nummers van de plaatjes

bij de juiste woorden

7 4

8

(29)

1

2

3 4 5

6 7

8 9

10

11

Werkblad 117 Kijk mijn lijf! 117

1

1. Het bekken 2.

3.

4.

5.

6.

7.

2. Wat is de naam van dit deel van je lijf?

En waar zit het precies in je lijf?

Zet de nummers op de goede plek in de jongen.

1. PUZZEL

3. Deel van je lijf waar veel spieren zitten.

7. Deel van het skelet dat je longen beschermt.

8. Orgaan dat bloed in je lijf rondpompt.

9. Het zenuwstelsel is een netwerk van ... dat aan elkaar vastzit.

10. Ander woord voor skelet.

11. Orgaan dat het eerst eten verteert in zuur.

Van boven naar beneden 1. Ademhalingsorganen

2. Een voorbeeld van een scharniergewricht in je lichaam.

4. Deel van de hersenen dat automatisch je hart laat kloppen.

5. Belangrijk gas dat ons lichaam nodig heeft.

6. Orgaan dat vet en een soort suiker opslaat als reservevoedsel.

1 1

2

3 5 4

6

7

(30)

Werkblad 118 Autosport 118

1.

2.

3.

4.

5.

6.

6

1 2

3

4

5

6

7

2

5 4 3

1.PUZZEL

1

2. Ander woord voor Formule.

5. De chauffeur van een racewagen.

6. Een moeilijk woord voor het bepalen van de start- volgorde van een Grote Prijs.

7. Ander woord voor racebaan.

Van boven naar beneden 1. Een ander woord voor "pit".

2. Autorace tegen de klok op onverharde wegen.

3. Deel van de racewagen dat de auto goed op de weg drukt.

4. De kleur van de vlag die aangeeft dat een snellere auto voorrang krijgt.

5. Zitruimte in een Formule 1 wagen.

2. Ken je deze Formule 1-woorden?.

(31)

Werkblad 119 Bedreigd 119

1. 4.

2. 5.

3. 6.

2. Ken je deze bedreigde dieren?.

4

1 2

3 4 5

6

7

8

9

10

1. PUZZEL

5. Bedreigd, visetend dier in Nederland.

6. Het voedsel van de reuzenpanda.

7. Apparaat waarmee je bedreigde dieren kunt volgen.

9. Bedreigde amfibie in Zuid-Limburg 10. Uitgestorven loopvogel.

1. Persoon die stiekem op een bedreigde diersoort jaagt.

2. Zwemmend reptiel dat eieren in een kuil op het strand legt.

3. Zoogdier dat uitstierf door verandering van het klimaat.

4. Bedreigde vogelsoort in Nederland.

8. Tot deze diersoort behoort de blauwe vinvis.

3 2

1

6

5

(32)

1

Werkblad 120 Klederdracht 120

De kebaja De lederhosen De sari

De keffiyeh De shuka De tagelmust De otjikaiva De anorak

8 8

2

3 5 4

6

7

1

2 3

4

5 6

7 8

9

10

2. Schrijf het goede cijfer voor de woorden.

1. PUZZEL

Van links naar rechts 3. Het Blauwe Volk.

5. Broek die vroeger gedragen werd toen er nog geen ritsen waren.

7. Wikkelrok die in Indonesië door mannen en vrouwen gedragen wordt.

9. Japanse klederdracht.

10. Een schotse rok.

Van boven naar beneden 1. Dit volk woont in Lapland.

