• No results found

'We kunnen het nu ook waarmaken!'

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "'We kunnen het nu ook waarmaken!'"

Copied!
106
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

\Z- O - ^HM ( 2 )

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat

Dienst Weg- en Waterbouwkunde

(bibliotheek en documentatie)

^ " j S * Di?n~f We*;- en VV<ilsfftoi!wkuiide Tel. 01 ü •• 2518 363/364

'We kunnen het nu ook waarmaken!'

Duurzame ontwikkeling bij de Dienst Weg- en Waterbouwkunde

Tweede versie: W-DWW-96-015

Tweede fase Opleiding Milieukunde H. Wever

Februari 1996

(2)

Voorwoord

Dit onderzoeksrapport is het eindresultaat van het afstudeeronderzoek 'We kunnen het nu ook waarmaken!, Duurzame ontwikkeling bij de Dienst Weg- en Waterbouwkunde'. Het onderzoek is uitgevoerd in'het kader van het vierde studieblok Onderzoek van de Milieu-opleiding 'Tweede Fase Opleiding Milieukunde (TOM)' en is tevens de afsluiting van deze milieu-opleiding voor de cursist H. Wever, de auteur van dit onderzoeks- rapport.

De aanleiding voor het kiezen van het onderwerp concretisering en toepassen van duurzame ontwikkeling bij de Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) is gelegen in het feit dat duurzame ontwikkeling en daaraan gekoppeld milieuzorg veel te maken heeft met.het werkveld waarin ik mijzelf begeef. Verder omdat het mij een uitdaging leek om duurzame ontwikkeling in te passen in de bedrijfsvoering van een organisatie zoals die van de DWW. Een organisatie waar de realisatie van kerntaken een hoge prioriteit geniet en waar duurzame ontwikkeling en interne milieuzorg begrippen zijn die, vanuit milieubeleid geboren, een plaats moeten verwerven binnen de activiteiten van de organisatie.

De titel van het onderzoeksrapport verwijst naar de uitspraak 'We moeten het nu ook waarmaken!' van het Directieteam van de DWW, tijdens één van haar vergaderingen over het principebesluit Milieubeleidsver- klaring DWW. In deze verklaring staat aangegeven dat duurzame ontwikkeling bij alle activiteiten van de DWW, intern en extern gericht, moet worden bevorderd. Echter aan deze milieubeleidsverklaring is geen uitvoering gegeven en voor duurzame ontwikkeling geldt verder dat hier geen structurele aandacht aan wordt besteed binnen de dienst. Mede door gebrek aan een handreiking, een instrument, voor het concretiseren van duurzame ontwikkeling voor projecten van de DWW. Met het resultaat van mijn onder- zoek hoop ik een bijdrage te kunnen leveren aan de concretisering van duurzame ontwikkeling en verder de discussie over duurzame ontwikkeling bij de DWW nieuw leven in te blazen, opdat straks gezegd kan worden: 'we kunnen het nu ook waarmaken!'

In dit voorwoord wil ik mijn dank uitspreken voor de goede begeleiding van de heer H. van Bommel, docent bij de Rijkshogeschool Uselland, te Deventer en mevrouw J. Helmink, docente bij het Prof. H.C. van Hall Instituut, te Groningen. De heer van Bommel was vanuit de milieu-opleiding Tweede Fase Opleiding Milieukunde de hoofdbegeleider en mevrouw Helmink de tweede begeleider van mijn afstudeeronderzoek.

Naast de begeleiders van de TOM wil ik graag de heer H. van Bohemen, onderzoekscoördinator van de afdeling Milieumaatregelen, en tevens programmaleider Visie en Strategie, bij de Dienst Weg- en Water- bouwkunde (DWW) bedanken voor zijn begeleiding en ondersteuning van dit afstudeeronderzoek. Verder wil ik mijn counselors W. Wisse en E. Martherus bedanken voor het geven van 'kritieken' op het moment dat ik dat zeer goed kon gebruiken voor mijn studie. Verder wil ik alle geïnterviewden, contactpersonen en milieu(zorg)-coördinatoren bedanken voor hun bijdrage aan het afstudeeronderzoek en concrete activiteiten die voortgekomen zijn uit dit onderzoek, zoals het Milieuzorgcoördinatoren-overleg, dat onderdeel uitmaakt van het DWW-programma Visie en Strategie.

Als laatste, maar zeker niet de onbelangrijkste persoon, wil ik mijn vriendin Leny bedanken voor het geduld dat zij met mij heeft gehad, tijdens al die avonden die vooraf gingen aan de uiteindelijke laatste verslag- datum. Met de belofte niet nog eens een dergelijke studie op te pakken heeft zij mij 'door dik en dun' gesteund en geïnspireerd tot het uitvoeren van het afstudeeronderzoek en het schrijven van dit toch wel dikke verslag.

Ik hoop dat u met plezier het door mij in dit rapport uitgestippelde pad bewandelt en met mij de conclusie zult delen dat de inzet die we nu plegen op gebied van duurzame ontwikkeling, en daarvan afgeleid interne milieuzorg, de moeite waard zal zijn om te kunnen blijven genieten van al het 'goede' dat ons nu overkomt.

Waarvan wij willen dat dat ook na x jaren nog mogelijk zal zijn, met of zonder onze 'kindskinderen'.

Ing. H. Wever

(3)

Voorwoord

Pagina

Inhoudsopgave

Samenvatting 1 Summary 4

H1 Introductie 7

1.1 Duurzame ontwikkeling als afstudeeronderwerp 7 1.2 Probleemstelling 8 1.3 Doelstelling 8 1.4 Onderzoeksopzet 9 1.5 Leeswijzer 11

Deel

H2 Duurzame ontwikkeling in het beleid 13

2.1 Inleiding 13 2.2 Duurzame ontwikkeling in het Nederlands milieubeleid

2.2.1 Inleiding 14 2.2.2 Duurzame ontwikkeling ais doelstelling in het milieubeleid 15 2.2.3 Visies op het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' 17 2.3 Duurzame ontwikkeling binnen het ministerie van Verkeer en Waterstaat 19 2.3.1 Inleiding 19 2.3.2 Duurzame ontwikkeling op een 'strategisch' niveau 20 2.3.3 Duurzame ontwikkeling bij de Rijkswaterstaat 22 2.4 Samenvatting 24

H3 Duurzame ontwikkeling bij de Dienst Weg- en Waterbouwkunde 26

3.1 Inleiding 26

3.2 Kernactiviteiten van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde 26

3.3 Advies, onderzoek en kennisoverdracht met betrekking tot duurzame ontwikkeling . 28

3.3.1 Inleiding 28

3.3.2 Structuurplan Milieu 29

3.4 Duurzame ontwikkeling, interne milieuzorg en duurzaam bouwen 31

3.4.1 Inleiding 31

(4)

Omgaan met duurzame ontwikkeling bij de DWW 45

4.1 Inleiding 45 4.2 Mogelijke oplossingen 46 4.3 Concretiseren en toepassen van duurzame ontwikkeling 55 4.3.1 Inleiding 55 4.3.2 Instrumenten voor de uitvoering van duurzame ontwikkeling 56 4.3.3 Ontwikkelen van een richtsnoer duurzame ontwikkeling 68 4.4 Aanbevelingen voor het bedrijfsbeleid van de dienst 74

Slotbeschouwing 77

5.1 Algemene conclusie 77 5.2 Discussie afstudeeronderzoek 78

H4

H5

Literatuuroverzicht

Bijlage A Definities en begrippen Bijlage B Afkortingen

Bijlage C Stappen in het onderzoek (het onderzoekschema) Bijlage D Organogram Ministerie van Verkeer en Waterstaat/

Dienst Weg- en Waterbouwkunde)

Bijlage E Beleidsverklaring Milieutaakstellingen Bouw

Bijlage F Criteria Duurzame Ontwikkelingsprijs Rijkswaterstaat 1991 Bijlage G Leefbaarheidsaspecten

Bijlage H Instrumenten voor interne milieuzorg en duurzaam bouwen Bijlage I Interviews bij DWW (vragenlijst en lijst met geïnterviewden) Bijlage J Concept-Milieubeleidsverklaring DWW

Bijlage K Instrument voor Integraal Ketenbeheer

(5)

Samenvatting

Binnen het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) wordt bij de beleidsontwikkeling en -uitvoering aandacht besteed en invulling gegeven aan duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling is één van de doelstellingen van het te voeren beleid van het ministerie. Bij de economische ontwikkeling, waaronder de aanleg van de fysieke infrastructuur, moet meer dan voorheen rekening worden gehouden met sociale en milieu-aspecten. De Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat is het kenniscentrum van het ministerie van V&W dat onderzoek uitvoert, adviseert en kennis overdraagt op gebied van de fysieke infrastructuur in de weg- en waterbouw-sector.

Duurzame ontwikkeling bij de Dienst Weg- en Waterbouwkunde

Naar aanleiding van het rapport 'Omgaan met Duurzame Ontwikkeling bij Verkeer en Waterstaat' heeft het Directieteam van de DWW zichzelf afgevraagd wat de D W W nog meer kan doen dan wat er nu al gebeurt op gebied van milieu en hoe duurzame ontwikkeling voor de dienst concreet kan worden gemaakt. Voor de beantwoording van deze vraag is het project 'Duurzame Ontwikkeling DWW (DODWW)' opgezet.

