Antwoorden kast 2 groepen 5 en 6

(1)

Antwoorden kast 2 groepen 5 en 6

www.eduboek.nl

deel 2

(2)

inhoud

blad blz

47. Haaien 3

48. Afval 4

49. Wind 5

50. Olifanten 6

51. Alle hens aan dek! 7

52. De kracht van de natuur 8

53. Dieren in groepen 9

54. Onder de microscoop 10

55, De ruimtevaarder 11

56. Vlinders 12

57. Helikopters 13

58. Goochelen 14

59. De zeppelin 15

60. Klei 16

61. Holen en nesten 17

62. Magneten 18

63. IJzer 19

64. Vleermuizen 20

65. De computer 21

66. Beren 22

67. Beton 23

68. Dinosauriërs 24

blad blz.

69. Tarwe 25

70. Glas 26

71. De luchtballon 27

72. Sporen 28

73. Herfst in het bos 29

74. Maanden 30

75. IJs 31

76. Walvissen 32

77. Zilver 33

78. Pasen 34

79. Vincent van Gogh 35

80. Buideldieren 36

81. Geheimen 37

82. Raketten 38

83. Het zweefvliegtuig 39

84. Dierenmanieren 40

85. Koffie en thee 41

86. Spiegels 42

87. Pinguins 43

88. Bollen 44

89. Batterijen 45

90. De veiling 46

(3)

1

2 3

4

5 6

7 8

9

EclipseCrossword.com

B O R

K S T A A R T V I N

T

A V

A I

K Z W

E M B L A A S

N

B T

E H A A I E N V I N N E N S O E P

E

N L E V E R H

W A L V I S H A A I

A K

I E U W E N

2

1. Witte haai/mensenhaai 4. Hamerhaai 2. Zee-engel 5. Walvishaai 3. Witpunthaai

2. Ken je deze haaien?.

5 4

3 1.PUZZEL

Van links naar rechts

6. Haaiensoort die gevaarlijk is voor mensen.

7. Met deze vin zwemt de haai omhoog en omlaag.

9. Uit dit materiaal bestaat het skelet van een haai.

Van boven naar beneden

1. Lichaamsdeel waarmee vissen blijven drijven.

2. Gerecht gemaakt van haaien.

3. Grootste haaiensoort.

4. Lichaamsdeel gevuld met olie dat haaien laat drijven.

5. Hiermee haalt een haai adem.

8. Met deze vin gaat de haai vooruit.

1

Antwoorden 47 Haaien 47

(4)

1 Kringloopteken 2 Grof vuil

3 Glasbak(ken) 4 Compost

2. Schrijf de goede afvalwoorden bij het nummer.

5 GFT-afval 6 Textielafval

7 (Flessen voor) hergebruik 8 Klein chemisch afval

1

2 3 4 5

6 7

8

C S T O R T P L A A T S

M P

T O

U S C H I M M E L

T

N A V E R F

P V

L A

F V A L

L

S T R E C Y C L

I N G

C

STATIEGELD

1 1 2 2

3 3

4 4 5

5 6 6

7 7

8 8

1. PUZZEL

2. De stof die gemaakt wordt van GFT-afval.

6. De betekenis van de T in GFT-afval 8. Dit soort afval blijft in de natuur liggen.

1. Hier gaat alle afval naar toe dat over blijft.

3. Dit organisme ruimt in de natuur een klokhuis op.

4. Dit zit in een bus en hoort bij KCA.

5. Een ander woord voor gebruikt glas omsmelten en er weer nieuw glas van maken.

7. De naam voor alles wat je weggooit.

Antwoorden 48 Afval 48

(5)

1 2

3 4

5 6

7

8 9

10

P A O R K A A N

R D Z

E E

G

W I N D

W I N D M E T E R

B L

N

W O L F

E

O N

B R I E S J E

A

M S T Y G T

O

O C

R

H T

1 Hier is de lucht kouder. 4 Koele lucht gaat stromen 2 Warme lucht stijgt op. 5 De zon warmt de aarde op.

3 De lucht beweegt: Er komt wind. 6 Er ontstaat een open plek.

2. Zet het goede nummer op de juiste plaats in het plaatje.

1. PUZZEL

2. De oudste manier van het gebruik van windkracht 4. Dit ontstaat als je twee ramen tegen elkaar openzet.

6. Zo noem je de dynamo in een moderne windmolen.

10. Plant die de wind gebruikt om zaden te verspreiden.

1. Apparaat om de windsnelheid te meten.

3. Dit gebeurt er met warme lucht.

5. Ander woord voor een zachte wind.

7. Hardste windkracht.

8. Bewegende lucht

9. Roofdier dat de wind gebruikt.

2 1

3

4 5

6

Antwoorden 49 Wind 49

(6)

2 Afrikaanse bosolifant 1 Afrikaanse savanneolifant 3 Aziatische olifant

3 1. PUZZEL

2. Uit dit werelddeel komt de meest tamme olifantensoort.

3. Vrouwtjesolifant.

5. Mannetjesolifant

6. Grasland in Afrika waar olifanten leven.

8. Hiervan is een slagtand van de olifant gemaakt.

1. Dit deel zit aan het einde van de slurf.

3. Groep olifanten.

4. Aan dit lichaamsdeel kun je goed de verschillen zien tussen de soorten olifanten.

7. Uit dit werelddeel komt de grootste olifantensoort.

2. Zet het goede nummer bij de goede soort olifant.

1 Ruiken

2 Tillen (spier) 3 Snorkelen

4 Pakken (vingers) 5 Drinken

2

1

3. Wat kan een olifant allemaal met zijn slurf.

6 Voelen 7 Begroeten

8 Praten (trompetteren)

1 2

3 4

5

6 7

8

S S

T A

I V

E

A F R I K A

O R E N

V N

O A

K U D D E

O Z

O

R V

I N G E R

Ë

Antwoorden 50 Olifanten 50

(7)

