• No results found

Gedichtbespreking Nederlands Martinus Nijhoff

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Gedichtbespreking Nederlands Martinus Nijhoff"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gedichtbespreking Nederlands Martinus Nijhoff

Gedichtbespreking door een scholier 3e klas vwo

2529 woorden 22 jaar geleden

5,4

61 keer beoordeeld

Vak Nederlands

Inleiding

Dit werkstuk gaat over Martinus Nijhoff. Martinus Nijhoff is een schrijver die geboren is in de vorige eeuw.

In 1894 om precies te zijn en hij is overleden in 1953. In de tijd daartussen is Martinus Nijhoff een

gerespecteerd mens geworden. Dat blijkt wel door dat hij in 1953 de Constantijn Huygensprijs kreeg en er is zelfs ook nog een prijs naar Martinus Nijhoff genoemd; de Martinus Nijhoffprijs. Er is ook een brug naar Martinus Nijhoff genoemd: de Martinus Nijhoffbrug te Zaltbommel, gebouwd in 1996.

In zijn leven heeft Nijhoff 4 gedichtenbundels geschreven. Elk van die bundels behoort tot het beste dat er in de Nederlandse poëzie verschenen is. Na De Wandelaar in 1916 schrijft Nijhoff in de bundel Vormen (1924) over de leegheid van het bestaan van de moderne mens. Daarna kwam Nijhoff met de bundel Nieuwe Gedichten waarin Nijhoff steeds meer ging schrijven in het gewone woord. Door sommige literaire critici wordt de schrijfwijze van deze bundel omschreven als “een bijna spreken”. Als laatste dichtwerk schrijft Nijhoff het lange, afzonderlijk uitgegeven gedicht Het uur U.

In dit werkstuk komen een aantal dingen aan bod. We behandelen 5 gedichten uit verschillende bundels van Nijhoff. Twee van de 5 gedichten die aan bod komen zijn ‘Zondagmorgen’ uit de bundel Lees maar, er staat niet wat er staat en het andere gedicht is ‘Impasse’, afkomstig uit de bundel Nieuwe Gedichten. Ook staat er in dit werkstuk een overzicht van het leven van Martinus Nijhoff en achtergrondinformatie over de familie van Nijhoff.

Over Martinus Nijhoff

Martinus Nijhoff is geboren op 20 April 1894 in ‘s-Gravenhage en gestorven op 26 januari 1953 in ‘s- Gravenhage. Hij heeft rechten in Amsterdam gestudeerd en daarna heeft hij, op oudere leeftijd, ook nog Nederlands gestudeerd in Utrecht. Nijhoff heeft heel veel verschillende functies gehad naast het dichten.

Een greep uit de functies: hij is redacteur van De Gids geweest tussen 1926 en 1933, hij werkte bij NRC Handelsblad als literair criticus en is een medeoprichter van het literaire blad Maatstaf in 1953. In

hetzelfde jaar (1953) kreeg Nijhoff de Constantijn Huygensprijs. Er is ook een speciale prijs vernoemd naar Martinus Nijhoff; namelijk de Martinus Nijhoffprijs.

Martinus Nijhoff kwam uit een familie van boekhandelaars, uitgevers en bibliografen. Zijn vader werkte in

(2)

het familiebedrijf dat door de grootvader van Nijhoff was opgericht. Voor deze firma was vooral de exploitatie van regeringspublicaties, de uitgaven van wetenschappelijke genootschappen en de

verspreiding van Nederlandse wetenschappelijke werken naar het buitenland. Nijhoff’s moeder werkte als vrijwilligster in het Leger des Heils. Nijhoff heeft erg weinig werken geschreven. Vier namelijk: De

Wandelaar (1916), Vormen (1924), Nieuwe Gedichten (1934) en Het uur U (1942). Het opvallende is dat alle vier werken behoren tot de top van de Nederlandse poëzie. Daarna zijn er nog andere werken verschenen, maar dat zijn verzamelbundels die gedichten uit verschillende andere bundels bevatten. Een voorbeeld daarvan is Lees maar, er staat niet wat er staat (Uitgeverij Bakker, Amsterdam, 1979). In deze bundel staan naast gedichten uit al bestaande bundels, ook nog nooit eerder gepubliceerde gedichten.