2. Toeristische plaats in Nederland met klederdracht.

4. Land waar de Inuit leven.

6. Land waar vrouwen bolhoeden dragen.

8. Deel van Nederlandse klederdracht dat op het hoofd gedragen wordt.

(33)

1 2

3

4 5

6 7

8 9

10

2

Werkblad 121 Politiehonden 121

1

2. Schrijf de goede nummers voor de woorden.

3

3 Bouvier Dobermann Duitse herder Mechelse herder Groenendaeler Hollandse herder

1. PUZZEL

2. Politiehond bekend van Instagram.

3. Een voorbeeld van levende have bij de politie.

6. Hond die iets opspoort.

9. De voorvader van elke hond.

10. Hond die gebruikt wordt bij arrestaties.

1. Dit soort hond helpt de Mobiele Eenheid.

4. Een jonge hond.

5. Vereniging die politiehonden opleidt.

7. Dit krijgt een hond na 10 jaar dienst bij de politie.

8. Land waar men als eerste met politiehonden begon.

6

5

4

(34)

D

Werkblad 122 Hunebedden 122 117

1 2

3

4 5

6

7 8

9

10

2. Ken je de delen van een hunebed?

A B C D

1. PUZZEL

3. Bij deze plaats vind je het grootste hunebed in Nederland.

6. Provincie waar de meeste hunebedden voorko- men.

8. Dit betekent het woord "hune".

9. Een steen met putjes erin.

10. Steen die in de ijstijd met het ijs meegenomen werd.

1. Moerasachtige grond in het westen van Neder- land.

2. De naam van een hunebed buiten Nederland.

4. Zo wordt de tijd genoemd waarin de hunebedbouwers leefden.

5. Hier werd een hunebed voor gebruikt.

7. Speciaal aardewerk dat de hunebedbouwers maakten.

A A A

B B B B B B

C C

(35)

Werkblad 123 Landkaarten

1. 4.

2. 5.

3. 6.

2. Ken je deze landkaartwoorden?.

4 3

2

1 6 5

123

1 2

3 4

5

6

7 8

9

1. PUZZEL

3. Deel van de kaart dat je iets vertelt over de afstand op de kaart.

5. Een windrichting.

6. Zonder dit deek van de kaart begrijp je de kaart niet.

7. Op een deel van dit dier staat de oudste kaart afgebeeld.

9. Het sturen van een schip.

1. Een apparaat in de ruimte dat helpt bij het vinden van de weg.

2. De naam van een kaartenmaker van vroeger.

4. Dit heb je nodig voor moderne kaarten.

8. Een boek met kaarten.

1 CM = 2KM 1 CM = 2KM

(36)

Werkblad 124 Schildpadden

1

2 3

4

5 6

7 8

9

10

3 De lederschildpad 5 De karetschildpad 1 De Griekse landschildpad 2 De geelbuikschildpad 6 De soepschildpad 4 De alligatorschidpad 2. Ken je deze schildpadden?.

4

1. PUZZEL

3

2

1 5 6

124

3. Schildpaddensoort die sponsdieren eet.

4. Tot deze diergroep behoort de schildpad met slangen, krokodillen en hagedissen.

5. Agressieve schilpaddensoort.

7. De naam van één vakje op het schild van de schildpad.

9. Andere naam voor buikschild.

10. Een schildpad die zijn hals en kop helemaal kan intrekken onder zijn schild.

1. Plaats waar de meeste zeeschildpadden hun eieren leggen.

2. Grootste zeeschildpad.

6. Met dit lichaamsdeel lokt de alligatorschild- pad vissen.

8. Een ander woord voor carapax.

(37)

Werkblad 125 Dat zit vast!

1. 4.

2. 5.

3. 6.

1 2

3 4

5 6

7

8 9

10

2. Ken je deze dat-zit-vast-woorden?.

4

1. PUZZEL

2 3

1 6 5

125

1. Uitstekend deel van een plank dat precies in de groef van een andere plank past.

3. Een manier om twee metalen platen aan elkaar vast te maken.

6. Een ander woord voor een knoop.

7. Driehoekig voorwerp om een deur mee vast te zetten.

8. De naam van een schuivende knoop in een stuk touw met een lus.

10. Oudste lijmsoort.

2. Zachte metaaldraad die smelt bij solderen.

4. Hierdoor passen bout en moer in elkaar.

5. Van deze stof wordt papierlijm gemaakt.

9. Dit doet een stuk gloeiend heet metaal als je er water overheen gooit.