1 De kampanje 3 De grote mast 5 De kuil

2 De overloop 4 Het ruim 6 Het halfdek

2. Ken je de goede scheepswoorden?

1 2 1

2

4 4

6 6

5

5 3 3

1. PUZZEL

2. Specerij dat ook tegen kiespijn gebruikt werd.

3. Ziekte aan boord door gebrek aan vitamine C.

5. Specerij dat komt van de binnenbast van een boom.

6. Onderofficier die de tonnen aan boord maakte.

7. In dit deel woonden de officieren.

8. Iets wat niet mocht aan boord.

9. De achterkant van het schip.

1. Straf waarbij een schuldige onder het schip door- getrokken wordt aan een touw.

4. Een gebied in een vreemd land dat voor de handel inge- pikt werd.

6. De keuken aan boord van een schip.

1 2

3 4

5 6

7

8

9

K O M B U I S

K

U

P R

S

I

I U

C

P

E K

I E L H A L E N

G D

E

R

E N

U K K V

L A

R A A L

G

B N M O

E

U E P E

L

I E A K

K O L O N I E

J N

E

Antwoorden 51 Alle hens aan dek 51

(8)

1 De as(wolk) 5 De lava

2 De krater 6 De slurf

3 De kraterpijp 7 De zeebeving

4 Het magma 8 De tsunami

1 1

4 4 2 2

5 5 3

3

2. Schrijf het goede woord achter het nummer.

1. PUZZEL

3. Deel binnenin de aarde waar gesteente smelt.

4. Hierdoor ontstaat een tsunami.

5. Grote massa sneeuw die een berghelling afdendert.

6. De buitenste laag van de aarde.

1. Gesmolten gesteente dat over de hellingen van een vulkaan stroomt.

2. Ander woord voor een tornado.

6 6

7 8

1

2 3

4

5

6

M L A V A

A N

Z L

A T

E A

R W

E R V E L W

I N D

L

B I

K E N

O V E

R I

S N

T G

Antwoorden 52 De kracht van de natuur 52

(9)

2

3 Ik kies dezelfde richting als mijn soortgenoten.

4 Mijn geur trekt soortgenoten aan.

2 Ik leg de eitjes in mijn volk.

7 Een groep geeft veiligheid als ik herkauw.

5 Ik reis in de vorm van een V.

6 Ik reis in een groep naar mijn geboortegrond.

1 Ik raak in de war van zo’n grote groep.

1

2. Schrijf het goede nummer bij elk plaatje voor de goede zin.

4 4 1. PUZZEL

Van links naar rechts 2. Mannetje bij

4. Vogel die in grote groepen roofvogels afschrikt.

5. Vogel die in een groep trekt.

7. Vis die in een school zwemt.

1. Dier dat de richting van een kudde bepaalt.

3. Een groep sprinkhanen.

5. Kuddedier.

6. Een groep bijen.

3

5 5

7 7

6 6

1

2

3 4

5 6

7

H A R O

L I F A N T

S O N

P I G

L E I D E R E

A E

V O L K

R E A

U A

Z W

E R M

Antwoorden 53 Dieren in groepen 53

(10)

Antwoorden 54 Onder de microscoop

1 2

3 4

5

6

7 8

9

A P

N A

T P

S T U I F M E E L

I

N

N A

K L I T T E N B A N D

N A

E

E R

S C H U B B E N

S D

M

W B

I

V L I E G

E

L M

I C R O S C O O P

E

K

N Z U U R 1. PUZZEL

Van links naar rechts 2. Schijnvrucht.

4. Stof die uit de brandhaar van de brandnetel komt.

5. Klein puntje op je tong waarmee je proeft.

7. Een ijskristal.

9. Met deze delen op de kop ruikt een mug.

1. Apparaat waarmee je dingen vergroot kunt bekijken.

3. Soort sluiting.

6. Hierdoor blijft een vlinder beter met zijn vleugels in de lucht hangen.

7. Ander woord voor pollen.

8. Dier met bijzondere proefpoten.

2. Hoe ziet het eruit onder een microscoop.

Teken wat je ziet.

Klittenband

De vlindervleugel De vliegenpoot

Antwoorden 54 Onder de microscoop 54

(11)

Antwoorden 55 De ruimtevaarder 55

5 De planetoïde of asteroïde 3 De maanlander

2 De Apollo 11 6 Internationaal Ruimtestarion

4 De capsule 1 De Vostok

1

2

2. Ken je de ruimtewoorden bij de plaatjes?

3 4 5

6

1. PUZZEL

Van links naar rechts 3. Rode planeet.

7. De achternaam van de eerste man op de maan.

8. Dit is vooral het belangrijkste taak van de ruimtevaarder.

9. De naam van de eerste hond in de ruimte.

10. De achternaam van de eerste mens in de ruimte.

1. Een ander woord voor satelliet.

2. Dit verschijnsel ontbreekt in de ruimte en zorgt ervoor dat een ruimtevaarder zweeft.

4. Een ander woord voor ruimtevaarder.

5. Zo noem je het vertrek van een raket.

6. Zo noem je een klein apart deel van het Internationaal Ruimtestation.

1

2

3 4 5

6

7

8 9

10

M O D U L E

A A

I Z W

A A R T E K R A C H T

M

A M

S

G A S T R O N A U T

R R N G

S O D A

N E R

G R I

Z N

O L A N C E R I N G

K E K U N S T M

A

N

(12)

1

2 3

4

5

6 7

8

9

S

P R O L T O N G

B

K I

U

P

U

L

B

I

E

B

P

N E C T A R

E

W

S

E

E A N T E N N E

N

S

C

K

M R U P S

T

A

O N

T T

Antwoorden 56 Vlinders

1

3 3

2. Ken je deze vlinders?

1. PUZZEL

2. Deel van de vlindervleugel.

4. Vijand die eitjes op de rups van de vlinder legt.

5. Een ingepakte rups.

6. Diergroep met een kop, borststuk met 6 poten en een achterlijf.

8. Hier vind je altijd het skelet van een insect.

9. Nachtvlinder die eitjes legt in kleding.

Van boven naar beneden 1. Met dit deel ruikt een vlinder.