Het project had als doel de medewerkers van de DWW te stimuleren om bij de uitvoering van werkzaam- heden meer aandacht te besteden aan aspecten van duurzame ontwikkeling. Hierin is het project maar ten dele geslaagd. Door het (te) hoge abstractieniveau van de rapporten van de projectgroep zijn de resultaten uit het project niet of nauwelijks opgepakt en is er geen direct vervolg gegeven aan de verdere concretise- ring van duurzame ontwikkeling. Deze taak is destijds na het beëindigen van het project DODWW bij de medewerkers van de DWW als taak neergelegd.

Afstudeeronderzoek

De aanleiding voor het onderzoek is onder andere de hernieuwde aandacht voor duurzame ontwikkeling bij de DWW, in het kader van het programma Visie en Strategie en duurzaam bouwen, en verder de verplichting tot het uitvoeren van een afstudeeronderzoek voor het afstuderen aan de opleiding Tweede fase Opleiding Milieukunde door de cursist H. Wever. De heer Wever is een medewerker van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde.

Probleemstelling voor het afstudeeronderzoek:

'Op welke wijze, en met behulp van welke instrumenten, kan binnen de Dienst Weg- en Waterbouwkunde worden gewerkt aan concretisering en toepassing van het concept van 'duurzame ontwikkeling' in de advies- en onderzoeksprojecten, die worden uitgevoerd voor de diensten van Rijkswaterstaat.'

Doelstelling van het onderzoek

Het doel van het onderzoek is tweeledig. Ten eerste een bijdrage leveren aan de discussie over hoe om te gaan met duurzame ontwikkeling bij de DWW (van belang voor de DWW-milieubeleidsverklaring) en ten tweede te komen tot een instrument voor de concretisering van duurzame ontwikkeling voor projecten van de DWW.

Onderzoeksopzet

Voor het afstudeeronderzoek is een literatuuronderzoek uitgevoerd waarin gekeken is naar het nationaal milieubeleid en het beleid van het ministerie van V&W, voor het formuleren van duurzaamheidsaspecten, en verder naar andere literatuur voor een visie op de concretisering van duurzame ontwikkeling bij de DWW.

Daaropvolgend is het project 'DODWW' en de projectresultaten van de projectgroep geëvalueerd door studie van rapporten en vraaggesprekken met medewerkers van de DWW. Conclusies uit deze evaluatie zijn onder andere gebruikt voor het opstellen van vragen voor de interviews gehouden met managers, lijnmanagers en onderzoekscoördinatoren van de dienst. Uit deze interviews zijn aanbevelingen gekomen die samen met de informatie uit het literatuuronderzoek zijn gebruikt voor het opzetten van het richtsnoer voor de concretisering van duurzame ontwikkeling en verder voor het doen van aanbevelingen over hoe om te gaan met duurzame ontwikkeling bij de DWW. Deze strategie is eveneens van belang voor de inhoud van de milieubeleidsverklaring van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde, waarvan het concept is opgenomen in deze rapportage.

(6)

Onderzoeksresultaten

Het concept van duurzame ontwikkeling wordt door de meeste geïnterviewden als zeer abstract ervaren.

Andere geïnterviewden vullen duurzame ontwikkeling concreet in voor de kernactiviteiten van de afdeling waar ze werkzaam zijn. Het streven naar duurzame ontwikkeling heeft voor de DWW vooral inhoud gekregen in de aandacht die uitgaat naar het grondstoffengebruik (integraal ketenbeheer), reductie van afvalstoffen, vermindering van verontreiniging van het milieu, landschappelijke inpassing van fysieke infrastructuur en alternatieve (meer duurzame) constructies. Hierbij wordt duurzame ontwikkeling vaak vertaald met duurzaam bouwen en milieuzorg.

Voor milieuzorg wordt door de meeste geïnterviewden onderscheid gemaakt in interne milieuzorg voor kantoren (papiergebruik, catering) en externe milieuzorg, gericht op de uitvoering van de kerntaken van Rijkswaterstaat. Milieuzorg wordt door de meeste geïnterviewden gezien als een instrument van duurzame ontwikkeling en in het algemeen van belang geacht voor de voorbeeldfunctie van de DWW. De DWW heeft een belangrijke rol op het gebied van advisering over milieuzorg binnen Rijkswaterstaat (RWS) en heeft hiervoor het project 'Milieuzorg bij Rijkswaterstaat' opgezet. Vanuit dit project kan ondersteuning worden verleend aan de milieuzorgcoördinatoren van Rijkswaterstaat, bij de uitvoering van milieuzorg bij de diensten van Rijkswaterstaat.

Na het verschijnen van het Plan van aanpak Duurzaam Bouwen van het ministerie van VROM heeft RWS haar eigen Plan van aanpak Duurzaam Bouwen geschreven, gericht op de Grond, Weg- en Waterbouw (GWW)-sector. De DWW is medeverantwoordelijk voor de uitvoering van dit Plan van aanpak. Eén van de acties uit dit plan is het opzetten van een Helpdesk Duurzaam Bouwen voor de beantwoording van 'duurzaam bouwen'-vragen uit de GWW-sector. De geïnterviewden bij de DWW zijn enthousiast over duurzaam bouwen en positief over het opzetten van een Helpdesk Duurzaam Bouwen, als instrument voor duurzaam bouwen en duurzame ontwikkeling.

Richtsnoer Duurzame Ontwikkeling

In het kader van het afstudeeronderzoek is een richtsnoer voor duurzame ontwikkeling gemaakt. Uitgangs- punten voor dit richtsnoer zijn ontleend aan het nationaal milieubeleid (Integraal ketenbeheer, energie- extensivering en kwaliteitsverbetering). Het richtsnoer is in de eerste plaats bedoeld als handreiking voor de medewerkers van de DWW opdat geen aspecten van duurzaamheid (technologische, economische, sociaal- maatschappelijke en de culturele aspecten) worden vergeten bij de uitvoering van projecten. Door het management is in de interviews aangegeven dat middels het richtsnoer uitvoering gegeven zou kunnen worden aan het milieubeleid van de dienst.

Het management van de DWW ervaart het als de verantwoordelijkheid van de dienst de opdrachtgevers, indien nodig, te wijzen op duurzaamheidsaspecten wanneer dit het werk ten goede zou komen. Alle geïnterviewden verklaren dat in het werk bij de uitvoering van projecten en het geven van adviezen duurzaamheidsaspecten moeten worden meegenomen, echter dit onder het voorbehoud dat het project wel het produkt moet opleveren waarom de klant heeft gevraagd. In overleg met "opdrachtgevers moeten oplossingen worden gezocht die voldoen aan de (functionele) eisen en zoveel mogelijk aan criteria van duurzame ontwikkeling.

Het richtsnoer is niet specifiek voor één bepaald taakgebied, maar is algemeen gesteld en dienst-breed toepasbaar. Bij de implementatie van het richtsnoer bij de DWW zal moeten worden bekeken of het nodig is het instrument te verbeteren of verder aan te passen aan de wensen van de gebruikers van het richtsnoer, met betrekking tot de verschillende kernactiviteiten van de DWW.

Conclusies en aanbevelingen

Bij de DWW wordt bij de uitvoering van haar taken steeds meer aandacht besteed aan duurzame

ontwikkeling, door de doelstellingen uit het milieubeleid door te vertalen naar het werk. Vooral op het

gebied van duurzaam bouwen, waar de fysiek-technische aspecten van duurzame ontwikkeling een rol

spelen, is de DWW actief. Om aan de doelstelling van duurzame ontwikkeling te kunnen voldoen is echter

meer (en gestructureerde) aandacht nodig voor de andere aspecten van duurzame ontwikkeling. Hiervoor

kan een koppeling worden gemaakt tussen duurzame ontwikkeling, milieuzorg en duurzaam bouwen. Een

instrument hiervoor is het richtsnoer duurzame ontwikkeling. Het richtsnoer zou gebruikt kunnen worden als

instrument voor de milieubeleidsverklaring van de DWW om de doelstellingen van het milieubeleid van de

dienst te kunnen realiseren.

(7)

In het kader van het programma Visie en Strategie zal vanaf begin 1996 een nieuwe start kunnen worden gemaakt met het opzetten van een milieuzorgsysteem voor de DWW.

Door geïnterviewden zelf is aangegeven dat er bij de DWW behoefte is aan een beter afwegingsinstrumen- tarium voor het verkrijgen van kwantitatieve gegevens, om alle belangen en aspecten mee te kunnen wegen bij een werk, voordat tot besluitvorming kan worden overgegaan. Voor grondstoffen wordt bij de D W W inmiddels gebruik gemaakt van de Levenscyclusanalyse-methode.

In hoofdstuk 5 van dit rapport staat de discussie over het onderzoek. Hierin staat ondermeer aangegeven dat het onderzoek heeft voldaan aan de onderzoeksdoelstellingen en dat het doel van het afstudeeronder- zoek is bereikt.

(8)

Summary

When making and implementing policy, the Ministry of Transport, Public Works and Water Management pays attention to and fleshes out sustainable development. In the Ministry's policy sustainable development is one of the objectives of the policy to be pursued. More than in the past, social and environmental aspects must be taken into account in the economie development, which includes the construction of the physical infrastructure. The Road and Hydraulic Engineering Division (DWW) of the Directorate General for Public Works and Water Management (Rijkswaterstaat) is the centre of knowledge of the Ministry which conducts research, advises, and transfers knowledge in constructive road and hydraulic engineering.