Het is heel moeilijk om Martinus Nijhoff in een bepaalde stroming in te delen. In zijn werk is duidelijk te merken dat er invloeden van een aantal stromingen zijn geweest. Dat merk je doordat er in een bundel verschillende eigenschappen zijn en die eigenschappen zijn van verschillende stromingen.

Wat wel opvalt in de alle bundels is dat hij probeert zeer ingewikkelde levensverhoudingen probeert uit te leggen in een zo makkelijk mogelijke taal. Dit heeft hij waarschijnlijk gedaan om zijn gedichten voor alle lagen van de bevolking bereikbaar te maken. Dat is alleen nu niet meer zo van toepassing, maar in de tijd dat de bundels gescheven werden was dat zeker wel zo. Nijhoff schrijft zijn gedichten vaak met een vast patroon. De gedichten hebben vaak 4 strofes, de eerste twee strofes bestaan vaak uit 4 regels en de laatste twee strofes bestaan vaak uit een regel minder. De onderwerpen van de gedichten van Nijhoff gaan vaak over dezelfde onderwerpen. De volgende onderwerpen komen vaak voor; het verlangen, godsdienst, met liefde en eerbied terugzien op zijn moeder. Dit zijn dus de vaak voorkomende bouwstenen van de gedichten van Nijhoff; de motieven.

Adieu

Droom dan tenminste dat wij nimmer scheidden, Wij droomden het zo vaak, kind, naast elkaar. Nu kuste ik, toen je sliep, voor ‘t laatst den zijden >

Geurenden overvloed van je wild haar. Ik nam mijn vedel, liet me ‘t raam

uitglijden, Sloop door den boomgaard, telkens omziend naar > Het venster, open in den klimop, waar > Jij met een glimlach droomt dat wij nooit scheiden.

Droom dan, als in het sprookje, honderd jaar: Droom dat je met mij zwierf en met me bij de > Herbergen speelde en dansen begeleidde- Adieu. Wellicht maakt ginds een tovenaar > Een blonden prins van dezen vedelaar > Wiens kus je wekt, en zijn wij nooit gescheiden. Uit: Vormen, 7de druk, 1976

Bespreking “Adieu”

Het gedicht ‘Adieu’ heeft geen metrum. In de eerste strofe is er sprake van gekruist rijm en in de tweede strofe van omarmend rijm. In de eerste twee strofe zit er vrouwelijk en mannelijk eindrijm door elkaar zonder een vast patroon. Bij de laatste twee strofen loopt het rijm door alle twee de strofen heen: jaar- tovenaar-vedelaar en begeleidde- gescheiden. De alliteratie in de eerste strofe is nimmer-nooit-nu. In de

(3)

tweede strofe is het nam- naar-nooit en de alliteratie in de derde strofe is sprookje-speelde. In de vierde strofe zit er geen alliteratie. In het gedicht is er ook assonantie in de eerste strofe is dat naast-laatst-haar en bij de tweede strofe is dat boomgaard-naar-waar. De assonantie in de derde strofe is droom- sprookje- droom en in de laatste strofe is de assonantie maakt-tovenaar-vedelaar. Er is een enjambement in de eerste strofe bij de derde en vierde regel, in de tweede strofe bij de tweede en derde regel en bij de derde en vierde regel, in de derde strofe bij de tweede en derde regel en in de vierde strofe bij de eerste en

tweede regel en bij de tweede en derde regel (zie gedicht). Het onderwerp van dit gedicht is afscheid en de hoofdgedachte is afscheid nemen van iemand die weg is gegaan. Dat weggaan kun je volgens ons op twee manieren bekijken of er is iemand vertrokken of er is iemand dood gegaan. Wij vonden het een mooi gedicht omdat het ons opviel toen we het boekje waar het in stond open deden en wij vonden ook dat als je het gedicht leest dat je de situatie eigenlijk kon voelen.