2. Hiermee zuigt een vlinder zijn voedsel op.

3. De larve van de vlinder.

7. Voedsel van de vlinder.

4

4 2

5

6

7 8

Antwoorden 56 Vlinders 56

1

De klerenmot

8

De vlinder van de eikenprocessierups

2

De nachtpauwoog

6

De citroenvlinder

7

De kleine vos

5

De atalanta

4

Het koolwitje

3

De dagpauwoog

(13)

Antwoorden 57 Helikopters 57

1 De rotor 2 De cockpit

3 Het landingsgestel 4 De staart

5 De staartrotor 7. De stuurknuppel 6. De algemene spoed 8. Het voetenstuur 1. PUZZEL

2. Ruimte voor de piloot in een helikopter 3. Met dit deel bedient de piloot de staartrotor.

7. Nadeel van de helikopter.

8. Deel dat de helikopter vooruit laat vliegen.

1. Hiermee bedient de piloot de rotor.

4. Helikopter met een arts aan boord.

5. Uitvinder die de eerste vleugelschroef bedacht.

1

2

2. Ken je de delen van de helikopter? 3 5 4

6 7

8

1 2

3 4

5

6

7

8

L L E O N A R D O

S V

W

T O

A

A E

A

A C T

H E L I K O P T E R

O E

T C N

R K S

O P

T R A U M A H E L I K O P T E R

I U

O S T U U R K N U P P E L

R

(14)

1

2

3

4

V O

H

G O O C H E L A A R

R

K S

S

P E

S P E E L K A A R T E N

L E N

Antwoorden 58 Goochelen 58

2. Zoek de 7 verschillen.

1.PUZZEL

3. Zeggen wat er straks gaat gebeuren.

4. Sprookjesfiguur die tovert.

1. Deze voorwerpen worden heel vaak gebruikt bij trucs.

2. Iemand die een duif uit het niets tevoorschijn haalt.

(15)

Antwoorden 59 De zeppelin 59

2. Noem de verschillen tussen een zeppelin en een blimp.

1.PUZZEL

4. Eerste bestuurbare vliegtuig.

7. Onbrandbaar gas.

9. Naam van een beroemde zeppelin.

10. Brandbaar gas waarmee de eerste zeppelins gevuld werden.

1. Ander woord voor het geraamte van een zeppelin.

2. Modern luchtschip van rubber zonder geraamte.

3. Ruimte waar de piloot in een zeppelin zit.

5. Onderdeel dat zorgt dat de zeppelin vooruitgaat.

6. Met deze twee delen van de zeppelin laat de piloot het luchtschip stijgen en dalen.

8. Plek waaraan een zeppelin vastgemaakt wordt.

1. Een blimp heeft geen geraamte, een zeppelin wel.

2. Zeppelins zijn van vroeger. Blimps zie je nu.

3. Zeppelins vervoerden passagiers. Blimps niet (reclame) 4. Zeppelins waren door de waterstof brandbaar. Blimps zijn veiliger door het onbrandbare helium

5.Een blimp is van rubber en een zeppelin van doek.

1 2

3

4 5 6

7

8

9

10

Z

H F R A M E

I P R O P E L L O R N

B L I M

P

D

W E

E

A L U C H T Z A K K E N

T I

E

B

E G O N D E L

U

R I

A N K E R M A S T

U

G

T M

O F

(16)

1 Het porselein 2 De kleitablet 3 De vormbak

4 Het aardewerk of het keramiek

1 Klei houdt vocht (water) vast.

2 Klei kun je kneden en vormen.

3 Klei wordt hard en krimpt bij warmte.

Antwoorden 60 Klei 60

2. Schrijf de goede kleiwoorden bij het nummer.

1 1

2 2

1. PUZZEL

Van links naar rechts 5. Duur Chinees aardwerk.

9. Zo noem je een plak klei waar vroeger op ge- schreven werd.

10. Uit dit materiaal is klei en zand ontstaan.

1. Deel van een huis dat van klei gemaakt is.

2. Grondsoort die goed water vasthoudt.

3. Een andere naam voor gebakken aardewerk.

4. Beschermlaag over gebakken aardewerk.

6. Een ander woord voor heel erg rijk.

7. Bouwmateriaal van klei.

4 4

3. Noem drie eigenschappen van klei.

3 3

1 2

3

4 5

6 7

8 9

10

T Z A N D

D A K P A N B

O

L K E R A M

I E K

S

T E

G L A Z U U R

E

O K L E I

T N

B A K S T E E N

E

S

T

E

N

R

Y

K

(17)

Antwoorden 61 Holen en nesten 61 61

2

Een schuimnest

4

Een simpel ondiep kuiltje met stenen.

8

Een nest van opgedroogd spuug.

7

Een tunnel met een klepje.

3

Een diep hol tegen vijanden.

6

Wonen in een kolonie.

1

Wonen in een volk.

5

Een uitgehakt nest.

1

2. Schrijf het goede nummer bij het nest.

Schrijf ook de goede naam van elk dier op.

2

3

4

5

6

7

1 2

3 4

5

6 7

8

9 10

W E V E R M I E R

O G S C H U I M N E S T

L S

F K P

U O

O I

U K O E P E L N E S T

I

K E

K O L I B R I E

V

E

A A

K

A A

T B U R C H T

1. PUZZEL

4. Vogel die zijn nest op een hoge plek maakt.

7. Vogel die zelf geen nest maakt.

8. Spin die jaagt vanuit zijn hol.

9. Zo noem je de wascellen van de bij bij elkaar.

10. Vogel met een drijvend nest.

Van boven naar beneden 1. Hier woont de dwerggourami.