Sustainable Development at the Road and Hydraulic Engineering Division

After having discussed the report 'Dealing with Sustainable Development at the Ministry of Transport and Public Works' the management team of the DWW asked themselves what more can the DWW do conceming the environment than is already being done, and how can sustainable development be made concrete for the division.

To get an answer to this question, the management team set up the project group 'Sustainable Development at the Road and Hydraulic Engineering Division' (DODWW). This project was intended to encourage DWW employees to pay more attention to aspects of sustainable development when doing their work. However, the project was only partly successful. Because the level of abstraction in the discussions and the repons of the project group DODWW is too high, the results of the project have hardly or not been taken up. After the completion of the project DODWW, no steps were taken for the further (necessary) realization of sustainable development at the DWW. It became therefore the task of the employees to concrete sustainable development in their own projects.

Research for final project

The immediate cause for this research is the renewed attention for sustainable development and the programme 'Sustainable Building in the Civil Engineering Sector' by RWS and, furthermore, the compulsory research which is necessary to graduate from the Master of Science Course for Environmental Studies by H. Wever.

The definition of the problem for the research

'How, and with which tools, can the DWW work on the realization and the application of the concept of Sustainable Development in advice and research projects, which are carried out for divisions of Rijkswaterstaat.'

Aim of the research

The researcher has intended to define a strategy for sustainable development and environmental care and, moreover, to compile a guideline for sustainable development that can be used by DWW employees for the inter- nalization of'sustainable development.

Conducting the research

Within the scope of the research, literature research was conducted into the nationa! environmental policy, the chief objective of which is sustainable development, and other literature was also studied to gain a perception of the realization of sustainable development at the DWW.

Furthermore the project of DODWW was evaluated by studying the results of this project. Results from the evaluation were used in the interviews which took place at te DWW. For this research, a large number of interviews with the DWW's line managers were conducted. Moreover, a number of programme managers and pro- ject managers from several departments were interviewed. The result of these interviews forms the basis for the new strategy with regard to sustainable development and environmental care and is also relevant to the contents of the environmental policy statement of the Road and Hydraulic Engineering Division, the draft of which is included in this report.

The concept of sustainable development most interviewees consider to be too abstract. Other interviewees interpret

sustainable development for the core activities of the department they work for. DWW's pursuit of sustainable

development has mainly been given meaning through the attention paid to raw materials consumption (reduction

and optimal re-use of materials, and integrated cycle management), reduction of waste products, reduction of envi-

ronmental pollution, quality improvement, fitting the physical infrastructure into the landscape and altemative

(more sustainable) constructions. Sustainable development is often translated to sustainable building and

environmental care.

(9)

For environmental care, the persons interviewed distinguish between intemal environtnental care for offices (using paper, catering) and external environmental care, aimed at carrying out the core tasks of Rijkswaterstaat. Most interviewees consider environmental care to be a sustainable development tooi which is important to the DWW's function as role model. The DWW, and it's department of Environmental Affairs in particular, plays an important part in the field of environmental care within Rijkswaterstaat. For this the DWW has set up the project 'Environmental Care at Rijkswaterstaat'. This project will have to provide support for the environmental care coördinators of Rijkswaterstaat for the implementation of environmental care.

After publishing the 'Action Plan for Sustainable Building' by the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM), Rijkswaterstaat has written its own 'Action Plan for Sustainable Building', which is tailo- red to the civil engineering sector. The DWW is co-responsible for the implementation of this Action Plan. One of the actions in this plan is to set up a Helpdesk for Sustainable Building which provides answers to 'sustainable building' questions from the civil engineering sector. Those interviewed at the DWW are enthusiastic about sustainable building and are positive about setting up a Helpdesk for Sustainable Building as an instrument for sustainable building and sustainable development.

Guideline for Sustainable Development

As part of this research, work was done on a guideline for sustainable development. Points of departure for the checklist were derived from the national environmental policy (integrated cycle management, energy extensifica- tion and quality improvement), The guideline is primarily meant to be an aid, so that no aspects of sustainability (technological, economie, social and cultural aspects) be forgotten in the work for which the specific requirement is to contribute to sustainable development. In the interviews the management indicated that the checklist can be used for implementing the environmental policy of the DWW.

The management of the DWW considers it the DWW's responsibility to point out, if necessary, aspects of sustainability to clients, if this should benefit the work. All those interviewed say that when carrying out projects and when advising, aspects of sustainability should be considered, however with the reservation that the project yields the product the dient asked for. By consulting with clients, or through the transfer of knowledge, solutions must be found that comply with the (functional) requirements and meet the criteria of sustainable development as much as possible.

The checklist is not specifically designed for one particular task, but is general and applicable for the whole DWW. When implementing this checklist in the organization, it will have to be examined whether this checklist should be improved further or adapted to the wishes of the users of this aid, with regard to the various core activities of the DWW.

Conclusion and recommendations

The DWW employees pay more attention to sustainable development as they did two years ago. They pay more attention to sustainable development in projects concerning sustainable building and environmental care. But still they need an instrument to concrete sustainable development into their work.

Therefore in this research a guideline is made for the employees to bring sustainable development into practise.

The guideline could be linked to the environmental policy statement of the DWW, in order for the objectives of its environmental policy to be realized.

Within the scope of the Vision and Strategy Programme a start should be made in 1996 with setting up an environmental care system for the DWW.

The persons interviewed also indicated that the DWW needs a set of tools used for balancing all interests and aspects, before a decision can be made. For raw materials a statement can be made on the environmental impact during the lifespan of the material, on the basis of the life cycle analyses.

In chapter 5 the reseacher gives a discussion about the results and the method of research which is used in this

research. It was concluded that the aims of this research were attained.

(10)
(11)

1 Introductie

1.1 Duurzame ontwikkeling als afstudeeronderwerp

Enige jaren geleden is naar aanleiding van de ernst van de milieuproblematiek, waarmee we in Nederland worden geconfronteerd het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' geïntroduceerd in het Nederlandse regeringsbe- leid en het milieubeleid. Daarbij is duurzame ontwikkeling gezien als één van de hoofddoelstellingen van het te voeren milieubeleid [NMP, 1989]. Een status dat vraagt om speciale aandacht, en direct na het verschijnen van het Nationaal Milieubeleidsplan ook zeer zeker heeft gekregen.

Het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Rijkswaterstaat als één van de uitvoerende diensten van het ministerie is medeverantwoordelijk voor de. uitvoering van het rijksbeleid. Rijkswaterstaat dient als rijksoverheid een bijdrage te leveren aan een duurzame ontwikkeling in Nederland. Deze bijdrage kan door haar worden geleverd door bij de uitvoering van haar kerntaken rekening te houden met de uitgangspunten van 'duurzame ontwikkeling', die geformuleerd zijn in het nationaal milieubeleid met betrekking tot duurzame ontwikkeling. In het geval van het afstudeeronderzoek staat niet een milieuprobleem als zodanig centraal, maar het beleid en de doelstelling van het beleid gericht op het streven naar duurzame ontwikke- ling. Op de vraag 'Wat houdt duurzame ontwikkeling in?' wordt in hoofdstuk 2 een antwoord gegeven.

Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor onder andere planvorming, aanleg en beheer en onderhoud van de infrastructurele werken die onderdeel uitmaken van de hoofdinfrastructuur (de wegen en vaarwegen) in Nederland. Voor planvorming en uitvoering van deze werken zijn voor de Rijkswaterstaat kerntaken geformuleerd. Deze kerntaken zijn in het kort:

- bescherming tegen overstromingen; - kwalitatief en kwantitatief waterbeheer;

- mogelijk maken, beheersen/geleiden mobiliteit; - de veiligheid van verkeer en vervoer.

Voor de uitvoering van deze kerntaken zijn door de Rijkswaterstaat, met het oog op bescherming van het milieu en de leefbaarheid in Nederland met betrekking tot infrastructuur, in haar beleidsplannen de begrippen 'Duurzame Ontwikkeling' en 'Interne Milieuzorg' opgenomen. In het beleid gericht op de organisatie van Rijkswaterstaat zelf is aangegeven dat door de uitvoerende diensten van de Rijkswaterstaat, de Regionale Directies en Specialistische Diensten, invulling moet worden gegeven aan het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' (zie paragraaf 2.3). Binnen de Rijkswaterstaat zijn vooral milieumedewerkers, maar ook andere lijnmedewerkers, actief op het gebied van uitvoering van projecten in het kader van duurzame ontwikkeling, interne milieuzorg en duurzaam bouwen. Hierbij worden de Regionale Directie ondersteund door de Specialistische Diensten van Rijkswaterstaat, waaronder de Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW). De DWW heeft verder als taak beleidsvoorbereidend werk uit te voeren voor de Hoofddirectie van de Waterstaat.