Holland

Boven mijn hoofd hebt gij uw lucht gebreid Een hemel , rijk van zon en wijd van wind Terwijl ik juichend door de ruimten schrijd, Of aan uw borst lig als een drinkend kind. Rood van verlangen, bonzende van vragen, Ging weer een stuwen door mijn bloed, als breede > Dorpen aan uwe glanzende einders lagen, En slooten weiden in figuren sneden. Het avondlicht zinkt door de vensters binnen De bruine meubels denken aan elkaar, Een stervend woord wil overal beginnen- ‘t Eenvoudig leven Gods is diep en klaar: Een man in blauwen kiel en een vrouw in een > Geruiten rok en witten boezelaar. Uit: Lees maar, er staat niet wat er staat, 8e druk, 1979

Bespreking “Holland”

Het metrum van het gedicht ‘Holland’ is jambe (zie gedicht). Het gedicht is helemaal geschreven in gekruist rijm. In de eerste strofe is er een mannelijk eindrijm: wind- kind. In de tweede strofe is het

vrouwelijk eindrijm: vragen-lagen. De laatste twee strofen hebben met rijm met elkaar te maken: elkaar- klaar-boezelaar. Er is alleen in de eerste strofe sprake van een alliteratie: wijd van wind. Dan heb je de assonantie, die zit in de eerste strofe bij gebreid-wijd-schrijd en in de tweede strofe is dat bij rood-slooten.

Er zit geen enjambement in de eerste strofe maar wel in de tweede strofe bij de tweede en derde regel. En dan zit er ook nog een enjambement bij de vierde strofe bij tweede en derde regel (zie gedicht). Het onderwerp van het gedicht is Holland en de hoofdgedachte is Holland is een geweldig land. Ons oordeel over het gedicht is het volgende: wij vonden het een mooi gedicht al was het soms moeilijk om te lezen en te begrijpen wat er nou eigenlijk stond dan moest je even nadenken hoe de schrijver (M. Nijhoff) dat bedoeld zou hebben.

Liedje

Er staat in mijn hart een boompje gegroeid, De wortels zijn bloedig rood, Maar de bloesems zijn, als het boompje bloeit Sneeuwwit langs de tengere loot

‘s Nachts droom ik van vogels en laaiend vuur En hoor verward gekras, Maar een

(4)

lied rijst in het morgenuur, Als een feniks uit as. En van de liefde verbleekt het rood > Tot de smetteloosheid van het kind- Er is een zuiverheid van den dood > Die reeds in het leven begint. Uit: Vormen, 7e druk, 1976

Bespreking “Liedje”

Het gedicht ‘Liedje’ heeft als metrum jambe (zie gedicht). Het gedicht heeft een gekruist rijmschema met in de eerste strofe mannelijk eindrijm: rood-loot en gegroeid-bloeit. In de tweede strofe zit ook een mannelijk eindrijm: gekras-as en vuur-morgenuur. Net zoals in de eerste twee strofe heeft ook de derde strofe een mannelijk eindrijm: rood-dood en kind-begint.

Er komt alliteratie voor in alle drie de strofe en in de eerste strofe is dat boompje- bloedig-boompje, in de tweede vogels-vuur-verward, en in de derde en laatste strofe is dat liefde-leven en de-den-die. Dan krijgen we nu de assonantie en die zit alleen in de eerste strofe bij bloedig-bloe- sems en bij staat-maar. In de eerste twee strofes zitten geen enjambementen, maar in derde strofe zit er een enjambement bij de eerste en tweede regel en bij de derde en vierde regel.

Als onderwerp hadden wij verliefdheid gevonden, dat hadden wij uit de derde en vierde regel van de eerste strofe . En als hoofdgedachte dachten wij de gevoelens die bij verliefdheid weer naar boven komen.