2. Andere naam voor het hol van de das.

3. Nest van de rode bosmier.

5. Deze vogel maakt een nest van spinnendraad.

6. Mierensoort die leeft in samengevouwen bladeren.

1

De honingbij

2

Het schuimbeestje

3

Het konijn

4

De stern

5

De specht

6

De rode bosmier

7

De valdeurspin

(18)

1

2 3

4 5

6 7

8

E Z U I D

P O O

L E

P

M K O M P A S

A T

N

G R

G

N O

R E N D I E R

M

A

S

A G S C A N N E R

E M

A G N E T I E T

T

Antwoorden 62 Magneten 62

5 Oorzaak magnetisch mineraal?

6 Elektromagneet

1 Magneten stoten elkaar af.

2 IJzer

3 Magnetisch veld

7 Magneten trekken elkaar aan.

4 Magneet

8 Chinees apparaat om huizen in te richten.

2. Schrijf het goede nummer voor de woorden.

1. PUZZEL

Van links naar rechts 4. Magneet in een deurbel.

7. Zo noem je alle landen aan elkaar voordat magnetisme alle werelddelen uit elkaar trok.

8. Griekse schaapherder waar magnetisme naar vernoemd Van boven naar beneden is.

1. Een uiteinde van een magneet.

2. Magnetisch mineraal.

3. Magnetisch apparaat in een ziekenhuis.

5. Apparaat met een magnetische naald.

6. Dier dat trekt met behulp van het magnetisch veld van de aarde.

Z N Z N

N N

Z

¹

Z

3

2

4

5

6

7

8

(19)

Antwoorden 63 IJzer 63

1

2

3 4

5 6

7

8 9

10

H

L R E S

A O

T T

S E

E H A

S M I D

S P I N A Z I E F

B T E L

N F

R

T

E H O O G O V E N

L N

N

T S

O R M

E T E O R I E T

N

1 Lassen 2 Smeden 3 De smid

4 De hoogoven

5 IJzer walsen om het sterker te maken.

2. Schrijf de goede ijzerwoorden bij het nummer.

1 1

2 2 4 4

3 3

1. PUZZEL

2. Dit metaal krijg je als je tin en koper mengt.

3. Dit ontstaat als ijzer in de regen staat.

5. Volk dat als eerste ijzer kon bewerken.

7. Een heel sterk metaal dat je krijgt door ijzer te walsen.

8. Twee stukken ijzer aan elkaar vastmaken.

10. Beroemd bouwwerk in Parijs gemaakt van staal.

1. Speciale ruimte waarin het ijzer uit het gesteente gehaald wordt.

4. Groente waar veel ijzer in zit.

6. Een ruimtesteen.

9. Iemand die ijzer bewerkt.

5

(20)

Antwoorden 64 Vleermuizen 64

3 Bruine grootoorvleermuis 4 Grote hazenlipvleermuis 2 Kitti’s varkensneusvleermuis 1 Grote vliegende vos 6 De ruige dwergvleermuis 5 Rosse vleermuis

2. Ken je deze vleermuizen?

1 2

3

4

5 6

7

8

9

B E V

K K A L O N G E

D

E

R V V

U

E

P L A A T V L I E G E R E

L E M

M

M C

A E P

V R U C H T E N

R I

I I O

T H E

S S

O R

N V

D L

E E

N

E R M U I S 1. PUZZEL

1. Andere naam voor vliegende honden.

3. Bloeddorstige vleermuis.

4. Haak bovenaan de vleugel van grote vleermuizen.

6. Het voedsel van de grote hazenlipvleermuis.

7. Het enige vliegende zoogdier.

8. Zo noem je geluid dat terugkomt, nadat het ergens tegenaan gebotst is.

9. Naam van een plant waarin een vleermuissoort slaapt.

2. Nederlandse vleermuissoort die pas uit- vliegt als het echt donker is.

5. Andere naam voor de grote vliegende vos.

6. Hoofdvoedsel van vliegende honden.

1

2

3

4

5

6

(21)

Antwoorden 65 Computers

1. De harde schijf 4. De CPU

2. Het moederbord 5. RAM

3. De videokaart 6. De computer

2. Ken je deze computerwoorden?

4 1. PUZZEL

3

2 1

6

5

65

5. Een computer die je op je schoot kunt zetten.

7. Zo noem je het netwerk van supercom- puters dat de hele wereld verbindt.

8. Een ziekmaker die je computer niet meer goed laat werken.

10. Het geraamte van de computer.

1. Een computer die op een vaste plaats staat.

2. Hiermee speur je het internet af naar al- lerlei informatie.

3. Een getal in de taal van de computer.

4. Een ander woord voor beeldscherm.

6. Een ander woord voor app.

9. Een klein plaatje of symbool waarmee je een app. start

5

1

2 3

4 5

6

7

8 9

10

P R O G R A M M A

O Z O E K M A C H I N

E D N U L

E A

R D E S K T O

P

V

B T

I C O O N

M O N I T O R

R P N

U

D T

S

E R N E T

(22)

Antwoorden 66 Beren

3 De ijsbeer 2 De kraagbeer 1 De bruine beer 6 De honingbeer 5 De zwarte beer 7 De brilbeer 4 De lippenbeer 8 De panda

1 2

3

4

5

6

7 8

9 10

Z E

C

K E

A

R H O N I N G B E E R A

O

A R

P A N D A

N

D I

G D

A L

B A M

B O E

B

E E

T E

L I P P E N B E E R

R

D D Y S B E E R

4

1. PUZZEL

3

2 1

6

5

66

Van links naar rechts 1. Voedsel van de ijsbeer.