Duuname ontwikkeling bij de Dienst Weg- en Waterbouwkunde

De Dienst Weg- en Waterbouwkunde heeft in het verleden het project 'Duurzame Ontwikkeling Dienst

Weg- en Waterbouwkunde (DODWW)' opgezet om o.a. invulling te geven aan het begrip 'Duurzame

Ontwikkeling'. Het project betrof een voorbereiding op de discussie over 'hoe duurzame ontwikkeling

concreet uitgevoerd kan worden bij werkzaamheden die verricht worden door de medewerkers van de

DWW in haar advies- en onderzoeksprojecten'. Deze projecten zijn met name gericht op de realisering,

beheer en onderhoud en sloop van infrastructurele werken die deel uitmaken van het hoofd(vaar)wegennet

in Nederland. De werkzaamheden die zijn uitgevoerd in het kader van dit project hebben zes rapporten

opgeleverd. Centraal in deze rapporten staat het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' en het hanteren ervan bij

een aantal proefprojecten bij de DWW. Hiervoor zijn bij de DWW twee exercities uitgevoerd. Na het

verschijnen van deze rapporten, het organiseren van een themadag/workshop over duurzame ontwikkeling

en interne milieuzorg en het uitvoeren van een aantal exercities over wat het concept van duurzame

ontwikkeling inhoudt voor projecten van de DWW, is het project afgesloten en is de projectgroep ontbon-

den. Dit heeft als gevolg gehad dat geen structurele aandacht meer is besteed aan duurzame ontwikkeling

bij de DWW. Haar adviezen, aanbevelingen en ideeën over duurzame ontwikkeling zijn veelal ongebruikt

gebleven. 'Het advies over hoe duurzame ontwikkeling concreet kan worden meegenomen bij advisering en

in onderzoeksprojecten is niet gegeven.' Deze situatie is mede de aanleiding geweest voor het uitvoeren van

dit onderzoek.

(12)

1.2 Probleemstelling

De probleemstelling die is geformuleerd voor het afstudeeronderzoek:

'Op welke wijze, en met behulp van welke instrumenten^), kan binnen de Dienst Weg- en Waterbouwkunde worden gewerkt aan de concretisering en de toepassing van het concept 'Duurzame Ontwikkeling' in de advies- en onderzoeksprojecten die worden uitgevoerd voor de diensten van de Rijkswaterstaat?'

(*) Interne milieuzorg en duurzaam bouwen worden binnen de organisatie van Rijkswaterstaat gezien als mogelijke instrumenten voor het toepassen van duurzame ontwikkeling. De begrippen en definities uit deze probleemstelling, en andere begrippen en definities die van belang zijn voor het afstudeeronderzoek, staan genoemd in bijlage A.

1.3 Doelstelling

Dit afstudeeronderzoek is erop gericht 'werk te maken' van duurzame ontwikkeling. Het doel van het afstudeeronderzoek kan worden onderverdeeld in twee doelstellingen, namelijk die van een operationele doelstelling en die van een strategische doelstelling.

De operationele doelstelling is gericht op het realiseren van een methode (ofwel een instrument) voor het concretiseren van duurzame ontwikkeling, aan de hand van aandachtspunten en criteria voor duurzaamheid opgenomen in een richtsnoer, voor advies- en onderzoeksprojecten bij de DWW.

Voor de strategische doelstelling van het onderzoek worden aanbevelingen gedaan over hoe bij de DWW zou kunnen worden omgegaan met duurzame ontwikkeling. Voor deze doelstelling worden in het onderzoeksrapport aanbevelingen gedaan voor het management van de DWW. Deze aanbevelingen zijn gericht op het verkrijgen van draagvlak voor duurzame ontwikkeling en verder op het milieubeleid van de dienst, gericht op duurzame ontwikkeling, opgenomen in een concept-milieubeleidsverklaring. In de milieubeleidsverklaring is de relatie gelegd tussen duurzame ontwikkeling en interne milieuzorg en duurzaam bouwen.

Doelgroep

In eerste instantie is het rapport geschreven voor de begeleiders van het afstudeeronderzoek, om het mogelijk te maken een eindbeoordeling te geven aan het afstudeeronderzoek. De onderzoeksresultaten zijn verder van belang voor de begeleider van het afstudeeronderzoek vanuit de DWW. De heer H. van Bohemen is tevens de opdracht-gever voor dit onderzoek. Hij zal het onderzoeksresultaat van het afstudeeronderzoek gebruiken voor de verdere invulling van het DWW-programma 'Visie en Strategie'. Voor de visie en de strategiebepaling na het onderzoek worden de (lijn)managers van de DWW door hem geïnformeerd over de resultaten van het afstudeeronderzoek.

Afbakening van het onderzoek

Duurzame ontwikkeling is één van de hoofddoelstellingen van het Nederlands milieubeleid. Ontwikkeling en uitvoering van het beleid moet passen in een Duurzame Samenleving [NMP, 1989]. Eén van de ministeries verantwoordelijk voor het geformuleerde milieubeleid is het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Bij de uitvoering van haar kerntaken moet zij een bijdrage leveren aan onder andere de leefbaarheid in deze duurzame samenleving. De Dienst Weg- en Waterbouwkunde is één van de Specialistische Diensten van de Rijkswaterstaat en ondermeer verantwoordelijk voor de ondersteuning en uitvoering van het beleid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. In dit kader kan de concretisering en toepassing van 'Duurzame Ontwikkeling' worden gezien als een taak van de DWW. Een organogram van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Dienst Weg- en Waterbouwkunde is opgenomen in de bijlage, bijlage D.

Van belang voor het onderzoek zijn in de eerste plaats de verschillende afdelingen van de Hoofdafdeling I

(Infrastructuur) en A (Water) van deze dienst. Zowel de afdelingshoofden als onderzoekscoördinatoren van

deze afdelingen zijn betrokken bij de strategiebepaling (beleid) en onderzoeksplanning van de dienst. Zij

krijgen te maken met vraagstukken betreffende het toepassen van het concept van 'duurzame ontwikkeling'

bij kennisoverdracht en de uitvoering van advies- en onderzoeksprojecten bij de DWW.

(13)

In het afstudeeronderzoek zal geen studie worden verricht naar hoe zwaar milieu en de milieu-effecten meewegen in besluitvorming, of over hoe het werk bij Rijkswaterstaat zou moeten worden uitgevoerd. Een dergelijke studie past beter in het kader van de Milieu-effectrapportage resp. een milieubeleidsevaluatie, gericht op veranderingen in het geldende beleid.

In dit afstudeeronderzoek heeft het Nederlandse milieubeleid niet ter discussie gestaan, maar is deze gebruikt als basis voor het onderzoek. Waarbij de definitie voor duurzame ontwikkeling is gehanteerd als uitgangspunt voor het afstudeeronderzoek.

Voor het onderzoek is de onderzoekmethodiek uit het plan van aanpak van het afstudeeronderzoek gebruikt (zie ook par. 1.4. Voor het onderzoekschema zie bijlage C. Het onderzoeksrapport is een intern D W W - rapport en zal niet actief worden verspreid onder de andere diensten van Rijkswaterstaat. Het eindsresultaat is bedoeld voor de discussie binnen de dienst over hoe nu verder met het concretiseren en toepassen van duurzame ontwikkeling. . . .

1.4 Onderzoeksopzet

Om duurzame ontwikkeling te kunnen implementeren in de bedrijfsvoering van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde is meer nodig dan dit begrip op te nemen in het bedrijfsbeleid (milieubeleidsverklaring) van de dienst.

Door de projectgroep 'Duurzame Ontwikkeling DWW' is destijds een verkenning uitgevoerd naar wat duurzame ontwikkeling bij de DWW zou moeten inhouden en zijn ideeën aangereikt om duurzame ontwikkeling mee te nemen in nieuw op te zetten projecten, die worden uitgevoerd bij de DWW.

In dit afstudeeronderzoek is onderzoek uitgevoerd naar onder andere de resultaten van de projectgroep 'DODWW' en verder is onderzoek verricht naar het draagvlak voor duurzame ontwikkeling, en indirect voor interne milieuzorg en duurzaam bouwen, bij het management van de DWW. Verder is in het onderzoek aandacht besteed aan de mogelijke instrumenten om duurzame ontwikkeling te concretiseren in projecten die bij de dienst worden uitgevoerd.

Voordat met het onderzoek kon worden begonnen is voor de beantwoording van de centrale vraag in het afstudeeronderzoek het probleem met een relatiematrix-analyse gestructureerd. En is aan de hand van de belangrijkste verbanden tussen actoren en factoren in het probleemveld het onderzoek verder afgebakend.

In het onderzoek staat het onderwerp 'Duurzame Ontwikkeling' centraal. Bij deze relatiematrix-analyse zijn de volgende (f)actoren gebruikt: nationaal milieubeleid, duurzame ontwikkeling, duurzaam bouwen, interne milieuzorg, instrumenten, advies en onderzoek en het management van de DWW (draagvlak).

Het nationaal milieubeleid bepaalt de uitwerking van het begrip 'Duurzame Ontwikkeling', door deze als hoofddoelstelling voor het beleid te hanteren. Duurzame ontwikkeling heeft op haar beurt invloed op de uitvoering van interne milieuzorg èn duurzaam bouwen bij Rijkswaterstaat, en het advies en onderzoek dat wordt uitgevoerd bij de DWW. Het verband tussen 'duurzame ontwikkeling' en 'instrumenten' kan worden uitgelegd als de mogelijkheid om duurzame ontwikkeling te concretiseren en toe te passen bij de dienst.

Het laatst genoemde verband is, gezien de probleemstelling, één van de belangrijkste verbanden uit deze analyse, samen met die van draagvlak voor duurzame ontwikkeling bij het management van de DWW. Deze twee verbanden hebben voor een groot gedeelte de richting van het afstudeeronderzoek bepaald.

Wanneer de centrale vraag in het onderzoek wordt beschouwd kunnen twee belangrijke onderzoekslijnen worden onderscheiden. De eerste lijn in het onderzoek betreft de wijze waarop het concept van duurzame ontwikkeling kan worden toegepast bij de Dienst Weg- en Waterbouwkunde (hiervoor is een strategische doelstelling geformuleerd). De tweede lijn is die van het concretiseren van duurzame ontwikkeling aan de hand van (een) instrument(en), hiervoor is een operationele doelstelling geformuleerd.