Wij hadden dit gedicht gekozen omdat het maar drie strofes bevat en de meeste gedichten van Martinus Nijhoff hebben vier strofes. Wij waren dus benieuwd of dit gedicht ook zou verschillen in inhoud.

Impasse

Wij stonden in de keuken, zij en ik. Ik dacht al dagen lang: vraag het vandaag. Maar omdat ik mij schaamde voor mijn vraag > wachtte ik het

onbewaakte ogenblik. Maar nu, haar bezig ziend in haar bedrijf, en de kans hebbend die ik hebben wou > dat zij onvoorbereid antwoorden zou, vroeg ik:

waarover wil je dat ik schrijf? Juist vangt de fluitketel te fluiten aan, haar hullend in een wolk die opwaarts schiet > naar glycine door het tuimelraam.

Dan antwoord zij, terwijl zij langzaam > druppelend water op de koffie giet >

en zich de geur verbreid: ik weet het niet. Uit: Nieuwe Gedichten, 1e druk, 1934

Bespreking “Impasse”

Het gedicht ‘Impasse’ heeft als mertum jambe (zie gedicht). Er is een antimetrie bij schaamde in de eerste strofe, bij glycine in de derde strofe en bij druppelend in de vierde strofe. De antimetrie bij schaamde heeft Nijhoff waarschijnlijk gedaan om dat woord eruit te laten schieten.

Het rijmschema is omarmend (ABBA) bij de eerste twee strofes, maar in de derde strofe is het ABA en bij de

(5)

vierde strofe is het ABB. In dit gedicht is er niet echt een duidelijke eindrijm te vinden. Er is mannelijk en vrouwelijk eindrijm door elkaar. Er is dit gedicht alliteratie, namelijk bij dacht-dagen in de eerste strofe en bij hebbend-hebben in de tweede strofe. De assonantie is erg moeilijk te vinden in dit gedicht en is allen bij schaamde-onbe- waakte in de eerste strofe.

Het onderwerp van dit gedicht is onzekerheid en het overkoepelend thema is de liefde. Als hoofdgedachte hebben wij gevonden dat de ikfiguur bang is om zijn liefde te uitten aan zijn geheime liefde.

Onze mening: We vinden het een grappig gedicht, omdat de ikfiguur wel héél erg onzeker is. Hij doet de hele tijd van: wel doen, niet doen, wel doen, niet doen, enz. Dat vinden wij leuk aan dit gedicht. Daarom hebben we dit gedicht ook gekozen.

Zondagmorgen

In ‘t stille bleke water drijven booten, Zij wachten in de oneindigheid der grijze > Rivier, maar in hun buik zwelt zwaar het grote > Verlangen naar den horizon te reizen. Ver, in een dorp, begon een klok te luiden, Een carillon- lied uit den toren kwam - Een warme wind gaat waaien uit het zuiden En ginder rijst het parallellogram > Der ophaalbrug - De klokken luiden, luiden. voor E.L. Uit: Lees maar, er staat niet wat er staat, 8e druk, 1979 (Deze bundel bevat gedichten uit: “De wandelaar” (1916), “Vormen” (1927), “Nieuwe

gedichten” (1934), “Het uur U” (1942), “Pierrot aan de lantaarn” (1919) en

“Een idylle” (1942)) Dit gedicht komt oorspronkelijk uit de bundel De Wandelaar.

Bespreking “Zondagmorgen”

Het metrum is jambe (zie gedicht) en er is antimetrie bij: oneindigheid in de eerste strofe. Dat heeft Nijhoff waarschijnlijk gedaan om op oneindigheid de nadruk te leggen, verlangen is namelijk oneindig en dat probeert Nijhoff ook duidelijk te maken in dit gedicht.

Het rijmschema is gekruist (ABAB), maar in de tweede strofe is dat weer anders. Daar is het rijmschema ABABA. De eindrijm is vrouwelijk. Bijvoorbeeld bij booten-grote en bij luiden-zuiden. Er is ook alliteratie. Die hebben wij gevonden bij zwelt-zwaar, water-wachten en bij luiden-luiden. We hebben in dit gedicht geen assonantie kunnen vinden.