4. Een land waar de zwarte beer voorkomt.

5. Zuid-Amerikaanse berensoort.

7. Beer van Mister Bean.

10. Aziatische berensoort.

2. Berensoort met een lange tong.

3. Berensoort die vrij goed tam te maken is.

6. Voedsel van de reuzenpanda.

8. Zwemmende berensoort.

9. Beer met een duim.

7 8

2. Zet het goede nummer voor elke beer.

(23)

Antwoorden 67 Beton

1. De betonkubel 4. Gewapend beton 2. Het Colosseum 5. De bekisting 3. Het betonijzer 6. De betonmolen

2. Ken je deze betonwoorden?. 4

1. PUZZEL

3 2

1

6

5 67

Van links naar rechts 2. Waterbrug

4. Dit volk gebruikte als eerste beton.

8. Hierdoor gaat beton barsten.

9. Een fijngemalen steensoort en bindmiddel in beton.

10. Ingrediënt dat beton hard maakt.

1. Eerste bouwwerk van modern beton.

3. Vorm waarin beton gegoten wordt.

5. Een hoog gebouw van staal en beton.

6. Je loopt erover en het is gemaakt van beton.

1 2

3 4

5 6

7

8

9

10

G L W

O L K E N K R A B B E R

S A

P Q

B

C O

U

S T O E P T E G E L

A

T

M D

D

O

E E

V U U R T O R E N

N R

C O

R

T T M

O E

B E T O N M O L E N

I N B E K I S T I N G

N

(24)

Antwoorden 68 Dinosauriërs 47

4 Ornithomimus 2 Triceratops

8 Apatosaurus 1 Diplodocus

3 Coelophysis 7 Tyrannosaurus

5 Archaeopteryx 6 Stegosaurus

2. Ken je deze dinosauriërs?

1 2 4

3 6 5

1 2

3

4

5 6

7

8

P A N G E

V P A L E O N T O

L O O G

G M

E T E O R I E T

J L

U D

I N O S A U R I Ë R

A

E P T I E F O S S I E

L E N

7

8

1. PUZZEL

3. Zo noem je de grote landmassa toen alle werelddelen nog aan elkaar vast zaten.

5. De nog enig levende afstammelin- gen van de dinosauriërs.

7. Een periode in de tijd dat de dino- sauriërs leefden.

8. Tot deze diersoort worden de dino- sauriërs gerekend.

1. Iemand die zoekt naar versteende afdrukken van planten en dieren.

2. Een ander woord voor een steen uit de ruimte.

4. Verschrikkelijke hagedis.

6. Een versteende afdruk van dieren of planten.

(25)

Antwoorden 69 Tarwe

1. De (tarwe)aar 2. De ploeg/ ploegen 3. De haver

4. De rijst

5. De (tarwe)kiem 6. De muesli

4 1. PUZZEL

3 2

1

6

69

2. Ken je de goede graanwoorden?.

1. Product dat gemaakt wordt van de harde tarweplant.

5. Gemalen tarwe.

6. Dit deel van de tarweplant wordt vooral gebruikt.

8. Meel uit het middelste van de tarwekorrel dat gebruikt wordt voor wittebrood.

9. Machine die de boer bij het oogsten van tarwe gebruikt.

Van boven naar beneden 2. Graansoort.

3. Broodsoort gemaakt van meel waarbij de hele tarwekorrel gebruikt wordt.

4. Tarwesoort waaruit zetmeel gehaald wordt om suiker van te maken.

7. Een boerenbord van deeg.

10. Het bovenste deel van de plant.

5

1 2

3

4 5

6

7

8

9 10

P

M A

A A R

S

M

P I Z Z A

T A R W E

I A

E

D V O L K O R E N B R O O D

L

R Z

O

S V U L R A R W E

E A

M

R

D

(26)

Antwoorden 70 Glas

1. Glas in lood raam 4. Glasvezeldraad

2. Glasbak 5. Glaswol

3. Glasblazen 6. Draadglas

2. Ken je deze glaswoorden?. 4

1. PUZZEL

2. Een voorbeeld van vlakglas.

4. Een voorwerp waarin glazen lenzen zitten.

7. Dit volk had al ramen met glas.

9. Duur soort glas voor het maken van wijnglazen.

10. In dit land werd voor het eerst glas gesmolten.

1. Uit deze stof ontstond een soort glassteen waar mensen in de steentijd speerpunten van maak- ten.

3. Materiaal van glas dat warmte en kou uit huizen houdt.

5. Dit is één van de drie stoffen die je nodig hebt om glas te maken.

6. Zo noem je het opnieuw gebruiken van glas.

8. Een voorbeeld van verpakkingsglas.

3 2

1

6 5

70

1

2 3

4

5 6

7

8 9

10

S

K P

R I

I

E C

R

S G

L A S W O L

T E M

M

A L E

R E C Y C L E N

R

I

G L A V A

N

Y E

P Z A N D

T

F

L

E

S

(27)

1 2

3 4

5

6 7 8

9 10

H O O G T E

M O N T G O L F I E R

M

A E R

S C H A A P

V E N T I E L

B E G

A R

E N V E L O

P N

L C

O Z A N D Z A K K E N

P S T Y G T

U L E Antwoorden 71 De luchtballon

1. De hoogtemeter 4. De heteluchtballon

2. De Rozièreballon 5. De zandzak

3. De gasballon 6. Het ventielkoord

4 1. PUZZEL

3 2

1

6

5

71

2. Zoek de goede ballonwoorden bij elk plaatje.

3. Dit hangt meestal onder een Rozièreballon.

5. Instrument aan boord van een luchtballon.

7. Bij dit weertype kan een ballon niet varen.

9. Ballonsoort zonder branders.

1. Flap bovenop de heteluchtballon waaruit hete lucht kan ontsnappen.

2. Deze voorwerpen vind je aan boord van een gasballon om de ballon lichter te maken.

4. Dit gebeurt er met warme lucht.

6. Achternaam van de twee broers die de allereerste heteluchtballon oplieten.

8. Andere naam voor de ballon.

10. Een dier aan boord van de allereerste ballonvaart.

(28)

2. Wie heeft het spoor achtergelaten?

1. Maak de kruiswoordpuzzel Van links naar rechts

6. De naam van een kleverig sap uit bomen.

7. Naam van een geelachtige, doorzichtige steen.

8. In het volgen van dit spoor zijn honden erg goed.

10. Zuurplaatje dat door de politie uit een haar, spuug of bloed gehaald kan worden.

Van boven naar beneden 1. Dit spoor laat een uil achter.