Voor de eerste lijn in het onderzoek is het van belang inzicht te krijgen in wat 'duurzame ontwikkeling' eigenlijk betekent en wat de invloed is van het concept van duurzame ontwikkeling op advies en onderzoek dat wordt uitgevoerd bij de DWW. Voor de toepassing van uitgangspunten van duurzame ontwikkeling bij de DWW is het draagvlak bij het management een belangrijke factor. Voor de tweede lijn in het onderzoek zijn de bij de dienst bestaande ideeën en initiatieven op dit vlak van belang en verder de wijze waarop nieuwe instrumenten kunnen worden ingezet en het nut van het hanteren van deze instrumenten voor de concretisering van het begrip 'Duurzame Ontwikkeling'.

(14)

Voor het bereiken van onderzoeksresultaten op deze twee onderzoekslijnen zijn een aantal deelonderzoeken uitgevoerd. Voor de eerste onderzoekslijn is een literatuuronderzoek uitgevoerd en is het project 'Duurzame Ontwikkeling D W W ' geëvalueerd. Voor de tweede onderzoekslijn zijn de resultaten van een aantal projecten met betrekking tot duurzame ontwikkeling, interne milieuzorg en duurzaam bouwen bestudeerd en is verder gewerkt aan een methode (instrument) voor het concretiseren van het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' voor de advies- en onderzoeksprojecten van de DWW. Hierbij is de relatie tussen duurzame ontwikkeling en interne milieuzorg/duurzaam bouwen en de instrumenten die in dat kader worden gebruikt van belang.

Voor dit aspect van het onderzoek zijn een aantal interviews gehouden met twee programmaleiders en een projectleider. Voor zowel de eerste als de tweede onderzoekslijn uit het onderzoek zijn interviews gehouden met het management van de DWW.

Literatuuronderzoek

Uit het literatuuronderzoek is inzicht verkregen in wat onder duurzame ontwikkeling zou moeten worden verstaan

en welke uitgangspunten en milieuthema's uit het milieubeleid van belang zijn om uitvoering te kunnen geven aan

duurzame ontwikkeling. Daarnaast is de relatie, tussen duurzame ontwikkeling enerzijds als kader voor te ontplooien activiteiten en interne milieuzorg en duurzaam bouwen anderzijds bestudeerd. Het literatuuron- derzoek is verder uitgevoerd om nieuwe ideeën op te doen voor de uitwerking van het concept van duurzame ontwikkeling bij de DWW en indirect voor de thema's interne milieuzorg en duurzaam bouwen waaraan wordt gewerkt binnen projecten van de DWW. N.B. Deze thema's worden binnen de Rijkswater- staat en daarmee ook bij de DWW vaak gekoppeld aan het begrip 'duurzame ontwikkeling'.

Deelonderzoek met evaluatief karakter

Naast het uitvoeren van een literatuuronderzoek is een evaluatie uitgevoerd voor de acties op gebied van duurzame ontwikkeling en interne milieuzorg bij de Rijkswaterstaat, en de Dienst Weg- en Waterbouwkunde in het bijzonder.

Gesproken is met mevrouw drs. E. Meijers van de Hoofddirectie van de Waterstaat hoofdgroep Facet en Strategie om de plaats van duurzame ontwikkeling in het beleid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en binnen de organisatie van Rijkswaterstaat te bepalen. Verder om inzicht te krijgen in welke gremia binnen het ministerie van Verkeer en Waterstaat zich bezig houden (of hebben gehouden) met duurzame ontwikkeling en interne milieuzorg, en of dit van invloed is op hoe binnen de DWW gewerkt zou moeten worden aan de concretisering van deze beide begrippen.

In het kader van dit deelonderzoek zijn voor de DWW de projecten 'Duurzame Ontwikkeling DWW' en 'Interne Milieuzorg DWW' geëvalueerd, om inzicht te krijgen in hoe met duurzame ontwikkeling en interne milieuzorg wordt omgegaan bij de DWW. Het ging hier met name om het verzamelen van gegevens door ondermeer het bestuderen en analyseren van de onderzoeksresultaten van deze beide projectgroepen. Voor het project 'Duurzame Ontwikkeling DWW' geldt dat ook de twee deelprojecten (exercities) van het project, waarin het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' een centrale rol speelt, zijn geëvalueerd. Het betreft hier de projecten 'Zeer-Open-Asfalt-Beton (ZOAB)' en 'Milieuvriendelijke Oevers' (nu 'Natuurvriendelijke Oevers' geheten). Deze evaluaties zijn uitgevoerd aan de hand van onderzoeksrapporten van deze deelprojecten en interviews met een inhoudelijk deskundige op gebied van asfalt en de projectleider van het project 'Natuurvriendelijke Oevers' (in deze interviews is gebruik gemaakt van zowel gesloten als open vragen).

Deze evaluaties zijn uitgevoerd om de instrumenten voor het concretiseren van duurzame ontwikkeling te kunnen beoordelen en te gebruiken voor het opzetten van een richtsnoer voor het inbrengen van duurzaamheidsaspecten in advies- en onderzoeksprojecten van de DWW. In hoofdstuk 3 van deze rapportage zijn de onderzoeksresultaten uit deze evaluaties verwerkt en worden tot slot conclusies gegeven die van belang zijn geweest voor het bedenken van oplossingsrichtingen binnen dit afstudeeronderzoek.

Beleidsvoorbereidend onderzoek

Zoals in de doelstelling van het onderzoek staat omschreven wordt in het afstudeeronderzoek prioriteit gegeven aan de wijze waarop duurzame ontwikkeling kan worden geconcretiseerd voor advies- en onderzoeksprojecten bij de DWW. Voor het toepassen van duurzame ontwikkeling en het gebruik van methoden (instrumenten) is draagvlak bij zowel de medewerkers als het management van de DWW noodzakelijk. Uit onder andere de evaluatie van het project 'Duurzame Ontwikkeling DWW' zijn conclusies getrokken die richting hebben geven aan het verdere onderzoek.

(15)

Voor het meten van draagvlak bij het management voor de toepassing van duurzame ontwikkeling, interne milieuzorg en duurzaam bouwen en het gebruik van methoden (instrumenten) voor de concretisering van duurzame ontwikkeling bij advisering en onderzoek, zijn interviews gevoerd met het Managementteam en het lijnmanagement van de DWW. Naast het draagvlak voor duurzame ontwikkeling is het (milieu)beleid van de organisatie van belang. Hiervoor is een concept-milieubeleidsverklaring opgesteld.

Om dit beleid te kunnen maken is in de interviews met het management eveneens gevraagd naar de meningen, ideeën en wensen met betrekking tot het milieubeleid van de organisatie.

Daarnaast zijn de geïnterviewden gevraagd wat zij denken wat de rol van de D W W moet zijn op het gebied van

duurzame ontwikkeling, duurzaam bouwen en interne milieuzorg binnen de organisatie van Rijkswaterstaat.

Dit gedeelte van het afstudeeronderzoek heeft geresulteerd tot aanbevelingen van de onderzoeker om het concept van duurzame ontwikkeling toe te passen bij advisering en onderzoek dat wordt uitgevoerd bij de DWW. En verder aanbevelingen voor het beleid van de dienst om duurzame ontwikkeling en interne milieu- zorg uit te dragen om hiermee draagvlak voor het toepassen van instrumenten voor de concretisering van duurzame ontwikkeling te creëren.

1.5 Leeswijzer

De elementen van het onderzoek en het onderzoeksrapport wordt in hoofdlijnen in figuur 1.01 schematisch weer-gegeven. Het onderdeel onderzoek van het onderzoeksrapport beslaat 4 hoofdstukken, verdeeld over 3 delen.

Hoofdstuk 1 is de introductie tot het afstudeeronderzoek. In dit hoofdstuk staat onder andere omschreven wat de aanleiding (1.1) is geweest voor het afstudeeronderzoek. Verder wordt in hoofdstuk 1 de probleem- stelling (1.2) en de doelstelling (1.3) van het afstudeeronderzoek omschreven en wordt in hoofdlijnen ingegaan op de onderzoekmethodiek (1.4) die is gebruikt voor het onderzoek.

In hoofdstuk 2 'Richting naar duurzaamheid' zijn de resultaten van het literatuuronderzoek en het interview met mw. drs. E. Meijers van de Hoofddirectie van de Waterstaat verwerkt (2.2 en 2.3)

In hoofdstuk 3 staan de kernactiviteiten van de DWW genoemd (3.2), wordt een kort overzicht gegeven van de activiteiten waarop duurzame ontwikkeling bij de DWW direct van invloed is (3.3) en is verslag gedaan van de evaluatie, uitgevoerd voor de projecten bij de DWW met betrekking tot duurzame ontwikke- ling, interne milieuzorg en duurzaam bouwen (3.4). Hoofdstuk 3 wordt afgesloten met het onderdeel conclusies (3.5). In dit onderdeel van het verslag staan de gesignaleerde knelpunten met betrekking tot de concretisering van het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' aan de hand van instrumenten en het uitvoeren van interne milieuzorg en duurzaam bouwen-projecten. Verder wordt in dit onderdeel aangegeven welke knelpunten en aandachtspunten uit deze evaluatie zijn gekomen die in een latere fase van het onderzoek nadere aandacht hebben gekregen.