Het onderwerp van het gedicht ‘Zondagmorgen’ is verlangen en als overkoepelend thema hebben wij ook verlangen gevonden. De hoofdgedachte van het gedicht is dat mensen steeds meer naar het onbereikbare verlangen.

Onze mening: We vinden het een leuk gedicht, omdat het erg realistisch is. Mensen willen tegenwoordig alleen maar meer. Dat wordt duidelijk gezegd in dit gedicht van Martinus Nijhoff.

(6)

Eindoordeel Martinus Nijhoff

De gedichten van Martinus Nijhoff komen bijna allemaal uit een andere stroming en Martinus Nijhoff heeft zelf dan ook niet echt een eigen stroming. Want in zijn gedichten bundels zijn kenmerken van verschillende stromingen te ontdekken. Teveel om hier op te gaan noemen.

Martinus Nijhoff heeft in zijn gedichten verschillende motieven verwerkt bijvoorbeeld in het gedicht

‘Johannes’ is de bouwsteen godsdienst, en in het gedicht ‘de jongen’ is de bouwsteen terug verlangen naar ongerept kind zijn. Deze twee bouwstenen komen veel in zijn gedichten voor. Hij heeft nog wel meer bouwstenen voor zijn gedichten maar dat zijn er een heleboel.

De gedichten van Martinus Nijhoff vonden wij mooi. Het beste vonden wij dat de gedichten makkelijk te begrijpen waren, zonder dat je wat van Martinus Nijhoff moest weten. Dat was slim van Nijhoff, omdat in zijn tijd er nog echte ‘lagen’ in de bevolking waren en door zijn manier van schrijven de gedichten door iedereen begrepen konden worden. Het opvallendste hieraan was dat Nijhoff ook schreef over moeilijke, ingewikkelde verhoudingen, maar bleef die uitleggen in een taal die voor iedereen te begrijpen is. Aan het eind wisten we dus zoveel over de schrijver, dat we zijn gedichten zelfs mooi gingen vinden. Daarom waren we het erover eens dat Martinus Nijhoff, ondanks dat hij 100 jaar geleden leefde, nog mooie gedichten schreef over eigentijdse onderwerpen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In sociale situaties horen ze wel vaker andere talen naast Nederlands, zoals Arabisch, Turks, Frans, Fries en Engels, en ook talen die ze niet herkennen, maar in alle gevallen

En als het om woningen voor mensen met een beperking gaat, komen daar vaak nog de (ouders van) toekomstige bewoners en verschillende zorg- en begeleidingsorganisaties

‘Ik vind die boom zo veel architectonische kwa- liteiten hebben en tegelijkertijd zo goed kunnen in de stad, dat ik niet begrijp dat hij zo weinig wordt toegepast’, zegt Frans van

Mijn hoofd lag aan je borst, en van mijn tranen Waren je handen nat, maar wat je aan een Kind geven moet, dat bij je komt en schreit, Wist je niet - Moeder moest je zijn: je had

Dit betekent dat de budgetten voor uitgaven sociaal domein gelijk zijn gehouden aan de uitkering die van het Rijk wordt ontvangen.. Bij het opstellen van de begroting 2017 (medio

Charles Ducal presenteert een aantal stellingen over het lezen en interpreteren van poëzie in de klas zoals hij die heeft uitgewerkt in het Gedichtendagessay 2010.. Zijn uitgangspunt

Door den Besident werd de inkas- storting van de den hoofden toekomende ambtelijke inkomsten ver- boden ; daartoe behooren de rapatboeten, wang walesan en koelie

De activiteiten die WaBo tijdens de lockdown specifiek voor gezinnen ontwikkelde, bereikten onvoldoende die doelgroep tijdens de zomer. • Samenwerking: N22, Sportdienst