2. Een spoor van een konijn.

3. Een heel oud spoor dat versteend is.

4. Dit beroep volgt vaak sporen.

5. Dit dier laat een nagelspoor achter op bomen.

9. Dit dier laat een slijmspoor achter.

1. mens 4. olifant 2. eend/watervogel 5. paard

3. vogel 6. rups

3.

2.

1. 4. 5.

6.

1 2

3

4

5 6

7

8 9

10

B B R A A K B A L

R N G

K E U T E L S E

T U D

B E E R N

E

S L A K

N P O

H

O J A G E R

R F O S S I E L

Antwoorden 72 Sporen 72

(29)

Antwoorden 73 Herfst in het bos 73 1. PUZZEL

3. Vogelsoort die in de herfst naar het zuiden trekt.

4. De maand waarin de herfst begint.

8. Zo noem je lente, zomer, herfst en winter bijelkaar.

9. Dier dat een wintervoorraad heeft.

10. Dier dat zich dik eet in de herfst en een winterslaap houdt.

Van boven naar beneden 1. De vrucht van een schimmel.

2. Dit soort weer hoort bij de herfst.

5. Vrucht en zaad van de eik.

6. De zaadjes van de paddenstoel.

7. Zoogdier dat hangend een winterslaap hangt.

1 De eikel 5 De zwaluw

2 De kastanje 6 De hoed

3 De dennenappel 7 De lamellen

4 Het beukennootje 8 De schimmeldraden 2. Ken je de herfstwoorden bij de plaatjes?

1

2 3

4 5 6

7

8

9 10

S V L E E R M U I S

I Z S

O E

I K E L

P

N M

I S T

E E

N

E Z

M

G W

B

E P A D D E N S T O E L

L

R

E U

K W

H O O R S P O R E N

1 1

2 2 3

3 4 4

5 5

6 6

7 7

8

(30)

1. Zet het nummer voor het woord in de goede zin.

Kies uit:

1.april, 2.maart, 3.november, 4.augustus

5.december, 6.februari, 7.oktober, 8.keizer, 9.Janus, 10.mei

A. Heel vroeger was de maand 2 de eerste maand van het jaar.

B. In de maand 6 gingen Romeinen hun schulden be- talen en hun huis schoonmaken.

C. De god 9 had twee gezichten en was de god van het begin en het einde.

D. Het woord 1 betekent volgens sommige mensen

“openen”.

E. De maand 7 wordt ook wel de wijnmaand geno- emd.

F. In de maand 3 slachtten veel boeren een varken.

G. De maand 5 was heel vroeger de tiende maand van het jaar.

H. De maand juli is genoemd naar een 8.

I. Een ander woord voor oogst is 4.

J. In 10 leggen alle vogels een ei.

2. Trek een lijn tussen de twee woorden die bij elkaar horen.

januari

september augustus

juni mei april maart februari

november oktober

december juli

louwmaand sprokkelmaand

grasmaand Maia

hooimaand

keizer zomermaand

acht slachtmaand wintermaand

herfstmaand Mars

Antwoorden 74 Maanden 74

(31)

1 2

3 4

5

6 7

8 9

10

Z O U T

U I

Y

W D

Y S

A P Y

P U C K

B O B S L E E

G

O B

G L

L R

E E

E

L T

K

Y S B E E R

Y S B L O

E M E N

J

R

E R

2. Grote massa langzaam glijdend ijs in de bergen.

4. Het gebied waar je pinguins vindt.

5. Een schip dat de vaarroute in bevroren water open houdt.

8. Daar verandert het smeltwater van het dak in aan de dakrand.

10. Een opening in het ijs.

1. Daar verandert vochtige lucht in die tegen een ijskoud raam komt.

3. Een slee waarmee wedstrijden op ijs ge- houden worden.

4. Deze stof zorgt ervoor dat het roomijsje niet keihard wordt als het bevriest.

6. Bevroren water.

7. Dit dier leeft op de Noordpool.

9. Zwarte schijf die gebruikt wordt bij ijshoc- key.

Antwoorden 75 IJs 75

(32)

5 De blauwe vinvis 6 De grijze walvis 4 De bultrug 1 De Noordse vinvis 3 De potvis 2 De orka

1 2

3 4

5 6

7 8

9

T O

B A A R D

R

A K S

A H A R P O E N

U E S K I M O S

T G K

A R

P O T V I S

L B L U B B E R

Ken je de namen van deze walvissen?

Schrijf het nummer voor de goede naam.

6 3

2 1

3. Tandwalvis die op zeevogels, piguins, zeehon- den en walvissenkalfjes jaagt.

6. Opening waardoor een walvis ademhaalt.

8. Kleine garnaaltjes die door walvissen gegeten worden.

9. Olie die uit de speklaag gehaald wordt.

1. Speer waarmee op walvissen gejaagd wordt.

2. Dit volk mocht op walvissen blijven jagen.

4. Grootste walvis met tanden.

5. Zo noem je alle baleinen in de bek van een walvis.

7. Speklaag van de walvis die gekookt wordt.

Antwoorden 76 Walvissen 76

4

(33)

3. Een manier om iets van zilver te maken.

Een zilversmid gebruikt er een mal voor.

7. Zo noem je iets dat niet veel voorkomt.

9. Gesmolten steen uit een vulkaan.

10. Een edelmetaal.

11. Voorwerp dat je dagelijks gebruikt waarin het zilver het licht heel goed weerkaatst.

12. Zilver wordt samen met dit metaal op- gegraven.

1. Een manier om iets van zilver te maken.

De zilversmid gebruikt er een hamer bij.