Hoofdstuk 4 vormt het slot van het onderzoek. Aan de hand van de informatie uit het literatuuronderzoek en de evaluaties van reeds uitgevoerde projecten is een vragenlijst opgesteld voor interviews met het (lijn)management en de onderzoekscoördinatoren van de DWW (4.2). Naar aanleiding van de evaluatie uit hoofdstuk 3 en de interviews is gewerkt aan de wijze waarop duurzame ontwikkeling kan worden geconcretiseerd binnen de organisatie van de DWW (in het kader van interne milieuzorg en duurzaam bouwen-projecten). Verder worden in dit hoofdstuk instrumenten (4.3) omschreven die kunnen worden gebruikt voor de concretisering van het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' in advies en onderzoeksprojecten.

Het hoofdstuk wordt afgesloten met aanbevelingen om duurzame ontwikkeling een plaats te geven binnen de organisatie van de DWW.

Hoofdstuk 5 is de slotbeschouwing van het project.

(16)

Figuur 1.01; Leeswijzer

P H 3 Dèe

wm

Duurzame ontwikkeling in

Duurzame ontwikkeling bij Waterbouwkunde

Conclusies

het

de beleid

Dienst Weg- en

2.2

üip

Omgaan met duurzame ontwikkeling bij de Dienst Weg- en Waterbouwkunde

Oplossingsrichtingen 4.2

Concretiseren en toepassen van duurzame ontwikkeling 4.3

Aanbevelingen

(17)
(18)

2 Duurzame ontwikkeling in het beleid

Alvorens gewerkt kan worden aan de concretisering van duurzame ontwikkeling voor de Dienst Weg- en Waterbouwkunde is in het begin van het onderzoek een literatuuronderzoek uitgevoerd en een interview gehouden met mevrouw drs. E. Meijers van de Hoofddirectie van de Waterstaat. Bij het uitvoeren van het literatuuronderzoek is onder andere gekeken naar wat in het milieubeleid onder duurzame ontwikkeling wordt verstaan. Verder is gekeken naar welke uitgangspunten uit het beleid met betrekking tot duurzame ontwikkeling van belang is voor de werkzaamheden (kennisoverdracht, advies en onderzoek) van de DWW.

In hoofdstuk 2 wordt het nationaal milieubeleid en het beleid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat met betrekking tot duurzame ontwikkeling beschreven en eveneens de visie op duurzame ontwikkeling van een aantal organisaties. De oriëntatie op het onderwerp duurzame ontwikkeling is eveneens van belang geweest voor de evaluatie van de activiteiten die inmiddels hebben plaatsgevonden bij de D W W voor het operationaliseren en het toepassen van het concept van duurzame ontwikkeling (zie hoofdstuk 3 van dit studierapport). Daarnaast is gekeken naar de relatie tussen duurzame ontwikkeling, interne milieuzorg en duurzaam bouwen.

2.1 Inleiding

'Duurzame Ontwikkeling', een begrip dat na het verschijnen in 1987 van het rapport 'Our Common Future' van de World Commission on Environment and Development (commissie Brundtland) wordt gebruikt als de Nederlandse vertaling van het begrip 'Sustainable Development'. 'Sustainable Development' heeft een centrale plaats in het rapport van de commissie Brundtland, waarin ondermeer staat aangegeven wat de commissie verstaat onder het begrip 'Duurzame Ontwikkeling'. De commissie Brundtland verstaat onder duurzame ontwikkeling een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

Figuur 2.01; Nederlandse vertaling definitie 'Sustainable Development' (commissie Brundtland 1987).

' !••» i V i f l T o »*•'" r"liTi «'•^^*^A*'^W4^WfiL?lxj»ïïrt'LJ^i:'oöAVtV«'W^jo1ri/iw^^ ^^"w'art'^l^"iil^hVrtrtM"jai'fnt'?'a:/4öi!^

Volgens de commissie Brundtland kunnen milieu- en ontwikkelingsproblematiek niet los van elkaar worden gezien. De tegenstelling tussen rijk en arm, de afhankelijkheidsrelatie tussen noord en zuid en de bevolkings- overschotten enerzijds en de problemen van overconsumptie, afvalproduktie, het overmatig energieverbruik en de aantasting van de natuur anderzijds versterken elkaar. Om in de toekomst een voor iedereen aan- vaardbaar leefmilieu en milieu te kunnen garanderen vindt de commissie Brundtland dat de wereld zich zodanig moet ontwikkelen dat de komende geslachten niet de prijs hoeven te betalen voor een 'erfenis' die deze generatie achterlaat. Duurzame ontwikkeling is meer dan alleen een technische aangelegenheid zo zegt de commissie in haar rapport, ook economische, sociale en institutionele veranderingen zijn noodzakelijk. Het gaat om het zoeken van een harmonie, waarbij duurzame ontwikkeling niet gezien wordt als een statische eindtoestand, maar een streven naar duurzaamheid. Hoe deze harmonie zou kunnen worden bereikt wordt door de commissie niet omschreven [SER, 1989].

(19)

2.2 Duurzame ontwikkeling in het Nederlands milieubeleid

Nederland is als lidstaat van de Europese Gemeenschap (EG) medeverantwoordelijk voor het (milieu-) beleid bepaald door de EG. De EG heeft in haar beleid omschreven dat het beleid, de strategie en de voorgestelde milieumaatregelen door de lidstaten van de EG afzonderlijk moet worden uitgewerkt in het nationaal milieubeleid op een dusdanige manier dat op alle maatschappelijke niveaus het hoogste resultaat kan worden bereikt. Hierbij zijn onder andere van belang milieubescherming, duurzaamheid van sociaal-economische activiteiten en ontwikkelingen en integriteit van de interne markt. In onder- staand figuur (figuur 2.02) staat een schets van de factoren die van belang zijn voor duurzame ontwikkeling.

Figuur 2.02; Duurzame ontwikkeling [Aktieprogramma EG, 1993].

iBeheer van ulpbronnen

^DUURZAME TWIKKELIN Produktie-

en istensectore

mm

obiliteits beheer

2.2.1 Inleiding

VOORLICHTING • EDUCATIE - OPLEIDING

Nationaal Milieubeleidsplan

Enige jaren geleden is onder andere naar aanleiding van de ernst van de milieuproblematiek waarmee

we in Nederland geconfronteerd zijn (en worden) het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' geïntroduceerd

in het regeringsbeleid en nationaal milieubeleid. De hoofddoelstelling van het milieubeheer, vastgelegd

in het Nationaal Milieubeleidsplan, is het instandhouden van het draagvermogen van het milieu ten

behoeve van een duurzame ontwikkeling [NMP, 1989]. N.B. De aanbevelingen uit het rapport 'Our

Common Future' van de commissie Brundtland zijn in het Nationaal Milieubeleidsplan verwerkt tot

doelstellingen. De definitie van duurzame ontwikkeling zoals deze wordt gebruikt in het nationaal

milieubeleid: 'duurzame ontwikkeling voldoet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee

voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te

voorzien' [NMP, 1989].

(20)

In het Nationaal Milieubeleidsplan worden drie uitgangspunten genoemd voor de verwezenlijking van een duurzame ontwikkeling, namelijk: sluiten van kringlopen, besparen van energie en bevorderen van kwaliteit boven kwantiteit. Voor de integrale aanpak om milieuproblemen in een periode van één generatie (20 a 25 jaar) op te lossen, zijn 8 (milieu)thema's geformuleerd, namelijk: Klimaatverandering, Verzuring, Vermesting, Verspreiding, Verwijdering, Verstoring, Verdroging en Verspilling. N.B. Daarnaast zijn voor duurzame ontwikkeling de in het Natuurbeleidsplan genoemde thema's van belang.

Na het verschijnen van het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) is in latere regeringsperioden het Nationaal Milieubeleidsplan-plus NMP(+) geschreven. De evaluatie van het NMP-plus en de derde nationale milieuver- kenning, uitgevoerd door het RIVM, heeft geresulteerd in het NMP2 (1993). Het NMP2 is getekend door het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), het ministerie van Economische Zaken (EZ), het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) en het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W). Realisering van 'duurzame ontwikkeling' is ook in het laatste NMP uitgangs- punt van het milieubeleid gebleven (de doelstellingen uit het eerste NMP blijven daarmee van kracht).

2.2.2 Duurzame ontwikkeling als doelstelling in het milieubeleid

In het NMP2 (1995-1998) wordt de strategie voor het milieubeleid, met als hoofddoelstelling duurzame ontwikkeling, voor de middellange termijn omschreven. Een tweede factor van belang voor het Nederlandse milieubeleid, en duurzame ontwikkeling in het bijzonder, is de uitvoering van Agenda 21 en de afspraken die zijn gemaakt door de verschillende regeringen van de landen aanwezig op de UNCED-wereldconferentie in Rio de Janeiro (Brazilië). Agenda 21 behandelt de mondiale verdelingsvraagstukken op de lange termijn en geeft de regeringen van landen, en dan met name geïndustrialiseerde landen, de opdracht op het nationaal niveau na te gaan hoe duurzame consumptiepatronen en produktieprocessen kunnen worden gerealiseerd.

Deze duurzame consumptie- en produktieprocessen zijn van belang aangezien sturing op de uitvoering van het milieubeleid niet voldoende zou zijn om een duurzame ontwikkeling te bereiken [NMP2, 1993]. Met name het aspect 'duurzaam produceren' uit het milieubeleid is van belang voor de Grond-, Weg- en Waterbouwsector (GWW) en Rijkswaterstaat, voor de realisatie en beheer van infrastructuur in Nederland.