2. De verzamelnaam van ringen, armbanden, broches en halskettingen.

4. Van dit metaal worden tegenwoordig mun- ten geslagen.

5. Een dun laagje zilver over een goedkoper metaal maken, noem je ...

6. Iemand die zilveren sieraden maakt.

8. Heel vroeger werd zilver hiervoor het meeste gebruikt.

1

2

3 4

5

6 7

8 9

10

11

12

G I H A M E R E N

Z T

I E

L

L N

I K K E L V

O A E

O Z

I L V E R S M I D

A

P Z

I V E R Z I L V E R E N

L

G D

M U N T E N

Z

L S

I E R A D E N

A M

Antwoorden 77 Zilver 77

4

(34)

1. Romeinse baas die Jezus liet kruisigen.

4. Dit is het woord waar ons woord Pasen vandaan komt.

6. Het teken van nieuw leven.

7. Zij waren de eersten die eieren verstopten op hun land.

8. Hij stond met Pasen op uit de dood.

10. Op deze dag werd Jezus gekruisigd.

1. Gebruik rond Pasen in het oosten van het land.

2. Volgeling van Jezus die hem verraadde.

3. Bijzonder dier dat eieren aan kinderen brengt..

5. In dit jaargetijde wordt altijd het paasfeest gevierd.

9. Op deze dag stond Jezus op.

1

2 3

4 5

6 7

8 9

10

B O E

V P A A S V U U R

R I

E J

I L

L E N T E

J A

I

Z O N D A G

T

P

U

A U

P A A S H A A S

G S

S C H J U D A S

Antwoorden 78 Pasen 78

(35)

1

2. Schrijf de goede schilderwoorden achter het nummer.

6 4

3 2

1. In deze plaats vind je het van Goghmuseum.

3. In deze plaats ligt Vincent begraven.

5. Vincents manier van schilderen verandert langzaam. Van donker naar licht. Van korte kwaststre- ken naar...

6. Door deze papieren weten we heel veel over het leven van Vincent en zijn broer.

8. Vincent wordt ziek in zijn hoofd. Van welk lichaamsdeel snijdt hij een stukje af?

9. Vincent weet aan het begin van zijn leven niet goed wat hij wil. Dan weet hij het. Hij gaat studeren.

Wat wilde Vincent eerst worden?

10. In deze plaats in Zuid-Frankrijk schilderde Vincent Het Gele Huis.

2. De titel van een beroemd schilderij van Vincent. Hij schildert dan nog in donkere, sombere kleuren.

4. De voornaam van Vincents broer.

7. Deze mensen schilderde Vincent veel toen hij nog in Nederland woonde.

1. De ezel 4. Het schilderij

2. Het palet 5. De verf

3. Het doek 6. De kwast/het penseel

5

1 2

3

4

5

6

7 8 9

10

D A

O M

M S

B

I A

T A

G R

N R

E U

T H E O I

E L

R V

L E

B O E R E N

D E

V V

O

S A A R D A P P E L E T E R S

M S

N N

4

Werkblad 79 Vincent van Gogh 79

(36)

1. Zwevend buideldier dat van zoet houdt.

5. Gravend buideldier met de opening van de buidel naar buiten tussen de achterpoten.

6. Kleine kangoeroesoort.

8. Zoogdier dat haar jong in een huidplooi draagt.

9. Buideldier met een kleverige tong, waaraan ter- mieten goed blijven plakken.

10. Buideldier met sterke en grote achterpoten.

2. Buideldier dat het grootste deel van zijn leven slaapt.

3. Ander woord voor buidelrat.

4. Op dit eiland leeft de Tasmaanse duivel.

7. In dit land komen de meeste buideldieren voor.

2. Ken je de namen van deze buideldieren. Schrijf het goede cijfer voor het woord.

6. De wombat 5. De Tasmaanse duivel 4. De numbat 1. De suikereekhoorn 2. De opossum 3. De buidelbeer

1 2

3

4

5

6

1 2 3

4 5

6 7

8

9

10

S U

M I

U K

M E

B R

B A K

E

A U S T R A L I Ë

E

I

N K O A L A W

W D

G H

O

A E

O O P O S S U M

L L

E O

B

L D

R R

T A S M A N I Ë

O N

T

B E

E Y

R

N

Antwoorden 80 Buideldieren 80

(37)

1 2

3

4 5

6

S P I O

N I E L

U E

W D A G B O E K

S N

G A

I P

I R A M I D

E D

R E E K H O O R N

I G

AAN DE MUUR HING EEN PLAAT.

Tip: Denk aan die Romeinse keizer.

DIT IS EEN MAKKIE.

Tip: bekijk het net even anders.

Een rebus is ook een soort geheimschrift:

4. Voornaam van de uitvinder die in spiegelschrift schreef.

6. Dit ben je als je graag achter een geheim wilt komen.

1. Dier met een geheime bergplaats.

2. Boek waar je je geheimen in schrijft.

3. Egyptisch graf met geheime gangen.

5. Iemand die voor een land of een bedrijf ge-heime dingen probeert te vinden.

Antwoorden 81 Geheimen 81

(38)

4. In dit deel van de raket zit de bemanning als ze terugkeren naar aarde.

6. Dit is het moeillijke woord voor het afvuren van een raket.

7. Raketten brengen vaak dit voorwerp in een baan om de aarde.

8. De naam van de raket die de eerste mensen naar de maan bracht.

9. Uit dit achterste deel van de raket ontsnappen de het gas- sen.

10. Een soort raketvliegtuig. Deze raket komt als een vliegtuig terug naar aarde.

Van boven naar beneden 1. Deze stof is samen met wa-

terstof de brandstof van de raket.

2. De motor van een raket.

3. In dit land werd de raket ge- boren.

5. In het leger worden raketten gebruikt als...

6 capsule 3 satelliet 4 maanlander 1 spoetnik 2 ruimtevaartuig 5 ruimteveer 2.Zoek de goede woorden bij de plaatjes.

Zet het nummer voor het goede woord.

2 4 3

1

6

5

1 2 3

4 5

6

7

8

9

10

A C

P A

O

M P

L

O S

L

N Z U U R S T O F D

L

A

S R E A C T I E M O T O R

E

U U

L

K I

L

M L

I

T W

A P E N

E N T

V C

E E

E R

R C H I N A

N G

Antwoorden 82 Raketten 82

(39)

1

2

3 4

5

6

7

8

O O I

L T

R E

I H

G L A S V E Z E L

E

D A

R R K

I A

S M

O T T O R

T I M

A S L E E P S T A R T

R K A

T S

3 Het roer 4 Het rolroer 5 Het hoogteroer 2 De cockpit 1 De remklep 6 De romp

2.Ken je de delen van het vliegtuig. Schrijf het goede nummer voor het woord.

1

2. Moeilijk woord voor de warme luchtbellen, die een zweefvliegtuig laten stijgen.

3. Een instrument in de cockpit, dat altijd het noor- den aangeeft.

6. Met dit instrument houdt de piloot contact met de grond.

7. Zweefvogel, die in Nederland voorkomt.

8. Een start waarbij een kabel opgerold wordt en het vliegtuig de lucht in trekt als een vlieger.

1. Een start waarbij een vliegtuig met een motor het zweefvliegtuig de lucht in stuurt.

4. Voornaam van de Duitse zweefkoning.

5. Van dit sterke en lichte materiaal worden zweef- vliegtuigen gemaakt.

2

3 4 5

6

Antwoorden 83 Het zweefvliegtuig 83

(40)

1. Vogel met een kleurige staart.

4. Dit doet een kikker om zijn woon- gebied aan te geven.

5. Een dier dat knaagsporen achterlaat.

7. Een ander woord voor een grote groep vissen.

8. Op die plek heeft een hert een geur- klier.

9. Een dier dat met een steen op zijn buik schelpen openmaakt.

10. Zo noem je een grote groep mieren.

1. Door deze gewoonte maken wolven duidelijk aan elkaar wat hun woonge- bied is.

2. Zo noem je een grote groep grazen- de zoogdieren.

3. Zo noem je het speciale gedrag van mannetjesvogels om de aandacht van een vrouwtje te trekken.

4. Slimme vogel.

6. Apensoort die op chimpansees lijkt.

1 2

3 4

5

6 7

8

9

10

B

G P L A S S E N

E A

V

W U

E

E W

K R A A I

W B A L T S

Z K

C

E K U D D E

H

E

K N

B O N O B O

O

T

L L

T

O E

N R

I E

Antwoorden 84 Dierenmanieren 84

(41)

1

2

3

4 5

6 7

8 9

10 11 12

C A F E Ï N E

H

S I

P N

R A

E V

S U I K E R

E

G B S

R

R O O D

F

A R O M A

L

E Z

T R E K K E N I

N

L V

S

B R O E I K A M E R

E

Ë C

O O L O N G

U Ü M

3. Het vocht uit theebladeren halen in een warme ruimte. Hierdoor worden de bladeren zacht en soepel.

6. De kleur van een ongebrande koffieboon.

7. Dit land verbouwt de meeste thee.

8. Uit dit land komt de meeste koffie.

10. Koffiesoort waarbij water onder hoge druk door aangedrukte koffie wordt geperst.

12. Een ander woord voor het luchtdicht ver- pakken van koffie.

1. Een Chinese theesoort met de naam

"Zwarte Draak".

2. Een ander woord voor de thee een paar minuten laten staan.

4. Een ander woord voor de geur van de koffie.

5. In deze ruimte verandert de kleur van het blad. Hier krijgt de thee smaak en geur.

7. Een stof in koffie en thee die energie geeft.

9. Dit is de kleur van zwarte thee als het in een kopje gegoten wordt.

11. Een gebrande koffie wordt bruin. Dat komt door het verbranden van de ... in de boon.

Antwoorden 85 Koffie en thee 85

(42)

Van links naar nrechts

4. Deze spiegel vind je in de natuur.

5. Een dun laagje van dit metaal vind je op een spiegel.

7. Een apparaat om de sterren te bekijken.

9. Een golvende spiegel in een pretpark.

1. Een apparaat met spiegels in een duikboot.

2. Iemand die heel erg van zichzelf houdt.

3. Zo noem je het beeld dat je in de spiegel ziet.

4. Hier vind je soms een bolle spiegel.

6. Uit deze stof bestaat een spiegel voor het grootste deel.

8. Dit dier herkent zichzelf in een spiegel.

Antwoorden 86 Spiegel 86

2. Kijk goed naar de 5 plaatjes. Welke plaatjes kun je spiegelen? Trek de spiegellijn(en) op de goed plaats. Je kunt een spiegel gebruiken.

1

2 3

4 5

6

7

8 9

O L I F A N T

W I N K E L A

A

C T

H E

S N A R C I S T

P E

I S P I E G E L B E E L D

E

G G

L A S

E C

L Z

O P E R I S C O O P

L

P

V E R

(43)

2. Hieraan herkennen de ouders hun jong uit duizenden.

4. De kleur van de rug van een pinguïn.

9. Een laag onder de veren die goed be- schermt tegen de kou.

10. Kleinste pinguïnsoort.

11. Deze kleine garnaaltjes zijn het voedsel van pinguïns.

Van boven naar beneden 1. Grootste pinguïnsoort.

3. Zo noem je een grote groep pinguïns bij elkaar.

5. Een ander woord voor camouflage (het niet opvallen door een kleur).

6. Zo noem je de vleugel waarmee de pin- guïn zwemt.

7. In dit koude gebied komen pinguïns voor.

8. In dit land komt de humboldpinguïn voor.

6 Koningspinguïn 5 Keizersspinguïn 4 Adèliepinguïn 1 Humboldtpinguïn 3 Dwegpinguïn 2 Grote kuifpinguïn 2. Ken je de namen van de pinguins?

Schrijf het goede nummer voor de naam.

1 5 6 3 4

2

1 2

3 4

5

6

7 8

9

10

11

V E

K S C H U T K L E U R I

Z U I D P O O L

W

L K O L O N I

E R G F L I P P E R

G

I K E I Z E R S P I N G U Ï N

L W

G U A

P E R U

I R

Ï D T

N

Antwoorden 87 Pinguïns 87