Economie, technologie en cultuur ais gereedschappen voor duurzame ontwikkeling

Bij de uitvoering van het milieubeleid gaat het om de aanpassing van de economische activiteit in een meer duurzame richting. Hierbij worden de uitkomsten en de aanbevelingen van het studierapport 'Our Common Future' van de WCED-commissie (commissie Brundtland) gebruikt.

'Door economische doelmatigheid, technologische vernieuwing en veranderende voorkeur van consumenten moet economie en milieu steeds meer in eikaars verlengde liggen' [NMP2, 1993].

Toepassing van technologie kan een bijdrage leveren aan een beperking van dé milieubelasting. Dat een economische groei en een voortvarend milieubeleid toch samen kunnen gaan, blijkt onder andere uit een lange termijn studie van het centraal Planbureau [CPB, 1992]. In het NMP2 wordt verder gesteld dat economische groei en milieubeleid in gezamenlijkheid er voor kunnen zorgen dat grondstoffengebruik en energie-intensiteit verminderen, dat emissie van verontreinigende stoffen kan worden teruggedrongen en dat een vermindering van de hoeveelheid (gevaarlijke) afvalstoffen dat vrijkomt uit processen, kan worden bereikt. Middels integraal ketenbeheer kunnen duurzame produktiepatronen worden benaderd. Consumen- ten en producenten moeten in de besluitvorming rekening houden met milieu-effecten van hun handelen.

Bij integraal ketenbeheer is het van belang dat voorkomen wordt dat negatieve milieu-effecten worden afgewenteld door te streven naar het sluiten van stofkringlopen en besparing van energie.

Milieuzorgsysteem

Een instrument voor concretisering van duurzame ontwikkeling is het intern milieuzorgsysteem. In actie 152 van het Nationaal Milieubeleidsplan staat omschreven dat alle ministeries in 1990 een milieuzorgsysteem moeten opzetten. De definitie die het ministerie van VROM hanteert voor milieuzorgsysteem: 'Een samenhangend geheel van beleidsmatige, organisatorische en administratieve regelingen gericht op het op een systematische en samen-hangende wijze beheersen en waar mogelijk verminderen van de effecten van de bedrijfsvoering op het milieu' [Tweede Kamernotitie Bedrijfsinterne Milieuzorg, vergaderjaar 1988-1989].

(21)

Doelgroepen milieubeleid

In het NMP2 worden verschillende 'doelgroepen

1

onderscheiden waarvoor bepaalde taakstellingen, binnen de gestelde kaders en daaraan gekoppeld de themadoelstellingen, zijn geformuleerd. Het bereiken van deze themadoelstellingen wordt gezien als uitgangspunt voor het uit te voeren milieubeleid en het bereiken van de gewenste milieukwaliteit. Voor deze kaderstelling geldt dat deze themadoelstellingen zijn bereikt in overleg met de doelgroep, middels open plan proces. Een proces waarbij alle partijen een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van de themadoelstellingen voor de in het milieubeleid gekozen doelgroe- pen.

Eén van de doelgroepen uit het milieubeleid is de doelgroep bouw. Deze doelgroep staat centraal in deze paragraaf aangezien de CWW-sector en Rijkswaterstaat tot deze doelgroep behoort.

Milieuberaad Bouw

In het NMP2 is een actieprogramma opgenomen waarin actiepunten staan die zowel.van belang zijn voor de bouwsector (B&U-sector), als ook voor de GWW-sector. Het milieubeleid voor de bouw richt zich met name op ketenbeheer, de winning van grondstoffen, bouwfase, gebruiksfase en sloopfase van werken.

Aandachtspunten bij ketenbeheer zijn o.a. de vermindering van het energieverbruik en de kwaliteitsver- betering.

Vanuit het ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VRÖM) is veel aandacht besteed aan de B&U-sector (woningbouw en utiliteitsbouw). Voor deze sector is in 1990 het Milieuberaard Bouw (MMB) opgezet. In het kader van Milieuberaad Bouw (MBB) vindt centraal overleg plaats tussen de overheid, vakbeweging en het bedrijfsleven van de sector bouw. In het Milieuberaad zitten overheden, de ministeries van VROM, Verkeer en Waterstaat (V&W) en Economische Zaken (EZ), het Interprovinciaal- overleg (IPO) en de Nederlandse Vereniging van Gemeenten (VNG) en verder 21 andere organisaties (waaronder aannemers en belangenverenigingen) uit de bouw.

In het kader van het Milieuberaad Bouw zijn voor de Nederlandse bouwsector in de 'Beleidsverklaring Milieutaakstellingen Bouw (BMB)' 15 verschillende milieutaakstellingen geformuleerd (zie bijlage E). In deze milieubeleidverklaring staat omschreven dat er aandacht moet zijn voor hergebruik van bouw- en sloopafval, energiereductie en het zuiniger gebruiken van (bouw)grondstoffen. De realisatie van deze milieutaakstelling is de eigen verantwoordelijkheid van de doelgroep. Aandachtspunt voor duurzaam bouwen in de sector is de kwantificering van de milieutaakstellingen voor de doelgroep 'bouw'. In het begin van 1995 is een evaluatie naar de bereikte resultaten van deze beleidsverklaring uitgevoerd, om de taakstellingen en de beleidsverklaring te kunnen actualiseren. Met de actualisatie van de Beleidsverklaring Milieutaakstellingen Bouw 1995 (BMB '95) wordt uitvoering gegeven aan de in het Nationaal Milieubeleidsplan 2 en de BMB 95 opgenomen afspraak om een nieuw pakket van milieumaatregelen voor de middellange termijn (2000-2010) op gebied van duurzaam bouwen vast te stellen. De resultaten uit deze evaluatie zijn gebruikt voor het opstellen van het 'Plan van aanpak Duurzaam Bouwen, investeren in de toekomst' van het ministerie van VROM (1995).

Plan van aanpak Duurzaam Bouwen (VROM)

In september 1995 is het 'Plan van aanpak Duurzaam Bouwen, investeren in de toekomst' van het ministerie van VROM gepresenteerd. Het beleid in het plan van aanpak sluit aan op de beleidskaders van het NMP2, Vierde nota op de Ruimtelijke Ordening-Extra (VINEX), Vervolgnota Energiebesparing, Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen, Nota Volkshuisvesting in de jaren '90 en de Nota Produkt en Milieu. Het plan van aanpak heeft als hoofddoelstelling dat duurzaam bouwen uit de experimentele fase wordt gehaald en een 'standaard' wordt in de besluitvorming over inrichting en het gebruik van de gebouwde omgeving. Het plan van aanpak heeft een doorloopperiode van twee jaar [Nieuwsbrief Milieuberaad Bouw, 1995],

Doelstelling Plan van aanpak Duurzaam Bouwen (VROM): IDuurzaamheidsaspecten e e n sterkere (op t t . „ , . vaste) positie g e v e n in d e besluitvorming over de inrichting, beheer en gebruik van d e b e b o u w d e o m g e v i n g

In het 'Plan van aanpak Duurzaam Bouwen' zijn twaalf speerpunten (strategische actiepunten) gekozen die

langs de vier sporen uit het plan: harmoniseren, realiseren, consolideren en prepareren lopen. Op deze

speerpunten moet in een periode van circa twee jaar resultaten worden behaald. Voor de uitvoering en

begeleiding van deze acties is het ministerie van VROM verantwoordelijk.

(22)

Tabel 2.03; Speerpunten uit het Plan van aanpak Duurzaam Bouwen

1. Maatregelenpakket duurzaam bouwen 2. Algemeen informatiepunt duurzaam bouwen

i l ÉtfRey sêfeir****

3 3. Toepassing van duurzaam bouwen op VINEX-lokaties 4. Toepassing van duurzaam bouwen in de bestaande voorraad 5. Duurzaam bouwen en de rol van detailhandel en consumenten 6. Demonstratieprojecten en voorbeeldfunctie rijksoverheid

^ ^ S B ^ ^ ^

7. Duurzaam bouwen in bestemmingsplannen 8. Duurzaam bouwen in de bouwregelgeving 9. Fiscalisering

10. Duurzaam bouwen in onderwijs/leerlingbouwplaatsen 11. Ontwikkeling perspectief lange termijn

12. Milieumaten (beschikbaarheid betrouwbare milieugegevens van bouw- materialen middels Levenscyclusanalyse-methoden)

2.2.3 Visie op het begrip 'Duurzame Ontwikkeling'

In de loop der jaren is veel literatuur verschenen over het begrip 'Duurzame Ontwikkeling'. Duurzame ontwikkeling wordt veelal omschreven als een 'beheerste' economische ontwikkeling waarbij rekening gehouden moet worden met het aspect 'duurzaamheid'. De discussie over de tegenstellingen en integratie- mogelijkheden van milieu en economie staat hierbij in de meeste gevallen centraal. Milieu wordt vaak gezien als de kwaliteit van de omgeving en economie als de ontwikkelingen in de maatschappij en het gebruik van grondstoffen en hulpmiddelen. In dit hoofdstuk van de onderzoeksrapportage wordt niet gepoogd zoveel mogelijk informatie over het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' te verwerken, maar wordt beoogd de gedachtenontwikkeling op gebied van duurzame ontwikkeling dat van belang is voor de afstudeeropdracht bij de Dienst Weg- en Waterbouwkunde, te omschrijven. Hiervoor worden de antwoorden gezocht voor de onderzoeksvragen die aan het begin van het onderzoek in het onderzoeksplan zijn gesteld. Het betreffen vragen over de definitie van duurzame ontwikkeling, de uitgangspunten van duurzame ontwikkeling en verder het concretiseren van duurzame ontwikkeling middels instrumenten, om duurzame ontwikkeling als doelstelling te kunnen gebruiken in het werk, de activiteiten van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde. Voor deze paragraaf is gekozen voor de visie van de Sociaal Economische Raad (SER) en de vereniging Milieude- fensie. Mede omdat in deze twee visies een relatie wordt gelegd tussen duurzame ontwikkeling en de instrumenten om duurzame ontwikkeling te concretiseren. Het betreffen twee voorbeelden uit de stapel literatuur, gebruikt voor de opzet van de wijze waarop bij de DWW kan worden gewerkt aan de concretise- ring van duurzame ontwikkeling (zie ook paragraaf 4.3).

Visie SER over het rapport 'Our Common Future'

De visie van de SER op het rapport 'Our Common Future' is van belang aangezien deze invloed heeft gehad op het bepalen van een definitief regeringsstandpunt over het rapport van de WCED en de onderbouwing van het milieubeleid richting duurzame ontwikkeling, in het Nationaal Milieubeleidsplan.

De aanvulling die de SER geeft op de definitie van duurzame ontwikkeling, zoals deze is verwoord in het rapport 'Our Common Future': 'duurzame ontwikkeling is niet het bereiken van een statisch evenwicht, maar eerder een veranderingsproces waarin het gebruik van hulpbronnen, de bestemming van investeringen, de gerichtheid van technologische ontwikkeling en institutionele veranderingen worden afgestemd op zowel de huidige als de toekomstige behoeften' [SER, 1989]. De SER ziet duurzame ontwikkeling als duurzame economische groei, een ecologisch verantwoorde of inpasbare groei.

(23)

Milieuzorg

De SER acht het inschakelen van de werknemers bij het streven naar een duurzame ontwikkeling essentieel.

Een instrument hiervoor is het milieuzorgsysteem. De SER ziet in het milieuzorgsysteem een belangrijk instrument vanuit het 'vrijwillig beleid' voor de realisering van duurzame ontwikkeling in organisaties.

Werknemers kunnen binnen hun eigen organisatie nagaan in hoeverre de werkzaamheden verenigbaar zijn met duurzame ontwikkeling. De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling volgens de SER zijn verwoord in figuur 2.04.

Figuur 2.04; Uitgangspunten van duurzame ontwikkeling volgens de SER

Actieplan Nederland Duurzaam

Het 'Actieplan Nederland Duurzaam' is opgesteld door de vereniging Milieudefensie en is bedoeld als discussiestuk over de invulling van duurzame ontwikkeling in Nederland. De vereniging Milieudefensie geeft hierin aan dat er veel verwarring bestaat over het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' en verklaart deze verwarring door de verkeerde vertaling van het engelse woord 'Sustainable' in Duurzaam. Echter Sustainable betekent eigenlijk het vermogen om in stand te houden. Deze vertaling is dus niet hetzelfde als duurzaam.

Toch gebruikt ook Milieudefensie dezelfde definitie van Duurzame ontwikkeling als die in het nationaal milieubeleid is opgenomen, omdat deze te veel ingeburgerd is om nog een andere begrip of definitie te gebruiken voor een gewenste ontwikkeling 'sustainability'.

Milieudefensie omschrijft in haar actieplan dat de huidige manier om in onze behoefte te voorzien niet duurzaam is. De mens gebruikt te veel en te snel de grondstoffen en hulpstoffen die als voorraden op aarde kunnen worden aangetroffen, verder produceert de mens te veel afvalstoffen. We maken te veel gebruik van onze eindige ruimte. Dit geldt met name voor rijke westerse landen. Een kwart van de bevolking van de aarde in deze rijke westerse landen verbruikt 3/4 van de jaarlijks verhandelde grondstoffen en energie [Vereniging Milieudefensie, 1990].

De vereniging Milieudefensie hanteert het begrip milieugebruiksruimte(*) om aan te geven wat zij verstaat onder duurzame ontwikkeling. Milieugebruiksruimte kan worden gedefinieerd als de ruimte om allerlei essentiële componenten van het milieu te gebruiken. Om te bepalen of de wijze van produceren/consume- ren van een land spoort met duurzame ontwikkeling kan het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de vervuiling van dat land worden vergeleken met de milieugebruiksruimte dat dat land toekomt (zie figuur 2.05).

(*) Het begrip Milieugebruiksruimte is in Nederland door de Professor H. Opschoor van de RMNO geïntroduceerd.

Voor de milieugebruiksruimte is van belang: 'de hoeveelheden van hulpbronnen die wereldwijd beschikbaar zijn die worden verkregen op een wijze die ook in de toekomst houdbaar is.' De beschikbare ruimte zou beperkt zijn, maar kan per component groter worden door nieuwe vondsten van bijvoorbeeld olie, gas en ertsen, maar ook kleiner door erosie en aantasting door verontreiniging of vernietiging.

(24)

Figuur 2.05; Milieugebruiksruimte

SWiliëü^ëbmiksruimtëj^öpr^lkësüyèfeli svarïücrniliardlrnenserlinéetïiaarJiOIJ

De milieugebruiksruimte is door Milieudefensie globaal berekend voor essentiële hulpbronnen, namelijk:

energie, (zoet) water, (niet vernieuwbare) grondstoffen en landbouwgrond. Door Milieudefensie is geen gebruiksruimte gedefinieerd voor de natuurlijke omgeving, planten en genetische variëteit. De voornaamste reden hiervoor is gebrek aan kennis over deze onderwerpen. Het Wereld Natuur Fonds hanteert volgens Milieudefensie een minimale gebruiksruimte voor natuur van 10% en een bufferzone van 10% in wereld- oppervlakte. Voor de milieugebruiksruimte per inwoner van de aarde wordt door Milieudefensie gekeken naar de situatie in het jaar 2010. Milieudefensie geeft hiervoor als reden dat er voldoende zicht moet zijn op de mogelijke technologische en maatschappelijke veranderingen. En verder dat alle milieuproblemen in een periode van één generatie opgelost moeten (kunnen) worden.

2.3 Duurzame ontwikkeling bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat

In deze paragraaf staat de volgende vraag centraal: 'Hoe wordt binnen het ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat omgegaan met duurzame ontwikkeling?1 Het antwoord op deze vraag is verkregen door literatuurstudie (doorlezen van beleidsnota's en onderzoeks- rapporten), een inventarisatie van de activiteiten van de Strategiegroep Duurzame Ontwikkeling (SDO) en de Coördinatiegroep Duurzame Ontwikkeling (CDO) en een interview met mevrouw drs. E. Meijers van de Hoofddirectie van de Waterstaat, Afdeling Facet en Strategie. Het antwoord op deze vraag is onder andere van belang om de betekenis van duurzame ontwikkeling te weten voor de organisatie van Verkeer en Waterstaat, en verder om te bepalen of de activiteiten met betrekking tot duurzame ontwikkeling bij het ministerie van invloed zijn op de uitvoering van de activiteiten van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde. (In bijlage D staat het organogram van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat en de Dienst Weg- en Waterbouwkunde.)

2.3.1 Inleiding

Middels het instemmen met de motie Boers-Wijnsberg (TK, commissievergadering 20-06-1989) betreffende de uitvoering van duurzame ontwikkeling bij alle ministeries heeft de Tweede Kamer destijds uitgesproken dat de verschillende ministeries voor hun taken moeten uitwerken hoe zij met het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' om kunnen en willen gaan. In de beleidsontwikkeling en de uitvoering van de taken van.de ministeries moet aandacht worden besteed aan de invulling van het concept van duurzame ontwikkeling.

Verkeer en Waterstaat heeft deze taak opgevat als integratie van de tegenstellingen als 'economie-ecologie' en 'lange en korte termijn'. Hierbij zal meer dan voorheen aandacht worden besteed aan sociale en milieu- aspecten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zeng et al, (2015 in Jiang et al., 2016) voegen hier aan toe: “Infrastructure projects require more investment, consume more public resources and have more profound impacts on

In het onderzoek kwam naar voren dat de structuur van het KRW-programma niet overeenkomt met de verwachtingen en wensen van de opdrachtgever doordat de formele lijnen anders lopen.

In dit afstudeeronderzoek is onderzocht of het toepassen van eenvoudige berekeningen voor het kwantificeren van effecten van infrastructurele werken in de verkenningsfase

This article reports on pertinent findings from a study which set out to determine South African students’ career choice intentions and entrepreneurship behaviours as well as their

Dit systeem wordt, in samenhang met alle voorgaande ontwikkelingen in beheer en onderhoud, beschreven in de rapportage “Rationeel Beheer en onderhoud: geschiedenis, heden en

Hoe deze punten door Pijl Salland Twente (PST) zijn opgepakt en hoe de uitvoering ten opzichte van deze punten ging, met betrekking tot de kabels en leidingen

SDJYDQ 5,90UDSSRUW *H]RQGKHLGVHIIHFWHQHQGH(8QRUPVWHOOLQJHQYRRU12  9HUZDFKWNDQZRUGHQGDWGRRUODQJGXULJHEORRWVWHOOLQJDDQ12  HQDDQPHW12 

Voor een juiste deelvraag geldt dat deze moet bijdragen aan de beantwoording van de hoofdvraag. Een verklarende deelvraag